Rubriek voor Dames.
Griffin's kroost.
FEUILLETON.
Licht en Schaduw.
of is het iets acer kostbaar en huiten-
gewoon?"
..Het 19 zeer kostbaar in de oogen
van God", antwoorde de engel. ,,Het
is een enkele traan van berouw, van
diep gevoeld ernstig berouw."
Zijne oogen werden verhelderd door
een wonderen gloed, toen bij, mij
vriendelijk aanziende, wees op een
ander boek, dat hij in de
rechterhand droeg. Ik zag dat dit tot
titel had: „De toekomst". Hiervan wa
ren de bladen blank en smetteloos,
geen woord nog was er op geschreven.
Iedere bladzijde had een gouden rand
althans 7.00 scheen het raij, en in
het begin las ik, bovenaan deze woor
den:
„Tot heiligen zijt gij geroepen..."
„Heiligen?!" riep ik uit. „Welke
mensch kan ooit heilig worden?"... En
ik was bedroefd in mijnen droom,
want ik had gehoopt, dat in dit boek
iemand als ik eene bladzijde zou vin
den waarop hij kon schrijven.
De engel herhaalde mijne vraag etil
voor zich heen, en zeide, met eenen
glimlach, <he doordrong tot diep in
mijn hart:
„Wel, gij! En anderen als gijl"
„Ik?stamelde ik ongeloovig.
Maar de engel legde het boek van
het „Verleden" neer, nam mijne hand
in de zijne en sprak zacht bemoedi
gend:
„Ja, gijl Zie, hier is uwe bladzijde
voor u gereed. Nog blank en onbe
schreven. Ik heb ze voor u omgesla
gen..."
Ik zag hem aan, en mijn hart werd
van vreugde vervuld. Ik overlegde
met mijzelven welke de eerste woor
den zijn zouden, die ik op deze nieu
we bladzijde schrijven wilde met het
jaartal 1902, en ik schreef:
„Leer mij, 0 Heer, Uw wil volbren
gen.
„Heer, leer mij uwen weg en leid mij
in het rechte pad."
Op eens verbleekte bet schrift, het
visioen verdween, maar in mijn hart
bleven de gouden letteren gegrift van
het woord:
„Hoop."
Veffschü'l'e-ndiö landstrekenj hebban
eigenaardige gewoonten met be
trekking tot eene brudd.
In Zwitserland staat een bruid
zelfs aan baar ouders niet toe haar
op haar trouwdag op den mond te
kussen. In verschillende provin
cies giet de dienstbode warm water
over dim drempel, madat het bruids
paan* er oven heen is gegaan, om den
drempel waarom te houden voor bet
volgend bruidspaar.
De gewoonte om het bruidspaar
de pantoffel toe te werpen, komt uit
Frankrijk. Tom een oude vrouw
haar jongen kaniitng Ladiewij'k XIII
zag terugrijden uit cüe kerk, waar
hij zoo juist getrouwd was, trok zij
haar schoen uit en wierp hem in
het rijtuig, terwijl ze riep: „Dit is
alles wat ik héb, Majesteit, moge
God! je zegenen."
In Duiftschlamd bestaat wantrou
wen tegen huwelijken in Mei ge-
jloten. Een geliefkoosde trouwdag
in Schotland is 31 December; het
jonge paar begint een nieuw leven
bij den aanvang van een nieuw
jaar.
In Italië mogen de huwelijksca
deaux nooit schetrp of puntig zijn.
Vandaar ons rdée dat een mes als
geschenk de vriendschap afsnijdt.
Ean andere gewoonte is dat de
bruid onmiiddellijk irade huwelijks-
pi echt igherid haar hruidsbouquet
toewerpt aan de bruidsmeisjes. Zij,
die de bouquet vangt, wordt
ondersteld het eerst daarna bruid
te zijn.
Een mooi. degelijk karpet is
waard goed verzorgd te wordleni,
goed behandeld kan het iaran mee.
Die zorg bestaat niet in het voor 'i
oog veabosrgein door ar weer een an
der dekkleed! overheen, te 1
Op die mandei* gebruikt de huis
vrouw haar mooie karpet als voe
ring voor een. onooglijk stuk goed
en zij onthoudt haar huisgenooten
en zrich zelve bet' genot een mimi
kleed op die vloer te hebbenDoor
de losse draidten. van het dekkleed!
dringen allerlei scherpe vezeltjes
en stof op het mooie kleed, dlait het
achteruit doefc gaan zonder dart.
iemand er plezier van heeft.
De wane manier om een moed
karpet zoo lang mogelijk goed te
houden is om het zorgvuldig te leg
gen op oude couranten of bruin pa
pier. De drukinkt van couranten
wordt dloor motten geschuwd), 200-
dait zij een dergelijk karpet altijd
zullen vermijden als ongeschikt om
eieren te leggen.
De huisvrouw maakt op die wij
ze een voondteelig gebruik van haar
oude couranten. De couranten moe.
ten telkens vernieuwd worden ais
het karpet wordt opgenomen.
De gewone kaïpetschuiers zijn
veel te hard voor een goed kleed,
men doet veel wijzer het met een
gewone kleerborstel geheel af te
schuieren.
Opgedroogde vetvlekken moeten
met een bol mes voorzichtig ver
wijderd warden. Een spons even
gedoopt in ammioniumwater kan die
overige vlekken verwijderen.
Hoefijzers warden buitengewoon
begunstigd! door sommige bijgeloo-
vige menschen. Een hoefijzer, dat
men zelf gevonden heeft boven de
deur te hangen, brengt geluk.
Zoo verbeelden diezelfde men
schen zich ook, dart, een vingerring
gemaakt van een hoefijzer en dlan
nog liefst van1 een spijkertje uit een
zelf gevonden hoefijzer, iemand
voor veel leed kan bewaren.
Een kunst op zich zelve is het
voor eene vrouw zich met gratie uit
een gezelschap te verwijderen.
Een, vrouw, die zich in dat op
zicht zwak voelt en' gauw met ver
legenheid te kampen heeft, doet het
wijste het afscheid zoo kort moge
lijk te maken. Als zij het laatste
woord veaegd heeft, dat ze wenschti
te zeggen, wisselt ze een hartelij-'
ken handdruk met die gastvrouw,
een vriendelijke buiging tegen de
gasten en, verwijdert zich daarna
direct.
Raadgevingen.
I. Meisjes, die veel naaien, heb
ben meestal een onoogelijk zwarte
plek op den vinger, waarover zij de
stof vasthouden. Die vlek kan vol
komen verwijderd worden dloor er
met een zachte puinetoen overheen
te wrijven.
II. Om te maken, dat een kaars
een geheeden nacht door kan bran-
Twee ridders uitd en tijd van den
Franschen koning Lodewijk XIII bren
gen, onder het genot van hun potten
mee, den tijd door met het laten dan
sen van een aangekleeden aap. Bij de
toonen der mandoline, door een der
DANSLES.
krijgers bespeeld, voert het dier ko
mieke dansbewegingen uit, maakt het
vreemde gebaren, trekt het grijnsge-
zichten. Terwijl de jongste ridder, die
als dansmeester fungeert, om het doen
van dien aap lacht, beschouwt zijn
metgezel, een man, wiens haren reeds
beginnen te grijzen, bet tooneeltje met
peinxenden ernst; het brengt- hem rijn
eigen jeugd in bermnering, toen hij
zich ook vermaakte met onschuldige
genoegens van deze soort...
cfeim, moert) mem er fijn zout over
strooien), tot waar de pit zwart
wordt. Op dfie wijze kan een ka
een geheeten nacht met zacht licht
broamdten.
Uit het Engelsch.
Ik kon mijn ooren niet gelooven.
Zoodra ik de voordeur opende, be
greep ik, dat er iets bijzondere aan de
hand was; want in de vestibule zag
ik allerlei dingen, die niet aan mij
toebehoorden, en zeker ook niet aan
juffrouw Kiddall, mijn hospita. Bui
tendien hoorde ik, in de richting van
mijn salon, een geraas, alsof een half
dozijn menschen aan het brullen wa
ren bij 't accompagnement van een
gehamerde piano. Nooit had ik een
instrument zoo hooren mishandelen
en 't was een vleugel, waarvoor ik
nog geen jaar geleden twaalfhonderd
gulden had betaald Twee personen
schenen elk een melodie te spelen met
de kracht van een stoomhamer.
Toen ik den drempel betrad, ont
waarde ik twee individuen, die een
worstelstrijd hielden op mijn vloer
kleed, te midden van de overblijfse
len mijner meubelstukken,
Ik hoop, dat ik niet stoor, zei
ik, met al de zelfbeheersching waar
over ik beschikken kon.
De worstelaars staakten den strijd
en keken verbaasd op. De een zei tot
den ander:
,t Was jou schuld, idiootl Jij gaf
mij zoo'n duw!
De ander bracht de hand aan zijn
achterhoofd.
Ik ben met mijn hoofd tegen een
stoel aangekomen.
De eerste spreker stondi op. Hij was
een knaap van omstreeks vijftien jaren
met blonde haren en een lachend ge
zicht, zoo vrijmoedig als ik 't nog
nooit had gezien.
Is u mijnheer Short, informeerde
hij.
Ik knikte toestemmend en hij stak
mij de hand toe.
Dat is Galt. Ik had hem ge
vraagd en kon hem niet afzeggen, dat
snap je. Galt is de eerste van onze
klas.
Hij antwoordde dit op een toon, als
of de persoon, met wien hij had ge
vochten, op mijn tapijt, de keizer aller
Russen was.
De jongeheer Galt vereerde mij ook
met een hand en sprak:
't Is heel vriendelijk van n, me
neer Short, dat u mij wilde hebben. U
heeft er zeker niets tegen, dat ik de
konijnen op de sofa heb gezet! 't Zijn
echte lobooren; heneden wisten ze er
geen raad mee; daarom nam ik ze
maar mee naar boven.
't Is een presentje voor Bab, vul
de zijn vriend aan.
Als zij ze wil hebben.
Wees daar maar niet bang voor.
Bab zou iets afslaan!
Galt keek even donker, alsof er in
de opmerking iets was dat hem niet
bepaald streelde. Hij hernam:
En Bourice, dat stomme dier ging
zoo te keer, toen we hem beneden wil
den laten, dat we hem ook wel boven
moesten brengen. Toen hij aan de
gordijnen begon te kauwen, hebben
we hem aan het haardijzer vastge
bonden.
Ik had al een eigenaardige lucht
en een vreemd geluid opgemerkt. De
lucht kwam van een mand een ge
wone, ruwe mand, bevattende konij
nen levende konijnen, die op
mijn sofa stond, die ik onlangs nieuw
had laten overtrekken... 't geluid
kwam van een hond een klein,
jong mormel die aan het haardijzer
was bevestigd.
Ik staarde van de konijnen naar de
hond en van hem naar meneer Galt
en diens makker met gevoelens, die
ik moeilijk kan analyseeren.
Ik begrijp niet al te best, begon
ik, wat mij eigenlijk de eer ver
schaft van uw bezoek.
De blonde knaap antwoordde steeds
glimlachend:
Heeft u dat niet gehoordl van de
pipa? Dat is gek genoeg. Daar ligt
een telegram; misschien is het van
hem.
Hij gaf het mij over; ik opende het
couvert en las:
Kan heden niet thuis zijn. Kinde
ren komen met vacantie. Eeuwig dank.
baar, als je ze vannacht logeert Grif
fin.
Griffin! Ik begreep niet, welke Grif
fin mij zulk een vriendschappelijk
verzoek kon doen. Ik kende maar één
Philip Griffin, maar dien zag ik zel
den in de laatste jaren. Ik wist niet
eeng dat hij kinderen had. Hoe kwam
hij er bij, mij die op het lijf te sturen!
Dus die lachende blonde jongen was
een zoon van Philip Griffin!
Ben je
Ja, ik ben Tommy. Is t in orde?
Dat kan ik kwalijk zeggen. Ik
begrijp dit telegram niet al tc best.
Lees het zelf maar eene.
Eén blik was voldoende om hem te
doen begrijpen.
O, dat is duidelijk genoeg! Op
en top de ouwe heer! Hij heeft ons
huis in de stad verhuurd en voor de
vacantie een genomen op het eiland
Wight waar, dat weet hij zelf mis
schien niet. Dat kan goed worden! Hij
zou ons te Londen opwachten; maar
vanochtend seinde hij, dat hij was
opgehouden te Parijs en dat ik maar
naar u toe moe9t gaan. En ik had
Galt gevraagd de vacantie bij ons
door te brengen, ik moest hem wel
meebrengen; wat zeg je Galt!
- Je had mij op straat kunnen la
ten staan, Tommy.
Ja dat had ik kunnen doen. Jam
mer, dat ik er niet aan gedacht heb.
Ik keek eens naar Tommy, en naar
den jongeheer Galt, en naar Bourice,
vastgebonden aan den haard. Ik
dacht aan de mishandelde piano, en
ik wist niet, wat ter wereld ik zou
uitvoeren met de ongenoods gasten.
Je vader spreekt van „kinderen"
Ben jij die kinderen!
Tommy schaterde, alsof ik een groo-
te aardigheid had gezegd.
Ik die kinderen! Zeg, Galt, die is
goed! Neen, ik ben „het kind, 't
andere kind1 is Bab.
- Bab?
- Mijn zus: een jaar ouder dan ik.
lang geen onaardig meisje, wat zeg
jij, Galt.
De heer Galt mompelde iets, wat
moest beduiden, dat hij zich tot oor-
deelen onbevoegd verklaarde.
- Galt is verkikkerd op Bab, be
grijpt u? zij Tommy.
Het jonginensch kreeg een kleur tot
over de ooren toe en deed iets, dat
men van verliefden niet dikwijls ziet:
hij balde de vuisten.
Laat dat, Tommy.
Is 't dan niet zoo? Je behoeft je
er niet over te schame*. Js soms
een schande, verliefd te rijn ep wijn
zusier?
Dit werd gezegd met zoeveel waar
digheid, dat de heer Galt 'i blijkbaar
geraden achtte, er maas fee» anV
wiomderd op te geven.
Ik tobde intusschen ovo* <te vraag,
hoe ik, ongetrouwd heer, logies zou
verleenen aan Philip Griffin's kroost
en aanhang. Mijn hospita had mis
schien wel een kamer vrij,...maar:
Tommy, Galt, Bah, Bourioe, de ko
nijnenik had niet veol lust het
onderwerp bij haar aan do arde te
stellen.
Daar werd aan de voordeur geheld.
Wedden, dat 't Bab is? riep Tom
my. Meteen snelde hij naar *1 venster
schoof dat op en schreeuwde tot ifr
mand beneden op straat
Zeg, Bab, kerel, hoe gaat het?
Een vrouwelijke slem antwoordde
van omlaag:
Noem mij geen „kerel".
Tommy trok zijn hoofd weov naar
binnen, met een haast, die mij deed
vermoeden, dat de jonge dame op
straat een projectiel naar hem had
gemikt. Ook Galt scheen zoo iets te
vermoeden.
Wat i6 er? vraagde hij belang
stellend.
Wat er is? Nora Ellis.
Neen!?
Ja, wat zal ze wel van mij denken?
Ik moet bekennen, Tommy, dat
't niet netjes is je zuster „kerel" te
noemen op straat,
Bab is mijn zuster, en ik mag
haar noemen zooals ik wil; maar nu
Nora er bij is.
Daar ging de deur open, en een
meisje trad binnen, liet sprekend even
beeld van Tommy, verzacht door iets
fijn vrouwelijks. Zij kwam naar mij
toe met dezelfde zekerheid, die haar
broeder kenmerkte.
Hoe vaart u, meneer Short? Wat
'n idee van papa, hé! 't Is heel lief,
dat u mij wilt hebben. Papa ig in
staat ons op een goeden dag in de
Tarderobe van een station te deponee-
ren.
Is u... Juffrouw Griffin?
Ik ben Mabel Griffin, of Bab,zoo
als meneer mijn broer belieft te zeg
gen. U moogt mij ook Bab noemen,
als u wilt.
Haar schalksche glimlach bewees,
tot mijn schande, dat zij minder ver
legen was dan ik op dat oogenblik.
't Is genoeg, u op te schepen met
een schepsel als ik, vervolgde zij
maar het is nog erger: ik heb een
vriendin meegebracht: Noro,
Mijn aandacht was zoozeer ingeno
men door Bab, dat ik nu eerst merkte,
hoe zij gevolgd was door een ander
jong meisjes, iets grooter met mooie,
donkere oogen en een prettig voorko
men.
Dit is NoTa Ellis. Ik heb haar
te logeeren gevraagd voor de vacantie.
Wij zijn dikke vriendinnen als we
geen ruzie hebben. Toen ik papa's te
legram kreeg, was ik een beetje verle
gen ermee. Ik kon haar toch niet in
de kleerkast stoppen.
Maar u heeft slechts één woord
te spreken, meneer Short, en ze wordt
toch weggestopt, zei de jongedame in
quaestie. Opgescheept te zitten met
Bah ia erg; opgescheept te zitten met
mij is nog erger.
Dat ben ik volmaakt met je eens
Noralief,
Ik raakte geheel in de war door dit
voor mij ongewone gezelschap en stot
terde iets van „zeer vereerd" en „be-
Schatten tan DEKA.
'i Was Oudejaarsavond
Klein lag het huisje in (te dikke
meeuw, heel nederigjes en bescheiden.
Maar het roode oogje keek vrienden
lijk uit, als verwachtte het iemand.
Oud, aardig huisje van binnen en
van buiten iets als een gezellige, ee-
noegelijke herinnering aan vroeger tij
den een woning, half zomer huisje,
half boerderij, met een strooien dak
en een veranda-tje.
Binnen en buiten was het Oudejaars
avond! 't Was of de witte velden
nóg stroever lagen, in zwijgend naden
ken over de vervlogen dagen. En. in de
kleine, warme kamer, die het lichtend
schijnsel naar buiten gaf, heerschteeen
ernstige, teere stemming, zooals op ge
denkdagen over ons komt.
Men dacht er aan den tijd die henen-
ging. Vader zat aan den haard, die
open was als in een boerenhuis. De
rijzen vlamden hoog en vroolijk op,
vurig knappend onder den zwartbe-
rookten buik van den ketel met melk.
Aandachtig haast, en toch onbewust,
keek hij naar de slingerende, wappe
rende vlammentongen die hun onrus
tig spel zonder ophouden speelden.
Moeder keek nu en dan naar hem
met goedigen, bezorgden blik, terwijl
zij ondertusschen de borden waschte
en thee zette. Zij wist wel waar hij
over peinsde. In het voorjaar was hun
zoon naar de stad gezonden. Vader had
zelf vroeger meer in de wereld geleefd,
en hoewel hij er zich later ietwat ver
moeid door zorgen uit teruggetrokken
had, meende hij dat voor een jongen
die gezond van lijf en geest is, die
vormd, en zoo zou zijn zoon ook op
gevoed worden. De ouders hadden
den grondslag gelegd, nu moest het le
ven 't gebouw verder afwerken.
Het leven moest den jongen vormen.
Hij moest de hitte van het gevecht voe
len, om later te kunnen zeggen of hij
sterk en moedig kon zijn in het uur des
gevaars. Hij moest op eigen kracht lee-
ren vertrouwen, weg uit de bescher
ming van het ouderlijk huis. Zóó wa
ren de beste en de grootste mannen ge-
vooruit moest en wilde in de wereld,
de kalme ietwat kleine dorpsomgeving
niet voldoende z>u zijn.
Moeder had er zich niet tegen verzet.
In de stille kalme omgeving van haar
huishouden, gehuwd met een man van
sterken, overheerschenden geest, was
zij, wat karakter betreft, geheel het
zachte, meegaande meisje gebleven van
vroeger, al hadden de jaren het hoog
blonde haar ook grijs gemaakt, en de
mooie, jonge gestalte gebogen. Zij
voelde hoe weinig zij eigenlijk van het
ware leven wist, hoe ver zij stond van
den grooten strijd die in de eigenlijke
maatschappij gestreden wordt. Want,
al had zij er nooit aan d-eel genomen,
of het kampen gadegeslagen., nu en
woeien de harde klanken er van ook
naai- het huisje over. Daarom ook had
haar een schrik bevangen toen haar
jongen, haar eenigste, door den vader
zelf werd uitgezonden naar de stad.
maar in haar zachte onderworpenheid
maakte zij zichzelf dadelijk wijs, dat
haar man het wel zou weten, dat hij
beter wist wat goed voor den jongen
was dan de moeder, dat de liefde haar
blind maakte ja zelfs beschuldigde
zij er zich van dat de wensch hem al
tijd bij zich te houden haar egoïstisch
maakte. En zij wilde zich niet plaat
sen op den weg die hem voeren zou
naar roem en eer.
De ontgoocheling was voor haar 't
ergst geweest. Want zij alleen begreep
en gevoelde dat de groote stad de on
dergang voor haar zoon zou worden
als er niets tusschen beiden kwam.
Nog niet lang was hij weg geweest,
of er kwamen speciale brieven voor
haar. Meestal iedere maand altijd een
brief voor de beide ouders, en een voor
zijn moeder alleen. De eerste stond vol
van goede beloften en goede voorne
mens, de tweede bevatte steeds aan
vragen om geld, meer geld, nog meer
geld.
Een glimlach ging over het gezicht
van vader, die langzaam ingedut was.
Hij droomde een mooien droom. Van
een kleinen jongen en van een groot
man. En dat was zijn zoon.
't Was acht uur toen hij de oogen
woer opende. De pendule deed) het met
heldere slaagjes hooren. Hij stond
eens op en keek naar buiten, 't Dwar
relde er van zware, droge sneeuwvlok
ken, zoodat de lichten van het dorp
haast niet te zien waren. Dat zou een
zwaren gang worden voor de diligence
van negenen. Want daar moest de
jongen mee komen, anders was hij er
nu al geweest. Gek dat hij zoo laat
kwam. gewoonlijk sloten de kantoren
op Oudejaarsdag toch niet zoo laat.
,.Een kopje thee. vader, of zullen
wij wat wachten?"
„Neen, schenk nu maar in, hij tan
pas over een uur hier zijn. 't Zal mij
benieuwen hoe of hij er uit ziet, moe.
Of hij ons nog flink en ferm in de oo
gen durft zien. Maar dat kan niet an
ders. Zijn berichten waren altijd goed.
en hij zal zijn eigen vader toch niet
bedriegen."
En een oogenblik later weer:
„Nou, om je de waarheid te zeggen
moe, toen hij ging was ik zelf ook wel
wat bang. Hij was nog zoo jong. Maar
ik verzette er mij tegen om zijn eigen
best wil. 't Is niet goed voor een jon-
Igen om te lang te blijven in een huis
houden van een ouden yader. en een
oude moeder."
„Oud", zeide zij verwijtend hert, hoofd
schuddend, en een oogenblik haar ang
stige gedachten vergetend, „wij zijn
nog niet oud. Ik noch jij. Dat zijn nu
maar van die praatjes, omdat je het
pleizierig vind. zoo'n aardig, oud heer
tje te worden, met een jeugdig hart,
hè."
„Als ik het jeugdig heb gehouden,
moe," zei hij opstaande, en haar tee-
der kussend, „dan heb ik dat aan iou
te danken. Moge onze oude dag nog
verre zijn. dan heeft de jongen ook
nog wat aan ons, en wij aan hem. Zie
je, dat had ik je nu zoo straks ook wel
kunnen zeggen, als hert twaalf uur is.
Maar ik doe het liever in een intiem
oogenblikje. Anders lacht de bengel,
die natuurlijk, groot-steedsche neigin
gen heeft gekregen, zijn twee oude,
verliefde ouders nog uit."
Een steek ging haar door het hart,
maar ze hield zich goed. en zei zacht:
„Nu, dat weet je toch wel uit zijn, brie
ven, hè? Hij is nog de oude gebleven.
Dat zal hij van avond wel toonen!"
Dit was haai- laatste hoop. Zij had
een groot denkbeeld van den goeden,
heiligenden invloed die uitgaat van
den huiselijken haard. Als zij hem
maar weer eens hier had. al was het
ook maar voor een paai- dagen. Dan
zou zij met hem praten, op goeden,
gevoeligen toon. Hij kon nog niet zoo
bedorven zijn, dat hare tranen geen
invloed op hem zouden uitoefenen. Zij
zou hem smeeken beter te worden En
dan zou hij het ook wel doen. Dal ver
trouwde zij innig.
Ook met den wagen van negenen
kwam hij niet. En toen buiten de klok
ken de twaalf laatste slagen van het
oude jaar bromden, de pendule in de
huiskamer het als spottend nadeed, za
ten de twee ouden eenzaam en alleen
in de huiskamer, 't Was er koud, het
vuur was aan het uitgaan. Het feest
gebak stond onaangeroerd, de ketel
was afgezet.
Vader hield zich 't best dat sprak
van zelf. „Hij heeft den wagen gemist,
of misschien is de oude kar met de
rheumatische knollen in de sneeuw blij
ven steken." dat zei hij onophoudelijk
mei alle mogelijke variaties. Hij moest
toch wat zeggen, 't Was een groote te
leurstelling.
Maar toch sluimerde hij dien nacht
spoedig in.
Zij lag wakker, luisterend naar elk
uur dat het nieuwe jaar ouder werd.
Want de tijd staat niet stil.
Zij voelde, zich nu ook oud worden,
oud «u bedroefd. Op Oudejaarsavond
niet thuis gekomen! 't Was of zij hem
al verloren had.
Heel zwart stond liet huisje nu in
den sneeuw, 't Vriendelijk, roode oogje
keek niet meer uit. 't Verwachtte niets
meer.