Rubriek voor Dames. Griffin's kroost. FEUILLETON. Licht en Schaduw. of is het iets acer kostbaar en huiten- gewoon?" ..Het 19 zeer kostbaar in de oogen van God", antwoorde de engel. ,,Het is een enkele traan van berouw, van diep gevoeld ernstig berouw." Zijne oogen werden verhelderd door een wonderen gloed, toen bij, mij vriendelijk aanziende, wees op een ander boek, dat hij in de rechterhand droeg. Ik zag dat dit tot titel had: „De toekomst". Hiervan wa ren de bladen blank en smetteloos, geen woord nog was er op geschreven. Iedere bladzijde had een gouden rand althans 7.00 scheen het raij, en in het begin las ik, bovenaan deze woor den: „Tot heiligen zijt gij geroepen..." „Heiligen?!" riep ik uit. „Welke mensch kan ooit heilig worden?"... En ik was bedroefd in mijnen droom, want ik had gehoopt, dat in dit boek iemand als ik eene bladzijde zou vin den waarop hij kon schrijven. De engel herhaalde mijne vraag etil voor zich heen, en zeide, met eenen glimlach, <he doordrong tot diep in mijn hart: „Wel, gij! En anderen als gijl" „Ik?stamelde ik ongeloovig. Maar de engel legde het boek van het „Verleden" neer, nam mijne hand in de zijne en sprak zacht bemoedi gend: „Ja, gijl Zie, hier is uwe bladzijde voor u gereed. Nog blank en onbe schreven. Ik heb ze voor u omgesla gen..." Ik zag hem aan, en mijn hart werd van vreugde vervuld. Ik overlegde met mijzelven welke de eerste woor den zijn zouden, die ik op deze nieu we bladzijde schrijven wilde met het jaartal 1902, en ik schreef: „Leer mij, 0 Heer, Uw wil volbren gen. „Heer, leer mij uwen weg en leid mij in het rechte pad." Op eens verbleekte bet schrift, het visioen verdween, maar in mijn hart bleven de gouden letteren gegrift van het woord: „Hoop." Veffschü'l'e-ndiö landstrekenj hebban eigenaardige gewoonten met be trekking tot eene brudd. In Zwitserland staat een bruid zelfs aan baar ouders niet toe haar op haar trouwdag op den mond te kussen. In verschillende provin cies giet de dienstbode warm water over dim drempel, madat het bruids paan* er oven heen is gegaan, om den drempel waarom te houden voor bet volgend bruidspaar. De gewoonte om het bruidspaar de pantoffel toe te werpen, komt uit Frankrijk. Tom een oude vrouw haar jongen kaniitng Ladiewij'k XIII zag terugrijden uit cüe kerk, waar hij zoo juist getrouwd was, trok zij haar schoen uit en wierp hem in het rijtuig, terwijl ze riep: „Dit is alles wat ik héb, Majesteit, moge God! je zegenen." In Duiftschlamd bestaat wantrou wen tegen huwelijken in Mei ge- jloten. Een geliefkoosde trouwdag in Schotland is 31 December; het jonge paar begint een nieuw leven bij den aanvang van een nieuw jaar. In Italië mogen de huwelijksca deaux nooit schetrp of puntig zijn. Vandaar ons rdée dat een mes als geschenk de vriendschap afsnijdt. Ean andere gewoonte is dat de bruid onmiiddellijk irade huwelijks- pi echt igherid haar hruidsbouquet toewerpt aan de bruidsmeisjes. Zij, die de bouquet vangt, wordt ondersteld het eerst daarna bruid te zijn. Een mooi. degelijk karpet is waard goed verzorgd te wordleni, goed behandeld kan het iaran mee. Die zorg bestaat niet in het voor 'i oog veabosrgein door ar weer een an der dekkleed! overheen, te 1 Op die mandei* gebruikt de huis vrouw haar mooie karpet als voe ring voor een. onooglijk stuk goed en zij onthoudt haar huisgenooten en zrich zelve bet' genot een mimi kleed op die vloer te hebbenDoor de losse draidten. van het dekkleed! dringen allerlei scherpe vezeltjes en stof op het mooie kleed, dlait het achteruit doefc gaan zonder dart. iemand er plezier van heeft. De wane manier om een moed karpet zoo lang mogelijk goed te houden is om het zorgvuldig te leg gen op oude couranten of bruin pa pier. De drukinkt van couranten wordt dloor motten geschuwd), 200- dait zij een dergelijk karpet altijd zullen vermijden als ongeschikt om eieren te leggen. De huisvrouw maakt op die wij ze een voondteelig gebruik van haar oude couranten. De couranten moe. ten telkens vernieuwd worden ais het karpet wordt opgenomen. De gewone kaïpetschuiers zijn veel te hard voor een goed kleed, men doet veel wijzer het met een gewone kleerborstel geheel af te schuieren. Opgedroogde vetvlekken moeten met een bol mes voorzichtig ver wijderd warden. Een spons even gedoopt in ammioniumwater kan die overige vlekken verwijderen. Hoefijzers warden buitengewoon begunstigd! door sommige bijgeloo- vige menschen. Een hoefijzer, dat men zelf gevonden heeft boven de deur te hangen, brengt geluk. Zoo verbeelden diezelfde men schen zich ook, dart, een vingerring gemaakt van een hoefijzer en dlan nog liefst van1 een spijkertje uit een zelf gevonden hoefijzer, iemand voor veel leed kan bewaren. Een kunst op zich zelve is het voor eene vrouw zich met gratie uit een gezelschap te verwijderen. Een, vrouw, die zich in dat op zicht zwak voelt en' gauw met ver legenheid te kampen heeft, doet het wijste het afscheid zoo kort moge lijk te maken. Als zij het laatste woord veaegd heeft, dat ze wenschti te zeggen, wisselt ze een hartelij-' ken handdruk met die gastvrouw, een vriendelijke buiging tegen de gasten en, verwijdert zich daarna direct. Raadgevingen. I. Meisjes, die veel naaien, heb ben meestal een onoogelijk zwarte plek op den vinger, waarover zij de stof vasthouden. Die vlek kan vol komen verwijderd worden dloor er met een zachte puinetoen overheen te wrijven. II. Om te maken, dat een kaars een geheeden nacht door kan bran- Twee ridders uitd en tijd van den Franschen koning Lodewijk XIII bren gen, onder het genot van hun potten mee, den tijd door met het laten dan sen van een aangekleeden aap. Bij de toonen der mandoline, door een der DANSLES. krijgers bespeeld, voert het dier ko mieke dansbewegingen uit, maakt het vreemde gebaren, trekt het grijnsge- zichten. Terwijl de jongste ridder, die als dansmeester fungeert, om het doen van dien aap lacht, beschouwt zijn metgezel, een man, wiens haren reeds beginnen te grijzen, bet tooneeltje met peinxenden ernst; het brengt- hem rijn eigen jeugd in bermnering, toen hij zich ook vermaakte met onschuldige genoegens van deze soort... cfeim, moert) mem er fijn zout over strooien), tot waar de pit zwart wordt. Op dfie wijze kan een ka een geheeten nacht met zacht licht broamdten. Uit het Engelsch. Ik kon mijn ooren niet gelooven. Zoodra ik de voordeur opende, be greep ik, dat er iets bijzondere aan de hand was; want in de vestibule zag ik allerlei dingen, die niet aan mij toebehoorden, en zeker ook niet aan juffrouw Kiddall, mijn hospita. Bui tendien hoorde ik, in de richting van mijn salon, een geraas, alsof een half dozijn menschen aan het brullen wa ren bij 't accompagnement van een gehamerde piano. Nooit had ik een instrument zoo hooren mishandelen en 't was een vleugel, waarvoor ik nog geen jaar geleden twaalfhonderd gulden had betaald Twee personen schenen elk een melodie te spelen met de kracht van een stoomhamer. Toen ik den drempel betrad, ont waarde ik twee individuen, die een worstelstrijd hielden op mijn vloer kleed, te midden van de overblijfse len mijner meubelstukken, Ik hoop, dat ik niet stoor, zei ik, met al de zelfbeheersching waar over ik beschikken kon. De worstelaars staakten den strijd en keken verbaasd op. De een zei tot den ander: ,t Was jou schuld, idiootl Jij gaf mij zoo'n duw! De ander bracht de hand aan zijn achterhoofd. Ik ben met mijn hoofd tegen een stoel aangekomen. De eerste spreker stondi op. Hij was een knaap van omstreeks vijftien jaren met blonde haren en een lachend ge zicht, zoo vrijmoedig als ik 't nog nooit had gezien. Is u mijnheer Short, informeerde hij. Ik knikte toestemmend en hij stak mij de hand toe. Dat is Galt. Ik had hem ge vraagd en kon hem niet afzeggen, dat snap je. Galt is de eerste van onze klas. Hij antwoordde dit op een toon, als of de persoon, met wien hij had ge vochten, op mijn tapijt, de keizer aller Russen was. De jongeheer Galt vereerde mij ook met een hand en sprak: 't Is heel vriendelijk van n, me neer Short, dat u mij wilde hebben. U heeft er zeker niets tegen, dat ik de konijnen op de sofa heb gezet! 't Zijn echte lobooren; heneden wisten ze er geen raad mee; daarom nam ik ze maar mee naar boven. 't Is een presentje voor Bab, vul de zijn vriend aan. Als zij ze wil hebben. Wees daar maar niet bang voor. Bab zou iets afslaan! Galt keek even donker, alsof er in de opmerking iets was dat hem niet bepaald streelde. Hij hernam: En Bourice, dat stomme dier ging zoo te keer, toen we hem beneden wil den laten, dat we hem ook wel boven moesten brengen. Toen hij aan de gordijnen begon te kauwen, hebben we hem aan het haardijzer vastge bonden. Ik had al een eigenaardige lucht en een vreemd geluid opgemerkt. De lucht kwam van een mand een ge wone, ruwe mand, bevattende konij nen levende konijnen, die op mijn sofa stond, die ik onlangs nieuw had laten overtrekken... 't geluid kwam van een hond een klein, jong mormel die aan het haardijzer was bevestigd. Ik staarde van de konijnen naar de hond en van hem naar meneer Galt en diens makker met gevoelens, die ik moeilijk kan analyseeren. Ik begrijp niet al te best, begon ik, wat mij eigenlijk de eer ver schaft van uw bezoek. De blonde knaap antwoordde steeds glimlachend: Heeft u dat niet gehoordl van de pipa? Dat is gek genoeg. Daar ligt een telegram; misschien is het van hem. Hij gaf het mij over; ik opende het couvert en las: Kan heden niet thuis zijn. Kinde ren komen met vacantie. Eeuwig dank. baar, als je ze vannacht logeert Grif fin. Griffin! Ik begreep niet, welke Grif fin mij zulk een vriendschappelijk verzoek kon doen. Ik kende maar één Philip Griffin, maar dien zag ik zel den in de laatste jaren. Ik wist niet eeng dat hij kinderen had. Hoe kwam hij er bij, mij die op het lijf te sturen! Dus die lachende blonde jongen was een zoon van Philip Griffin! Ben je Ja, ik ben Tommy. Is t in orde? Dat kan ik kwalijk zeggen. Ik begrijp dit telegram niet al tc best. Lees het zelf maar eene. Eén blik was voldoende om hem te doen begrijpen. O, dat is duidelijk genoeg! Op en top de ouwe heer! Hij heeft ons huis in de stad verhuurd en voor de vacantie een genomen op het eiland Wight waar, dat weet hij zelf mis schien niet. Dat kan goed worden! Hij zou ons te Londen opwachten; maar vanochtend seinde hij, dat hij was opgehouden te Parijs en dat ik maar naar u toe moe9t gaan. En ik had Galt gevraagd de vacantie bij ons door te brengen, ik moest hem wel meebrengen; wat zeg je Galt! - Je had mij op straat kunnen la ten staan, Tommy. Ja dat had ik kunnen doen. Jam mer, dat ik er niet aan gedacht heb. Ik keek eens naar Tommy, en naar den jongeheer Galt, en naar Bourice, vastgebonden aan den haard. Ik dacht aan de mishandelde piano, en ik wist niet, wat ter wereld ik zou uitvoeren met de ongenoods gasten. Je vader spreekt van „kinderen" Ben jij die kinderen! Tommy schaterde, alsof ik een groo- te aardigheid had gezegd. Ik die kinderen! Zeg, Galt, die is goed! Neen, ik ben „het kind, 't andere kind1 is Bab. - Bab? - Mijn zus: een jaar ouder dan ik. lang geen onaardig meisje, wat zeg jij, Galt. De heer Galt mompelde iets, wat moest beduiden, dat hij zich tot oor- deelen onbevoegd verklaarde. - Galt is verkikkerd op Bab, be grijpt u? zij Tommy. Het jonginensch kreeg een kleur tot over de ooren toe en deed iets, dat men van verliefden niet dikwijls ziet: hij balde de vuisten. Laat dat, Tommy. Is 't dan niet zoo? Je behoeft je er niet over te schame*. Js soms een schande, verliefd te rijn ep wijn zusier? Dit werd gezegd met zoeveel waar digheid, dat de heer Galt 'i blijkbaar geraden achtte, er maas fee» anV wiomderd op te geven. Ik tobde intusschen ovo* <te vraag, hoe ik, ongetrouwd heer, logies zou verleenen aan Philip Griffin's kroost en aanhang. Mijn hospita had mis schien wel een kamer vrij,...maar: Tommy, Galt, Bah, Bourioe, de ko nijnenik had niet veol lust het onderwerp bij haar aan do arde te stellen. Daar werd aan de voordeur geheld. Wedden, dat 't Bab is? riep Tom my. Meteen snelde hij naar *1 venster schoof dat op en schreeuwde tot ifr mand beneden op straat Zeg, Bab, kerel, hoe gaat het? Een vrouwelijke slem antwoordde van omlaag: Noem mij geen „kerel". Tommy trok zijn hoofd weov naar binnen, met een haast, die mij deed vermoeden, dat de jonge dame op straat een projectiel naar hem had gemikt. Ook Galt scheen zoo iets te vermoeden. Wat i6 er? vraagde hij belang stellend. Wat er is? Nora Ellis. Neen!? Ja, wat zal ze wel van mij denken? Ik moet bekennen, Tommy, dat 't niet netjes is je zuster „kerel" te noemen op straat, Bab is mijn zuster, en ik mag haar noemen zooals ik wil; maar nu Nora er bij is. Daar ging de deur open, en een meisje trad binnen, liet sprekend even beeld van Tommy, verzacht door iets fijn vrouwelijks. Zij kwam naar mij toe met dezelfde zekerheid, die haar broeder kenmerkte. Hoe vaart u, meneer Short? Wat 'n idee van papa, hé! 't Is heel lief, dat u mij wilt hebben. Papa ig in staat ons op een goeden dag in de Tarderobe van een station te deponee- ren. Is u... Juffrouw Griffin? Ik ben Mabel Griffin, of Bab,zoo als meneer mijn broer belieft te zeg gen. U moogt mij ook Bab noemen, als u wilt. Haar schalksche glimlach bewees, tot mijn schande, dat zij minder ver legen was dan ik op dat oogenblik. 't Is genoeg, u op te schepen met een schepsel als ik, vervolgde zij maar het is nog erger: ik heb een vriendin meegebracht: Noro, Mijn aandacht was zoozeer ingeno men door Bab, dat ik nu eerst merkte, hoe zij gevolgd was door een ander jong meisjes, iets grooter met mooie, donkere oogen en een prettig voorko men. Dit is NoTa Ellis. Ik heb haar te logeeren gevraagd voor de vacantie. Wij zijn dikke vriendinnen als we geen ruzie hebben. Toen ik papa's te legram kreeg, was ik een beetje verle gen ermee. Ik kon haar toch niet in de kleerkast stoppen. Maar u heeft slechts één woord te spreken, meneer Short, en ze wordt toch weggestopt, zei de jongedame in quaestie. Opgescheept te zitten met Bah ia erg; opgescheept te zitten met mij is nog erger. Dat ben ik volmaakt met je eens Noralief, Ik raakte geheel in de war door dit voor mij ongewone gezelschap en stot terde iets van „zeer vereerd" en „be- Schatten tan DEKA. 'i Was Oudejaarsavond Klein lag het huisje in (te dikke meeuw, heel nederigjes en bescheiden. Maar het roode oogje keek vrienden lijk uit, als verwachtte het iemand. Oud, aardig huisje van binnen en van buiten iets als een gezellige, ee- noegelijke herinnering aan vroeger tij den een woning, half zomer huisje, half boerderij, met een strooien dak en een veranda-tje. Binnen en buiten was het Oudejaars avond! 't Was of de witte velden nóg stroever lagen, in zwijgend naden ken over de vervlogen dagen. En. in de kleine, warme kamer, die het lichtend schijnsel naar buiten gaf, heerschteeen ernstige, teere stemming, zooals op ge denkdagen over ons komt. Men dacht er aan den tijd die henen- ging. Vader zat aan den haard, die open was als in een boerenhuis. De rijzen vlamden hoog en vroolijk op, vurig knappend onder den zwartbe- rookten buik van den ketel met melk. Aandachtig haast, en toch onbewust, keek hij naar de slingerende, wappe rende vlammentongen die hun onrus tig spel zonder ophouden speelden. Moeder keek nu en dan naar hem met goedigen, bezorgden blik, terwijl zij ondertusschen de borden waschte en thee zette. Zij wist wel waar hij over peinsde. In het voorjaar was hun zoon naar de stad gezonden. Vader had zelf vroeger meer in de wereld geleefd, en hoewel hij er zich later ietwat ver moeid door zorgen uit teruggetrokken had, meende hij dat voor een jongen die gezond van lijf en geest is, die vormd, en zoo zou zijn zoon ook op gevoed worden. De ouders hadden den grondslag gelegd, nu moest het le ven 't gebouw verder afwerken. Het leven moest den jongen vormen. Hij moest de hitte van het gevecht voe len, om later te kunnen zeggen of hij sterk en moedig kon zijn in het uur des gevaars. Hij moest op eigen kracht lee- ren vertrouwen, weg uit de bescher ming van het ouderlijk huis. Zóó wa ren de beste en de grootste mannen ge- vooruit moest en wilde in de wereld, de kalme ietwat kleine dorpsomgeving niet voldoende z>u zijn. Moeder had er zich niet tegen verzet. In de stille kalme omgeving van haar huishouden, gehuwd met een man van sterken, overheerschenden geest, was zij, wat karakter betreft, geheel het zachte, meegaande meisje gebleven van vroeger, al hadden de jaren het hoog blonde haar ook grijs gemaakt, en de mooie, jonge gestalte gebogen. Zij voelde hoe weinig zij eigenlijk van het ware leven wist, hoe ver zij stond van den grooten strijd die in de eigenlijke maatschappij gestreden wordt. Want, al had zij er nooit aan d-eel genomen, of het kampen gadegeslagen., nu en woeien de harde klanken er van ook naai- het huisje over. Daarom ook had haar een schrik bevangen toen haar jongen, haar eenigste, door den vader zelf werd uitgezonden naar de stad. maar in haar zachte onderworpenheid maakte zij zichzelf dadelijk wijs, dat haar man het wel zou weten, dat hij beter wist wat goed voor den jongen was dan de moeder, dat de liefde haar blind maakte ja zelfs beschuldigde zij er zich van dat de wensch hem al tijd bij zich te houden haar egoïstisch maakte. En zij wilde zich niet plaat sen op den weg die hem voeren zou naar roem en eer. De ontgoocheling was voor haar 't ergst geweest. Want zij alleen begreep en gevoelde dat de groote stad de on dergang voor haar zoon zou worden als er niets tusschen beiden kwam. Nog niet lang was hij weg geweest, of er kwamen speciale brieven voor haar. Meestal iedere maand altijd een brief voor de beide ouders, en een voor zijn moeder alleen. De eerste stond vol van goede beloften en goede voorne mens, de tweede bevatte steeds aan vragen om geld, meer geld, nog meer geld. Een glimlach ging over het gezicht van vader, die langzaam ingedut was. Hij droomde een mooien droom. Van een kleinen jongen en van een groot man. En dat was zijn zoon. 't Was acht uur toen hij de oogen woer opende. De pendule deed) het met heldere slaagjes hooren. Hij stond eens op en keek naar buiten, 't Dwar relde er van zware, droge sneeuwvlok ken, zoodat de lichten van het dorp haast niet te zien waren. Dat zou een zwaren gang worden voor de diligence van negenen. Want daar moest de jongen mee komen, anders was hij er nu al geweest. Gek dat hij zoo laat kwam. gewoonlijk sloten de kantoren op Oudejaarsdag toch niet zoo laat. ,.Een kopje thee. vader, of zullen wij wat wachten?" „Neen, schenk nu maar in, hij tan pas over een uur hier zijn. 't Zal mij benieuwen hoe of hij er uit ziet, moe. Of hij ons nog flink en ferm in de oo gen durft zien. Maar dat kan niet an ders. Zijn berichten waren altijd goed. en hij zal zijn eigen vader toch niet bedriegen." En een oogenblik later weer: „Nou, om je de waarheid te zeggen moe, toen hij ging was ik zelf ook wel wat bang. Hij was nog zoo jong. Maar ik verzette er mij tegen om zijn eigen best wil. 't Is niet goed voor een jon- Igen om te lang te blijven in een huis houden van een ouden yader. en een oude moeder." „Oud", zeide zij verwijtend hert, hoofd schuddend, en een oogenblik haar ang stige gedachten vergetend, „wij zijn nog niet oud. Ik noch jij. Dat zijn nu maar van die praatjes, omdat je het pleizierig vind. zoo'n aardig, oud heer tje te worden, met een jeugdig hart, hè." „Als ik het jeugdig heb gehouden, moe," zei hij opstaande, en haar tee- der kussend, „dan heb ik dat aan iou te danken. Moge onze oude dag nog verre zijn. dan heeft de jongen ook nog wat aan ons, en wij aan hem. Zie je, dat had ik je nu zoo straks ook wel kunnen zeggen, als hert twaalf uur is. Maar ik doe het liever in een intiem oogenblikje. Anders lacht de bengel, die natuurlijk, groot-steedsche neigin gen heeft gekregen, zijn twee oude, verliefde ouders nog uit." Een steek ging haar door het hart, maar ze hield zich goed. en zei zacht: „Nu, dat weet je toch wel uit zijn, brie ven, hè? Hij is nog de oude gebleven. Dat zal hij van avond wel toonen!" Dit was haai- laatste hoop. Zij had een groot denkbeeld van den goeden, heiligenden invloed die uitgaat van den huiselijken haard. Als zij hem maar weer eens hier had. al was het ook maar voor een paai- dagen. Dan zou zij met hem praten, op goeden, gevoeligen toon. Hij kon nog niet zoo bedorven zijn, dat hare tranen geen invloed op hem zouden uitoefenen. Zij zou hem smeeken beter te worden En dan zou hij het ook wel doen. Dal ver trouwde zij innig. Ook met den wagen van negenen kwam hij niet. En toen buiten de klok ken de twaalf laatste slagen van het oude jaar bromden, de pendule in de huiskamer het als spottend nadeed, za ten de twee ouden eenzaam en alleen in de huiskamer, 't Was er koud, het vuur was aan het uitgaan. Het feest gebak stond onaangeroerd, de ketel was afgezet. Vader hield zich 't best dat sprak van zelf. „Hij heeft den wagen gemist, of misschien is de oude kar met de rheumatische knollen in de sneeuw blij ven steken." dat zei hij onophoudelijk mei alle mogelijke variaties. Hij moest toch wat zeggen, 't Was een groote te leurstelling. Maar toch sluimerde hij dien nacht spoedig in. Zij lag wakker, luisterend naar elk uur dat het nieuwe jaar ouder werd. Want de tijd staat niet stil. Zij voelde, zich nu ook oud worden, oud «u bedroefd. Op Oudejaarsavond niet thuis gekomen! 't Was of zij hem al verloren had. Heel zwart stond liet huisje nu in den sneeuw, 't Vriendelijk, roode oogje keek niet meer uit. 't Verwachtte niets meer.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 6