Licht en Schaduw.
Rubriek voor Dames.
FEUILLETON.
Haar eerste liefde.
Zouten en rooit en van
vleesch.
Onder de landbouwers is het een al
gemeen gebruik, dat tegen het najaar
een koe of varken of wel alle twee ge
mest worden, om die te slachten voor
eigen gebruik. Het vleesch wordt dan
gezouten en vervolgens gerookt, om
het alzoo voor bederf te bewaren.
Waarop de gunstige, bederfwerende
invloed van zout en rook berust, is
zeker niet algemeen bekend. We zul
len trachten dit in het volgende dui
delijk te maken.
Velen der lezers hebben ongetwijfeld
wel eens gehoord, dat het vleesch voor
een groot gedeelte uit water bestaat.
Enkele cijfers mogen dit verduidelij
ken. Volgens onderzoekingen bevat
100 KG. vleesch van een halfvetten os
64.4 KG. water; 100 KG. van een vet
ten os 55.3 KG.; 100 KG. van een vet
kalf 70.6 KG.; 100 KG. van magere
schapen 75 K.G.: 100 KG. van halfvette
schapen 65.2 KG.; 100 K.G. van vette
schapen 54 KG.; 100 KG. van zeer vet
te schapen 46 KG. en 100 KG. van een
vet varken 44.4 KG. In deze eigenschap
van het vleesch ligt een der oorzaken
van het spoedige bederven. Het is dus
zaak, een zoo groot mogelijk gedeelte
van het water aan het vleesch te ont
trekken. Dit geschiedt door het zouten.
Allen lezers is het zeker wel bekend,
dat zout in een vochtige omgeving wa
ter tot zich neemt en daarmee ver
vloeit tot pekel.
Wat gebeurt er nu, wanneer zout op
vleesch gestreken wordt? Dan komt het
zout nabij een waterrijke stof en ont
trekt daaraan een gedeelte van het
water, waarmee het tot pekel vervloeit.
Te begrijpen is zeker, dat het vleesch
daardoor droger wordt, en dat. zoo
de geheele oppervlakte van het vleesch
met het zout in aanraking komt, dit
ook den invloed daarvan ondervindt.
Bij de gewone wijze van zouten on
dervindt alleen de buitenste laag den
bederfwerenden invloed. Er komt dan
n.l. een hardere korst om het vleesch,
die de verdere inwerking tegenhoudt.
Om dit te voorkomen, voegt men wel teer haar dan soms den linkerarm,
eens suiker aan het zout toe. Volmaakt
is dan echter het zouten nog niet. Het
inpersen van pekel, zooals dat wel eens
bij hammen gebeurt, zou betere resul
taten geven.
Op het zouten volgt het rooken. Het
vleesch wordt daartoe bij de landbou
wers in den schoorsteen gehangen,
Daaronder wordt des daags geregeld
een vuur gestookt. Alle brandstof ver
brandt daarin niet volkomen. Een ge
deelte gaai als rook den schoorsteen
in Daarin bevinden zich teerachtige
producten, waaronder het creosoot,
een kleurlooze, naar rook riekende,
olieachtige vloeistof. Deze oefent een
eigenaardige werking uit op de eiwit
stoffen, die in het vleesch voorkomen.
Ze worden onoplosbaar en hierdoor te
gen bederf beveiligd. Behalve dit, ver
nietigt creosoot ook de kiemen der ge
heim bloeiende planten en werkt hier
door mede om het vleesch te bewaren.
Het dringt in de poriën en iusschen
de vezels van het vleesch, hoe langer
hoe dieper.
Het zonderegister der mannen
Het zondenregister der mannen
somt in een brief aan het ..Berliner
Tageblatt" een dame uit Wiesbaden
op als antwoord op de aanvallen, wel
ke van tijd tot tijd de dameswereld
inzake de sleep-quaestie te verduren
heeft. Zij deelt de volgende slagen
uit:
..Daar is in de eerste plaats de even
onridderlijke als leelijke mode der
heeren ,om de dame een arm te ge
ven, zich dus door haar te laten lei
den, terwijl toch. zooals sedert over
oude tijden gebruik geweest is, de
man. als de sterkere, leider en steun
voor de vrouw moet zijn. Wijlen
Knigge zou zich in zijn graf omkee-
ren. als hij zooiets zag. want hij heeft
duidelijk genoeg in zijn beroemd boek
„Ueber den Umgang mit Menschen"
gezegd:
„Als gij een dame geleidt, presen-
als zij aan de rechterzijde niet zoo ge
makkelijk mocht loopen."
Goethe laat Faust tot Gretchen zeg
gen:
„Mag ik 't wagen, u arm en geleide
aan te bieden?"
Hij raagt dus niet. haar den arm
te mogen geven, in welk geval hij ze
ker nog beslister afgewezen zou zijn.
En in „Hermann und Dorothea"
heet het
„Zorgzaam steunde de sterke het
meisje, dat naast hem ging."
Schiller kent het ook niet anders en
laat zijn Minna ,,am Arme feichter
Thoren" wandelen.
En als in 't Oude Testament staat: „De
man moet aan zijn vrouw hangen,"
dan beteckenl dat. dat hij haar moet
liefhebben en eeren en niet aan haar
hangen.
Dus weg met deze mode die reeds
ver om zich gegrepen heeft en zelfs on
zen trots, het Duitsche leger, tot de
jongste luitenants toe lieert aangesto
ken.
Nu nog een enkel woord over de af
schuwelijk leelijke gewoonte parapluie
of wandelstok in bijna horizontale j
richting met veruitstekende punt op
den arm te dragen. Men zou denken,
dat ieder mensch zooveel verstand be
zit, om te kunnen weten, hoe gevaar
lijk in een drukke stad deze gewoonte
is. Dus, mijnheeren. veegt maar zeer
ijverig voor uw eigen deur. Overigens
ben ik het volkomen met u eens, als
gij den wensch uitspreekt:
..De sleep moet weggaan en nimmer
terugkeeren."
Om haar onpartijdigheid in de sleep-
quaestie te bewijzen, verzekert de
achte inzendster, dat zij geen straat
veegster" is, dat is den aardbodem
niet met- een sleep veegt.
OP DE ZONDAGSCHOOL.
„En als je nu een van die geboden
breekt Wimpje, wat gebeurt er dan?"
„Dan blijven er nog maar negen
over. Juffrouw!"
Verbruik van sterken drank.
Meer en meer komt de gewoonte in
zwang, om statistische berekeningen
aanschouwelijk voor te stellen, door
het afbeelden van voorwerpen in ver
schillende grootte, welke betrekking
hebben op de statistiek in quaestie en
die dan naar verhouding de statisti
sche cijfers aangeven.
Zulk een aanschouwelijke verhou
dingsstatistiek is ook samengesteldliter alcohol van 100 procent per be-
voor het gebruik van sterken drank j woner en per jaar, gemiddeld natuur-
in verschillende landen. Wij drukken lijk wordt gedronken,
ze hierbij af. Misschien tot veler ver-1 De cijfers onder de flesschen geven
rassing blijkt er uit, dat Nederland i aan het. aantal liters alcohol van 100
eerst op de negende plaats komt, wat proc., gemiddeld per jaar door iederen
het gebruik van sterken drank door 1 bewoner gebruikt,
zijn bewoners betreft. Het meest wordt
gedronken in Frankrijk, waar 13.81
een stootje velen kan, draagt op die
j manier de zwaarte van den rok.
Op dezelfde wijze kan men de voor-
kunnen laten zien, die mij vroeger heb
ben toegelachen? Zij zou daaruit
ilechts kunnen opmaken dat onze
zijde van den rok vast maken, met dit liefde te prozaïsch is om te bezingen.
Zelden heeft een kleedingstuk zoo-
!r v.. - verschil, dat men nu de haken met de
Het lOO-jarig jubileum van de stoomvaart.
In October van het jaar 1801 werd
bijna gelijktijdig in Europa en in Ame
rika voor het eerst, met groot succes
het plan tot het in toepassing brengen
van de stoomkracht voor voortbewe
ging van schepen in de plaats van zei
len tot uitvoering gebracht. Dezer da
gen is dus het lOOjarig jubileum van
de stoomvaart te herdenken en daar
om is het zeker interessant op boven
staande plaat den stamvader van onze
tegenwoordige stoomschepen af te
drukken.
Gewoonlijk wordt de Amerikaan
Fulton als de eerste constructeur van
een stoomschip genoemd. Dat is ech
ter niet geheel en al juist, want ge
lijktijdig met zijn schip werd in Ame
rika eveneens een stoomschip gebouwd
en wel door den ingenieur Symington.
In hoever deze eerste schepen met el
kaar overeenstemden met betrekking
tot hun samenstelling, is niet bekend.
daar van het eerste schip van Fulton,
dat in 1801 te Parijs gebouw,dl werd en
later proeftochten op de Seine maakte,
geen enkele oorspronkelijke schets of
plan meer bestaat.
Op de plaat is dan ook afgebeeld het
schip van Symington, waarvan de
bouw mogelijk is gemaakt door den
geldelijken steun van lord Dundas, die
met Symington bevriend was. Het
schip ontving den naam ..Charlotte
Dundas". De proeftochten, welke er
mede gedaan, bewezen de practische
bruikbaarheid van de stoomkracht als
middel tot voortbeweging van het
schip en daarom moet de „Charlotte
Dundas" dan ook als het eerste wer
kelijke stoomschip beschouwd worden.
Het vaartuig dat slechts zeer kleine
afmetingen bezat, was van hout ver
vaardigd en toegerust met een stoom
machine van Watt met 2 cylinders en
condensatie. Tot voortbeweging diende
een rad, dat door middel van 2 kruk
ken werd gedraaid. Het schip had op
het kanaal, waar het zijn eerste toch
ten maakte, 2 booten gesleept met een
snelheid van 3 1/4 knoopen (6019 meter
per uur). Aan de tochten van de
.Charlotte Dundas" kwam echter spoe
dig een einde, daar de eigenaars van
het kanaal, tengevolge van de schade
aan de oevers, w.elke door de door het
rad' veroorzaakte deining ontstond, er
heftig tegen protesteerden.
Zoo was het dan met het eerste
stoomschip in vrij korten tijd gedaan.
Maar de beteekenis van het schip van
Symington was toch reeds ten volle
erkend. Binnen weinige jaren voeren
reeds 30 stoomschepen op de Ameri-
kaansche meren. In de Oude Wereld
was men niet zoo vlug. Eerst in 1811
liep er het eerste stoomschip, de T"o-
meet," to Glasgow van stapel.
Schetsen van DEKA.
Onderwijzeresje.
't Besluit was nog al spoedig geno
men. Marie en Jans die toch óók zoo
knap niet waren, zouden voortstudee-
ren voor onderwijzeres, en Nora die
het waarempel niet voor haar brood
behoefde te doen zou insgelijks naar
de kweekschool gaan. Waarom zij
niet? Bezigheid voor de vrouwen hè? 't
Was d'e geest van den tijd.
Eerst kwamen de studiën. Dat was
wel gegaan. Je kunt dat meer beschou
wen al9 eene voortzetting van den
schooltijd. Je bereid je voor om de
groote taak die je wacht naar behoo-
ren te vervullen, maar van die groot-
heid heb je nog maar 'n heel flauwe
voorstelling. Een geweldige overgang
is er in elk geval niet, en 't komt niet
bij je op te denken dat je inderdaad
nn al in het werkelijke leven bent ge
treden.
Zoo was het ook bij hèar. *t Was
nog een kind hoor, heusch. van top
tot teen zoo iets van, tusschen mal
en dwaas, 't Bleef het gezellige naai
school trippelen met de andere meis
jes, vriendinnetjes, die ze ook eens
een avond bij zich had. En van verde
re zorgen was zij vrij. Natuurlijk ijve
rig studeeren, maar daar hield zij wei
van, en 't spreekt van zelf. op school
kom je om te leeren.
In den bepaalden tijd was zij klaar,
en verklaarde zich bereid aan elk die
er belang in stede van haar wijsheid
mee te deelen. Als de leerlingen nu
maar niet zoo vreeselijk dom waren.
Kijk, ze hield véél, héél veel zelfs van
onderwijzen, maar je moest zien dat.
je leerlingen er eenige vrucht van had
den, en er moest bij hen ook wat plei-
zier zijn om in de gewenschte richting
mee te werken. Nietwaar, 't moet van
twee kanten komen? Als je iemand wij
drenken en hij of zij houdt zijn of haar
mond dicht, dan kun je er niets in
brengen.
Wat was zij uit, toen zij hoorde dat
zij op de armenschool, de laagste
klasse zou krijgen.
Gelukkig dat zij van die frissche,
natuurlijke kinderen van het volk
kreeg, die dankbaar zouden zijn dat
ze wat mochten leeren, en „juf" niet
trotsch zouden behandelen, zooals die
rijke nesten.
Och ze zag zich al staan, in poëtisch
waas, tusschen die eenvoudige maar
aanvallige kleintjes; het eene met lan
ge, blonde krullen, het ander met 'n
glad, zwart kopje. En overal blo
zende, dikke bakkesjes, vleiende stem
metjes en vriendelijke oogjes, die naar
haar waren opgeslagen. Soms ereis
een be>etje stout, maar altijd toch weer
lief en volgzaam, nu en dan een kleine
beknorring en dan weer dadelijk af
zoenen.
O, om zoo'n klein, wijs en liefdevol
moedertje te zijn: ze zouden eens zien
hoe goed het haar afging.
Daar kwain een ontgoocheling, en
een wreede ook. 'tWas het eerste jaar
van de invoering der leerplichtwet, en
uit alle hoeken en gaten der groote
stad, kwam een groote troep verwil
derde kinderen naar de scholen, voort
gedreven door de wet.
Vieze neuzen en onzindelijke hoof-
den. havelooze kleeren en ruwe woor
den. 't Waren niet de kinderen der
gewone armen, maar door een speling
van het toeval, wellicht door de plaats
waarbij de school stond, waren het
specimen van die kleine ongelukkigen,
die hebben geleefd in den dampkring
van het kwaad, met eiken dag om zich
heen de ontzettende onreinheid en ver-
dierlijking. het slechte voorbeeld van
ouders en familie een jong geslacht
dus dat niet beter wist of het hoorde
zoo.
't Kind is zoo vatbaar voor indruk
ken. en daar had elke invloed ten goe
de ontbroken.
Is het wonder dat vele kleintejs er
verruwd en verbasterd uitzagen, dat
de opslag der kinderoogen onbe
schaamd en brutaal, of sluw en glui
perig was, dat zij geen gezag erken
den dan dat van een pak slaag, gewoon
als zij waren aan de anarchie hunner
maatschappij, de maatschappij der
miserabelen.
Dat waren bittere uren voor het jon
ge meisje! Zij had er een lief genoe
gen in gevonden voor 'n bolleboos door
te gaan, en haar akte te halen, en
gefêteerd te worden door bewonde
rende oomes en tantes, en onderwijs
veel ingang gevonden bij wouwen van
allerlei rang en stand als de blouse.
We zien haar met een air van ge
wicht, domineerend als iets wat men
niet ongezien voorbijloopt op de bal-
cons van onzen schouwburg en we
zien haar meer bescheiden ook een
plaatsje vragend op de gaanderij.
Daar tusschen op alle rangen is de
blouse te vinden; zij heeft genade- ge
vonden in aller oogen.
Deze schaft zich een blouse aan, om
dat zij haastig iets sierlijks noodig
had, en een japon niet zoo spoedig pas
gemaakt kon worden, een ander vindt
ze zoo heerlijk luchtig omdat zij on
gevoerd zijn, een derde wil er een rok
bij afdragen, een vierde vindt, dat
licht haar zoo goed staat maar voelt
zich te oud voor een lichte japon, een
ander is mager en vindt dat het daar
om beter staat dan een gesloten taille;
haar meer gezette vriendin heeft heel
gauw last van de warmte en geniet
daarom buitengewoon van.zoo'n luch
tige blouse.
Zoo zijn er honderderlei redenen
waarom de blouse er bij ons inzit al
jaren achtereen en vooreerst nog geen
kans heeft er door de grilligheid van
de mode uitgejaagd te worden.
In één opzicht echter hebben wij
steeds met de blouse te kampen en dat
is, dat zij zoo gemakkelijk uit den band
van den rok in de hoogte gaat, waar
door het figqur van de draagster er
alles behalve schooner op wordt. Men
heeft daarin wel trachten te voorzien
daar het in den handel brengen van
allerlei sierlijke rokspelden, doch zij
voldoen maar zeer gebrekkig aan hun
doel. Ten eerste verscheuren zij de
blouse en dan mismaken zij het fi
guur doordat ceintuur en rok van ach
teren naar beneden getrokken en
daardoor van voren in de hoogte gaan,
waardoor de taille van voren korter
wordt.
Een zeer eenvoudig en in de practijk
zeer doelmatig voorbehoedmiddel
daarvoor is het volgende:
Aan weerszijden van de achterste
baleinen van het corset naait men ste
vig twee sterke haken met de opene
zijde van de haak naar boven gericht.
Dan maakt men in de. blouses op de
zelfde hoogte twee kleine knoopsga
ten. die men door eerst tegen de blouse
op die plaats tailleband aan te naaien,
steviger maken kan. Aan de rokken
worden nu correspondeerende sterke
oogen genaaid en nadat de knoopsga
ten door de haken gestoken zijn wordt
de rok er op gehaakt. Nu kan rok
noch blouse verschuiven en de laat
ste kan niet scheuren. Het corset, dat
opening naar beneden aan het corset
naait, en aan den band van den rok
geen oogen behoeft te naaien. De ha
ken worden nu wat opengebogen, zoo
dat de band van den rok er gemakke
lijk tusschen geschoven kan worden.
Zoodoende zal men in een blouse van
licht verschuifbare stof toch altijd
slank gekleed zijn. De ceintuur kan
dan enkel met een sierlijke speld vast-
gestoken worden.
Een paar huishoudelijke wenken:
I. Een nog nieuwe tandenborstel moet
men 's nacht in een glas water zetten
om het uitvallen van de haren te voor
komen.
II. Vruchtenvlekken van allerlei
soort kan men uit wit damast verwij
deren door er eerst kamferspiritus cp
te wrijven en het daarna gewoon te
wasschen.
III. Wanneer ge eieren of een of an
der geurig extract aan uw gekookte
spijze toe wil voegen, zorg dan vooral
dat ze niet meer heet zijn, maar laat
ze even bekoelen.
Oom en neef zaten samen in de rook
kamer, de een bladerde in een boek,
de ander wierp nu en dan een onder
zoekenden blik op zijn oom, blies dik
ke rookwolken zenuwachtig uit zijn
cigaret en deed alle mogelijke moeite
om een onverschillig gezicht te zet
ten.
Oom klapte het boek dicht.
Er zit wel wat in geloof ik, je ge
dichten zijn niet kwaad.
Zoo!
Ja, je weet wel dat ik het altijd
precies zoo zeg, als ik het meen! Wat
zegt je vrouw van deze, je eerste proe
ven van dichtkunst?
Die weet er niets van
Hé, waarom niet?
Ten eerste was mijn carrière ge
broken als mijn chef wist, dat ik
dichtte, want hij is een aartsvijand!
van poëzie. Mijn poëtische aanleg
moet altijd strikt geheim blijven, wijl
vrouwen onmogelijk kunnen zwij
gen
Voor een man dien ze liefhebben,
kunnen ze meer dan. dat, doch ten
tweede?
Ten tweede, staat er in den gehee-
len bundel geen enkel gedicht, dat aan
Jiaar gewijd is, ofschoon er vele min
nezangen in zijn. Hoe zou ik haar
ook in alle zwarte en blauwe oogen
Dat wil zeggen je hebt haar te ge
makkelijk gekregen. Je beider ouders
stemden dadelijk toe en alles ging als
van een leien dakje. Je hebt haar niet
„veroverd" en daarom vindt ge die
liefde te prozaïsch en stel je je vrouw
niet genoeg op prijs.
Dat is het niet, oom! ik dweep in
tegendeel met mijn vrouwtje.
En ge hebt me haar als een zoo
onbeduidend persoontje afgeschilderd,
dat ik haar naar je beschrijving niet
herkend had! Ik in jou plaats, zou
Helène de gedichten laten lezen, haar
in 't vertrouwen nemen en haar de
bronnen aanwijzen welke je tot stof
hebben gediend. Haar oogen waarbor
gen me dat ze zal apprecieeren, dat
ge haar niet als een huissieraad, doch
in waarheid als je wederhelft be
schouwt.
Onmogelijk oom, die mooie oogen
zouden verwonderd zijn als ik haar
vertelde, dat men meer dan ééns kan
hebben bemind.
Nu, nu, ze zal toch ook zelf wel
een „eerste liefde" hebben gehad!
Beslist niet, ik ben de eerste jon
ge man geweest, dien ze heeft leeren
liefhebben. Helène werd streng opge
voed, ze heeft geen andere mannen
gekend noch romans gelezen en ze is
nooit op een bal geweest.
Hoor eens, beste jongen, dat vind
ik een gevaarlijke bewering. Een eer
ste liefde is natuurlijk een ongelukkige
liefde en die heeft elk meisje gehad.
Neem je in acht. Wat geeft je de ze
kerheid, dat ze het niet onpoëtisch heeft
gevonden, dat. je haar niet volgens
alle regels der kunst het „hof" hebt
gemaakt? Ik heb vele vrouwenkarak
ters in mijn leven bestudeerd, en ik zeg
je, dat uit Helène's oogen een gloed
straalt van onbevredigd' verlangen en
stille hoop!
Ik vind het zeer vleiend, dat mijn
kleine vrouw u zooveel stof tot naden
ken geeft, lieve oom, doch ik geloof dat
ge de plank mis slaat
Met deze woorden stond Frits op,
sloot zijn boek in de lade van zijn
schrijftafel en maakte zijn oom op
het belangrijk hoofdartikel in een der
dagbladen opmerkzaam.
De wending, die het gesprek had ge
nomen, stemde beiden onpleizierig.
Frits was best met zijn huwelijk te
vreden. Zijn vrouw was jong en lief
tallig, en had haar huishoudentje ge
zellig ingericht. Kortom: hij had het
tegenwoordig, zooals hij het wenschte.
Na het gesprek met zijn oom was ei
echter iets dat hem hinderde. Oom had
zeker ongelijk; met zijn overdreven
vrees en voorspellingen, en toch
te geven, wel zeker, onderwijs te ge
ven, op te voeden enz., hè. Maar zij
had gerekend op kinderen, zoete lieve
kindertjes, kneedbare karakters, leuke
springers die van haar zouden hou
den. En hier waren het kleine mensch-
jes, die een heele boel leelijks wisten,
en verhard waren in het kwaad.
Als zij het noodig vond er soms eens
eentje te zoenen, dan rilde zij van af
keer voor de prozaïsche viesheid.
Meende zij den eenen dag een hartje
gewonnen te hebben, dan merkte zij
den volgenden dag dat zij gedwaald
had, of het dunne laagje opvoeding
dat. zij er met zooveel moeite had op
gebracht, was er door één daad van
een dronken vader of 'n verdorven, moe
der weer van afgehaald. En de kin
deren schenen haar niet te begrijpen,
evenmin als zij de kinderen.
Ze werkte zonder lust, en zonder ook
te begrijpen welk een goede taak er
voor haar was weggelegd. Voorloopig
dacht zij slechts aan den geweldigen,
nadeeligen invloed van buiten op het
grootste gedeelte der scholieren,en moe
deloos ging zij eiken dag naar huis,
moedeloos, zonder liefde voor haar
leerlingen, en zonder liefde voor haar
vak.
Zóó had zij het zich niet voorgesteld.
Volkomener desillusie was niet moge
lijk. Met 'n zucht werd zij 's morgens
wakker als zij dacht aan den dag die
volgen zou, aan alle verdrietelijkhe
den en narigheden, die weer zouden
komen.
Maar op 'n dag was er een plaatsje
leeg in een der voorste banken. Eerst
lette er zij niet op. Ze had met de an
deren zóóveel te stellen, dat het haast
een verluchting was een levenmakertje
minder te hebben. Toen trachtte zij
zich te herinneren. O ja, 't was zoo'n
kleine, donkere jongen, nog minder
vlug en ongezeggelijker dan de ande
ren. Hij had den laatsten tijd een
leelijken hoest te pakken, en was, mis
schien wel daardoor, de onhandel
baarste van allen geweest, 'n Sterke
hand had den kleinen baas waarschijn
lijk heel spoedig tot de orde gebracht,
maar de ongeoefende, jonge onderwij
zeres. die nu eens te zacht, dan weer
te streng optrad, was ev nog niet in
geslaagd haar gezag volkomen te doen
gelden om nu maar niet eens van
vertrouwen-geven of liefde-schenken
te spreken, 't Was. zoo op het oog
tenminste, louter koppigheid en on
deugendheid, een kind waar niet veel
eer aan te behalen was.
Dus een lastig heer voor korter of
langer tijd kwijt. Dat was een op
luchting!
Neen, toch niet. Als ze een oogen
blikje tijd had om na te denken, de
kleintjes wat stil waren, dat k'on ze
soms peinzend 'kijken naar dat leege
plekje, dan dacht ze aan dat hoesten
van het arme kleine kereltje, 't Ging
niet beter dat hoorde zij van het
hoofd der school. Dat speet haar,
meer dan zij wist.
't Arme Jantje werd een aanlcnoo-
pingspunt tusschen haar en de kinde
ren. Zij sprak ervan met lieve, sym
pathieke stem, en bemerkte voor het
eerst hoe goed zij kon vertellen en
wat de weg was naar het hart der
kinderen. Ze kwam, en die ervaring
j was wel wat bitter, tot de overtuiging
dat liet onderwijs tot op dit oogenblii
in theorie misschien wel heel moo:
was geweest, maar inderdaad voor hel
doei niet geschikt, omdat zij in hel
begin niet doordrong tot de hartjes,
het begrip niet bracht in de ongeoe
fende hartjes.
Die ontdekking en het resultaai
dat zij bij haar vernieuwde pogingei
had. gaven haar terug haar geheelt
enthousiasme, den ganschen geestdrift
waarmede zij had1 willen beginnen
Schreiend haast, met tranen in df
oogen, kwam zij 's middags thuis.
Moe keek haar bezorgd aan. 't Wa
blijkbaar weer een slechte dag ge
weest. En toch. in den laatsten tiji
had zij haar niet zoo hooren klagei
als vroeger; zij had al gehoopt da
haar dochtertje pleizier in de betrek
king begon te krijgen. Dit was m
weer 'n teleurstelling, maar toch vroei
zij zacht en meelijdend:
„Scheelt er wat aan, kindje, ware
de kleintjes weer zoo ongezeggelijk?
„O nee moe", viel zij dadelijk in
„maar ik heb er een verloren, ziet
kleine Jantje is dood, en nu eerst be
ik begrepen hoeveel ik van allen hout
en wat ik in de toekomst voor ze zi
zijn. Maar het is zoo naar, dat
het hem niet meer toonen kan. Er
een plaatsje open in de klas