overstelpt van liefde„Schatten, wat
zou ik zonder u beginnen?" Dat was
maar een onwillekeurige uitroep, die
eigenlijk niet veel beteekende, want.
stellig had ze er niet het minste begrip
van. hoe't iemand te moede moet zijn,
die zijn leven lang naar kinderliefko
zingen verlangt en die vertroosting
toch moet missen.
De kleine guiten klommen op haar
schoot, brachten haar haar in wanor
de, en keken haar dan triumfantelijk
met stralende oogjes aan waarlijk
een schilderspenseel waardig.
,,Hoe kan men toch in 's hemels
naam andere kinderen lief vinden ver
geleken bij deze?" vroeg ze zich af.
Maar ze wist niet eens, dat haar de
ze gedachte door het hoofd ging, ze
w'ist op dat oogenblik niet, dat ze ja.
loersch was op ieder, die maar een be-
wijsje van liefde van hare afgodjes
ontving, ze wist niet, hoe angstig ze in
haar egoïsme was, als die jonge hart
jes ook anderen aanhingen. Wie kent
zichzelven ook altijd? Maar eene an
der kende haar door en door, die wist
dat alles wel, degene, die juist met
't mandje aan den arm 't vertrek bin
nenkwam, tante Johanna kende ha
re schoonzuster en w'ist in die blauwe
oogen te lezen. Als al de vier blonde
kopjes haar, zooals vroeger de twee
oudste, te gexnoet waren gesprongen
wat ze nu deden, want wie heeft met
zulk eene van liefde overvloeiende moe
der nog eene tante noodig? dan zou
tante ze met zachten dwang in hun
chocolade-paradijs teruggedreven heb
ben. Sinds tante Johanna maar wat
kouder en teruggetrokkener hoe ze
dat gedaan kreeg, begreep ze zelve
niet tegen dei lieve schepseltjes was,
haalden de verwende kleintjes haar ook
niet meer aan en was de huiselijke
vrede weer hersteld. Ja, tante Johanna
had zich leeren schikken naar de dwe
pende oogen van 't blonde vrouwtje
en was wat kariger geworden met hare
zichtbare liefdeblijken voor de blond
jes, en toch had ze gebloosd, toen ze 't
wicht in de armenbield zoo straks, wijl
ze dacht, dat deze liefkoozing van 't I
vreemde kind de jonge moeder zou
kunnen krenken.
Maai- te vol van 't doorleefde om er
over te zwijgen, vroeg ze:
„O, Ella, heb je die arme vrouw ge. i
z)ien? Otto heeft zijne toestemming ge- j
geven, om haar een onderkomen Ie i
bezorgen; hier in huis vond hij minder
geschikt, maar hij sprak met den smid.
die zal haar voorloopig opnemen." Wat
had d!ie heldere, niet meer jeugdige
meisjesstem een prettigen. innemen-
den klank!
De jonge vrouw, wier medelijden ook I
gauw was opgewekt, vroeg belangstel
lend naar al de bijzonderheden en de
jonge dame vertelde haarfijn, hoe alles
zich had toegedragen, hoe ze de arme,
vermoeide vrouw, die wel geen gewone
bedelares scheen te zijn, met haar
kindje in 't bosch vlak bij huis had
aangetroffen, en hoe het ongelukkige
schepsel op 't oogenblik meer dood was
dan levend.Zooals Johanna daar stond
met den verhoogden blos op 't fijn
besneden gelaat, met tranen van me
delijden in de oogen, was ze bepaald
liefelijk om aan te zien. Niemand zou
er ook maar in 't minst aan gedacht
hebben, 't hatelijke „oude juffrouw"
op deze vriendelijke verschijning toe
te passen. Menige eenzame man zou
zich gelukkig geacht hebben in 't be
zit van zulk eene gade. Maar daarvan
wilde Johanna nooit hooren, als soms
iemand er tegen haar over gewaagde.
Ze was te trotsch iets aan te nemen,
wat ze niet op de eene of andere wijze
kon teruggeven, en dat „'iets" was in
dit geval wat zij „liefde" noemde. Die i
„liefde" kon niet bij haar opluiken,
sinds tante Johanna haar arm, treurig
romannetje afgespeeld en voorgoed
begraven had. Wat haar hart daarbij j
had doorgemaakt, dat was eene andere j
zaak, daarmede had niemand van noo-
de, dat hield ze stil voor zich, zonder I
de minste hoop, dat er ooit eeuige
verandering in zou kunnen komen.
Ze hield zich goed. ze was sterk, en i
hare kleine arbeidshand getuigde van
vlijt en kracht. Waarom bleef ze hier.
waarom ging ze de wijde wereld niet
in, om in 't een of ander streven bevre-
d'iging te zoeken? 't Was eigenlijk zoo i
vanzelf gekomen: ze volgde har. natuur
die zich geen schooner levensdoel den
ken kon dan 't familieleven, en van
jongs af was haar dit als 't ware met
den paplepel ingegeven. Er was nooit
iemand op 'l idee gekomen, dat zij als
eenige dochter na den dood der ouders
met haar wel wat kleine rente ergens
anders zou kunnen wonen dan bij ha
ren natuurlijken beschermer, haren
eenigen broeder. En zoo was dus tante
Johanna zeven jaar geleden hier Ke
komen. Of neen, toen was ze nog geen
„tante" Johanna, toen werd ze door
haar 2 jaar jongeren broeder nog al
tijd Hanske of Jo genoemd.
Maar die afkortingen vonden geen
genade in de popen der jongere schoon
zuster, d'ie dat niet passend vond voor
een meisje van 24 of 25 jaar, en al
langzamerhand moest 't vertrouwelijke
„Hanske" en „Jo" plaats maken voor
't stijve .deftige „Johanna". Zoo was
ook de hartelijke omgang van broer en
zuster eenigszins koel beleefd gewor
den, wijl 't jaloersche vrouwtje, zon
der 't wel is waar te willen, in duizend
kleinigheden hierin haren wil aan ha
ren goedaardigen echtgenoot kenbaar
maakte, die 't zelf niet voelde, hoe zijne
zuster aan liefde en toewiiding te kort
kwam. Dat was alles zoo vanzelf geko
men, ten minste dat scheen zoo.
Toen het eerste' kind geboren werd.
had tante Johanna zooveel te doen
met jakjes, broekjes, kousjes en aller
lei andere kleinigheden te verzorgen,
dat ze aan niets anders denken kon, en
zoo was 't voortgegaan, ook toen er
meer kwamen en tante Johanna alles
moest beredderen.
„Wat brengt ge daar voor moois ie.
't mandje mee?" vroeg de hu;'vrouw.
toen de jonge dame hare berichtgevin
gen had gestaakt en ze met een: „Oen,
die arme vrouw, dat stumpertje van
een kind!" geantwoord en daarna een
poos stilgezwegen had. terwijl de kin
deren om de gedekte koffietafel ge
schaard op papa zaten te wachten.
Johanna was blij, dat 't weinige
groen, wat nog te vinden was, hare
schoonzuster beviel. „Ja. 't ziet er nog
frisch uit voor dezen tijd van 't jaar;
de sneeuw lag maar los. Ik dacht, dat
ge misschien morgen een krans voor
Mimi zoudt willen maken."
„Och, Hanna, hoe lief, dat ge daar
aan gedacht hebt."
Ondertusschen was de heer des hui
zes de kamer binnengekomen en had
zich met een ernstig gezicht aan tafel
gezet. Hij had namelijk naar de vrouw
geinformeerd en ook werkelijk verno
men, dat 't geen cowone bedelaarster,
maar een ongelukkig schepsel was, dat
ten volle ieders medelijden verdiende.
Na de kcfffie werd een begin gemaakt
niet. den krans, maar 't kleine volkje
liet „moesje" geen rust, „moesje"
moest komen meespelen en „moesje"
had steeds tijd, tante Johanna wilde
nooit komen, en ook nu weer sprong
„moesje" natuurlijk dadelijk van haar
stoel op. draad en groen uit de hand
werpend met den uitroep: ..Hanna, doe
jij 't maar verder, je doet 't. bovendien
toch ook veel mooier."
Lachend nam de aangesprokene 't
werk over, en al heel spoedig was de
krans keurig en smaakvol gereed, de
krans voor de arme, kleline Mimi, die
juist een jaar geleden naar 't kerkhof
gebracht was.
Ze was nog niet meer dan een baby
geweest. De ouders hadden 't ziekelij
ke wichtje, zij "t dan ook met bloedend
harte, toch zonder wanhoop zien heen
gaan: ze hadden toch altijd hunne vier
gezonde lievelingen nog over. Maar
tante Johanna liet heimelijk een traan
vloeien, juist hij het vlechten van dezen
krans. Dit kleintje had ze wat mogen
vertroetelen, omdat de jonge moedei
gedurende 't korte leventje veel ziek
was geweest.
Otto. nu alleen met zijne zuster in 't
vertrek achter gebleven, zag, toen hij
van zijne courant opkeek, de tranen
op de bleeke wangen van het meisje
en vriendelijk deelnemend, maande
hij:
„Niet treurig zijn, Hanna".
Ze schudde droevig lachend met 't
hoofd, legde den krans als verrassing
op de plaats der jonge vrouw, raaote
T overgebleven groen bijeen, kreeg een
sleutel en een lantaarn en zeide even
naar den zolder te willen gaan, om 't
reeds bij elkaar gelegde speelgoed naai
beneden te brengen.
Ze klom de trap op en opende de
deur, waarachter 't kleine goedje lag.
't Licht dor lantaarn viel met strepen
op een klein, rose poppetje en kaatste
terug In het glas van eene tooverlan-
taarn. De jonge dame zette alles op
het deksel van eene kist en ging er zelve
naast zitten, 't Was een zorgvuldig ge
sloten doosje, wat ze nu in de hand
nam en opende. Maar toen er een klein
ivoren ringetje en een zilveren ramme
laar uit te voorschijn kramen, liet
ze *t doosje in den schoot vallen en kon
zich niet meer goed houden; snikkend
sloeg ze de handen voor 't gelaat.
Slechts de' oppervlakkigen onder de
menschen, die nooit eens waardig leed
gehad hebben, zullen bij het zien van
tranen steeds naar de oorzaak daarvan
vragen. Soms toch is 't geringste vol
doende. om sluimerende aandoeningen
op te wekken; we weten zelfs dikwijls
niet waardoor. We weenen niet over
een bepaald verlies, niet over iets be.
sternds of over het een of ander onbe
reikbare, neen, !t. is iets onbewusts
eene smart, d'ie uit duizenderlei kleine
oorzaken geboren wordt.
't Eenzame meisje, met de herinne
ringsteekenen vóór zich van een te
vroeg geknakt leventje, weende om die
lieve, kleine doode, en toch ook weer
niet alleen daarom. Dat kleine, weg
geborgen speelgoed' bracht haar alles
weer voor den geest, alles wat ze in
haar nog betrekkelijk jong leven door
leefd had.
Een Parry-kangeroe.
Sedert eenigen tijd is de dierentuin
te Londen verrijkt met een zeldzaam
exemplaar van de familie der kange-
roes, de bekende buideldieren, die ook
bekend zijn onder den naam van
springhazen. Het exemplaar heet Par-
ry-kangeroe, naar den Engelschman
Parry, die deze soort het eerst ontdek
te. De Parry kangeroe is van middel
matige grootte en geheel gTijs, behal
ve aan den kop en de uiteinden der
poolen, die donkerder van kleur zijn.
De staart van het dier is evenlang als
i het geheele lichaam en van een lich
ter grijze kleur dan het overige deel
van de huid.
van de omstanders en Johanna keek
verlangend neer op 't bundeltje in haar
arm, en slaakte een zucht bij de ge
dachte, wat ze zoo graag zou willen,
maar wat natuurlijk niet uitvoerbaar
was.
Dienzelfden avond hadden de heer
en mevrouw Von Retzow eene lange,
ernstige bespreking, volgens de dienst
boden enkel Kerstverrassingen. Bij dit
gesprek kwam toch 't goede hart van
't kleine vrouwtje ook boven, want
als ze iets goeds doen kon, wat nu ook
weer niet al te veel met hare wen-
schen 'in botsing kwam. was ze daar
toe ten volle bereid.
Er was heel wat drukte en geloop in
huis. Brieven en telegrammen kwamen
en gingen en waren aan de orde van
den dag. Toen eindelijk de avond vóór
Kersttijd gekomen was en de heer des
huizes u'it de stad terugkeerde, nam
hij zijn vrouwtje vroolijk ter zijde en
fluisterde haar in 't oor: „Alles in or
de!"
Met stralende oogen fluisterde ze te
rug: „Man, dat heb je dus nog in orde
kunnen krijgen! Ik denk, dat dit haast
onze prettigste Kerstfeest zijn zal!"
Tante Johanna is met de beide oudste
kinderen naar de avondkerk gegaan,
want: „tante mag ditmaal niet zooals
anders meèhelpen in de groote zaal
aan den Kerstboom, de engel heeft het
verboden", fluisterden de kleintjes ge
heimzinnig.
Maar nu 't drietal thuis komt, staan
de anderen te wachten, al de kleine
voetjes trippelen ongeduldig heen en
weer, in afwachting van de dingen,
die komen zullen. Daar gaat het belle
tje! De deur gaat open, en de jongste
loopt vooruit, allen tegelijk met de
lieve stemmetjes hun Kerstliedje zin
gend.
Maar wat is daar te doen? Waarom
blijft tante Johanna als vastgenageld
staan op de plaats, waar met groote
Sledevaart in het Reuzengebergte.
Met de sleden op den bergtop.
Reizigers, die in den winter het dan op de smalle plankjes, die de inwsn-
immer onder een dik sneeuwdek lig
gend Reuzengebergte bezoeken, verzui
men niet, wanneer zij eenigen durf
dige deelen der slede vormen, brengt
de bestuurder door trekken aan de
horens het voertuigje in beweging en
Beneden in de huiskamer waren on
dertusschen man en vrouw druk aan
't beraadslagen over verrassingen en
inkoopen voor 't aanstaande Kerst
feest.
.Maar wat zullen we Hanna geven?" I
vroeg Otto.
,Ja, man, dat moet iets bijzonder
naam staat?
moois Zijn, en je doet verstandig met 't Uaar „ggen iv„rcn r,n(,elje en de
zelf voor haar uit te zoeken." j 2llïeren ramraeIaar op een lief, m00i
Ja. als 't kon. moest t iets zijn, j wiegJe- en ln .t wiesj[, llgt Mn snoepig.
waarmee we haar werkelijk een groot jeveluj wezentje! En dat hulpbehoeven-
genoegen deden; ze kan tegenwoordig de lieve schepseltje zou voor de be
soms zoo bedroefd zijn. dunkt mij." j droefde. eenzame, naar een levensdoel
Beiden zwegen een poos, tot eindelijk smachtende tante Johanna zijn?
.Voor u. voor u, Jo." bracht't kleine j
bezitten, deel te nemen aan één der J als het aan het glijden is geraakt,
meest eigenaardige soorten winter- springt hijzelf zeer behendig op zijn
sport, die bekend zijn. In sleden wor- j plaats, de beenen wijd uitgespreid te-
den zij door paarden den hoogen berg gen de opstijgende horendeelen. Doo«*
opgetrokken, die op sommige plaat eigen zwaarte glijdt de slede nu naar
sen wel een meter diep onder de sneeuw j omlaag het dal tegemoet, voortdurend
ligt. De sleden zelf loopen op steil ge- sneller dat het den reizigers duizelt
bogen buffelhorens, waarnaar zij den in oogen en ooren en onbegrijpelijk is
naam van Horensleden voeren. het, dat de bestuurder de scherpste
Zoodra de bergtop bereikt is. wiar hoeken op den smallen. witten weg
in een vrij primitief hotel tevoren de neemt met nimmer falende zekerheid,
inwendige mensch lichamelijk ge- En nog sneller wordt de vaart, tot ten
sterkt kan worden tegen de komende slotte het dal in het gezicht komt; don
emotie, worden de paarden van de s>e- wordt de weg vlakker en de slede ver-
den gespannen. Iedere slede heeft j traagt haar vaart tot zij eindelijk ge-
haar bestuurder, die den straks af te i heel tot staan koint. De 5.500 n:eter
suizen weg op een prik kent. Zoodra lange weg is afgelegd in 11 minuten,
de reizigers hebben plaats genomen 1
't kleine vrouwtje zeide: „Nu, ik zal
er eens over denken. Maar wil je, nu
Johanna toch op zolder is, even dat
langwerpige mandje halen. zij weet
wel, welk ik bedoel, 't Is juist van
avond zoo'n geschikte tijd om de bla
kertjes te poetsen en 't. andere gerei
voor den boom uit te zoeken."
..Dat is zoo," was zijn bereidwillig
antwoord. Hij vouwde zijne courant
dicht, en ging naar boven.
Het oploopen van de trap ging bij
zonder zachtjes, er kraakte n'iets, en
zoo stond hij ongemerkt voor de deur,
waaruit een zacht geluid tot hem door
drong, dat hem verschrikt deed stil
staan. Tante Johanna, die altijd voor
anderen zorgde, dat niemand er
zelfs aan dacht, dat zij zelve: wel eens
kon worden vergeten, opdat haar iets
mocht ontbreken, tante Johanna zat
daar en weende! Zijn lief zusje, zijn
kameraadje van vroeger, met wie hij
van alles uitgehaald had. zijn Hanske.
die hij had leeren springen en paard-
rijden, daar zat ze vóór hem, moede-1
loos. gebroken, en het viel hem nu
voor 't eerst in 't oog met grijzende
haren. Allemaal waren zij ouder ge
worden. natuurlijk. Maar hij had
gewonnen,
vrouwtje er stamelend uit. terwijl tra
nen van vreugde; maar ook der smarte
lijke herinnering haar over de wangen
liepen. „Ja. Otto ik en de kinderen wil
len denken, dat 't onze arme, kleine
Mimi is. en toch moet je 't mij een beet
je laten bederven, je weet wel; maai
de opvoeding is geheel voor uwe re
kening."
En Otto zeide ernstig, terwijl hij zij
ne zuster bij de hand vatte: „Het is
van ons. maar zoo ge wilt, ge heel van
uik weet. dat ge er als een echt moe
dertje voor zorgen zult."
Antwoorden kon ze niet; maar in on-
uitsprekelijken dank kuste ze haar
broeder en zijn vrouwtje voor dit groo
te liefdeblijk.
Bergafwaarts.
eet enkel in zijn eigen appartement, dieën fluitend, het lokaal en drie da-
als hij elders niets meer vindt, enigen later begonnen de repetities voor
neemt zonder korriplimenten. al waf de nieuwe operette, die later onder
er maar voor de hand ligt. ofschoon den titel „La Mascotte" zoo beroemd is
niemand er aan denkt, hem iets te pro I geworden.
ALLERLEI.
De eeliefdo getallen der
volkeren.
Biergebruik in Duitschland.
In 1897—98 werden 3.184000 HL. zui- j
ïerMC±01'? 0m'"0P f b,rach' I schaamde buurman?
van 889.000 HL. voor industrieele doel
en wat had het lot over einden en 2.294.700 HL. voor het ver
senteeren. Jaagt men hem de eene deur i
uit, dan komt hij de andere weer in.
Om kleeren geeft hij niet veel: hij
I draagt zomer en winter hetzelfde grij-
- Delaüney, ee>n lid der rranscne
ze pakje. Den geheelcn winter heeft hij
«en vuur noodig: hij warmt rich aan academie van wetenschappen, heeft
mijn kachel. onlangs de uilslag van ecriige rriérk-
Soms nood'igt hij vrienden, en dan waardige onderzoekingen bekend
duurt hun gebras tot aan den morgen. gemaakt, die betrekking hebben op
haar beschikt? bruik, wat per hoofd 4.2 L. zuivere al-
Een oogenblik sloot hij de oogen en cohol wordt. Voor het geheele Duit-
overdacht, wat al stille, hopelooze
smart er door dat trouwe hart gegaan
inoest zijn, alvorens de jonge, vroolij-
ke, overmoedige Jo von Retzow de ern
stige, verstandige oudere tante Johan
na geworden was. Nog weende ze;
eigenlijk wist bij niet, of hij stilletjes
weer weg zou sluipen, of dat hij haar
wat troosten en opbeuren zou. Daa.r
zag hij haar 't ivoren ringetje en 't
andere speelgoed aan de lippen bren
gen. Hij maakte eene lichte beweging
om haar niet te verschrikken. Ze stond
dadelijk op en legde de kleine voor
werpen weer bij "t andere. Maar ze kon
toch duidelijk bespeuren, dat hij alles
gezien had, en ze begreep onmiddellijk,
dat 't nergens toe dienen zou hare be
traande oogen te willen verbergen.
„Hanna," vroeg hij hartelijk, „heb
je zooveel van ons ziekelijk kindje ge
houden?"
In den blik, waarmede ze tot hem op
sche tolgebied in 1897 66.391.000 Hl
of 123 L. per hoofd; in 1899 waren deze
getallen 91.518.000 HL. of gemiddeld
115.8 L. per hoofd. Ais men nu afzon
derlijke streken nagaat dan krijgt men
voor 1896 Beieren 13.724.000 HL., d. i.
Eigenlijk is het geen buurman,
maar een buurvrouw, en die buur
vrouw 'is. een muis.
Het leven of een muzikaal
gehoor.
Over den eenige maanden geleden
gestorven operette-componist Edmond
Audran vertelt men een aardige anec-
per hoofd 232.9 L., Y\ urtemberg dote: Audran was van Marseille.
382.900 HL., d. i. p. h. 181.5 L.. Baden
2.186.000 HL., d. i. p. h. 125.8 L. Elzas
1.222.000 HL., d. i. p. h. 74.5 L. In 1897
waren deze vier laatste getallen:
243.5—194.8, 154.8—76.
Een onaangename buur.
De woning van zijn vriend, den
schrijver Bandel, voorbij komende,
dacht Rudolf: dien kon ik wel eens
een visite maken; ik heb hem in lang
niet gesproken.
Zoo gezegd, zoo gedaan. Een oogen
blik later stond hij voor zijn vr'.end.
Goeden morgen. Bandel, zei hij;
zag, las hij, dat hij de rechte snaar j kerel, wat zet je een donker ge-
getroffen had. En 't was. of ze weer zicht; scheelt er iets aan? Heb je weer
samen jong, en broer en zusje waren, een manuscript als ongeschikt voor
of ze vreugde en smart weer met elkaar ons blad teruggekregen?
deelden en vertrouwelijk stortte ze Neen, was het antwoord, dat is niet
haar hart voor hem uit, en maakte hem het geval. Ik erger mij over mijn buur-
deelgenoot van haar leed. hoe ze zich man, die zoo raar doet, dat hij mij bij
zoo overbodig voelde, dat ze zoo na gek maakt. Hij dringt, zonder aan
niemand had, om zich aan te hechten, te kloppen,mijn kamer binnen, snuffelt
den wat betreft hunne getallen. Vol
gens deze mededeel in gen schijnt
het. dat bijna alle volkeren de ge-
j tallen „twee", „drie" en „vijf", als
mede het veelvoud daarvan de voor-
keur geven; die Mohammedanen
j echter vermijden zooveel mogelijk
het getal ..drie In Turkije, noch
in Perzië, zegt Dclauney, vindt men
een spoor van dit getal en in Egyp-
I te ontmoet men. dit ook maar zei-
Bij de Franschen en de an-
waar hij kapelmeester was, naar Pa
rijs gekomen; hij had groote plannen den
in zijn hoofd, maar slechts klein geld der© Lalijnschie volksstammen zijn
in zijn beurs, en hij was aan Cantin, 1 de „twee" en die vijf" meer geliefd
die toentertijd directeur was van de dan de ..drie", de Engelschen ge-
„Bouffes" aanbevolen. Cantin ontving vcn dc twee- de voorkcur. De
hem zeer vriendelijk maar zoodra de Chineezen gelijken, wat hun, voor-
muziek ter sprake kwam. werd hij f
grof en onttrok hij zich aan ieder ver- 1,<,fde hctreft 0" de I*tltnsche vol-
der onderhoud. ken terwijl de Indiërs een onweder-
Op zekeren dag bemerkte Audran, legbare voorliefde voor de „twee"
dat hij nog slechts 30 francs bezat en I hebben, 't Getal „zeven" wordt 't
hij besloot alles te zetten op een kaart, meest'"in Rusland e<n andere Slavi-
enwei op een... spijskaart. Cantin was sche landen gebruikt. Hoogere ge-
een fijnproever en van deze eigenschap tapen zjjn njet veel in gebruik, be
in één woord al haar strijd en moede
loosheid. die ze jaren in zich had op
gesloten. ze moest ze nu uitspreken.
„Arme, lieve, lieve, Jo," troostte hij
haar. Zijne hartelijke deelneming
maakte veel goed en deed haar zich
minder eenzaam gevoelen.
Toen de heer Von Retzow met 't ge
vraagde mandje bij zijne vrouw in de
in mijn papieren, snoept van mijn sou
per en neemt ongevraagd zijn deel
aan 't ontbijt.
Hij is volstrekt niet kieskeurig; hij
heeft een goede maag en alles is hem
welkom. Coteletten, biefstuk, kaas.
warme of koude spijzen, alles is van
zijn gading. Alles!
Maar hij prefereert p&té.de foie gras
woonkamer terugkwam, had hij het j boven gemarineerde haring, en als
vaste voornemen opgevat, dat er eene hij een enkelen keer in mijn kast een
verandering komen moest. 1 gebakje vindt, laat hij gaarne het wit-
van den directeur wilde de heer Au
dran profiteeren. Hij gaf al zijn geld
tot den laatsten cent voor een goeden
lunch en noodigde Cantin tot den go-
den-maaltijd uit,
Ik wil wel komen, zei Cantin.
maar slechts onder voorwaarde, dat er
geen muziek gemaakt wordtl
Dat spreekt van zelf; ik wil u
slechts vóór mijn terugkeer naar Mar
seille voor al het goede bedanken, dat
gij mij bewezen hebt. Zóó gezegd, zóo
gedaan. Men lunchte. Cantin dronk
champagne en werd hoe langer hoe
aardiger. Audran maakte van deze
„zalige stemming" van den directeur
gebruik, opende een deur en zette zich
aan de piano.
halve in oorspronkelijk Spaansche
landen*, zooals in Salvador die „elf",
in Mexico die „zeventien", in Spanje
de „negentien" en op die- Philippij-
nen de „eenendertig"." De bewo
ners van Hawaï houden in 't bij
zonder van de „dertien".
Een
anecdote van De Mau
passant.
De Maupassant bezat behalve zijn
huis te Etretat een jachtgebied van
eenige hectaren, door bebouwde vel
den omringd. De Normandische boe
ren, die, zooals bekende ls, erg „bij do
Aha! dat gaat niet! schreeuwde pinken" en geducht hebzuchtig zijn,
Cantin, dat is verraad- plantten en zaaiden aan den rand van
Audran greep thans naar een wan- dat jachtgebied juist hunne duurste en
hopig middel: Gij zult toeluiste-1 voor het wild.meest verlokkende vruch.
Den volgenden da" deed 1 bericht dc tebrood onaangeroerd. Hij drijft geen ren, sprak hij 'koel. of ik werp u door ten en groenten en lieten De Maupas.
ronde door 't dorp, dat de arme. vreem- handel, is geen handwerksman, geen liet venster op straat! Ca,.tin moest sant de schade, door zijn wild aango-
de vrouw gestorven was Freule Von I m lita r. niemendal. Belasting betaalt rich nu tegen wil en dank in de zaak richt. telk. n tare duur betalen. Dal be-
Retzow had nog in t laatste oogenblik lui niet en toch wordt hij niet lastig ge- schikken, maar hoe toger hij loeluis- ,1 n dichter ten sion,, geducht te
aan haar bed gestaan met 't hulpeloos 1 vallen; huur betaalt hij niet. en woont terde. hoe meer zijn gelaat ophelder- ve.veten. Want da weinige kle.no
wichtje in de armen.,. Wat zal er van hij hier op zijn gemak. Hij heeft het de. Een uur later verlieten Audran en knaagdieren d.e l„) neerlegde kostte
dat wurmpje nu worden?"was de vraae bijzonder op hooge, ruime huizen, hij Cantin arm In arm en nperette-melo- hem door elkaar ongeveer WO fiance