VELO-KUNSTEN. FEUILLETON. Licht en Schaduw. kolijke misdaad wezen en ik had nie mand bij mij om het nieuws over te brengen. De gedachte aan een aan slag vervulde mij geheel en zij be- hecrschte mij zoozeer, dat ik besloot raij achter de rotsen te verbergen, om van daar uit op te letten, wie mij volgde. Ik hield nog pas een half uur de wacht (de wacht houden is zeer vermoeiend) toen een man met een boeventronie het waagde voor zichtig uit zijn schuilplaats te voor schijn te komen. Hij keek eenigen tijd in de richting der bergen, waar ik mij achter verborgen had, klapte twee keer in de handen en opdit tee- ken verschenen er nog twee anderen, ieder met een grooten zak op de schou ders. Na hunne pijpen te hebben aan gestoken, begonnen zij langzaam te «tijgen. Zij kwamen weldra aan bij de plaats, waar ik plat tegen den grond gedrukt, bezig was te spionnee- ren. Precies als de zeventien, waar van ik u verteld heb, gingen tij op hunne zakken zitten. Ongelukkig keerden zij mij den rug toe. Maar toch had ik gelegenheid om devolgen- de opmerkingen te maken. Deze hee- ren waren goed gewapend. Zij hadt- den met hun drieën eene buks en twee pistolen en vooral niet te verge ten drie groote zakken, die mijne ver beelding, getrouw aan de lessen der geschiedenis, met Bernsch kruit ge vuld zag. Ik sidderde reeds bij de gedachte, aan die eene of andere lcruit- streep, toen een van hen opstond en eijne brandende pijp op den zak leg de. Toen ik dit zag beval ik mijn ziel bij God aan, wachtte de ontplof- ting af en drukte mij vast tegen eene rots aan, op welker steun ik juiest genoeg rekende om het niet uit te schreeuwen van angst Een dezer vrienden verwijderde zich, beklom eene hoogte vanwaar hij den weg be keek, die zij nog moesten afleggen, waarna hij naar zijne kornuiten te- VugkeercTe. Ik zie niets meer. Ik ook niet, sprak de tweede, die schooier zou niets to goed zijn om ons aan de galg te helpen. En als 't gewed is, sprak de derde, is hij een vermomde douaan, die ons hard vooruitloopt. Het is jammer, dat wij hem niet afgemaakt hebben, geen haan zou er naar kraaien in dit afgelegen oord. De vlood en spreken niet. Die geschiedenis met ons vriend je Jean-Jean is ook nooit uitgekomen We zijn hier juist vlak bij de plaats waar hij is afgemaakt De man had pas, om zich als een eenvoudig bur ger voor te doen, zijne buks wegge gooid het is deze we maakten het kort, want nauwelijks hadden we hem te pakken of Lamèche bond hem aan een boom en Preaie joeg hem, terwijl hij tot hem zei: „Jean-Jean' doe je gebed", een kogel door zijn slaap. Zoo'n potsenbakker. Een afschuwelijk grijnzen volgde op deze verschrikkelijke woorden en deze man, plotseling opstaande, om het sein van het vertrek te geven, kreeg taij in de gaten. Drommels, riep hij uit, wij vin den de ekster co huur nest. Hier is ons vriendje. De twee anderen stonden verbou wereerd op en ik meende een ontel bare hoeveelheid pistolen op rnij ge richt te zien. Mijne lieeren, sprak ik, mijne heeren ikgij vergist uoni- wapet u als 't u blief Mijneheeren, ik ben de eerlijkste man der wereld! Zij fronsten hunne wenkbrau wen. Laat uwe wapenen zakken. ik ben letterkundigeik heb niets met... met de douanen uit te staan.. ik ben gehuwd en huisvaderlaat uwe wapens zakken als ik u verzoeken mag... ze zullen mij beletten mijn ver stand doen verliezen. Vervolgt u als 't u belieft uwen weg zonder u om mij te bekommeren heusch, ik spot met de douanen. Ik stel zelfs belang in uw gevaarvol beroep. Gijlieden zijt eerlijke lieden en alleen het slachtoffer eener verfoeie- lijke belasting. Je bent hier om onze gangen na te gaan, sprak met eene stentorstem de slechtste. In het geheel niet... ik ben hier., om... Om ons te spionneeren en ons te verraden. We kennen je heusch wel. We hebben je daar beneden wel ge zien, terwijl je bezig was ons te be spieden de scboone natuur, mijn beste heeren, niets anders De schoone natuur! En in dezen hoek was je dus bezig om genees kruiden te zoeken? Een "vreemdsoor tig beroep, dat jij er op nahoudt. Deze bergen zijn van ons. Wee hem, die ons hier komt besnuffelenl Doe je gebed. Hij richtte op mijn slaap. Ik viel op de knieën. De twee anderen na derden liever dan tusschenbeiden te komen. Eij wisselden eenige voor mij onverstaanbare woorden, waar na een van hen zijn last op mijne schouders plaatste. „Vooruit!" riep hij. Zoo maakte ik dan deed uit van dene smokkelaarsbende. Het was voor T eerst, maar ook voor 't laatst Het kwam mij voor, dat mijn von nis in dezen geheimraad geveld was, ten minste mijne rechters bekommer den zich niet meer om mij. Zij lie pen zonder spreken voort, terwijl zij om beurten de twee overgebleven vrachten droegen. Telkens wilde ik beproeven om het bewijs mijner on schuld te leveren, maar hun geoe fend oog deed meer dan al mijne ver zekeringen, alleen konden zij maar niet begrijpen waarom ik zoo achter dochtig geweest was toen ik nog meende alleen te zijn. Dit geheim openbaarde ik hen, door hen te ver tellen, dat d© verschijning, welke ik- in de weerkaatsing van het water ge zien had, mij zoo had aangegrepen, Dat komt op hetzelfde neer. On schuldig of niet, je zou ons kunnen verraden. *In het bosch zullen wij de zaak tot een goed einde brengen. De lezer oordeele zelf, welke betee- kenis ik moest hechten aan deze woorden. En in het half uur, dat wij noodig hadden om het naaste bosch te bereiken, had ik genoeg tijd om mij eene juiste voorstelling to maken van de angsten eens ter dbod veroordeelden, die naar de*i brandsta pel wordt geleid. Ik moet u werkelijk verklaren, dat zij heusch hot medelijden nog wel waard zijn. Maai* ik had vooreerst mijn on schuld in mijn voordcel en de kans nog iemand te ontmoeten, zonder gelegenheid te behoeven waarnemen mij en mijn last in den diepen afgrond naast mij te moeten storten. De eerste kansen deden zich niet voor, de andere wilde ik niet te baat nemen, zoodat wij zonder hindernissen in het bosch aankwamen. Hier namen deze heer- ren mij mijn last af, zij bonden mij stevig aan een grooten pijnboom vast en inplaats mij ai te maken, zooals ze met Jean-Jean hadden ge daan, zeiden ze tot mij: We hébben vierentwintig uur noodig om in veiligheid te zijn. Ver maak je maar wat! Morgen komen we weer voorbij. Dan zulten we je met een losmaken, enuit dankbaarheid zal je wel zorgen, dat alles geheim I blijft. Waarna zij hunne vracht weder op namen en mij verlieten. Ik geloof dat het leven mij nooit zoo schoon en vroolijk heeft toege lachen als op dat oogenblik. Mijn pijnboom hinderde mij nieta Vierentwintig uren schenen mij eene minuut toe. Ik vond deze menschen eerlijk, ja zelfs oprecht, wel een beet je ruw door het noodlot, maar toch achtenswaardig. Het Was alsof mij het leven was te ruggegeven. Na eenige minuten maakte mijne groote vreugde plaats voor eene verschrikkelijke onrust, mijn geest en lichaam verdoofdle, ik wist niet meer dat ik bestond en toen ik weer tot bewustzijn kwam, rolden de tranen mij over de wangen. Ik zal u geen verslag doen van de ang sten, die belachelijk zouden worden door de oplossing van dit verhaal. Maar wel kan ik u vertellen, wat er in mij omging, wat ik gevoelde. Ik bad met alle kracht mijner ziel, en de tranen die ik vergoot, wa ren tranen van gevoel en dankbaar heid. Maar ik was niet alleen dank baar nog te leven, ik gevoelde mij Wie ln September 1.1. den circus van Barnum en Bailey heeft bezocht, j zal zich herinneren, hoe één der ar tiesten, een wielrijder, te fiets van een zeer hooge en steile trap afreed en dat stukje avond aan avond met groote zekerheid uitvoerde. En me nig toeschouwer klopte het angstig benauwend van binnen, als hij den man dezen rit, die zijn laatste kon zijn zag voorbereiden. Want er be hoort stoutmoedigheid en vaardigheid toe, om zulk een rit tot een goed einde te brengen. Thans vertoont een rijwielkunste naar, Bad Snijder genaamd, 9edert eenigen tijd op een plaats van open baar vermaak te Frankfort am Main niet minder gevaarlijke en moeilijke toeren. Hij rijdt een trap op zonder leuningen en springt dan met fiets en art van het platform boven aan de trap. Het opklimmen der vrij hooge trap voert Snijder uit door den wielen zij ner machine korte rokbewegingen te naar boven mee te deelen, dat, gezien de smalheid der trappen, alleen mo gelijk is met de grootste behoedzaam heid en juist berekenen van de aan te wenden kracht. zolfa gedrongea nazr mijne hn.Bgc- nooten, na zoovee'. MS* te hebben uitgestaan terug te keeran. Ik wen1 zoo ongeduldig, dat ik mij in de ar men der mijnen wilde werpen, waar door ik begon te begrijpen dat het las tig is een pijnboom aan zijn persoon vastgebonden te hebben. Het was twee uur in den namiddag Ik had dus nog maar drie en twin- tig uren te wachten. Deze streek was woest, geheel begrensd door gietscbers en weinig bezocht door reizigers. Ove rigens, wanneer er in den omtrek iemand verschenen was, had ik hem verzocht mij niet te bevrijden, uit eerbied voor mijne vervolgers, die nog niet zoo ver weg hadden kunnen zijn. Echter tegen vier uur was mijn eerbied tot onder nul gedaald. Juist begon mijn pijnboom op een vreemdsoortige manier langs mijn rug te schaven, (maar ik schoot met Ze op en ik zag ook de rat niet uit de label om mij te bevrijden) ...toen er een bergbewoner verscheen. Deze bergbewoner was op zichzelf fabelachtig genoeg. Hij had een hoe op en onder den neus een soort van zwart bosch, dat van een onmatig gebruik van fijne tabak in den vorm van snuif getuigde. Heidaar! Hél Help, Help goede vriend! riep ik hem toe. Jn plaats van naar mij toe te snel len, hield hij stil en nam eene enor me hoeveelheid snuil tusschen wijs vinger en duim, wat op de bekende manier verdween. De Savoyaerdsche hoer is niet ba tig maar voorzichtig, hij overhaast zich nooit, hij zal geen hand uitste ken voor en aleer hij ziet dat het vol strekt noodig is; hij mengt zich nart in zaken, waardoor hij m conflict 10» kunnen komen met de overhed m* zijn buren of met de rijkspolitie; maar is toch de beste man der wereld, dat "Tizoo'was deze man de beste der wereld, maar een man aan eenpijn boom gebonden, was hem met duide lijk. Dat zou geschied kunnen «1 vanwege de overheid of door iemand anders. Daarom wilde hij bever, d ik dan dat hij naderde. Mooi weer vandaag', nep lui mij toe, alsof ik daar was om eene flinke wandeling te doen. Maak me liever los, dan over mooie weer te spreken, grappenma- Dat komt wel. Sta je hier al '^Ongeveer drie uren. Kom voor- ^HiMiwam twee passen naderbij Het zijn zeker booswichten, die je zoo opgeknapt hebben. Ik zal je alles vertellen, maar ee^t moet je die touwen doorsnik 4 Hij kwam nog drie passen naderbij en ik meende reeds aan heleinde van mijn lijden te zijn, toen hij zachtjes tegen mij zei: Smokkelaars? Ja juist. Dat hebt ge goed grepen; dde schelmen hebben me hier vastgebonden om mij morgen, wan- neer ze weef voorbij komen, ie K8** vrijden. Deze woorden deden hem geweld dadig aan. Hij trad van schrik ach teruit en maakte een gebaar, hetgeen beteekende, dat hij mij niet durfde bevrijden. maar mijn woede niet meer kunnende bedwingen, maakte ik hem uit voor den slechtste onder de slechten, die geen menschelijk gevoel hebben. Zonder deze beleedigingen boos op te nemen, antwoordde hij: We zullen zien, straks zullen we je wel losmaken Daarna ging hij weg, terwij! ik hem mijne verwenschingen nazond. Ik kon niet denken, maar nog min der iets doen. Mijn toestand kwam mij nog don kerder voor door hetgeen ik tot de zen man had gezegd, die me in ver denking zou kunnen brengen bij de smokkelaars. Ik meende zelfs, dat hij van de bende deel uitmaakte. Ik zeer droefgeestig gestemd, on danks de lustige sprongen van twee eekhoorntjes die mij eenige afleiding bezorgden. Ik was zeer ongelukkig. Die aardlige, maar schuwe beestjes, meenden alleen in het bosch te zijn, en speelden met dat vrije gemak en die lichte bewegingen, waardoormen haast zou gelooven, dat ze niet schuw vreesachtig zijn. Daar mijn lichaam een was met den pijnboom, daalde een van hen onbesuisd langs mij af, om daarna trapsgewijze een naburigen boom te bereiken, waarop de ander hem volgde en van tak tot tak springende, bereikten zij den top. Plotseling bleven zij onbewegelijk zitten, alsof zij dat overeengekomen waren, waaruit ik opmaakte dat zij uit de hoogte iemand hoorden nade ren. Ik bedroog mij niet; een flink ge bouwde man verscheen, gevolgd door den bergbewoner met het zwarte woud De eerstgenoemde had een groote on derkin, een volle maansgezicht, var kensoogjes en keek ongelukkig zeer voorzichtig. Hij had. een driekanten hoed op en was in een groote jas ge stoken, waaraan een paar slippen. Toen hij mij bereikt hadv ging hij in de houding staan om mij te beschou wen als een boosdoener. Wie ben je? riep ik hem toe. De burgemeester, antwoordde hij, zander een pas te naderen. Welnu, mijnheer de burgemees ter, ik sommeer je mij los te maken of anders dien man daar die zich te goed doet aan snuif, het te laten doen. Dat komt wel! antwoordden ze beiden tegelijkVertel eerst maar hoe je hier komt, ging de burgemees ter voort. Ik kreeg eene ingeving, ik had den smokkelaars beloofd niets te verklap pen. Dart is eenvoudig 'genoeg. Ik iben aangevallen en. beroofd door bandieten, die mij aan dezen boom hebben vastgebonden, terwijl ik hen nog smeekte mij toch vrij te laten. O, zoo, is dat de zaak. Ja zeker, dat is de zaak, en n>' Schetsen van DEKA. Dc leeraar. 't Was overal drukkend warm op die van zon schreeuwende, wit bestoven straten, waar menschen en dieren voor of achter zware vrachten zweetten; in hert plantsoen voor de school', waar im de scha duw van de wijdvertakte kastanjes wat juffrouwen met kindleran za ten. benevens een oude maai; in de schoollokalen vooral waar het duf en walgelijk, benauwd was. Hij had schriftelijk werk opgege ven, en op hiet oogenblik was het zoo stil in de broeierige warmte1, dat je kon: hooren het gezoem van een; hommel die binnen was komen vliegen door de geopende ramien. Soms even, buiten, op cüem dak goot, een getsjilp van musschen, die af- en aanvlogen! miert heel klei ne, haast onmerkbare schaduwtjes op de witte schoolgordijnen, die toé waren. Neerslachtig steunde hij' het moe- die, brandende hoofd/ in de klamme hand meneer Philippi leeraar middelbaar onderwijs im de Fran- sche taal. Hiji was omlfmocdtigd eo verdrie tig, al zoo lang. De toekomst, eerst zoo blij-lachend en gul-vrooLijk schijnend, was een treurig heden gebleken. O, dat verleden! Hij' leerde zóó goed d'art iedereien het jammer vond), als hij het niet verder bracht dan eiem kantoor, een winkel' of ids diergelijks. Hij moest een speciale opleiding hebben. Naert voor dakter of advocaat, diait zou weer te duur worden, maar bijv. leeraar middelbaar onderwijs. Dat kostte óók geld, een heele bom, maarwed u zag hem hier zitten hij wérd het dius, zoo goed koop mogelijk, dart wil zeggen in dem korffet magedijken tijd. 't Was eien geluk waar hij nooit op had durven hopen. Van aanleg wart zwaarmoedig en verlangend naar kennis en eer, had hij im zijn jongenstijd véél getobd over de toe komst. Wat hij zou moeten wor den? Zou hij zich tevreden moeten' stellen voor eeni karig loon, machi naal werk zondbr eenige diejflie te moeiten djoemi, werk dat geen ijver en toewijding vroeg, het vuiile fcwee- dehandsch werk, te min voor andei- aien\ die meier wisten dam hij? Toen hert eindelijk zekerheid werdl dat hij zou mogen studeere®. was het geluk hem te groot voorge komen. Met 'n woede haast wierp hij zich op zijn boeken', studeerde I en, verachte, tot hij plotseling in zijn vaart gestuit werd. Hij' was er al! Even eeaii kleine tedëuratieilling. Hij had gedacht dart het einddoel veel verder lag en veel moeilijker te be reiken, dat de overwinning veel eer voller zou zijn, en een oogenblik zon hij op middelen1 om zich verdier te bekwamen. Maar toen beschul digde hij zich van ondankbaarheid. Neen; dat mocht n'iiert; zijn ouders zouden zich geen opofferingen' meer voor hem behoeven t'e getroosten thans was die beurt aan hém om d'e armen uit de mouwen te steken, en met zijn kracht van kennis de schou-| ders te zetten Degen een moeielijken last. En bovendien, rijn taak was immers schoon? De mooie zangeri ge taal cBie hij zoo liefhad, zou hij mogen loeren aan ontwikkelde jon-| gelui, hij' zou miert hem die heerlijke, zaïchtvloeijende verzen lezen, de krachtige, fiere poëzie genieten, ze verklaren, en er beschavend over] praten. Het schijnt wel of bij sommigen al hert geluk opeens komt. Want hij leerde, vrij toevallig, een bef beschaafd meisje kennen, dochter van een ander leeraar in hetzelfde vak werkzaam arts hij,, en hun sym pathie werd art spoedig liefdie en leidde tort een huwelijk. Hert hoogtepunt van zijn leven! Nu n/og karn hij' er lutófi dan met vol doening maar tevens met weemoed aan denken. Wat voelde hij zich rijk en gelukkig, wait maakte hij<] een toekomstplannen voor rijn te-j huis en rijn werk Een aangroeiend genuisch, voort gebracht door plagende jongens stemmen, schrikte hem wakker uit zijn djroomeirijieini. De leerlrtngeo hot was de eersrto klasse waar hij doceerde haast nog kinderen, hadden de hommel in het oog ge kregen. Ben had er zoo komisch, met een gebaar van schrik, naar hiet dier geslagen, toen hert hem wat dicht omzweefd! had. Da't bracht d'e anderen op hert idéé dait hier een grap in zait; eon jacht was begon- rnnen met zakdoeken en alles waar miee kou warden geslagen, en toen het dier, wart vlugger vliegend rijn gezoem verdubbelde,* versterkte de jongens bet koor aan alrte rijden zeurde een onderdrukt gebrom. Toornig stond hij, op opeens weer in do werkelijkheid, en liep de klasse door. Langzamerhand ver flauwde het geluid) vreesachtig gingen die hoofden omlaag, want d'e leeraar zag er dreigend' uit ma'ar toen hiji Hangs die linkerzijde van' hert lokaal weer maar rijm plaats te rugging, begon het koor weer van cte andere rijde. Een boozo plooi kwam tusschen zijn wenkibrauweni, doch hij hield rich nog in, en liep naar de rech terzijde «ogenblikkelijk dlaar de meest voBLtmekte stilte, maar het concert was verplaatst naar dien overkanjfi Ben. bittere wrevel kwam in hem op. Dit waren cïani rijn gelukkige uren! Zóó was hert eiken dag, een verborgen oorlog, door hen begon nen miert bedekte vijandJelijkheid- jes. door hom voortgezet met ijze ren strengheid zonder liefde. Berst ontnam hert programma hem een deel van rijn lust tort wer ken; 't was èrt rnaiair gitammaira, grammiaire en mag eens gramimaire, die die taal voor de jongelui maakte fort een kwelürng en l'ast, teatwijrt ze een lust en vreugde had kunnen worden, gedoceerd zoaals hij zich dat had voorgesteld. Maar hij' mocht er niet van afwijken). En dc enkele vrijle uren1 die hij 'mooi had kunnen maken, werden, hem nog voor een deert op deze wijze vergald! dJoor de deugnieten. Och, het zijn jongens, had rijn jonge vrouw eens vergoelijkend ge- d. En hij had gezwegen, om dat hij wel begreep dat de oorzaak J>ij hem eigenlijk dieper zat. 't Was rij ndrang om meer te zijn dan hij was, en ook zijne zwaar moedigheid. En hij wilde haar Le ven nii<elt verbitteren, zooarts hert zijne. Nu stond hij met hard, gefronst getaait bij' rijn tafel, 't Gezoem was aangegroeid tort een concert van al lerlei klanken; de een brulde als een leeuw, die ander koerde als een d"uif, die derde kwaakte ails een kik ker. Overal zag je de roadie, ge zande jongonishaofdlen benauwd van bediwongeni lachlust, ge/bogen over] dc lessenaars. „Indien dit leven miert bkumeai vijf minuten' geëindigd dsl" zeiide hij dreigend, zürn horloge uithalend en bij zich neerleggend, „zal i:k de gie- heele klasse tienmaal de laatste ver taling laten uirtsohrij ven!" Dat werkte even, maar niet lang. Wanrt zij zagen zijn melancholiek, bleek gericht, waar schaamte en verdriet op te liezen waren, rij ver moedden dart hij zichzelf wanhopig afvroeg hoe te handelen!, hoe zijn prestige te handhaven en die dui delijke zwakheid moedigde hen aan Even werd haj afgeleid door een snuivend geproest links in de klas se; schielijk wendde hij het hoofd daarheen, doch juist nog zag hij dat rechts meteen een hand werd opgeheven en een) wirt projectie' naar zijn hoofd zeil die. Toen. verloor hij zijn kalmte. Het van ergernis en hitte witte gezicht werd doodsbleek. Hij sprang de klasse in, greep den vermoedelij- ken schuldige bij zijn kraag, en sleurde hem onder een regen, van slagen het lokaal uit, de gang op. DoodötiJ was hert nu opeens in hert liokaal toen hij weer terugkwam. De jongens begrepen dat zij te ver waren1 gegaan1, en. keken met schrik naar den trillenden man, die voelde dat ook hij iierts had' gedaan wat niet mocht. Dart zou waarschijnlijk vanmiddag weer een conferentie met den directeur geven. Hoorbare stilte nu. Zelfs geen pennekrassen werd! gehoord, alleen in de verte waJt straatgeluiden. Schor en toonloos klonk rijn stem toen hij het "werk voor dien volgen den keer opgafDaar ging de schel hert uur was om. Zwijgend en go- bogen wandelde hij heen, met zijn boeken onder den arm, naar de vol gende klasse, waar het al bdj voor baat rumoerig was. Achter hem snaterden de stemmen los in jon- gensglorie over de heerlijke wijze waarop hij genomen was. „Potdorie, wat werd hij bleek om z'n neus! Zag je 'm trillen?" En juichend wead d'e weggezon den makker als een terugkeerend held verwelkomd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 6