Licht en Schaduw. Rubriek voor Dames. FEUILLETON. Haar eerste liefde. Zouten en rooit en van vleesch. Onder de landbouwers is het een al gemeen gebruik, dat tegen het najaar een koe of varken of wel alle twee ge mest worden, om die te slachten voor eigen gebruik. Het vleesch wordt dan gezouten en vervolgens gerookt, om het alzoo voor bederf te bewaren. Waarop de gunstige, bederfwerende invloed van zout en rook berust, is zeker niet algemeen bekend. We zul len trachten dit in het volgende dui delijk te maken. Velen der lezers hebben ongetwijfeld wel eens gehoord, dat het vleesch voor een groot gedeelte uit water bestaat. Enkele cijfers mogen dit verduidelij ken. Volgens onderzoekingen bevat 100 KG. vleesch van een halfvetten os 64.4 KG. water; 100 KG. van een vet ten os 55.3 KG.; 100 KG. van een vet kalf 70.6 KG.; 100 KG. van magere schapen 75 K.G.: 100 KG. van halfvette schapen 65.2 KG.; 100 K.G. van vette schapen 54 KG.; 100 KG. van zeer vet te schapen 46 KG. en 100 KG. van een vet varken 44.4 KG. In deze eigenschap van het vleesch ligt een der oorzaken van het spoedige bederven. Het is dus zaak, een zoo groot mogelijk gedeelte van het water aan het vleesch te ont trekken. Dit geschiedt door het zouten. Allen lezers is het zeker wel bekend, dat zout in een vochtige omgeving wa ter tot zich neemt en daarmee ver vloeit tot pekel. Wat gebeurt er nu, wanneer zout op vleesch gestreken wordt? Dan komt het zout nabij een waterrijke stof en ont trekt daaraan een gedeelte van het water, waarmee het tot pekel vervloeit. Te begrijpen is zeker, dat het vleesch daardoor droger wordt, en dat. zoo de geheele oppervlakte van het vleesch met het zout in aanraking komt, dit ook den invloed daarvan ondervindt. Bij de gewone wijze van zouten on dervindt alleen de buitenste laag den bederfwerenden invloed. Er komt dan n.l. een hardere korst om het vleesch, die de verdere inwerking tegenhoudt. Om dit te voorkomen, voegt men wel teer haar dan soms den linkerarm, eens suiker aan het zout toe. Volmaakt is dan echter het zouten nog niet. Het inpersen van pekel, zooals dat wel eens bij hammen gebeurt, zou betere resul taten geven. Op het zouten volgt het rooken. Het vleesch wordt daartoe bij de landbou wers in den schoorsteen gehangen, Daaronder wordt des daags geregeld een vuur gestookt. Alle brandstof ver brandt daarin niet volkomen. Een ge deelte gaai als rook den schoorsteen in Daarin bevinden zich teerachtige producten, waaronder het creosoot, een kleurlooze, naar rook riekende, olieachtige vloeistof. Deze oefent een eigenaardige werking uit op de eiwit stoffen, die in het vleesch voorkomen. Ze worden onoplosbaar en hierdoor te gen bederf beveiligd. Behalve dit, ver nietigt creosoot ook de kiemen der ge heim bloeiende planten en werkt hier door mede om het vleesch te bewaren. Het dringt in de poriën en iusschen de vezels van het vleesch, hoe langer hoe dieper. Het zonderegister der mannen Het zondenregister der mannen somt in een brief aan het ..Berliner Tageblatt" een dame uit Wiesbaden op als antwoord op de aanvallen, wel ke van tijd tot tijd de dameswereld inzake de sleep-quaestie te verduren heeft. Zij deelt de volgende slagen uit: ..Daar is in de eerste plaats de even onridderlijke als leelijke mode der heeren ,om de dame een arm te ge ven, zich dus door haar te laten lei den, terwijl toch. zooals sedert over oude tijden gebruik geweest is, de man. als de sterkere, leider en steun voor de vrouw moet zijn. Wijlen Knigge zou zich in zijn graf omkee- ren. als hij zooiets zag. want hij heeft duidelijk genoeg in zijn beroemd boek „Ueber den Umgang mit Menschen" gezegd: „Als gij een dame geleidt, presen- als zij aan de rechterzijde niet zoo ge makkelijk mocht loopen." Goethe laat Faust tot Gretchen zeg gen: „Mag ik 't wagen, u arm en geleide aan te bieden?" Hij raagt dus niet. haar den arm te mogen geven, in welk geval hij ze ker nog beslister afgewezen zou zijn. En in „Hermann und Dorothea" heet het „Zorgzaam steunde de sterke het meisje, dat naast hem ging." Schiller kent het ook niet anders en laat zijn Minna ,,am Arme feichter Thoren" wandelen. En als in 't Oude Testament staat: „De man moet aan zijn vrouw hangen," dan beteckenl dat. dat hij haar moet liefhebben en eeren en niet aan haar hangen. Dus weg met deze mode die reeds ver om zich gegrepen heeft en zelfs on zen trots, het Duitsche leger, tot de jongste luitenants toe lieert aangesto ken. Nu nog een enkel woord over de af schuwelijk leelijke gewoonte parapluie of wandelstok in bijna horizontale j richting met veruitstekende punt op den arm te dragen. Men zou denken, dat ieder mensch zooveel verstand be zit, om te kunnen weten, hoe gevaar lijk in een drukke stad deze gewoonte is. Dus, mijnheeren. veegt maar zeer ijverig voor uw eigen deur. Overigens ben ik het volkomen met u eens, als gij den wensch uitspreekt: ..De sleep moet weggaan en nimmer terugkeeren." Om haar onpartijdigheid in de sleep- quaestie te bewijzen, verzekert de achte inzendster, dat zij geen straat veegster" is, dat is den aardbodem niet met- een sleep veegt. OP DE ZONDAGSCHOOL. „En als je nu een van die geboden breekt Wimpje, wat gebeurt er dan?" „Dan blijven er nog maar negen over. Juffrouw!" Verbruik van sterken drank. Meer en meer komt de gewoonte in zwang, om statistische berekeningen aanschouwelijk voor te stellen, door het afbeelden van voorwerpen in ver schillende grootte, welke betrekking hebben op de statistiek in quaestie en die dan naar verhouding de statisti sche cijfers aangeven. Zulk een aanschouwelijke verhou dingsstatistiek is ook samengesteldliter alcohol van 100 procent per be- voor het gebruik van sterken drank j woner en per jaar, gemiddeld natuur- in verschillende landen. Wij drukken lijk wordt gedronken, ze hierbij af. Misschien tot veler ver-1 De cijfers onder de flesschen geven rassing blijkt er uit, dat Nederland i aan het. aantal liters alcohol van 100 eerst op de negende plaats komt, wat proc., gemiddeld per jaar door iederen het gebruik van sterken drank door 1 bewoner gebruikt, zijn bewoners betreft. Het meest wordt gedronken in Frankrijk, waar 13.81 een stootje velen kan, draagt op die j manier de zwaarte van den rok. Op dezelfde wijze kan men de voor- kunnen laten zien, die mij vroeger heb ben toegelachen? Zij zou daaruit ilechts kunnen opmaken dat onze zijde van den rok vast maken, met dit liefde te prozaïsch is om te bezingen. Zelden heeft een kleedingstuk zoo- !r v.. - verschil, dat men nu de haken met de Het lOO-jarig jubileum van de stoomvaart. In October van het jaar 1801 werd bijna gelijktijdig in Europa en in Ame rika voor het eerst, met groot succes het plan tot het in toepassing brengen van de stoomkracht voor voortbewe ging van schepen in de plaats van zei len tot uitvoering gebracht. Dezer da gen is dus het lOOjarig jubileum van de stoomvaart te herdenken en daar om is het zeker interessant op boven staande plaat den stamvader van onze tegenwoordige stoomschepen af te drukken. Gewoonlijk wordt de Amerikaan Fulton als de eerste constructeur van een stoomschip genoemd. Dat is ech ter niet geheel en al juist, want ge lijktijdig met zijn schip werd in Ame rika eveneens een stoomschip gebouwd en wel door den ingenieur Symington. In hoever deze eerste schepen met el kaar overeenstemden met betrekking tot hun samenstelling, is niet bekend. daar van het eerste schip van Fulton, dat in 1801 te Parijs gebouw,dl werd en later proeftochten op de Seine maakte, geen enkele oorspronkelijke schets of plan meer bestaat. Op de plaat is dan ook afgebeeld het schip van Symington, waarvan de bouw mogelijk is gemaakt door den geldelijken steun van lord Dundas, die met Symington bevriend was. Het schip ontving den naam ..Charlotte Dundas". De proeftochten, welke er mede gedaan, bewezen de practische bruikbaarheid van de stoomkracht als middel tot voortbeweging van het schip en daarom moet de „Charlotte Dundas" dan ook als het eerste wer kelijke stoomschip beschouwd worden. Het vaartuig dat slechts zeer kleine afmetingen bezat, was van hout ver vaardigd en toegerust met een stoom machine van Watt met 2 cylinders en condensatie. Tot voortbeweging diende een rad, dat door middel van 2 kruk ken werd gedraaid. Het schip had op het kanaal, waar het zijn eerste toch ten maakte, 2 booten gesleept met een snelheid van 3 1/4 knoopen (6019 meter per uur). Aan de tochten van de .Charlotte Dundas" kwam echter spoe dig een einde, daar de eigenaars van het kanaal, tengevolge van de schade aan de oevers, w.elke door de door het rad' veroorzaakte deining ontstond, er heftig tegen protesteerden. Zoo was het dan met het eerste stoomschip in vrij korten tijd gedaan. Maar de beteekenis van het schip van Symington was toch reeds ten volle erkend. Binnen weinige jaren voeren reeds 30 stoomschepen op de Ameri- kaansche meren. In de Oude Wereld was men niet zoo vlug. Eerst in 1811 liep er het eerste stoomschip, de T"o- meet," to Glasgow van stapel. Schetsen van DEKA. Onderwijzeresje. 't Besluit was nog al spoedig geno men. Marie en Jans die toch óók zoo knap niet waren, zouden voortstudee- ren voor onderwijzeres, en Nora die het waarempel niet voor haar brood behoefde te doen zou insgelijks naar de kweekschool gaan. Waarom zij niet? Bezigheid voor de vrouwen hè? 't Was d'e geest van den tijd. Eerst kwamen de studiën. Dat was wel gegaan. Je kunt dat meer beschou wen al9 eene voortzetting van den schooltijd. Je bereid je voor om de groote taak die je wacht naar behoo- ren te vervullen, maar van die groot- heid heb je nog maar 'n heel flauwe voorstelling. Een geweldige overgang is er in elk geval niet, en 't komt niet bij je op te denken dat je inderdaad nn al in het werkelijke leven bent ge treden. Zoo was het ook bij hèar. *t Was nog een kind hoor, heusch. van top tot teen zoo iets van, tusschen mal en dwaas, 't Bleef het gezellige naai school trippelen met de andere meis jes, vriendinnetjes, die ze ook eens een avond bij zich had. En van verde re zorgen was zij vrij. Natuurlijk ijve rig studeeren, maar daar hield zij wei van, en 't spreekt van zelf. op school kom je om te leeren. In den bepaalden tijd was zij klaar, en verklaarde zich bereid aan elk die er belang in stede van haar wijsheid mee te deelen. Als de leerlingen nu maar niet zoo vreeselijk dom waren. Kijk, ze hield véél, héél veel zelfs van onderwijzen, maar je moest zien dat. je leerlingen er eenige vrucht van had den, en er moest bij hen ook wat plei- zier zijn om in de gewenschte richting mee te werken. Nietwaar, 't moet van twee kanten komen? Als je iemand wij drenken en hij of zij houdt zijn of haar mond dicht, dan kun je er niets in brengen. Wat was zij uit, toen zij hoorde dat zij op de armenschool, de laagste klasse zou krijgen. Gelukkig dat zij van die frissche, natuurlijke kinderen van het volk kreeg, die dankbaar zouden zijn dat ze wat mochten leeren, en „juf" niet trotsch zouden behandelen, zooals die rijke nesten. Och ze zag zich al staan, in poëtisch waas, tusschen die eenvoudige maar aanvallige kleintjes; het eene met lan ge, blonde krullen, het ander met 'n glad, zwart kopje. En overal blo zende, dikke bakkesjes, vleiende stem metjes en vriendelijke oogjes, die naar haar waren opgeslagen. Soms ereis een be>etje stout, maar altijd toch weer lief en volgzaam, nu en dan een kleine beknorring en dan weer dadelijk af zoenen. O, om zoo'n klein, wijs en liefdevol moedertje te zijn: ze zouden eens zien hoe goed het haar afging. Daar kwain een ontgoocheling, en een wreede ook. 'tWas het eerste jaar van de invoering der leerplichtwet, en uit alle hoeken en gaten der groote stad, kwam een groote troep verwil derde kinderen naar de scholen, voort gedreven door de wet. Vieze neuzen en onzindelijke hoof- den. havelooze kleeren en ruwe woor den. 't Waren niet de kinderen der gewone armen, maar door een speling van het toeval, wellicht door de plaats waarbij de school stond, waren het specimen van die kleine ongelukkigen, die hebben geleefd in den dampkring van het kwaad, met eiken dag om zich heen de ontzettende onreinheid en ver- dierlijking. het slechte voorbeeld van ouders en familie een jong geslacht dus dat niet beter wist of het hoorde zoo. 't Kind is zoo vatbaar voor indruk ken. en daar had elke invloed ten goe de ontbroken. Is het wonder dat vele kleintejs er verruwd en verbasterd uitzagen, dat de opslag der kinderoogen onbe schaamd en brutaal, of sluw en glui perig was, dat zij geen gezag erken den dan dat van een pak slaag, gewoon als zij waren aan de anarchie hunner maatschappij, de maatschappij der miserabelen. Dat waren bittere uren voor het jon ge meisje! Zij had er een lief genoe gen in gevonden voor 'n bolleboos door te gaan, en haar akte te halen, en gefêteerd te worden door bewonde rende oomes en tantes, en onderwijs veel ingang gevonden bij wouwen van allerlei rang en stand als de blouse. We zien haar met een air van ge wicht, domineerend als iets wat men niet ongezien voorbijloopt op de bal- cons van onzen schouwburg en we zien haar meer bescheiden ook een plaatsje vragend op de gaanderij. Daar tusschen op alle rangen is de blouse te vinden; zij heeft genade- ge vonden in aller oogen. Deze schaft zich een blouse aan, om dat zij haastig iets sierlijks noodig had, en een japon niet zoo spoedig pas gemaakt kon worden, een ander vindt ze zoo heerlijk luchtig omdat zij on gevoerd zijn, een derde wil er een rok bij afdragen, een vierde vindt, dat licht haar zoo goed staat maar voelt zich te oud voor een lichte japon, een ander is mager en vindt dat het daar om beter staat dan een gesloten taille; haar meer gezette vriendin heeft heel gauw last van de warmte en geniet daarom buitengewoon van.zoo'n luch tige blouse. Zoo zijn er honderderlei redenen waarom de blouse er bij ons inzit al jaren achtereen en vooreerst nog geen kans heeft er door de grilligheid van de mode uitgejaagd te worden. In één opzicht echter hebben wij steeds met de blouse te kampen en dat is, dat zij zoo gemakkelijk uit den band van den rok in de hoogte gaat, waar door het figqur van de draagster er alles behalve schooner op wordt. Men heeft daarin wel trachten te voorzien daar het in den handel brengen van allerlei sierlijke rokspelden, doch zij voldoen maar zeer gebrekkig aan hun doel. Ten eerste verscheuren zij de blouse en dan mismaken zij het fi guur doordat ceintuur en rok van ach teren naar beneden getrokken en daardoor van voren in de hoogte gaan, waardoor de taille van voren korter wordt. Een zeer eenvoudig en in de practijk zeer doelmatig voorbehoedmiddel daarvoor is het volgende: Aan weerszijden van de achterste baleinen van het corset naait men ste vig twee sterke haken met de opene zijde van de haak naar boven gericht. Dan maakt men in de. blouses op de zelfde hoogte twee kleine knoopsga ten. die men door eerst tegen de blouse op die plaats tailleband aan te naaien, steviger maken kan. Aan de rokken worden nu correspondeerende sterke oogen genaaid en nadat de knoopsga ten door de haken gestoken zijn wordt de rok er op gehaakt. Nu kan rok noch blouse verschuiven en de laat ste kan niet scheuren. Het corset, dat opening naar beneden aan het corset naait, en aan den band van den rok geen oogen behoeft te naaien. De ha ken worden nu wat opengebogen, zoo dat de band van den rok er gemakke lijk tusschen geschoven kan worden. Zoodoende zal men in een blouse van licht verschuifbare stof toch altijd slank gekleed zijn. De ceintuur kan dan enkel met een sierlijke speld vast- gestoken worden. Een paar huishoudelijke wenken: I. Een nog nieuwe tandenborstel moet men 's nacht in een glas water zetten om het uitvallen van de haren te voor komen. II. Vruchtenvlekken van allerlei soort kan men uit wit damast verwij deren door er eerst kamferspiritus cp te wrijven en het daarna gewoon te wasschen. III. Wanneer ge eieren of een of an der geurig extract aan uw gekookte spijze toe wil voegen, zorg dan vooral dat ze niet meer heet zijn, maar laat ze even bekoelen. Oom en neef zaten samen in de rook kamer, de een bladerde in een boek, de ander wierp nu en dan een onder zoekenden blik op zijn oom, blies dik ke rookwolken zenuwachtig uit zijn cigaret en deed alle mogelijke moeite om een onverschillig gezicht te zet ten. Oom klapte het boek dicht. Er zit wel wat in geloof ik, je ge dichten zijn niet kwaad. Zoo! Ja, je weet wel dat ik het altijd precies zoo zeg, als ik het meen! Wat zegt je vrouw van deze, je eerste proe ven van dichtkunst? Die weet er niets van Hé, waarom niet? Ten eerste was mijn carrière ge broken als mijn chef wist, dat ik dichtte, want hij is een aartsvijand! van poëzie. Mijn poëtische aanleg moet altijd strikt geheim blijven, wijl vrouwen onmogelijk kunnen zwij gen Voor een man dien ze liefhebben, kunnen ze meer dan. dat, doch ten tweede? Ten tweede, staat er in den gehee- len bundel geen enkel gedicht, dat aan Jiaar gewijd is, ofschoon er vele min nezangen in zijn. Hoe zou ik haar ook in alle zwarte en blauwe oogen Dat wil zeggen je hebt haar te ge makkelijk gekregen. Je beider ouders stemden dadelijk toe en alles ging als van een leien dakje. Je hebt haar niet „veroverd" en daarom vindt ge die liefde te prozaïsch en stel je je vrouw niet genoeg op prijs. Dat is het niet, oom! ik dweep in tegendeel met mijn vrouwtje. En ge hebt me haar als een zoo onbeduidend persoontje afgeschilderd, dat ik haar naar je beschrijving niet herkend had! Ik in jou plaats, zou Helène de gedichten laten lezen, haar in 't vertrouwen nemen en haar de bronnen aanwijzen welke je tot stof hebben gediend. Haar oogen waarbor gen me dat ze zal apprecieeren, dat ge haar niet als een huissieraad, doch in waarheid als je wederhelft be schouwt. Onmogelijk oom, die mooie oogen zouden verwonderd zijn als ik haar vertelde, dat men meer dan ééns kan hebben bemind. Nu, nu, ze zal toch ook zelf wel een „eerste liefde" hebben gehad! Beslist niet, ik ben de eerste jon ge man geweest, dien ze heeft leeren liefhebben. Helène werd streng opge voed, ze heeft geen andere mannen gekend noch romans gelezen en ze is nooit op een bal geweest. Hoor eens, beste jongen, dat vind ik een gevaarlijke bewering. Een eer ste liefde is natuurlijk een ongelukkige liefde en die heeft elk meisje gehad. Neem je in acht. Wat geeft je de ze kerheid, dat ze het niet onpoëtisch heeft gevonden, dat. je haar niet volgens alle regels der kunst het „hof" hebt gemaakt? Ik heb vele vrouwenkarak ters in mijn leven bestudeerd, en ik zeg je, dat uit Helène's oogen een gloed straalt van onbevredigd' verlangen en stille hoop! Ik vind het zeer vleiend, dat mijn kleine vrouw u zooveel stof tot naden ken geeft, lieve oom, doch ik geloof dat ge de plank mis slaat Met deze woorden stond Frits op, sloot zijn boek in de lade van zijn schrijftafel en maakte zijn oom op het belangrijk hoofdartikel in een der dagbladen opmerkzaam. De wending, die het gesprek had ge nomen, stemde beiden onpleizierig. Frits was best met zijn huwelijk te vreden. Zijn vrouw was jong en lief tallig, en had haar huishoudentje ge zellig ingericht. Kortom: hij had het tegenwoordig, zooals hij het wenschte. Na het gesprek met zijn oom was ei echter iets dat hem hinderde. Oom had zeker ongelijk; met zijn overdreven vrees en voorspellingen, en toch te geven, wel zeker, onderwijs te ge ven, op te voeden enz., hè. Maar zij had gerekend op kinderen, zoete lieve kindertjes, kneedbare karakters, leuke springers die van haar zouden hou den. En hier waren het kleine mensch- jes, die een heele boel leelijks wisten, en verhard waren in het kwaad. Als zij het noodig vond er soms eens eentje te zoenen, dan rilde zij van af keer voor de prozaïsche viesheid. Meende zij den eenen dag een hartje gewonnen te hebben, dan merkte zij den volgenden dag dat zij gedwaald had, of het dunne laagje opvoeding dat. zij er met zooveel moeite had op gebracht, was er door één daad van een dronken vader of 'n verdorven, moe der weer van afgehaald. En de kin deren schenen haar niet te begrijpen, evenmin als zij de kinderen. Ze werkte zonder lust, en zonder ook te begrijpen welk een goede taak er voor haar was weggelegd. Voorloopig dacht zij slechts aan den geweldigen, nadeeligen invloed van buiten op het grootste gedeelte der scholieren,en moe deloos ging zij eiken dag naar huis, moedeloos, zonder liefde voor haar leerlingen, en zonder liefde voor haar vak. Zóó had zij het zich niet voorgesteld. Volkomener desillusie was niet moge lijk. Met 'n zucht werd zij 's morgens wakker als zij dacht aan den dag die volgen zou, aan alle verdrietelijkhe den en narigheden, die weer zouden komen. Maar op 'n dag was er een plaatsje leeg in een der voorste banken. Eerst lette er zij niet op. Ze had met de an deren zóóveel te stellen, dat het haast een verluchting was een levenmakertje minder te hebben. Toen trachtte zij zich te herinneren. O ja, 't was zoo'n kleine, donkere jongen, nog minder vlug en ongezeggelijker dan de ande ren. Hij had den laatsten tijd een leelijken hoest te pakken, en was, mis schien wel daardoor, de onhandel baarste van allen geweest, 'n Sterke hand had den kleinen baas waarschijn lijk heel spoedig tot de orde gebracht, maar de ongeoefende, jonge onderwij zeres. die nu eens te zacht, dan weer te streng optrad, was ev nog niet in geslaagd haar gezag volkomen te doen gelden om nu maar niet eens van vertrouwen-geven of liefde-schenken te spreken, 't Was. zoo op het oog tenminste, louter koppigheid en on deugendheid, een kind waar niet veel eer aan te behalen was. Dus een lastig heer voor korter of langer tijd kwijt. Dat was een op luchting! Neen, toch niet. Als ze een oogen blikje tijd had om na te denken, de kleintjes wat stil waren, dat k'on ze soms peinzend 'kijken naar dat leege plekje, dan dacht ze aan dat hoesten van het arme kleine kereltje, 't Ging niet beter dat hoorde zij van het hoofd der school. Dat speet haar, meer dan zij wist. 't Arme Jantje werd een aanlcnoo- pingspunt tusschen haar en de kinde ren. Zij sprak ervan met lieve, sym pathieke stem, en bemerkte voor het eerst hoe goed zij kon vertellen en wat de weg was naar het hart der kinderen. Ze kwam, en die ervaring j was wel wat bitter, tot de overtuiging dat liet onderwijs tot op dit oogenblii in theorie misschien wel heel moo: was geweest, maar inderdaad voor hel doei niet geschikt, omdat zij in hel begin niet doordrong tot de hartjes, het begrip niet bracht in de ongeoe fende hartjes. Die ontdekking en het resultaai dat zij bij haar vernieuwde pogingei had. gaven haar terug haar geheelt enthousiasme, den ganschen geestdrift waarmede zij had1 willen beginnen Schreiend haast, met tranen in df oogen, kwam zij 's middags thuis. Moe keek haar bezorgd aan. 't Wa blijkbaar weer een slechte dag ge weest. En toch. in den laatsten tiji had zij haar niet zoo hooren klagei als vroeger; zij had al gehoopt da haar dochtertje pleizier in de betrek king begon te krijgen. Dit was m weer 'n teleurstelling, maar toch vroei zij zacht en meelijdend: „Scheelt er wat aan, kindje, ware de kleintjes weer zoo ongezeggelijk? „O nee moe", viel zij dadelijk in „maar ik heb er een verloren, ziet kleine Jantje is dood, en nu eerst be ik begrepen hoeveel ik van allen hout en wat ik in de toekomst voor ze zi zijn. Maar het is zoo naar, dat het hem niet meer toonen kan. Er een plaatsje open in de klas

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 6