Licht en Schaduw.
Rubriek voor Dames.
SINTERKLAAS.
Alleen uil liefde.
FEUILLETON.
Dikwijls heb ik dames op leef
tijd de klacht hooren slaken, dat
zoowel de lectuur als de platen over
de mode zich steeds aanstellen als
of alleen lieve, jonge meisjes en
vrouwen met onberispelijk figuur
tje er prijis op stellen zich zoo voor-
deelig mogelijk aan de wereld voor
te doen. Alle aantrekkelijke afbeel
dingen zouden op haar toegepast
een beJachelijken indruk maken.
De klacht is daarom niet ongegrond.
Het is waar, vele modellen zijn met
een kleine wijziging voor oudere
dames geschikt te maken, maar niet
iedereen heeft daan-oor de noodige
geschiktheid en daarom zouden
wat meer afbeeldingen en beschrij
vingen zoowel voor japonnen als
hoeden voor dames op leefijtd' niet
misplaatst zijn. Moeders van vol
wassen kinderen zijn zoo licht ge
neigd om volkomen onverschillig
te wonden over haar toilet. Zij ne
men liefst artikelen, die als eenig'
voordeel hebben, dat zij lang mee
kunnen. maar over de sierlijkheid
van hun kleeding breken zij zich
het hoofd niet. Anderen weer over
drijven de behoefte om even als
vroeger altijd sierlijk gekleed te
zijn en nemen te veel lichte en in
't oog vallende kleuren, hetgeen
haar eer ouder dan jonger doet
schijnen. Een middenweg is ook
hier moeilijk te vinden, vandaar,
dat een mode-tijdschrift voor oude
re dames bepaald in een. behoefte
zou voorzien.
Zooals men wel eens van een
jong mooi meisje zegt: ..Als zij een
zak aantrok zou ze nog bekoorlijk
zijn", even goed i n men van een
kind!, zoodat ik hiermee maar zeg
gen wil, dat geen enkele vrouw te
oud is om zich ieder seizoen met
zorg af te vragen, hoe zij zich het
meest elegant en overeenkomende
met haar jaren kleeden. zal.
HuishoudJdioekebdie zeier vuil
zijni. kan men: op dfe volgendè wijze
weer schoon, maken.
Neem' een tobbetje met koud wa
ter. met wat soda, leg de doeken
er in. beweeg ze met een stokje
heen en weer en laat ze dan, een
poosje staan. Als het vuil er ge
deeltelijk uitgetrokken is, neemt
men een korte, dikke stok. of ijze
ren lapteil en slaat ze daarmee vlug
en flink door het sodawater. Neem
nu een pan met warm water en
zeep draai de doeken om den lepel,
doe ze in het heete water, daarna
smeert men. de doeken met zeep in
en, wascht ze d'oor de een tegen de
ander te wrijven. Spoel ze dan in
koud] water na en, wiring ze droog
uit. Helpt dlat' nog niet voldoende,
dan moeten de doeken worden op-j
gekookt.
Het wasschen van ballons en gas-
ornamenten.
Men boent ze met een nagelbor
stel met zeep, soda en water, spoelt'
ze in warm water na en laat zej
daarna uitlekken. -
Wanneer ze van buiten, droog'
zijn, worden ze met- eeii zacht,en
handdOek aangevat en droog gewre
ven Zij mogen nooit in koud wa
ter komen, want dan krimpt het
glas zoo in dat h,et door de warmte
van de gasvlam, zou knappen.
vrouw, die aan uiterlijk schoon!
door den tijd gaat verliezen, zeg
gen: ..Die zak en alles, wat ze als
jong meisje met succ.es droeg, is;
niet goed, ^enoeg meer voor haar: i
zij moet met zorg en in overeen-;
stemming met haar leeftijd ge-j
kleed zijn."
Meisjes zoowel als jongens zien,
gaarne, dat hunne ouders goed ge
kleed gaan. Het drukt vele van
hen. als d'e ouders uit een gevoel
van onbaatzuchtigheid en spaar-
zaamheid. zichzelve onthouden van
alle ijdelbedd in japon of hoed.
Parijs is wel eens enoemd ..Het
paradiis van de grootmoedors". In
geen andere stad staan de dames
zco in aanzien. Er zullen misschien
wel andere oorzaken ook voor zijn.
maar een van de hoofdredenen is
bepaakl. dat alleen de Fransche da
mes de kunst verstaan zich elegant;
te kleeden,. Zij maken daardoor j
een' aangenamer); indruk in 't pu-j
bliek en worden daarnaar ook be
handeld.
..De kleeren rririken de vr'ouw
evengoed als den man".
Natuurlijk hebben oude dames
niet zoo groote keuze van kleuren
als jongere.
Zwart grijs, mauve, violet zijn
alle- geschikte kleuren voor vrou-j
wen van eemigen leeftijd. Grijs
vooral is nu sc smaak. en
kan in alle tinten gebruikt worden
van staalgrijs tot parelgrijs met zii-
verachi gen weeree! i in
Het laatste vooral is zeer geschikt
voor oude dames bij feestelijke ge-j
legen heden, bijv. bij gelegenheid j
van -het huwelijk van haar klein
..Ziet, de maan schijnt door de boomen
Makkers maakt dus geen geraas,
't Heerlijk avondje is gekomen,
't Avondje van Sinterklaas,
Vol verwachting klopt ons hart,
Wie de koek krijgt wie de gard."
Zoo zong Dr. Heye, zoo kenden onze j
ouders het lied, zoo galmen tegen
woordig duizenden schoolstemmen het
uit, zoo zullen wellicht ook onze kinde- J
ren in deze eeuw nog jubelen.
Sinterklaas! Hoe dikwijls zagen we
hem op eene centsprent in schreeuwen
de kleuren afgebeeld, terwijl zijn
schimmel met de voorpooten op deu
eenen en met de achterpooten op den
anderen schoorsteen staat; hoe bang
en toch vol hoop hebben we als kind
jaren lang de verzuchting geslaakt
Sinterklaas, kapoentje,
Gooi wat in mijn schoentje.
Gooi wat in mijn laarsje"
om, als clan onverwachts een heele be
zending taaitaai op ons neerviel in blij
de dankbaarheid te besluiten met een
..Dank je. Sinterklaasje!"
En wij, gelukkigen, wier ouders wel
eer in nauwere betrekking stonden met
Sinterklaas op financieel gebied, wel
te verstaan hoe verheugden we ons
als de goede man (anders kenden we
hem niet) met zijn zwarten knecht (de
vrees van ondeugende bengels) plotse
ling na een oorverdoovehe! gerinkel
van schellen en bellen, in zijn besten
tabbert in de huiskamer verschen. Ze
ker, in den goeden ouden tijd was Sin
terklaas bepaald deftiger dan thans,
nu hij als ,,gast" zijn zetel opslaat in
poffertjeskramen en melkinrichtingen,
maar de tijdén veranderen enSin
terklaas gaat waarschijnlijk met zijn
tijd mee, en vertoeft tegenwoordig lie
ver in levenden lijve tusschen electri-
sche lampjes en gasgloeilichten, dan
levensgroot geschilderd op hst houten
beschot recht tegenover Goliath in de
vertoonzaal van 't oude Doolhof, waar
hij in de vorige eeuw jaar in, jaar uit
tot genoegen der Amsterdammers te
zien was.
Sinterklaas schijnt steeds een voor
liefde voorAmsterdam to hebben gehad
want zoowel in 't Noorden en 't Zuiden
als in 't Oosten en 't Westen van ons
land klonk het in 't lied:
Sinterklaas, goed heilig man.
Trek je besten tabbert an;
of wel:
Sinterclaes, bisschop,
Settie hooghe mutse op.
Rijdt er mee naar Spanje,
Appeltjes van Oranje
Peertjes van de boomen.
Rijke, rijke oome,
Rijke, riike juffertjes
Dragen lange mouwen,
Hansje zullen we trouwen?
Hansje die sprong over de sloot.
Hij brak zijn poot,
Tien pond suiker,
Leg den lepel op den ketel,
Brandewijn met suiker."
Onze voorouders dweepten met Sin
terklaas en zouden niet gaarne een
jaar hebben overgeslagen dat ze onde^
hun telgen op den 6en December sui
kergoed en marsepein deelden, niette
genstaande Walich Siewerts, die geen
vriend van Sinterklaas was. in de voor
rede zijner Roomsche mysteriën
schreef: ,,'t is een sotte eude onghefon.
deerde maniere van de kinderen hare
schoenen met allerley snoeperie ende
slickerdemick te vullen." De Amster
dammers stoorden zich daar echter
niet aan. De ouderen van-dagen hiel
den immers ook veel van Sinterklaas.
Hem toch had men een be
dehuis, de tegenwoordige Oude
Kerk te Amsterdam gewijd, waar
men hem in 't begin der 16e eeuw
een beeld van klinkklaar zilver op
richtte, dat natuurlijk in geen enkel
museum meer te vinden is, (Scheltema,
,,De ijzeren kapel" p. 17); de kooplui
den, schippers, stuurluiden en boots
luiden hadden hem tot schutspatroon
gekozen; zijn naam werd gegeven aan
het in 1402 gestichtte Leprozenhuis, ge
legen tusschen de Joden Breestraat en
de Houtgracht, tegenover de synagoge
der Portugeesche Israëlieten; een toren
nabij de Bantammerbrug werd naar
hem genoemd, evenals een straat tus
schen Nieuwendijk en N. Z. Voorburg
wal, terwijl zijn beeld als uithangtee-
ken op den Dam boven een koffiehuis
prijkte; waarschijnlijk dankte de goe
de man deze laatste onderscheiding aan
de slotwoorden van bovenstaand Am-
sterdamsch liedje!
Hoe dikwijls is de Sinterklaasvreugd
niet geschilderd? Iedereen ken Jan
Steen's beroemde schilderij in het mu
seum. Brakenburg, Jamin en meer an
deren vonden dat onderwerp ook waard
geschetst te worden. Hoeveel dichters
hebben Sinterklaas bezongen en be
schreven; we willen slechts de Neder
landers: Jan de Regt, dö Genestet,
Eelco Verwijs en Ter Gouw noemen.
Wie was dan eigenlijk die Sinter
klaas, wat hebben de verschillende at
tributen als: schoen, schoorsteen, koek,
gard, bel en schimmel met hem te ma
ken?
Wagenaer verteld ons, dat hij als
bisschop van Mira zeer goedgeefs was;
o.a. wierp hij een arm edelman, die
met drie huwbare dochters belast was,
van tijd tot tijd heimelijk zooveel geld
ten venster, als tot een uitzet vereischt
werd. Zulks heeft de Amsterdammer
die het liedje maakte zeker geweten,
anders had hij Sinterklaas niet als een j
„hylikmaker" voorgesteld en „Hansje
had dan niet kunnen trouwen", terwijl, 1
zooals Ter Gouw in de Volksvermaken
zegt, ook ,,de Vrijsters" en „Vrijers"
en de „Taaitaaimannen" geen betee, i
kenis zouden hebben.
Dit beamen we ten volle, maar hoe
komt men ertoe Sinterklaas met schoen
schoorsteen enz. in verband te brengen?
De Folk-lore, dei wetenschappelijke j
behandeling van gewoonten, zeden j
en gebruiken, spreekwijzen en uitdruk-j
ikngen, liederen, sagen, sprookjes, le
genden en voorstellingen, die in den
boezem des volks voortleven, kan ons
hier de uitlegging van geven.
Sommige volksvoorstellingen en
volksgebruiken, die heden ten dage
met de feestviering van Sinterklaas in
verband staan, zijn door het volk van
heidenschen op christelijkén bodem
overgeplant.
Het Sinterklaasfeest behoort tot de
winterfeesten. De Germanen vierden in
I dit tijdperk de feesten ter eere van den
I god der vruchtbaarheid Wodan, de ver
j persoonlijking der bewogen lucht. Bij
genoemde feesten werden offers ge
bracht, die met maaltijden gepaard
gingen. Een overblijfsel dezer smul
partijen vinden we ontegenzeggelijk
in de Maartenshoorntjes (op 11 Nov.),
Andreaskransen (30 Nov.), Nikolaas-
p'oppen.en banketletters (6 Dec.), Kerst
brood en (25 Dec.) en Driekoningenkoe-
keu (6 Jan.) Merkwaardig ds het dat
deze feestdagen juist vallen in het
tijdperk der vroegere winterfeesten.
In het winterseizoen hield Wodan op
zijn schimmel Sleipnir de Wilde Jacht
en volgens het verhaal wierp hïjjbij die
gelegenheid dan beurtelings een zwar
ten klomp door den schoorsteen, dat
de vonken er van opstoven (Grimm
Deutsche Mythologie II, p. 774), goud
(dr. L. Knapert, Folklore, p. 167) en
zelfs een hond (Bartsch, Sagen, p. 17);
een ander maal vulde de wilde jager
schoenen met bloed, dat naderhand in
goud veranderde (Grimm II. p. 60)
Sinterklaas wordt evenals Wodan
voorgesteld met langen baard en geze
ten op een wit paard. Ook hij „rijdt" 1
of brengt zijn geschenken in een
schoen, vandaar dat we spreken van 1
,'t. schoentje hij iemand zetten".
Dat Wodan hij zi jn wilde jacht verre
tochten aflegde is duidelijk; dat doet
Sinterklaas ook. Hij komt van het land
van licht en zonneschijn, vanwaar hij
appelen, kastanjes enz. meebrengt. Dit
land schijnt voorheen Engeland, de
Insula pomorum (appelen-eiland) te
zijn geweest (Eelco Verwijs Sinterklaas
p. 77). thans is het Spanje vah waar
hij appeltjes van Oranje lj meebrengt.
Wodan hield de wilde jacht, verge
zeld van Hruodp -rath (Ruprccht). een
boosaardig en streng huisgeest, die
echter ook wel eens vrijgevig en goedig
kon zijn, evenals de zwarte Piet die
Sinterklaas begeleid en met een. gard
of roede is gewapend. Gewoonlijk is
d'e gard van berkenhout.. In Duitsch-
land stelt men de Kerstman voor met
een denneboom; blijkbaar is dus de
roede oorspronkelijk een twijg geweest,
het zinnebeeld van vruchtbaarheid, en
is ze. zooals Tille in die Geschichte der
Deutsehen Weihnacht p. 195 zegt, tij
dens de hervorming waarschijnlijk tot
ware slagroede, tot straf instrument,
tot plak hervormd'.
Zcoals men ziet kan dus gevoegelijk
alles wat Sinterklaas als attribuut mee
draagt ook bij Wodan terug word
gevonden, terwijl zijn persoonlijkh<
zelf in de meeste punten met deze ou
Germaansche godheid overeenkomt;
Nu blijven ons nog de bellen ov
die Sinterklaas' aankomst bekend n
j ken.
De bel, evenals het roetgezicht is d
huisgeest eigen. Van Wodan kan S
terklaas dit attribuut dus niet hebbe
wel van de Elfen, waarvan Wodan
ning was (Van der Geijn, Essai de IV
thologie p. 115). De dwergen hield
veel van bellen, en de bellen aan 1
pak van dien hofnar pleiten voor zi
verwantschap met den lustgen hu
geest. (Grimm I p. 385.424 III p. 14
Trouwens wij stellen ons Sinterkla
zelf nooit voor met een bel, zijn zwaï
knecht is het rinkelen en klingelen t<
vertrouwd.
Moeten we nu uit bovenstaande
sluiten dat het Sinterklaasfeest u
sluitend in het heidendom te zoeken
Het antwoord laten we liever a
meer bevoegden over, daar ons een
doel was bij het schrijven van dit a
tikel den lezer te doen zien hoe pop
lair het Sinterklaasfeest bij onze voc
ouders was, bij ons nog is en bij on
nakomelingen zal blijven, want „Fol
lore" zegt prof. P. Alberdingk Thij
(in de lettervruchten p. 4) ..is op al
gebied de wapenkreet geworden. W
dengenen die zich daartegen kant! H
worstelt tegen den stroom. Folk-lore
de raadzalen! Folk-lore in de schoo
Folk-lore in alle kunstuitingen!" Va
daar dat door de tegenwoordige uitg
breidis beoefening dezer wetenschi
het oude Sinterklaasfeest niet ande
dan in bloei kan toenemen en zeer z
ker nog dikwijls het versje zal kli
ken:
..Sinterklaas, te paard gezeten.
Laat aan alle kind'ren weten
Dat hij. als verleden jaar
Hartjes heeft en gardjes klaar.
(F. S. in de A. Ct.)
1) Oranje is aan het Franseb on
leend. Bij Kiliaen vindt men „aranië
appel", het Italiaansche „arancio".
In Vlaanderen wordt nog zeer veel
gedaan aan hanaboogschieten en de
liefhebbers van de behandeling van hel
oude schietwapen vereenigen zich er
dorps- of geliuchtsgewijs tot gilden,
die op geregelde tijden feeslen organi-
seeren tot het. meten van eikaars kracht
SCHUTTERSFEEST.
en behendigheid op de schijf, of tot het
wedstrijden mét andere giden. Na af
loop van zulk een feest wordt een maai
aangericht, dai in de gehuchten een
zeer huiselijk karakter draagt. In een
ruime kanier van één der leden, of in
de herberg komt men bijeen met \r.ouw
en kinderen. Er wordt een eenvoudig
maal aangericht, de kroes met het
zware Viaaiusehe bier gaat lustig rond
en men schertst en stoeit en toost er
met gulle vriendelijkheid. Zulk een
schutterfeest is dan een groote gebeur-
tenis m het eentonige plattelandsleven.
Burleske naar FERDINAND GRUNEI
Adolf van Friesteel was vïjf-en-hvi
tig jaar oud geworden. Zijn gezicht ha
in deze kwarteeuw de uitdrukking va
groote verveling aangenomen. Hij g
voelde zich vermoeid en nerveus e
gaf zich nauwelijks de moeite om ziji
mooie bruine oogen goed open te rx
ten.
Het was immers in deze vervelends
van alle werelden de moeite niet waar
een eenig d:ng de aandacht te schei
ken. Daarvan was Adolf van Frieste
overtuigd, en dit is van te meer bete
kenis, wijl zijn vader hem. behalve e<
fashionable paleis in de Avenue 55
New-York, de kleinigheid van rui
twintig millioen dollars had nagelatei
De vee-expor-t uit het Westen was g
bleken zoo winstgevend te zijn.
De jonge Van Friesteel bevond zi<
op vijf-en-twintig-jarigen leeftijd in e<
zielstoestand, welken hij zelf ni
nauwkeurig kon omschrijven. Hij ve
heugde zich over niets en bij ergert
zich over niets meer; zelfs een rago'
van nachtegaaltongen had hein gei
glimlach meer kunnen on dokken. Zi
ne renpaarden had hij aan zijn sta
personeel geschonken, wi:' hij net
eentonig vond, dat ze of de overwii
ning behaalden, of verslagen werae
Een derde wilde de jockey-clui;
toelaten, omdat het nu eenmaal ni
mogèlijk was.
De honorable Friesteel was Kiert
naar Afrika vertrokken, natuurlijk ru
Schetsen van DEKA.
Een meisje en drie jongens.
't Was een huishouden van louter
jongens, ruwe, bonkige knapen, zon
der iets wat naar „verteedering des
harten" zweemde, 'n Troep rakkers
met stugge melk-boeren-honden-haren
zoöals men dat gemeenlijk niet al
te poëtisch pleegt uit te drukken
met altijd kapolte kousen en knokkels,
met altijd roodè wangen en trek-naar-
meer.
Jammer, dat een van de d: niet een
meisje is, zei moe wel ee zuchtend,
als er een scène was g est over 'n
stukkie koek of 'n piet melk, dat een
ander meer zou he' n gehad. Nu
vliegen ze .eikaar de haverklap in
het haar een r sje zou ze wat ge-
zeggelijker ma! Want, zoo besloot
ze dan meestal et 'n schalksch lachje,
wij vrouwe:: i meisjes zijn veel zach
ter en liever.
En wie ::ou je dan willen missen,
vroeg v.-.der eens, terwijl hij de drie
wilden bij de groote vleezige oorlap
pen aan moeders schoot trok; Ben.
Willem of Jan? Wie is de grootste stou-
tert? Toen wel toen trok moeder de
drie jonge-honden-hoofden naar zich
toe, en zoende ze tot de tranen in haar
oogen kwamen.
Intusschen. 't was een span, en de
laatste paar weken vooral was het niet
uit te houden geweest. Sedert de drie
wisten dat de benedenbewoners ver
huisd waren, en de eerste étage leeg
stond, maakten 2ij een kabaal dat wer
kelijk het lichte huis wel eens zwaai-
bewegingen moet hebben gemaakt, als
een ranke toren waarin zware klokken
bengelen. Nu kon de waarschuwing:
„pas toch op voor de menschen bene
den!" niet meer gelden. Over 'n week
zouden de nieuwe bewoners de bene
denwoning betrekken, daarom nog
eens van harte geprofiteerd. Er werd
geworsteld en gesprongen, -er werd ge
reden met een vierspan van stoelen,
zoodat achter het behang de kalk van
de muren viel, en moe drie- ja vier
maal daags stof moest afnemen om
alles netjes te houden. Al te wild£, och
neen, ze waren jong en gezond, en als
moe ze eens ernstig verbood, dan lieten
zij het tien minuten, maar verga
ten het dan weer. Zoo is de jeugd, zei
best je.
Moe bleek een goede profetes, want
er kwam verandering in. Donderdags
kwamen de nieuwe menschen. De jon
gens lagen met hun neus tegen de rui
ten gedrukt naar beneden te kijken.
Eige- lijk was het een soort van ge
vangenschap. Want zij hadden zich
I op straat voor de deur geposteerd, zoo
dra de verhuiswagen arriveerde, en
I over elk stuk dat uit den wagen en in
huis werd gedragen hun goed- en af-
keurende critiek doen hooren. Be
schaamd haalde moe de -wijsneuzen
naar boven, maar een oogenblik later
vond zij zenit het raam hangen, op
gevaar af naar beneden te tuimelen.
Toen werden zij wat hardhandig mid
den in de kamer op een stoel geplakt,
en de ramen gesloten, maarvijf
minuten later zaten zij weer voor de
ruiten. En moe had het ten slotte
maar laten gaan; je kon ze toch niet
op een stoel vastbinden. het waren
toch ook jóngens.
De kennismaking tusschen de beide
dames had al spoedig plaats. Moe zou
geen goede moe zijn geweest als zij
niet dadelijk haar vreemde onder burg
vrouw met raad en daad, met turf. en
petroleum, had ter zijde gestaan
uien eersten dag. En al spOuun*, na
j verloop van een paar weken, een
maand of wat, kwam er sympathie
j tusschen die twee. Zij waren beide zoo
eenvoudig en openhartig, niets geen
dames, maar vrouwen, huismoeders,
met tal van zorgen, maar met een op-
i gewekt humeur en een hart dat zich
I gaarne uitstortte bij een verwante
ziel. Ze waren al spo<!!g goede ken-
n issen, maar niet zoo gauw en goed
i misschien als de kinderen. Ik zeg daar
de kinderen maar de beide huisge
zinnen leverden geen gelijk aandeel
Eenerzijds waren het drie zware,
sterk-groeiende jongens, met linksche
manieren, en anderzijds een fijn. ele
gant me sje, dat beweginkjes had van
een volwassen dame, en toch heel kin
derlijk naïef deed.
Ze was niet wat de jongens ,,'n suf
fe; t" noemen; dan hadden zij dien
zelfden middag van de aankomst, toen
zij even ontsnapt waren aan hunne
gevangenis, zeker niet zoo graag ken
nis met haar gemaakt.. Maar zij had
een lieve, verstandige ernst, een leuke
wijsheid, die de jongens onder appèl
bracht., voor zij het wisten. Waar zij
ging, volgden zij als getrouwe slaven.
De rakkers die anders niet dan met
ds grootste moeite in toom waren te
houden, sloofden zich uit om de beve
len te gehoorzamen, die zij al spoe
dig met haar helder stemmetje aan
hen uitdeelde. Als zij speelden, klonk
het telkens, met iets liefkoozcnd-be-
straffends van een moedertje in haar
stem: „hier Bén, wilde jongen, houdt
eens voorzichtig de pop vast, dan zal
ik het kind eens wasschen". Of een
oogenblik later: ,.A loh, Wim en Jan,
houdt het springtouw eens vast. En
nu zachtjes slingeren, dan zal ik eens
het laatste springwïjsje zingen, dat
juf ons gel erd beeft."
't Was heusch niet noodig, dat moe
de jongens wel eens aanmaande toch
vooral voorzichtig om te gaan met
kleine Mary; ze was zoo ijiï en teer
De onbeholpen jongensknuisten, die
in den regel 'n mooi beeldje of een
klein poesj zonder het juist te wil
len, mishandelden, raakten haar voor
zichtig en zacht aan. Moe had gelijk
een zusje was niet kwaad geweest.
Enfin, nu hadden zij er een.
Maar op een dag veroorzaakte het
voorwerp hunner liefde haast een
hocgloopend? ruzie, en een gebroken
har;. Wiid had op school een griffel
gekregen met goud papier en kwam
die vol vreugde c-n onderdanigheid
aan zijne koningin brengen. Dat ver-
droot Jan; hij kr eg echter een lumi-
j neus idee, en schonk zijn trots en glo
rie weg; een groote, gezwollen bruine
boon, die in zijn sponzen-doos al aan
ha t ontkiemen was. Maar Ben had
niets anders aan te bieden dan een
appel niet 'n gewone, want dan was
hij primus geweest, maar een dién hij
u:t het water aan de appelenmarkt
had opgevischt, met een vernuftig toe
stel, samengesteld uit een krom ijzer
draadje en een touw. De appel was
aangestoken, hier en daar, en overal,
en Ben kon ci' Mary niet van over
tuigen dat de goede plaatsjes toch nog
g ed waren. Ze trok verachtelijk en
vies haar neusje op, en liet de ver
smade vruch' op den grond vallen.
Ontzetting in het eerlijk maar naijve
rig jongenshart: eene verslagenheid
die door groote woede ~evolgd werd.
Hij zwoer voor zoover een kind daar
toe in staat is bij hoog en laaf dat
hij n ets meer met die nare meid te
doen wou hebben. Een eed die natuur
lijk voorbestemd was om verbroken te
worden. Maar het. moet gezegd door
een bijzonder verleidelijke belofte.
Mary zag zijn tranen die hij niet *s.--
hergen kon, enbeloofde met licm
te zullen trouwen.
Groote, onbestemde vreugde in t-- ii s
ziel', maar nu mocht net ook ev a dag
worden uitgesteld, geen uur, eu mi
nuut. Bruidje stemde er blij in toe
j Zij kreeg eenige oude bloemen uit
dameshoed in de hand. cn een vei
j tusschen de zachte, zijden haren; Be
liet den hoogen hoed- van Pa op zij
schouders neer, en zoo werden zij mi
i de noodige plechtstatigheid door
twee anderen in den echt verbondei
En voortaan heette hij mijnhe
Mary, en zij mevrouw Ben, en hadde
zij gelijke rechten over de poppen.
Dat bleef lang zoo tot zij grootf
werden. Toen werd hei wederzijds wi
gek gevonden, borg men deze teei
herinnering op bij de kinderjarei
Maar goed ook, want toen Mary no
niet zoo heel lang heusche dames-ja
ponnen, droeg en het haar opgestoke
had. kwam er een jonge vriend va
haar vader, uit een ver land, en di
nam haar mee als zijn vrouwtje.
Hij was een elegant, groot heer, e
ook wel een goed mensch. alleen maa
wat vervormd, naar het koude, pra<
tische land waar hij in gewoond ha<
Zij kon er niet tegen, 't fijne, zacht
prinsesje. Nog geen jaar na het hi
wé lijk kwam haar doodsbericht..
En Ben heeft gesnikt om iets uit zij
kinderjaren, zonder dat de andere
het wisten. Want dètt mocht niet, h
was nu al 'n heele vent. die geld ve
diende en een snor onderhield.