Tweede Blad, Juffrouw Johanna. behoorende bij „Haarlem's Dagblad" van Vrijdag 6 Deeember 1901. No. 5657 GEMEENTERAAD. Vergadering van den Raad der ge meente Haarlem, op Woensdag 4 De cember 1901 des namiddags te half 2 ure. Voorzitter de burgemeester. Afwezig bij den aanvang der zitting de hoeren Stolp, Hugenholtz, Klein. Welsenaar en van Dieren Bijvoet. Punt 1. Mededeelingen en ingekomen stuk ken. lo. dat. is gesteld in handen van B. en W. om advies: a. een adres van eenige bowoners van liet Prinsen-Bolwerk om te beslui ten verbetering aan te brengen in de aansluiting van het trottoir aan het Prinsen-Bolwerk. b. een adres van M. van Ommeren e.a. oin ontheffing van betaling van recognitie wegens gebruik van open bare gemeentegrond aan eene projec tiestraat aan den Zijlweg; c. een adres van P. J. Schwartz om hem opnieuw vergunning te verleenen voor hot hebben van een bovenbouw op dien stadsmuur bij de Amsterdam- sclie Poort. 2. dat is ingekomen een schrijven van de commissie van het Museum voor Kunstnijverheid inzake het ver leenen van subsidie aan dat Museum (zal voor de leden van den Raad ter vi sie worden gelegd). g. een schrijven van den heer Mr. F. A. Bijvoet dat hij niet ni aanmer king wenscht te komen voor eene be noeming tot lid der plaatselijke com missie van Toezicht op het M. O. 3o. dat ter inzage voor de leden i9 nedergelegd een rapport van den ge meente-architect inzake den overkap ping van de Fabriciuszaal van het ste delijk museum; 4o. een schrijven van gedeput. sta ten ter gelediing van de door hen goed gekeurde besluiten inzake eene voldoe ning uit den post Onvoorziene uitga ven, betreffende de regeling der jaar wedden der onderwijzers, inzake het verleenen van ontslag aan den onder wijzer le klasse J. W. de Koning. b. eert schrijve nvam die commis sie v-.ni die School voor Kiunstnijr ve<nhe\i'dl. hioandlendle dlankbebutigimg voor heit verlieandi subsiidiie. o. eiein schrijven van dien haveat- miecfiteir-'inspecbeur, houdiemdle danik- betoui'ginig voor d'e veirhoogiaug zij;- me>r jaarwedid'e. ct. 8 processen-verbaal van afkeu- rin van vloesch, aJs zijnde onge schikt voor de consumptie. e. een voorstel van dlew heer L. Moidlco en 5 andere lieidlen van dleat Raadi, houdleindie wijzigingen op die onitweiip-verordiening- op het brandibruissohemi. f. een schrijven van het bestuur, ■dier veireeni'ging „rti?. Ambachts school'." houdende dankbetuiging voor het verleende subsidie. Punt 2. Ileistemming over het voorstel-Van de Kamp om het voorstel B. en W. in zake werkman P. de Wit te behande len in de Raadszitting van 13 Novem ber 1901, waarover toen de stemmen staakten. De heer v. cL KAMP zegt, dat hij in de vorige vergadering dat voorstel ge daan heeft, omdat het naar zijn miee- ning urgent was en daarbij gerekend op de welwillendheid van den voorzit ter. Over het vooi-stel hebben destijds de stemmen gestaakt. Hetgeen in hjet voorstel beoogd wordt, is thans prac- tisch onuitvoerbaar. De heer v. d. Kamp waagt verlof het m t$ trekken. Aldus wordt besloten. Punt 3. Behandeling van liet Rapport der Raadscommissie, benoemd bij besluit van 7 Nov. jl.inzake het adres der lieeren N. C. Wefers Bettink en G. J. Heenk iot. schorsing van den heer W. Stolp als raadslid. De heeren Wefers Bettink en Heenk vroegen die schorsing aan op grond van art. 24 al. 3 der gemeentewet, ter wijl de bedoelde raadscommissie, be staande uit de heeren Mr. F. W. van Styrum. mr. F. A. Bijvoet en Speel man adviseerde, dat door de heer Stolp niet was gehandeld in strijd met bedoeld artikel uit de gemeentewet. De heeren Spoor en de Lanoy ver laten de vergadering. De heer VAN STYRUM zegt niet te zullen spreken over het eerst ingedien de adres d'er firma Heenk en Wefers Bettink, doch zal enkele kantteekenln- gen maken op bet tweede. Hij bespreekt in de eerste plaats de daarin uitgedrukte meening, dat niet vooral de juridieke doch de practische zijde der zaak klemt. Het standpunt £at de lb eren hebben ingenomen is dit geweest: het is oen zuivere juridieke vraag. De commissie sie had derhalve volgens verzoek van adressanten te onderzoeken of de fei ten waar waren en of diens volgens ge handeld was in strijd niet de gemeen tewet. Toen de heer Van Styrum het twee de adres had ontvangen was hij bt- nieuwd de practische overwegingen daarin te zullen lezen. Wat doen de heeren echter? Ze geven advies van vier rechtsgeleerden en van de redac tie van ,,De Gemeentestem". Van de practische zijde van het vraagstuk blijkt echter niet. Spreker meent, dat adressanten hun beschuldiging aan de commissie van lettedknechterij hadden moeten motiveeren. Spreker gaat nu verschillende pun ten na door de adressanten in hun adres betoogd. De hoer Van Styrum zegt. dat de bedoeling van Thorbecke geweest is, dat een raadslid geen deel mofcht ne men aan leverantien of verpachtingen en dus een persoonlijk belang heeft. Doch in dit persoonlijk belang is voorzien in art. 46 G. W. waarbij I>e- paald is, dat bij zaken die de raadsle den persoonli jk aangaan, deze zich van stemming onthouden. Wanneer men naslaat de aanteeke- ningen van Boissevain op dit art. daar ziet men het geval -enoeiud dat raads leden genoemd worden die aandeel houders zijn. Met opzet heeft men art. 46 zoo treredigeerd als thans het geval is, omdat nu het art. slaat op alles wat raadsleden persoonlijk aangaat. In Harlingen heefi^men 'n analoog ge val gehad en toen heeft Mr. De Pinto gezegd, dat men niet moet motiveeren met wat men in de wet wcnschelijk zou achten doch met wat in de wet staat. Dit onderschrijft spreker. We zitten hier niet om de wet te maken of te ver beteren, maar om ons aan de wet te houden. Nu komend tot punt B bespreekt da heer Van Styrum of de heer Stolp al of niet deelneemt aan het beheiev. Thorbecke zegt het schijyt wensche- lijk dat de raadsleden niet deelnemen aan het beheer eener Vennootschap. Dit is slechts het uitspreken van een wensohelijkheid, geen verbod. In punt C wordt gesproken over een belieerend Vennoot. Het is der Com missie niet gebleken, dat de heer Stol,) deelneemt aan het beheer. D.t punt is dus hier niet ter zake dienend. Komend tot punt D zegt spreker, dat het gevaarlijk is zich te beroepen op liet oordeel der redactie van „De Ge meentestem." Doch juist de gevallen waarop de adressanten zich in dit gevai beroepen zijn niet analoog met het ge- val-Stolp. In een geval analoog met het onderhorige heeft de redactie van ..De Gemeentestem" beslist als haar meening uitgesproken dat zulk een ge val niet behoort onder art 24 der G. W. En het Weekblad voor administratief recht spreekt eveneens. Het beroep op de meening der redac tie van „De Gemeentestem" behoort, hier dus niet thuis, herbaalt spreker. De heer Van Styrum gaat nu de verschillende gevallen na waarover ,,De Gemeentestem" uitspraak deed en waarop zich adressanten beroepen. Dat waren twee gevallen waarin een raadslid persoonlijk leveranties deed. Een ander geval was van een raads lid, die lid was van een firma, die leve- rant.es deed. Al daze gevallen zijn hier niet van toepassing. Bij het laat ste geval kwam de hoofdelijke aan sprakelijkheid in het spel en de adres santen weten allen wel, diat wanneer men aandeel heeft in een vennoot schap, men geen hoofdelijke aanspra kelijkheid heeft. Op grond dezer rede neering bestaan er dus ook geen ter men voor de meening. dat de heer Stolp strijdt met art. 24 G. W. Bij sub H. beroepen adressanten zich op drie Koninkl. Besluiten, die. evenmin hier van toepassing geacht kunnen worden en weer uitvoerig door hein worden nagegaan. Adressanten voelen zelf wel, dat hun argumenten niet sterk zijn. In beschei denheid doen zij het. voorkomen een beslissing te willen uitlokken van Ged. Staten. Doch daarvoor is geen besluit van den gemeenteraad nood-ig. Dit kun nen Ged. Staten toch ook volgens den gemeenteraad zelf onmiddellijk doen. Naar sprekers meening moet de raad wel degelijk een uitspraak den. Ged. Staten van een zekere provin cie hadden ook eens een dergelijke zaak te onderzoeken, vroegen den ge meenteraad1 om advies, die de zaak naar Ged. Staten renvoyeerde. Doch Ged. Staten maondeu t.n-n. dat de Feuilleton. Naar het Duitsch van PAUL HEIJSE. 2. Niemand) scheep op mijn bin nenkomen fce lebben,, aflteen die iwse- zetei:wierpen, op mij een vl'uc-h- ïïigiem blik en sla&rdlem toen wed-er slaperig in hm kroes. Ik, hadi aan een van die onbezette tafeltjes plaats genomen en diadel ij,k kwam uit de keukeel die statige juf frouw. die hier heit bevel voerde. Zij vioeg, nu heel beleefd, maar steeds kortaf, of ik over mijn kamer tevreden was. betreurde het mijne komst niet vroeger te hebben ge weten, omicLsJU zij döm voor veuiwatr- miwg zou gezorgd' hebben om d'e bedompte lucht weg fee niemieni, daar de kamer in demi winter slechts zel- d'en bewoond) werd'. Vervolgens vroeg zij wat. ik voor avondeten vor- amgjde. fieef mii maar wat voorhan den is of wat het snelste gewed kan; zijn, kasteleines! zoide ik. Ik ben de. kasteleines niet, an b vooi'd'de. zij. ik ben de huistooudt- stor. De kasteleines, mijne peet- moeder. Lij'dJt sedert jaren, aan de jicht en dlaaro mmcieit zijl allies aam mij overlaten. Nu. zoide ik. zij, weet dat die zaak in goede handen is. Het is hier veel netter dan in verscheidene groot» hotels. Sn ook de keuken in de Be-ijorsehe Leeuw heb ik hooien roemen. Mijnheer moet het van avond maar voor lief nemen., antwoordde zij. steeds mielt heitzelfdle onbewege lijke gezicht. Morgen zullen wij meer ons best doen. Daarop verliet zij mij en ik zag haar in de keuken druk bezig, hoe- wol firrai* ook nog een keukenmeid aanwezig was. Zij wilcle blijkbaar toornen wat het huis vermocht, ook als een late gast nog onverwachts kwam opdagen. En werkelijk, al les wat zij mij voorzette was uit muntend ,en daar ook het bier niete te wensohen overliet, zocht ik eindle- lij'k in d,e. beste stemming mijn, ka mer weder op. De, dienstmaagd, kwam mij ach terna om t.e vragen of nog iets ont- gemeenteraad beslist haar oordeel had moeten zeggen- Spreker ging nu de in het adres Ier heeren Wefers Bettink en Heenk ge noemde juridische adviezen na. Het advies van Prof. Krabbe komt overeen met dat der commissie. s Prof. de Louter zegt, dat de beer Stolp wel. zou vallen onder art, 24 G. W. Deze hooggeleerde heer heeft zijn licht zeer spaarzaam doen schijnen, want hij onthoudt ons de motieven zij ner conclusie. Wij komen nu tot het advies van Prof. Oppenheim, die aan de zijde van de commissie staat, in zijn brief van 15 November, ten minste. Doch in dien van 21 Nov. is hij aan het twijfe len geraakt, toen hij ec-n nadere ine- dedeeling kreeg. Doch welke mededee- ling is in liet stuk niet te vinden. De latere uitspraak verzwakt dus in geen enkel opzicht de eerste. Het laatste advies is van Mr Vlielan- der Hein. Dit is een hoogst bekwaam jurist, doch die heeft vooral gezag als civiel jurist. Dat hij van gemeenterecht een bijzondere studie zou hebben ge wijd is niet l>ekend. De vraag rijst dus of hier zijn gezag wel groot is. Het uitgangspunt, van Mr. Vlielander Hein is totaal onjuist, want we hebben het hier alleen over de vraa^ of is deel genomen aan leveringen en niet of deelgenomen wordt aan de onderne ming. In het tweede gedeelte van het betoog blijkt alleen dat Mr. Vlielander Hein het met de opvatting van den Hoogen Raad in deze quaestie niet eens is. En dat betoog heeft hier absoluut geen nut. Dat doet niet ter zake. De heer Vlielander Hein doet het vreder voorkomen alsof de heer Stolp heeft gestemd over 't feit dat hij een of andere leverantie aan de ge meente zou hebben gedaan. Dit uitgangspunt is onjuist. Uit de statuten blijkt, dat zelfs d'e heer Stolp niet stemgerechtigd is in de vennoot schap. En wat betreft het groote aaulal aan deden, dit mag niet worden in aan merking genomen. De heer Vlielander Hein is een cor- daat man, die voor de consequenties van zijn systeem niet terugdeinst. En zijn consequenties leiden hem er nu zelfs toe, te meenen, dat wanneer ie mand één aandeel heeft, hij valt on der art. 24 aiinea 3 G W. Spreker hoopt dat de raad het sys teem van den heer Vlielander Hein niet zal aanvaarden. Mocht dit wel het geval zijn, dan zouden we krijgen een raad, die over niets zou kunnen on mogen oordeelen. Want hoe zou ia- mand, die alleen mei aandeelen in een maatschappij zat, kunnen, weten, of er leveringen zijn gedaan (applaus). Spreker stelt het voorbeeld, dat een aandeelhouder in een boekhandel lid van den Raad is en buiten zijn weten voor de gemeente een rood potlood wordt gekocht. Moet zoo iemand als raadslid vallen? De lieer' v. d. KAMP zegt, dat de zaak die ons thans bezig houdt ook in de afdeelingen besproken is, en ze ker bij de begrooting zou zijn behan deld, indien niet de heeren Wefers Bettink en Heenk oen spaak in het wiel staken. Wat echter aangenaam is gevonden. Mocht men met gesloten briefjes stemmen dau zouden zeker vele leden anders stemmen dan ze nu zullen doen nu de zaak als zaak wordt behandeld. Spreker heeft de processen-verbaal nagegaan en vraagt dan, zijn de sta tuten gewiiz'gd- sedert oprichting der maatschappij. Het antwoordt luidt: Ja, sedert 15 October 1901. De cnMiniissie zert da' die wijzi gingen niet van dien aard zijn geweest, dat het. oordeel daardoor zou zijn ge wijzigd. Doch we moeten weten waarin die wijzigingen bestaan. Voorts vraagt spreker of de mogelijk heid buiten -eslriten is. dat bv. mor: genavond in ee.n vergadering van com missarissen salaris werd toegekende De lieer Stolp heeft eezegd. dat hem bekend is. da» leveringen zijn gedaan door de Ver. IJzevh. aan de gemeente, doch dat hij dit slechts wist nadat die gedaan ziin. Op voorbeeld van Thorbecke wan trouwt spreker dit. Zou een man als de heer Stolp niet weten, dat leveringen van duizenden guldens werden gedaan door de zaak, waarvan hij. zooals ie der boV^nd is, de ziel is? Dit kan spr. niet aannemen. De heer v. d. Kamp zegt vervolgens, dat door den heer Bastiaanse wordt ontkard, dat de he°r Stolp heeft ge zegd: bevoordeel mijn zoon. Spreker kan zich best begrijpen, dat Bastiaanse dit heette Liegen. De heer Basttaans* is destijds met den heer Van Rijn tegen gekomen, een h?m toen onbekend persoon, die later .geblek n is de hr. Stolp te rijn. Die heer had toen gezegd: zijt gij de aannemers der lichtfabrieken hè, mijn zoon had u zoo graag willen spreken. Toen ging als bij de kinematograaf, het licht uit. Doch spreker vraagt nu aan die com missie, waarom alleen de heer Basti aanse is gehoord en niet ook die heer Van Rij'i. D t. ws plrilit geweest. brak, juffrouw Johanna had anders alles zelf nagezien. Jufrouw Johumna? vroeg ik. Ja, het petekind van d'e kas- teleine-, diie rot'dis negen jaar hier ioi huis is em vow alles moet zor gen;, daar die kastel'eiiinies dikwijls haar bed niet kan vieflctoten em haar zoon imi een: °root huis in Frankrijk in betrekking is gegaan:, maar hij zou wiel spoedig moeten terugko men!. als de juffrouw heenging. Wel zoo! zeid'e ik, dan staan er groote veranderingen voor de dleur, maar het is te hopen dat jij ten minste imi huis blijft om die zie ke niet alleen nieuwe gezichten te latiein zien. O, ikantwoordde het goe de schepsel voor mij is geen ver andering meer te wachten en zóó als juffrouw Johanna, zou ik ook niet willen trouwen, want u moet weten Een bel in het benedenhuis sneed die draad dier vertrouwelijke rrued'e- cDeeliinigen af, waarnaar ik gaarne nog talingen zou geluisterd hebben. De dienstmaagd wemsohte miji haas tig „goeden nacht" en liep naar be neden. -Wat zou zij er toch mee bedoeld! hebben dat er voor die mooie, statige juffrouw eene ver- Wat zal er nu heden beslist moeten worden? We zullen moeten bespreken of een art. van de G. W. is overtreden af ol niet. Het is nu in de allereerste plaats noodzakelijk de tot. standkoming van art. 24 na te gaan. Spreker legt er den nadruk op dat 50 leden van de 64 zich hebbeen veree- nigd met de meening van don heer Thorbecke. die dus door al d.ie leden wenschelijk werd geacht. Spreker haalt een geval aan van een dubbele-collega, raadslid-koffreliuis- houdcr, wegens het leveren van een paar broodjes aan derden, welk raads lid gevallen is. Spreker is van meening. dat als de leden onbewimpeld hun stem uitbren gen, die zou moeten strekken tot schor sing. Spreker staaft nog nader, dat bij de tot standkoming der wet de geest heeft voorgezeten, dat de leden geen voordeel mogen hebben aan leverin gen voor de gemeente. De VOORZITTER wenscht de aan dacht er op te vestigen, dat de heer v. d- Kamp in den aanvang zijner rede gezegd heeft, dat bij stemming met ge sloten briefjes de loden anders zouden stemmen dan in 't openbaar. -Ms voorz. tlbkent. spreker hiertegen protest aan, omdat hij hierin een verdachtma king ziet (applaus). De heer TJEENK WILLINK brengt de i heer Van Styrum een woord van dank voor zijn helder betoog. Het rap port der commissie was niet voor ter stond in behandeling nemen vatbaar. Spr. ker ontveinst zich niet. dat hij sterk is gaan twijfelen of het rapport der commissie wel al het licht gaf, waarop de leden recht hadden. Vooral niet-rechtsgeleerden hebben zich te doordringen van een zaak, nl. dat ze zich spoedig gronden niet op het recht zooals het bestaat, doch zooals het naar hun meening moest zijn. Spre ker vindt het merkwaardig in bet be toog van den hee>r Van Styrum, dat hij heeft aangetoond, dat we ons moe ten houden aan het bestaande recht. Spreker is van oordeel, dat art. 24 G. W. niet meer past in onze tegenwoor dige toestanden; het hoogste recht is hier het hoogste onrecht tegelijkertijd. Doch zoolang dit artikel bestaat moe ten wij volgens h> t artikel oordeelen en daarom zal spreker zijn stem geven aan het rapport van de commissie, al meerit spreker, dat art. 24 anders zou moeten zijn. iP.-er GROOT zegt. dat hij den heer Van Styrum natuurlijk niet kan volgen in zijn juridische beschouwin gen. Doch er is zoowei door den heer Van Styrum als door den heer v. d. Kamp iets gezegd, waarom spreker wel iets.in het midden zou brengen. Men kan, zegt de beer GROOT, zij delings invloed uitoefenen. Hij wil niet zeggen, dat dit plaats heeft gehad, doch het rapport der commissie ïs zoo sober, dat men hier het tegendeel ook niet uit leest. Voor spreker staat het vast dat er een gesprek moet hebben plaats gehad tusschen don heer Stolp en den heer Bastiaanse. Men moge hiervan nu denken wat men wil, doch de zoon had den aannemer zelf kunnen spre ken en had er niet zijn vader op uit behoeven te sturen, waardoor het ver moeden rijst, dat dit is geschied met het vooropgestelde doe] dat deze zijn gewicht ais raadslid: in den schaal zou leggen. Spreker zal niet meegaan met het rapport, doch stemmen vóór schorsing, opdat Ged. Staten oen uitspraak kun nen doen. De heer DE BRAAL zegt evenals de heer De Groot sympathie te hebben voor den heer Stolp. Hij wil nu zijn stem motiveeren. De rede van den lieer Van Styrum kwam hem toch niet gezond voor. Spreker zal stemmen voor schor sing. Do heer HOFLAND zegt dat de lof, toegezwaaid aan de commissie en aan den heer Van Styrum door hem voor een groot deel wordt onderschreven. Doch op de rede door den lieer. Van Styrum heeft- spreker een paar kant. teekeningen gemaakt. Do heer Van Styrum heeft het voor beeld genoemd van het verkoopen door een Vennootschap aan de gemeente van een rood of blauw potlood, doch dit valt toch niet te vee-gelijken met het hebben van veel aandeelen in een Vennootschap die zulke groote leverin gen doet. Dat is alles gezegd om van de zaak een carricatuur te maken. Voorts merkt spr. op dat eenvoudig die vraag Ls als mgn deelneemt, aan een onderneming of die levert aan de ge meente terwijl men iaadsl':d is. Er is zeer duidelijk aangetoond dat wanneer ondernemingen waaraan men deelneemt, leveren aan de gemeente, men valt ondier art. 24 der G. W. Wat betreft het tweede advies van Prof. Qppenheimeiv de heer Van Sty rum vroeg welke zijn deze nadere me dedeelingen geweest. Doch nu is ge makkelijk te gissen, ja te weten hoe deze nadere mededeelingen zijn ge weest. Natuurlijk is Prof. Op pen heiiner is te weten gekomen in wel ke positie de lieer Stolp staat lot dien Vercenigden IJzehandei. Spr. kan dus hier ook weer niet meegaan met de inc>iiivan den In-.'-v Van Siyvum. andisring op til was, die zij haar niet kon benijdbn? Ik sliep heel goed) i-ni mij.n oud- Yaric.iilijk bedl, waaronder nog vol gens die lang vergeten gemoedelijke ■gewoonte oen paar gebortuurdie pantoffels s tontellen! om detwenktezenr d'3 dlooir did reiiaigers te wordioni ge bruikt, Ik wend vroeg wakker door het geweldige leven op het plein ondier mijne vensters. Het was marktdag, boerenvrouwen zaten voor hunne groenten it stallingen, m die getraliedie karvein snaterdien ganzen, emi oendleaii, d!e ptaardlen voor die boeretiu'wagentjes soliutldem zich onder hun miet kopen opgemaakt tuig, die evenaars zaten benedleni in die buffeitkiaimieir en men. kon dloor de open venstens hunne luide stem men hooroo. Heit kleine oude nest scheert mij te willen bewijzen dat ik hot dfen vcmigen avond zee»r mis kend! lnid' door hei voor oen soort Pompéji aan te zien. Ik haastte mij. naar bjanotllanj om te ontbijten). Juffrouw Johanna bracht hetl mij zelf, maar had) het zoo druk dat wij alleen een „goe den morgen" konden wisselen. Daarna ging ik er met mijn schil derskist on uit om. voorloopig eens Ten slotte is het de vraay een louter juridieke. of door den heer Stolp deelgenomen aan een handeling waar- doqr hij valt onder art. 24 G. W. En nu komt mv.n vanzelf tot de praktische zijde van de zaak. Spreker heeft met verbazing gelezen dat de lieer Stolp een paar mensohen op straat zou zijn tegen gele omen zonder zich bekend: te maken. Dat gaat niet voor iemand van den stand m opvoeding van den lieer Stolp. Hij cprak over zijn zoon, doch ligt liet in m den aard der zaak. dat ze gevraagd' hebben Wie is uw zoon. en stuur hem hij mij op de lichtfabrieken. Er is dus mi g< sproken met den heer Stolp voor er gesproken is met zijn zoon. En door «lit feit is bewezen, dat de heer Stolp wel degelijk heeft deel genomen aan een rechtshandeling dfie verband lioudt met de leverantie dooi den Vereenigden Ijzerhandel aan de gemeente en ook is gebleken, dat hij controle uitoefent op den directeur. De heer Hofland vraagt nu aan de rechtsgeleerden of de heer Stolp als president-commissaris niet hoofdelijk aansprakelijk is. Of commissarisen hem bijv. niet kunnen zeggen gij liadt liier of daar voor moeten zorgen fin liet belang van den bloei der onderneming. Ds heer Hofland wijst er nu op dat vol gens de heeren Wefers Bettink en Heenk de heer Bastiaanse gezegd heeft dat hij relaties had met den Ver. Ijzer handel door middal van den heer Stolp. Dit iis officieel voor de commis sie ontkend. Spreker meent dat men de personen in tegenwoordigheid van elkaar had moeten hooren. Spreker kan niet meegaan met het voorstel der commissi». De heer SCHRAM (i9 door het juru disch betoog niet overtuigd dat de raad moet meegaan met de commissie. In dit betoog, als het ernstig was. paste niet het leelijke staartje, nl. dat carricatuur van het koopen van een potlood. De heer Schram meent vervolgens, dat we het niet mogen laten aankomen op een uitspraak van Ged. Staten. De heer Van Styrum heeft gezegd, dat Wa door besluiten van gemeentera den geen invloed moeten uitoefenen op de veranderingen of verbeteringen van de wet. Doch dit lis door verschillende gemeenteraden gedaan. En het is on juist, wanneer men beweert dat ge meenteraden om die- reden geen besluit mogen nemen. Om deze en meer redenen, zal spr. niet stemmen voor het voorstel dei- commissie en hij betreurt, het dat de heer Stolp liet den raad riiet gemakke lijk heeft gemaakt om zelf te zeggen: schors me, opdat Ged. Staten een uit spraak kunnen doen. De heer ROOG schaart zich geheel aan de zijde van Mr. Vlielander Hein. Eu al ware dit niet het geval, al schaarde hij zich aan de zijde der com missie, dan zou het voor spreker toch een cardinaai punt zijn geweest dat de commissie niet nader heeft onderzocht het gebeurde met den heer Bastiaanse. De heer MODOO heeft, toen hem be kend was de levering van drinkfonte'i- nen aan de gemeente, door den Ver. Ijzerhandel, getwijfeld of de heer Stolp niet in strijd kwam met art, 24 G. W. Wanneer men zich moet houden aan de tekst van do wet, wat juist is, dan komt spreker toch tot de conclusie dat wanneer iemand in zooverre geïnte resseerd is bij eon onderneming als de heer Stolp bij den Ver. IJzerli., hij wel degelijk in strijd komt met art. 2-1 G. W. en geschorst dient te worden. Hij wil daarmede volstrekt niet uitspreken dat door den heerStolp invloed is uitge oefend bij leverantie, doch wijst op het nauwe1 verband. De heer VAN STYRUM zegt, dat er opmerk hgen gemaakt zijn.die hem ver. liazen. Hij kan zich begrijpen wan neer men meent dat de commissie haar taak niet goed heeft vervuld. Doch dan moet men de stukken in handen eener andere commissie stellen. Doch spreker begrijpt die logika niet hoe men dan tot schorsing zou willen kunnen ko men. Men wil den heer Stolp schorsen. Doch op welke gronden? Op looze, door niets gestaafde vermoedetns. Men moet feiten noemen en bewijzen bij brengen. En wanneer de raad op los se vermoedens schorst, begrijpt die zijn taak niet. De commissie heeft onderzocht of de heer Stolp deelgenomen heeft aan het beheer. De heer Stolp heeft gezegd, ik -wist eerst van de leveringen als ze geschied waren. De heer v. d. Kamp gelooft dit niet en wil op dien grond schorsen. De heer v. d. Kamp heeft gevraagd naar de wijzigingen der statuten. Do heer van Styrum merkt in dit verband op. dat de oude statuten nog in wer king zijn en trouwens de commissie oordeelde dat ds wijzigingen niet van overwegend belang waren. Men heeft den heer Van Rijn niet ge hoord. omdat die uitstedig was. Er heeft zich eens een geval voorge daan. aldus gaat spreker voort, was dat een fabriek leverde aan 'n ge meente, waarvan ©en raadslid agent was, diie 10 korting kreeg. Dit raads lid offerde die korting op aan de gc- n.wnt.--. die de gr mee.nte nooit andiers fl'omn# te zien., beklom dien beng miot de Burcht en doonsnuffelcte die ruïne, waarbij ik ecliter niet veel vondl, diait d» moeite waard was om gescJti'kterd) te worden. Het mooi ste er vaan waB zonder twijfel de silhouet vatrt dten spoorweg af ge zien*. Diaarenitegeni zag liet or, aan die andJere zijde van- den heuvel, veel aanivallifer uit. Daar vond; ik eeai helxier beekje, dal in zulke aardige kronkelingen met dee enigszins hoa gore oevers -tusschen elzen c-ai wil gen. heenliep, dat mij- dadelijk meer dam éém onderworp in het oog viel eai die keus moeilijk, zou zijn. Daar bij het uitzicht oven de uitgestrekte weilanden! -en akkers, aam dleim hori zont eigenaardig begroeide hoogten en de zachtblauwe lentelucht, waar in slechts lichte wolken dreven -- hier zou ik voor weken werk vin den, vooral omdat ik toen ter tijd op zulke landschappen met jong groeudJuu struikgewas en zilveron luchteu verzot was. Ik zette d)us mij nveldstoeltje op eien beschaduwde plek en begon aan de schets van eern aquarel met even groote lust als iemand, diio lang heeft moeten vasten en aan wie nu oen lekker maal wordt voorgezet, nad kunnen krijgen dan door welwil lendheid van dat raadslid. Doch het gevolg is dat dat raadslid vervallen verklaard werd. Hieruit mag dus blij ken, dat niet de vraag is of het raads lid belang had bij de levering. Den heer TJEENK WILLINK brengt spreker dank voor zijn steun aan de commissie. De heer Groot, zegt de. heer VAN STYRUM is ook een der leden, die ontevreden zijn met het rapport en dat sober noemen en Spr. verdedigt dit rapport nog nader. Spreker zegt. dat hij een sterken aanval heeft gekregen legen den staart van zijn eerste rede. Hij heeft geen caricatuur gemaakt en daarvoor ook niet de bedoeling ge had. Hij heeft alleen duidelijk en hel der willen betooeen waartoe de con sequenties van het systeem van den heer Vlielander Hein leiden. Hij heeft getracht door een voorbeeld duidelijk te maken wat dat in de praktijk be- teekent. De heer Hofland hoeft aanmerking gemaakt, «lat spreker bij lett B. uit liet adres der hoeren Heenk e.n Wefers Bettink niet zijn aandacht heeft ge wijd aan de laatste alinea van dat ge deelte. De heer Van Styrum licht hier nader zijn meening over toe en wenscht nog te zeggen, dat gemeenteraden om verandering te krijgen in de wet, niet mogen handelen in strijd met de wet. Op de opmerking van den heer Hofland omtrent de tweede missive van Prof. Oppcnheimer. antwoordt spreker, dat hij niet kan zien welke mededeelingen aan Prof. Oppenheimer zijn gedaan en nog veel minder in welken vorm en onder \yelke. bewoordingen. Wat de gemaakte opmerking van liet gesprek Stolp—Bastiaanse betreft, hier herhaalt spreker zijn meening. dat de raad niet schorsen mag op grond van door niets gestaafde ver moedens. Voorts zegt hij dat de heer Stolp niet hoofdelijk aansprakelijk is De houding van den heer Bas tiaanse is zeer beslist geweest, en op dien grond achtte de commissie het niet noodig dezen heer tegenover den lieer Bastiaanse to hooren. Wil men, spreker herhaalt dit nog eens, der commissie hiervan een ver wijt. maken, het zij zoo, doch dit kan nooit logisch leiden tot schorsing van den. heer Stolp. De heer Roog is in deze zelfde fout vervallen. De heer Modoo heeft in dit geval een uitzondering gemaakt. Hij interpre teert art. 24 anders dan de commissie. Hij moet dan concludeeren tot schor sing. Dat is logisch. De heer ROOG verdedigt zich tegen het verwijt dat hij zijn stem tot schor sing zou ui'brengen op verkeerden grondslag Ilij stemt voor de schorsing omdat li ij meegaat met mr. Vlielander Hein. doch heeft gezegd, dat al deed hij dit niet hij toch zou stemmen voor schorsing, omdat het rapport der com missie hem niet voldoet. De br. HOFLAND maakt er den heet Van Styrum opmerkzaam op, dat de heeren Wefers Betting en Heenk vra gen schorsing; de commissie conclu deert niet op dit ven-zoek in te gaan. Wat is dus logischer dat men. niet met het rapport meegaand, stemt om liet verzoek tot schorsing in te willigen. Ten slotte wijst spreker er op, dat de door hem gegeven interpretatie van art. 24 niet door den Van ^tvrum bestreden is. Het onmiddellijk belaag van den lieer Stolp was z. i w 1 d -ge lijk betrokken bij het deelnemen door de onderneming aan levering.-n ton behoeve der gemeente. De heer SCIIRAM zegt dat hij de op merking heeft gemaakt dat hot rapport sober was, doch niet dat om die reden door hem voor schorem- zou worden gestemd. Hij huldigt de opvatting van art. 24 zooals die door «le heeren Hofland en Modoo is uiteengezet. Voorts stelt spr. de eenvoudige vraag of bij zulk o en belangrijke zaak, toen de heer Van Rijn uit de stad was, de commissie niet een ander had kunnen vinden om dec heer Van Rijn t.e verhooren. De heer v. d. KAMP mag en- op wij zen, dat alle loden spreken over de on aangename zaak, enz. Als er een der loden van den raad is die spreker hoog acht, dan is het wel dia heer Stolp. De heer Modoo hoeft de drinkfonteinen ter sprake gebracht. Men kon met die drinkfonteinen maar niet op streek komen. liet is vreemd dat- ze toen plotseling uit de VerecJiig- de Ijzerhandel kwamen. Men heeft veel gesproken over liet al of niet beheervocren van de hoer Stolp. Doch bij verkoop van grond van de Vereenigde Ijzerhandel heeft de heer Stolp zelf gezegd: als ik er voor hen komt het er door. Is dit geen beheer? Spreker wil ook nog even wijzen op de lastige manier, waarop de leden van den raad iets te weten kunnen Roman. Hij heeft willen weten of die leverin gen zoo groot waren. De comm'ies moest het aan den sec rot ar is vragen, die aan B. en W. Toen werd gezegd: het is in orde. Wat wenscht u te weten? werd ge- vraagd. Ik wonscli to widen wie de le- Ik heb diie scli&fes nog thuis on kan u d'io bij gelegenheid wei eens hr ten zien. Dan zult u kunnen ba grijpen dat ik mij d -n heolon lan gen' voormiddag in hei werk vorv diepte én eero! opkeek taan he t van den kerktoren twaalf sloeg. Ik wist* dab men in kloino stecten vroeg at em daar ik het bij juffrouw Johan na niet wilde bederven, pak to ik mijn ?chiilde.rsgerei bijeen on wan delde langs eon bekoorlijk voetpad tusschen een zaagmolen en armoe dige huilen weder naar hot stadje tea'ug. Aam die koetspoort van he4 logement kwam mij die jonge on. (terkasteteiime.s -tegen:, heden miert wat row hteur in toet gezicht, dnai zij op zulk cem marktdag bijzon lei voel -te dkxMi' had. Zij had in dien tuin voor mij gedekt omdat het zulk mooi weer was, on daar in hri prieeltje veel frisscher dan in de ge latkamer, waai- gerookt werd. Als ik toert, goed vond', kon ik daar da delijik bediend' worden. Natuurlijk vond ik het goed1. Zij ontlastte mij van, miijne spullen; er» verzocht mii maar vooruit te gaaini. Ik liep over die- plaats, waar i k aan) beid: zijden dia nu leeg staande ge bouwen zag, die vroeger voor brou werij haddon gediend en kwam»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 5