Licht en Schaduw,
Rubriek voor Dames.
FEUILLETON.
Dameshoeden en hoofdpijn
Een geneesheer heeft onlangs oen
brief openbaar gemaakt, waarin hij
mededeelde, dat zijne hulp door ver
scheidene gehuwde dames was inge
roepen. die klaagden over een' eigen
aardig. lastig soort van hoofdpijn,
waaraan zij sedert eeni"en tijd waren
gaan lijden.
De echtgenooten van bijna al deze
dames vertelden hem, dat zij nog nooit
hunne vrouwen zoo onaangenaam en
snibbig hadden gevonden: alles scheen
haar te ergeren, vooral wanneer zij
haar hoed op hadden.
Toen de dokter vroeg deze hoeden
dan eens te mogen zien, bevond hij.
dat zij allen ongeveer aan elkander
gelijk waren: groote gevaarten van
stroo, met massa's bloemen en linten,
die er ware torens van maakten. Het
gewicht daarvan was t" zwaar voor
den teederen schedel van eene vrouw;
maar het ergst van alles was de
zorg. waarmede de dames zulk een
ding op haar hoofd in evenwicht
moesten zien te houden.
handen tot zijn nut hebben, in plaats
van één.
Voorbeelden hebben aangetoond, dat
men zelfS*op volwassen leeftijd kan
leeren de linkerhand te gebruiken tot
al datgene, waartoe de rechter wordt
gebezigd. Met eenige oefening kan men
de linkerhand er toe brengen, pen of
teekenstift te voeren. Een onderwijs
inrichting. waar die oefening geleid
wordt, kan zeer veel nut slichten.
De linkerhand.
In Duitschland is eene inrichting
gevestigd om met de linkerhand te lee
ren schrijven, stenographeeren. teeke
nen. enz. Voor zoover wij weten, be
stond een dergelijke inrichting tot dus
ver nog nergens. En evenwel valt het
nut daarvan moeielijk te- ontkennen.
Do natuur heeft ons toegerust met
twee handen, die beiden gelijke vin
gers hebben, gelijk vermogen om vast
te houden, om te wenken en te leiden,
om toe te grijpen en af te wenden, en
die dus blijkbaar door de natuur tot
gelijk doel bestemd zijn, namelijk om
beiden al datgene te doen. wat wij
thans door ééne hand laten verrichten
Het is een groot gebrek in de opvoe-
di' dat wij hei kind leeren slechts
één hand te oefenen en dat wij de
krachten der andere hand nagenoeg
geheel ongebruikt laten.
Eene fout trouwens, die door alle
eeuwen heen bij alle volken begaan
wordt.
Zoolang de mensch gezond en nor
maal is, valt. het zoo erg niet in het
oo'. hoe stiefmoederlijk de linkerhand
behandeld wordt, maar als er een on
geluk gebeurt, waardoor de rechter
hand tijdelijk of voor goed onbruik
baar wordt blijkt het op de treurigste
wijze, hoe verkeerd' wij. gedaan heb
ben met een der gewichtigste organen
van ons lichaam aldus te verwaarloo-
zen. Er kunnen gevallen ontstaan,
waarin door de onbruikbaarheid der
rechterhand de beroepskeus op de'
grootste moeielijkheden stuit, of waar
men voor de werkzaamheden die
men in zijn beroep te verrichten heeft,
plotseling geheel ongeschikt wordt.
Hoeveel zorgen zouden aan menige ou
ders gespaard zijn gebleven, wanneer
z>': van den beginne af hunne kinderen
het gebruilc van beidé handen hadden
geleerd en gezorgd hadden, dat beide
handen "elijkelijk geoefend werden!
Maar wie denkt, daaraan? Als in zoo
vele gevallen, volrt men eenvoudig ge
dachteloos eene gewoonte, zonder zich
ooit af te vragen, of diie gewoonte goed
is. De fout bij het grootbrengen van
het kind begint hiermede, dat men het
leert de rechterhand als het mooie
handje" te beschouwen en de linker
hand als ,,de leelijke".
..Neen, geef tante het mooie handje",
heet het gewoonlijk. Moet het kindje
met de leelijke hand kushandjes ge
ven? Moet je met, het linkerhandje je
vorkje vasthouden? En zoo meer. Stel
selmatig wordt het kind geleerd de lin
kerhand ongebruikt te laten, in het
gebruik van dip hand iets onhebbe
lijks te zieil.
De kracht van een lichaamsdeel, eeir
orgaan, dat niet geregeld geoefend
wordt, komt niet tot ontwikkeling En
zoo wordt dan ook de linkerhand on
machtig om iets te doen Dat behoeft
echter niet te zijn. Jong gewend, oud
gedaan. Leert men het kind de linker
hand evengoed te gebruiken als de
rechter, dan zal het in beide handen
kracht krijgen en het zal later twee
Buikspreken.
Buikspreken is niet cle kunst om
zijn natuurlijke stem te modifiee-
ren. maar om tonen voort te bren
gen, die op woorden gelijken door
middel van vibraties der luehtbuis-
spleet, d. i. het nauwste gedeelte
van den larynx, op het oogenblik,
waarop de lucht bij de ademhaling
het lichaam verlaat. In dien zin
heeft de geleerde Beclard het ver
schijnsel uitgelegd.
De meer of minder ontwikkelde
eigenschap om wijzigingen in den
toon der stem aan te brengen,
hangt af van de buigzaamheid en
de rekbaarheid van het k raak bee-
nig gedeelte van den larynx en de
longpijp. Niemand is buikspreker
van geboorteer is integendeel een
langdurige en zeer lastige oefening
voor noodig om eenige bekwaam
heid in de kunst van buikspreken
te verkrijgen.
wordt door een beambte in de keuken
uitgevoerd. Verlangt bijvoorbeeld een
gezin, dat uit vier personen bestaat,
tomatenpurée, roastbeef. aardappelen,
pudding met, vla. kaas en, koffie, dan
zijn daartoe zes pannen noodig. liet
eten wordt vlug in de witte, zindelij
ke, gewarmde pannen gedaan, die
snel gesloten worden, opdat, geen danm
ontsnapt, en in een stellage geplaatst,
die weder in de blikken bus past, op
welker bodem zich de warmtehouder
bevindt. Het geheel wordt met eeu
vastsluitend deksel verzekerd.
Het afwasschen der schotels en pan
nen is dus de eenige arbeid, waarvoor
de huisvrouw met betrekking tot het
middagmaal heeft te zorgen.
Coöperatieve huishouding
Het probleem der coöperatieve huis
huishouding schijnt voor de eerste
maal opgelost te zijn en wel te New-
haven, in den Amerikaanse hen staal
Connecticut. De coöperatieve vereeni
ging omvat 100 gezinnen em noemt
zich „Vereen, voor voeding." Stichter
en voorzitter der vereeniging is rar.
Samuel Street-, eigenaar van eenige
korenmolens. Een dame, die hem vroeg
naar de aanleiding tot de oprichting
van de vereeniging, antwoordde hij:
..Ik kwam op de gedachte, toen mij
de groote stijging in prijs van de le
vensmiddelen opviel, die door den tus-
schenhandel wordt veroorzaakt. Daar
bij komt de verspilling als honderden
afzonderlijke vuren branden, om hon
derd maaltijden te koken, terwijl al
dat eten op één vuur toebereid kan
worden. Honderd keukenmeiden moe
ten werken, waar het voldoende is, dat
zes hetzelfde werk verrichten, wanneer
het gemeenschappelijk gedaan wordi,
nog hiervan afgezien, dat de huisvrouw
duizenderlei ergernissen schadepost
jes door haar keukenmeid heeft, wan
neer deze niet goed of te verspillend
kookt."
Een aantal huisvrouwen, die lid zijn
van de vereeniging hebben nu de keu
kenmeiden afgeschaft, omdat zij daar
door veel besparen. Den overigen ar
beid in de huishouding bezorgen zij al
leen.
De vereeniging koopt steeds in het
groot, zooveel mogelijk van de produ
centen zelf, daarom kunnen de prijzen
der eetwaren zoo goedkoop mogelijk
berekend worden. De wagens der ver
eeniging, die de maaltijden afleveren,
houden voor voorname huizen stil.
maar ook voor eenvoudige woningen,
voor kantoren en winkels.
Op de plaats, waar de maaltijden
worden ingepakt, staan honderden
blikken bussen hoog opgestapeld. De
bussen hebben dubbele wanden en in
iedere bus bevindt zich een warmte-
houder. Vóór de verdeeling of de ver
zending van de maaltijden begint,
worden de warmtehouders in den oven
gedaan, opdai rij genoeg warmte zul
len opnemen, om een maaltijd even
warm te houden, als een kok hem op
een fornuis warm houdt. In een voor
raadkamer bevinden zich duizenden
geëmailleerde pannen, dig speciaal
voor de vereeniging worden vervaar
digd. De pannen hebben rechte buiten
wanden en platte deksels, die precies
passen. Voor kleine porties zijn de
pannen oixgeveer drie of vier duim
hoog, voor grootere porties naar even
redigheid hooger. Iedere bestelling
Kinderen zijn over 't algemeen maar
niet tevreden met een kort ja of neen
op hunne tallooz» vragen, maar wil
len graag op de hoogte komen van 't
hoe en waarom. Hoe lastig moeders,
opvoedsters of opvoeders die vragen
ook dikwijls zijn. zij moeten zich daai-
op toch verheugen, zij getuigen van
een begeerte naar kennis die het beste
doet vernachten. Het volgende gesprek
luisterde ik eens af tusschen moeder
en Jantje.
Moeder, mag ik die andijvie laten
staan, Jantje houdt er niet van."
„Neen Jan. je moet ze opeten."
..Ik houd veel meer van appelmoes
en Piet en Annie en Kees ook, waarom
eten wij niet altijd appelmoes?"
..Dat is niet lekker, we moeten nu
eens dit dan weer dat eten. dan gaat
het ons niet tegenstaan."
Jan zwijgt met een gezicht van: „ik
begrijp niets van die grootemenschen
wijsheid, appelmoes is altijd lekker
en andijvie n o o i t en dat. vinden Piet
en Annie en Kees ook. Moeder is on
voldaan over haar antwoorden, zij
heeft wel gemerkt, dat het haar slim-
men bengel niet bevredigde.
Een anderen keer zijn moeder en
Jantje samen aan 't wandelen. Jan
loopt met een zelfbewust gezicht rond
te kijken, hij heeft een nieuwe jas aan.
„Moeder, die jas zal heel wat geld
gekost hebben, ze is mooi."
„Ja, je moet er maar heel netjes i-p
zijn."
„Hoe komt u aan dat geld."
„Dat krijg ik van vader als vader
niet zoo hard voor je werkte, zou jij
niet zoo'n mooie jas kunnen krijgen.'
Jan zwijgt vol eerbied voor vader.
Een oogenblik laten komen zij een
schamel gekleed jongentje tegen. Jan
wijst hem in zijn onschuld met de vin
ger na en zegt: „Die joixgen heeft ze
ker een stouten, luien vader."
Moeder is verlegen, wat eene ver
keerde uitwerking van haar zoo goed
gemeende woorden!
Zij gaat nu haar jongen vertellen,
dat er velen zijn, die wel hun best doen.
maar die het niet meeloopt in de we
reld, dat er weer anderen zijn. die bij
ongeluk minder geleerd hebben enz.
enzmaar het is aan Jan's oogen
te zien. dat hij bij zoo'n lang verhaal
zijn gedachten niet kan bepalen, de
zaak blijft hem duister, waut er is
daar juist zoo'n prachtstoep, zoo'n
groote blauwe, om zijn priktol even op
te zetten. Moeder oogt haar weghol
lenden jongen, die zijn mooie jas en bij
behoorende deftigheid plotseling is ver
geten. lachend na en denkt: In Gods
naam, hij zal 't later wel leeren, als ik
maar zorg, dat zijn hartje warm gaat
kloppen voor zijn medemenschen.
Zoo zien we hoe verbazend moeilijk
het dikwijls is de opvolgende reeks
van vragen van een kind te beant
woorden. Zijn logica houdt nog met
zoo weinig gegevens rekening, dat men
zijn best doende hem tevreden te stel
len zich meestal verwart in een lang
verhaal, dat den toehoorder al verveelt,
voordat het halfweg is.
Dat neemt niet weg, dat wij toch al
tijd ons best moeten doen
hen tevreden te stellen, het brengt hen
toch licht een stapje verder, zij heb
ben nog genoeg jaren vóór zich, dat
druppeltjegewijze de kennis vergaard
kan worden.
Nieuw snelvuurkanon.
De stand vóór
Sedert de waardei van een groote
vuursnelheid voor kanonnen algemeen
erkend wordt, is men er in de legers
van bijna alle landen op uit, in de
plaats van het oude, langzaamvurende
geschut, zoo volkomen mogelijke snel-
vuurkanonnen saam te stellen. Op zeer
verschillende manieren hebben de' ge
schut-technici o. a. getracht het terug-
loopen der kanonnen bij het afvuren
weg te nemen en onder de vele, voor
een deel doelmatigvervaardigde kanon
nen verdient er vooral een, dat in het
leger van Uruguay gebruikt wordt, we
het afschieten,
gens zijn eigenaardige constructie, de
aandacht.
Het kanon is hier afgebeeld in den
stand voor en na het afschieten. Aan
het uiteinde van het gestel, waarop hei
affuit rust, bevindt zich een schopvor-
mige verlenging, die bij het eerste schot
vast in den grond dringt en het terug-
loopen, ook voor de volgende schote.i
belet. Het affuit, dat bij het schieten
wordt opgeheven, keert door zijn eigen
zwaarte na het schot weer in den goe
d'en stand terug.
De stand na het afschieten.
Er zijn sommige kinderen die nog
heel jong zijnde inlichtingen vragen
over dingen, die nog verre boven hui,
sfeer liggen. Dat zijn vooral kinderen
met een bijzonder goed geheugen. Zij
onthouden ieder woord, dat hun eenigs-
zins vreemd in de ooren klinkt en wil
len daarvan dan ook de beteekenis we
ten. Volgens mijn idée. moet men hen
in dergelijke gevallen het antwoord
schuldig blijven; er komt anders een
warwinkel van gedachten in hun hoofd
die het logisch denken onmogelijk
maakt.
Sta mij toe u nog eenige raadge
vingen voor de huishouding te ver
schaffen, al zijn ze misschien bij velen
bekend, enkelen zullen ze toch welkom
zijn:
1. Als ge appels schilt, leg ze dade
lijk na de bewerking in koud water
om het bruin worden te voorkomen.
2. Als schotels of schalen in de oven
bruin zijn geworden kan men ze ge
makkelijk schoonmaken met een vocli-
tigen doek in zout gedoopt.
3. Als uw vingers bruin zijn gewor
den door 't vruchten- of noten-peil ?n
steek ze dan in sterke thee, borstel ze
af met een nagelborstel en wasch ze
dan in warm water na.
6. Als men bang is, dat de venster
glazen zullen spi*ingen bij vriezend
weer, wanneer men ze op de gewone
wijze met water reinigt, dan is aan te
bevelen ze eerst te bestrijken met een
doek met parafine olie, daarna kun
nen ze op de gewone wijze met water
gereinigd worden zonder gevaar voor
breken.
De geschiedenis
van den Kapitein.
Heb ik ooit een zeeroover gezien?
Wel zeker, wel hondeixi zonder twij
fel. Van de drie man, die bij ons aan
boord kwamen toen wij voor Cuba 'a-
gen was er ten minste een die zijne
kans wel had willen wagen als er maar
gelegenheid geweest was. Nochtans heb
ik in volle ze© slechts eens met een
zeerooverschip te doen gehad. Ik voel
de toen het bevel over de brik „de
Quadroon."
De geheele bemanning bestond vit
tien koppen: zes voor den mast, mijne
twee stuurlui, ik zelf en Johnson, de
kok, een neger. De mannen van vóór
den mast waren allen jonge mensehen,
zoons van mijne buren en hoewel ik
hun altijd te kennen gaf dat ik kapitein
was, behandelde ik hen alles behalve
streng. De knapen werkten goed en ik
stelde veel belang in hen. Ik kende
hunne vaders en moeders en ik kon
niet nalaten mij als onder eene soort
van verplichting te gevoelen, de jon
ge lieden gezond en wel naar huis te
rug te» voeren. Voor wij Uitzeilden
had1 de voornaamste eigenaar cle
heer Marrison, een kwaker, een roes-
tigen negenponder die zeer leelijk af
stak bij ons helder gepolijst metaal en
zeer zindelijk gehouden dekken, bij ons
aan boord laten brengen. Gij moet dat
stuk geschut maar meenemen James",
zeide hij, „men weet toch nooit wat er
gebeuren kan."
Wij sleepten het dus naar midden-
deks en wij borgen nog eenige kleine
wapenen beneden.
Mijn eerste stuurman was een oude
gediende, men had hem den bijnaam
gege.ven van „Net Precies" wegens zijn
gewoonte om die woorden telkens te
bezigen.
„Kapitein," zeide hij den morgen
toen wij Abaa aandeden, wij moesten
nu maar eens net precies"*dat oude
kanon een beetje oppoetsen, wij zijn
nu net precies op weg naar ©en haven
die vol schepen ligt."
„Neen. vriend 'Ingalls" zeide ik,
„laat het kanon met vrede; wij heb
ben daarvoor geen tijd op een schip
dat zoo nieuw is. Kom aan, alle man
aan 't want te lijwaarts, wij moeten
vandaag wat voortmaken. Wij zullen
niet verontrust worden in 't begin der
reis, als we geld aan boord hebben
zullen de zeeroovers het even spoedig
weten als wij. Tot zoo lang is er geen
gevaar Maar Ingalls keek veelhetceke-
nend naar het oude kanon. Weldra
deed hij echter zijn werk zoo als ik be
volen bad. Er gebeurdé echter niets
bizonders en in volkomen welstand be-
re ik ten wij Havanna.
Altijd heb ik achting gehad voor 't
Spaansche karakter; eenen Spaanschcn
gentleman zou ik ongetelde schatten
hebben toevertrouwd, maar dit is ze
ker dat in liet jaar 1822 de hoofdstad
van Cuba juist niet de plaats was waar
ik bij voorkeur mijn verblijf zou ge
vestigd hebben.
Een enkel voorval zij voldoende om
den lezer een denkbeeld te geven van
den staat van zaken aldaar. Wij had
den het anker laten vallen in de nabij
heid van een Hollandsch schip, de
Alderhagen, van Amsterdam. Op ze
keren avond toen ik het dek mijner
brik op en neer liep en nu en dan eens
opkeek naar de hooge masten van het
Hollandsch schip hoorde ik een geluid
als het geplas van riemen. Terstond
daarop hoorde ik van het Hollands "h
schip roepen en een bevel van den een
of ander om af te houden. In antwoord
daarop hoorde ik slechts dat het ge
plas met de riemen toenam. Ik was
vervuld van spijt en verontwaardiging
bij de gedachten dat de eerlijke zee
man met wien ik onlangs in kennis
was geraakt nu zou kunnen uitgeplun
derd en vermoord worden door zulk
een bende schurken. Maar ik had mij
een te gering denkbeeld eemaakt van
den man of van zijn middelen tot ver
dediging. Er werd verder.geen woord
gewisseld. Maar ik hoorde het geluid
van wielen over het dek van den Hol
lander toen hij zijn geschut van stuur
boordzijde aan bakboordzijde over
bracht en toen vielen er schoten uit
een paar zware stukken. Men had het
kraken der splinters eens moeten hoo-
ren en de vloeken en verwenschingen
die daarop volgden!
Het lossen van geschut in de haven
was tegen de havenreglementen en
den volgenden morgen werd er een
nauwkeurig onderzoek ingesteld, maar
kapitein van der Sploggen wist van
niets. Tot belooning voor de moedige
verdediging van zijn schip zou men
hem wel eens hebben kunnen arres
teeren. Later kwam hij aan boord
van de „Quadroon" en hij vertelde mij
de zaak met groote zelfvoldoening.
..Verbeeld je", zeide hij. „ik meen
iets te hooren; ik hoor het hoe langer
hoe duidelijker en ik roep: „wie daar!"
Geen antwoord. Wel verduiveld dacht
ik, zou ik nu bedaard moeten afwach
ten tot ze me de hersens inslaan en er
niets tegen doen? Dat nooit. Ik geef
hun de volle laag en daarmeê uit."
„Gij hebt hem net precies gegeven
wat hem toekwam," zeide Ingalls. „Hij
was net precies van zins om bij te
draaien en u onverhoeds op 't lijf te
vallen en te vermoorden. Ik ben net-
precies blij dat de kapitein-generaal er
niet achter is gekomen wie die schoten
gelost heeft, 't Zou toch net precies
wat al te kras zijn als ze iémand
op hingen omdat hij zijn leven verde
digd had!"
Op zekeren morgen merkte ik een
schoener op die, des nachts binnen
gestevend zijnde in de haven voor
anker was komen liggen met d© spaan
sche vlag. Het vaartuig had eene tal
rijke bemaning, doch dit was niets
ongewoons voor een Spaansch schip.
Ilc evenwel merkte iets op dat mij niet
aanstonds. Door mijn kijker kon ik de
aangezichten der manschap gemakke
lijk onderscheiden, maar ofschoon ik
altijd hetzelfde aantal manschappen
op het dek zag, kon ik het mij maar
niet uit het hoofd zetten dat ik tel
kens andere gezichten zag. en ofschoon
velen nu en dan van boord' gingen, wa
velen nu en dan van boord gingen, was
het alsof het aantal toch niet vermin
derde. Wij hadden dikwijls bezoekers,
die oogenscliijnllijk met geen bepaald
oogmerk maar werkelijk zonder twijfel
met een of ander ongewoon doel over
kwamen.
Het gelaat van een hunner kwam
mij bekend voor, en toen hij weer
vertrokken was deelde ik mijne op
merking aan Ingallo mede
„Denkt gij dat gij hem net precies
Schetsen van DEKA.
Net als z'n vader.
't Was zoo'n knappe jongen.
Dat zei de heele verschrikte buurt,
waar iedereen vervuld was van dat
vreeselijke ongeluk. Niet dat hij al
dood was. maar als het heel erg met
iemand is. dan pleeg je spoedig van
hem of haar in den verleden tijd te
spreken.
't Was zoo'n goede, beste vader voor
zijn gezin't was zoo'n lieve moe
der voor haar kinderenje geest
bereidt zich al voor op het onvermijde
lijke, 't onafwijsbare dat komen moet,
volgens menschelijke berekening al
thans.
't Wis zoo'n knappe jongen. Nog 's-
morgens toen hij uitging naar school,
'n Groote, sterke knaap, met 'n vroo
lijk gezond gezicht- Sprekend zijn va
der, zei moeder vaak met voldoening,
tot familie en kennissen, als ze zoo
over hem te spreken kwamen.
Dat hij ook maar een tikje op haar.
de kreupele, zou lijken, was haast een
beleediging voor haar trots. Al de-
liefde van haar trouw, aanhankelijk
hart, dat zoo wreed werd beproefd door
den vroegen dood van haar man, had
ze op zijn evenbeeld overgebracht,
't Was als een eere-dienst aan zijne
nagedachtenis als ze er over sprak. Net
zijn vader: daar lag de grootste loftui
ting in die zij schenken kon; 't was een
zegen die zij afsmeekte voor zijn toe
komst. 't was het woord dat zij hem
meegaf op z'n levensweg, 't was. het
groote geluk dat zij voor haar zoon be
waarde met bange angstvalligheid
haast. O. hij zou. hij moest, net als
z'n vader worden, net zoo'n mooie,
knappe man, die alles kon, letterlijk
alles waar hij zich voor zette.
Daarvoor alleen had ze geleefd en
gewerkt, "n Weduwvrouw uit den ar
beidenden stand heeft het niet breed.
Dat is een algemeen erkende waarheid.
I een regel waarop ook onze tijd nog
geen uitzonderingen heeft toegestaan.
Hij wist er gelukkig niets van af; zij
i liet hem in blijde onbezorgdheid op
groeien hij bevroedde niet hoe zij
voor hem had gezwoegd, zwoegde en
nog zou zwoegen
Nog zou zwoegen God gave het!
Maar 't was nog moeielijk te zeg
gen - Want de verwonding was ver-
i schrikkelijk. Dicht bij school was hij
's morgens overreden door een groote,
zwaarbeladen kar, neergeworpen door
een lompen, ruwen wagen die zijn
beide beenen brak arme jongen!
Iemand van de politie was het komen
zee"'n. Zoo zacht mogelijk had hij
het haar trachten te vertellen. Maar
daar is niet iedereen geschikt voor,
en hij had een pas een langen, ver-
moeienden nachtdienst achter den rug.
En ook. hij had zoo veel gevallen van
dien aard meegemaakt. In de groote
stad gebeurt dat zoo om de haverklap
je went aan bloed en tranen, gelijk
een heelmeester aan wonden.
Bovendien, bij elk verhaal, hoe tee-
der-voorzichtig ook ingekleed, moest
ten slotte dat Eene toch komen, en dat
Eene ontnam haar opeens alles de
levende herinnering aan een dierbaar
verleden, de blijde trots van een hoop
vol heden, de schitterend© glorie van
een luisterrijke toekomst.
Het feestelijk licht waarvan heel de
wereld vervuld was, maakte op eens
plaats voor een smartelijke duisternis.
Met 'n rauwe kreet vloog ze de straat
op, zoo maar met het bloote hoofd, de
grijze haren fladderend in den wind,
naar het ziek-
En tóch, de zuster die er haar ont
ving was verbaasd over haar kalmte,
al begreep zij wat ze er van denken
moest. Want de oorzaak was niet ver
te zoeken. In haar verschrikten, ont
zetten geest was maar één gedachte
geweest, toen zij hier naar toe liep:
hem te zien, hem te helpen, te voor
komen dat hij stierf dat hij heen
ging en haar verlaten achter liet net
als z'n vader.
Net als z'n vaderMaar nu zon
der een enkele troost na te laten.
O, hij moest gered worden, tegen el-
ken prijs. Want ze was het verschul
digd aan de nagedachtenis van haar
man zij verweet zich zelf, niet beter
op het kind gepast te hebben. Ze zou
zich het bloed uit de nagels werken,
als maar de beste middelen werden
aangewend door den besten genees
heer. En als ze hem pijn deden, dan
zou zij z'n brandend hoofdje in de ar
men nemen dat- zou hem rustig ma
ken. Zie, daarvoor en daarvoor alleen
had ze zich met bovenmenschelijke
kracht bedwongen.
En nu? Meewarig keek de zuster haar
in het sterk-verouderd gelaat. De
mond was krampachtig en stijf sa
mengedrukt. met twee diepe lijnen aan
weerszijdeu, alsof zij hevigen piin
leed, en de oogen zagen verschrikt,
en smeekend naar haar op.
Maar het mocht niet. Het reglement
was te streng. De juffrouw moest I
maar stil blijven zitten en geduldig
wachten tot de doktoren klaar waren
met hunne behandeling. Elke opwin
ding zou doodelijk voor den armen
jongen kunnen zijn!
Wezenloos viel zij terug op de bank
tegen den muur; trillend luisterde ze
naar elk geluid; den hollen klank van
stemmen in de uitgestrekte, hooge
gangen van het Ziekenhuis.
„Kom. kom, juffrouw." zei de ver-
pleegster kalmeerend en bemoedigend.
Misschien dat het nog wel vrij goed
afloopt. De verwonding is wel erg I
maar hij is jong en flink
In eens kwam er leven in de verlam
de gestalte.
„Ja, niet waar, zuster, 't zal wel weer
beter worden hè'? Ze zijn hier zoo knap
niet? En dan. ziet u. 't is mijn eenigste.
Ik kan zonder hem niet leven. Dan I
heeft mijn werken geen nut meer. Och.
God, zuster, laat ze toch hun best doen.
Ik wil alles wel verkoopen. maar hèm
moet ik behouden. Hij is zoo knap
net als zijn vader."
„Wel zeker, wel zeker, juffrouwtje,"
bemoedigde de verpleegster, vriende-
lijk irlimlachend, ,,'t zal wel gaan. In
elk geval zullen wij hem wel in leven
houden. En dan u weet 't aan u
I zelf. U bent toch ook al op leeftijd.
en toch, hoe flink bent u nog niet, niet
tegenstaande uw mankheid. 't Zou wel
org hard zijn, maar als wij hem alleen
maar zóóver krijgen, dat hij weer het
ziekenhuis kan verlaten
„Ja, maar hoe?"
Ze was opgesprongen, en ruw en
kort, haast gebiedend, vroeg zij het
met schorre, onnatuurlijke stem
„Maar hoe?.. niet mank hoor!, O,
God, neen, niet mank, zuster, niet op
krukken; dat zou te erg zijn, voor hem
en voor mij. De arme jongen zou het
niet uithouden, hij is zoo vroolijk en
levenslustig. En het zou mij een eeu
wig-durend verwijt zijn. Neen, dat
niet, dat niet
„Och, juffrouw." zei de verpleegster
weemoedig, als het aan ons lag, ik
verzeker u. dan zouden wij alle men-
schen weer gezond en gelukkig ma
ken. Maar daar is een hoogere Macht
die dat alles bestuurt, en ten goede be
schikt. Wij moeten ons daarin trach
ten te schikken. Ook u, want 't kan
wel erger worden ook!"
t. Wérd erger: 't liep af, nog dien
zelfden dag. Hij is nooit mank geweest
zooals zijn moeder. Tot in zijn dood
bleef hij nèt als zijn vader.