VELO-KUNSTEN.
FEUILLETON.
Licht en Schaduw.
kolijke misdaad wezen en ik had nie
mand bij mij om het nieuws over te
brengen. De gedachte aan een aan
slag vervulde mij geheel en zij be-
hecrschte mij zoozeer, dat ik besloot
raij achter de rotsen te verbergen, om
van daar uit op te letten, wie mij
volgde. Ik hield nog pas een half
uur de wacht (de wacht houden is
zeer vermoeiend) toen een man met
een boeventronie het waagde voor
zichtig uit zijn schuilplaats te voor
schijn te komen. Hij keek eenigen
tijd in de richting der bergen, waar
ik mij achter verborgen had, klapte
twee keer in de handen en opdit tee-
ken verschenen er nog twee anderen,
ieder met een grooten zak op de schou
ders. Na hunne pijpen te hebben aan
gestoken, begonnen zij langzaam te
«tijgen. Zij kwamen weldra aan bij
de plaats, waar ik plat tegen den
grond gedrukt, bezig was te spionnee-
ren. Precies als de zeventien, waar
van ik u verteld heb, gingen tij op
hunne zakken zitten. Ongelukkig
keerden zij mij den rug toe. Maar
toch had ik gelegenheid om devolgen-
de opmerkingen te maken. Deze hee-
ren waren goed gewapend. Zij hadt-
den met hun drieën eene buks en
twee pistolen en vooral niet te verge
ten drie groote zakken, die mijne ver
beelding, getrouw aan de lessen der
geschiedenis, met Bernsch kruit ge
vuld zag. Ik sidderde reeds bij de
gedachte, aan die eene of andere lcruit-
streep, toen een van hen opstond en
eijne brandende pijp op den zak leg
de. Toen ik dit zag beval ik mijn
ziel bij God aan, wachtte de ontplof-
ting af en drukte mij vast tegen eene
rots aan, op welker steun ik juiest
genoeg rekende om het niet uit te
schreeuwen van angst Een dezer
vrienden verwijderde zich, beklom
eene hoogte vanwaar hij den weg be
keek, die zij nog moesten afleggen,
waarna hij naar zijne kornuiten te-
VugkeercTe.
Ik zie niets meer.
Ik ook niet, sprak de tweede,
die schooier zou niets to goed zijn
om ons aan de galg te helpen.
En als 't gewed is, sprak de
derde, is hij een vermomde douaan,
die ons hard vooruitloopt.
Het is jammer, dat wij hem niet
afgemaakt hebben, geen haan zou er
naar kraaien in dit afgelegen oord.
De vlood en spreken niet.
Die geschiedenis met ons vriend
je Jean-Jean is ook nooit uitgekomen
We zijn hier juist vlak bij de plaats
waar hij is afgemaakt De man had
pas, om zich als een eenvoudig bur
ger voor te doen, zijne buks wegge
gooid het is deze we maakten
het kort, want nauwelijks hadden we
hem te pakken of Lamèche bond hem
aan een boom en Preaie joeg hem,
terwijl hij tot hem zei: „Jean-Jean'
doe je gebed", een kogel door zijn
slaap. Zoo'n potsenbakker.
Een afschuwelijk grijnzen volgde op
deze verschrikkelijke woorden en deze
man, plotseling opstaande, om het
sein van het vertrek te geven, kreeg
taij in de gaten.
Drommels, riep hij uit, wij vin
den de ekster co huur nest.
Hier is ons vriendje.
De twee anderen stonden verbou
wereerd op en ik meende een ontel
bare hoeveelheid pistolen op rnij ge
richt te zien.
Mijne lieeren, sprak ik, mijne
heeren ikgij vergist uoni-
wapet u als 't u blief Mijneheeren,
ik ben de eerlijkste man der wereld!
Zij fronsten hunne wenkbrau
wen.
Laat uwe wapenen zakken.
ik ben letterkundigeik heb niets
met... met de douanen uit te staan..
ik ben gehuwd en huisvaderlaat
uwe wapens zakken als ik u verzoeken
mag... ze zullen mij beletten mijn ver
stand doen verliezen.
Vervolgt u als 't u belieft uwen
weg zonder u om mij te bekommeren
heusch, ik spot met de douanen.
Ik stel zelfs belang in uw gevaarvol
beroep.
Gijlieden zijt eerlijke lieden en
alleen het slachtoffer eener verfoeie-
lijke belasting.
Je bent hier om onze gangen na
te gaan, sprak met eene stentorstem
de slechtste.
In het geheel niet... ik ben hier.,
om...
Om ons te spionneeren en ons te
verraden. We kennen je heusch wel.
We hebben je daar beneden wel ge
zien, terwijl je bezig was ons te be
spieden
de scboone natuur, mijn beste
heeren, niets anders
De schoone natuur! En in dezen
hoek was je dus bezig om genees
kruiden te zoeken? Een "vreemdsoor
tig beroep, dat jij er op nahoudt. Deze
bergen zijn van ons. Wee hem, die
ons hier komt besnuffelenl Doe je
gebed.
Hij richtte op mijn slaap. Ik viel
op de knieën. De twee anderen na
derden liever dan tusschenbeiden te
komen. Eij wisselden eenige voor
mij onverstaanbare woorden, waar
na een van hen zijn last op mijne
schouders plaatste. „Vooruit!" riep
hij. Zoo maakte ik dan deed uit van
dene smokkelaarsbende. Het was
voor T eerst, maar ook voor 't laatst
Het kwam mij voor, dat mijn von
nis in dezen geheimraad geveld was,
ten minste mijne rechters bekommer
den zich niet meer om mij. Zij lie
pen zonder spreken voort, terwijl zij
om beurten de twee overgebleven
vrachten droegen. Telkens wilde ik
beproeven om het bewijs mijner on
schuld te leveren, maar hun geoe
fend oog deed meer dan al mijne ver
zekeringen, alleen konden zij maar
niet begrijpen waarom ik zoo achter
dochtig geweest was toen ik nog
meende alleen te zijn. Dit geheim
openbaarde ik hen, door hen te ver
tellen, dat d© verschijning, welke ik-
in de weerkaatsing van het water ge
zien had, mij zoo had aangegrepen,
Dat komt op hetzelfde neer. On
schuldig of niet, je zou ons kunnen
verraden.
*In het bosch zullen wij de zaak
tot een goed einde brengen.
De lezer oordeele zelf, welke betee-
kenis ik moest hechten aan deze
woorden. En in het half uur, dat
wij noodig hadden om het naaste
bosch te bereiken, had ik genoeg tijd
om mij eene juiste voorstelling to
maken van de angsten eens ter dbod
veroordeelden, die naar de*i brandsta
pel wordt geleid.
Ik moet u werkelijk verklaren, dat zij
heusch hot medelijden nog wel waard
zijn.
Maai* ik had vooreerst mijn on
schuld in mijn voordcel en de kans
nog iemand te ontmoeten, zonder
gelegenheid te behoeven waarnemen
mij en mijn last in den diepen afgrond
naast mij te moeten storten. De eerste
kansen deden zich niet voor, de andere
wilde ik niet te baat nemen, zoodat
wij zonder hindernissen in het bosch
aankwamen. Hier namen deze heer-
ren mij mijn last af, zij bonden mij
stevig aan een grooten pijnboom vast
en inplaats mij ai te maken,
zooals ze met Jean-Jean hadden ge
daan, zeiden ze tot mij:
We hébben vierentwintig uur
noodig om in veiligheid te zijn. Ver
maak je maar wat! Morgen komen we
weer voorbij. Dan zulten we je met
een losmaken, enuit dankbaarheid
zal je wel zorgen, dat alles geheim I
blijft.
Waarna zij hunne vracht weder op
namen en mij verlieten.
Ik geloof dat het leven mij nooit
zoo schoon en vroolijk heeft toege
lachen als op dat oogenblik.
Mijn pijnboom hinderde mij nieta
Vierentwintig uren schenen mij eene
minuut toe. Ik vond deze menschen
eerlijk, ja zelfs oprecht, wel een beet
je ruw door het noodlot, maar toch
achtenswaardig.
Het Was alsof mij het leven was te
ruggegeven. Na eenige minuten
maakte mijne groote vreugde plaats
voor eene verschrikkelijke onrust,
mijn geest en lichaam verdoofdle, ik
wist niet meer dat ik bestond en toen
ik weer tot bewustzijn kwam, rolden
de tranen mij over de wangen. Ik
zal u geen verslag doen van de ang
sten, die belachelijk zouden worden
door de oplossing van dit verhaal.
Maar wel kan ik u vertellen, wat
er in mij omging, wat ik gevoelde.
Ik bad met alle kracht mijner
ziel, en de tranen die ik vergoot, wa
ren tranen van gevoel en dankbaar
heid. Maar ik was niet alleen dank
baar nog te leven, ik gevoelde mij
Wie ln September 1.1. den circus
van Barnum en Bailey heeft bezocht, j
zal zich herinneren, hoe één der ar
tiesten, een wielrijder, te fiets van
een zeer hooge en steile trap afreed
en dat stukje avond aan avond met
groote zekerheid uitvoerde. En me
nig toeschouwer klopte het angstig
benauwend van binnen, als hij den
man dezen rit, die zijn laatste kon
zijn zag voorbereiden. Want er be
hoort stoutmoedigheid en vaardigheid
toe, om zulk een rit tot een goed einde
te brengen.
Thans vertoont een rijwielkunste
naar, Bad Snijder genaamd, 9edert
eenigen tijd op een plaats van open
baar vermaak te Frankfort am Main
niet minder gevaarlijke en moeilijke
toeren. Hij rijdt een trap op zonder
leuningen en springt dan met fiets en
art van het platform boven aan de
trap.
Het opklimmen der vrij hooge trap
voert Snijder uit door den wielen zij
ner machine korte rokbewegingen te
naar boven mee te deelen, dat, gezien
de smalheid der trappen, alleen mo
gelijk is met de grootste behoedzaam
heid en juist berekenen van de aan te
wenden kracht.
zolfa gedrongea nazr mijne hn.Bgc-
nooten, na zoovee'. MS* te hebben
uitgestaan terug te keeran. Ik wen1
zoo ongeduldig, dat ik mij in de ar
men der mijnen wilde werpen, waar
door ik begon te begrijpen dat het las
tig is een pijnboom aan zijn persoon
vastgebonden te hebben.
Het was twee uur in den namiddag
Ik had dus nog maar drie en twin-
tig uren te wachten. Deze streek was
woest, geheel begrensd door gietscbers
en weinig bezocht door reizigers. Ove
rigens, wanneer er in den omtrek
iemand verschenen was, had ik hem
verzocht mij niet te bevrijden, uit
eerbied voor mijne vervolgers, die nog
niet zoo ver weg hadden kunnen zijn.
Echter tegen vier uur was mijn
eerbied tot onder nul gedaald.
Juist begon mijn pijnboom op een
vreemdsoortige manier langs mijn
rug te schaven, (maar ik schoot met
Ze op en ik zag ook de rat niet uit
de label om mij te bevrijden) ...toen
er een bergbewoner verscheen.
Deze bergbewoner was op zichzelf
fabelachtig genoeg. Hij had een hoe
op en onder den neus een soort van
zwart bosch, dat van een onmatig
gebruik van fijne tabak in den vorm
van snuif getuigde.
Heidaar! Hél Help, Help goede
vriend! riep ik hem toe.
Jn plaats van naar mij toe te snel
len, hield hij stil en nam eene enor
me hoeveelheid snuil tusschen wijs
vinger en duim, wat op de bekende
manier verdween.
De Savoyaerdsche hoer is niet ba
tig maar voorzichtig, hij overhaast
zich nooit, hij zal geen hand uitste
ken voor en aleer hij ziet dat het vol
strekt noodig is; hij mengt zich nart
in zaken, waardoor hij m conflict 10»
kunnen komen met de overhed m*
zijn buren of met de rijkspolitie; maar
is toch de beste man der wereld, dat
"Tizoo'was deze man de beste der
wereld, maar een man aan eenpijn
boom gebonden, was hem met duide
lijk. Dat zou geschied kunnen «1
vanwege de overheid of door iemand
anders. Daarom wilde hij bever, d
ik dan dat hij naderde.
Mooi weer vandaag', nep lui mij
toe, alsof ik daar was om eene flinke
wandeling te doen.
Maak me liever los, dan over
mooie weer te spreken, grappenma-
Dat komt wel. Sta je hier al
'^Ongeveer drie uren. Kom voor-
^HiMiwam twee passen naderbij
Het zijn zeker booswichten, die
je zoo opgeknapt hebben.
Ik zal je alles vertellen, maar
ee^t moet je die touwen doorsnik
4 Hij kwam nog drie passen naderbij
en ik meende reeds aan heleinde van
mijn lijden te zijn, toen hij zachtjes
tegen mij zei:
Smokkelaars?
Ja juist. Dat hebt ge goed
grepen; dde schelmen hebben me hier
vastgebonden om mij morgen, wan-
neer ze weef voorbij komen, ie K8**
vrijden.
Deze woorden deden hem geweld
dadig aan. Hij trad van schrik ach
teruit en maakte een gebaar, hetgeen
beteekende, dat hij mij niet durfde
bevrijden. maar mijn woede niet
meer kunnende bedwingen, maakte
ik hem uit voor den slechtste onder de
slechten, die geen menschelijk gevoel
hebben.
Zonder deze beleedigingen boos op
te nemen, antwoordde hij:
We zullen zien, straks zullen we
je wel losmaken
Daarna ging hij weg, terwij! ik
hem mijne verwenschingen nazond.
Ik kon niet denken, maar nog min
der iets doen.
Mijn toestand kwam mij nog don
kerder voor door hetgeen ik tot de
zen man had gezegd, die me in ver
denking zou kunnen brengen bij de
smokkelaars. Ik meende zelfs, dat
hij van de bende deel uitmaakte. Ik
zeer droefgeestig gestemd, on
danks de lustige sprongen van twee
eekhoorntjes die mij eenige afleiding
bezorgden. Ik was zeer ongelukkig.
Die aardlige, maar schuwe beestjes,
meenden alleen in het bosch te zijn,
en speelden met dat vrije gemak en
die lichte bewegingen, waardoormen
haast zou gelooven, dat ze niet schuw
vreesachtig zijn. Daar mijn
lichaam een was met den pijnboom,
daalde een van hen onbesuisd langs
mij af, om daarna trapsgewijze een
naburigen boom te bereiken, waarop
de ander hem volgde en van tak tot
tak springende, bereikten zij den top.
Plotseling bleven zij onbewegelijk
zitten, alsof zij dat overeengekomen
waren, waaruit ik opmaakte dat zij
uit de hoogte iemand hoorden nade
ren.
Ik bedroog mij niet; een flink ge
bouwde man verscheen, gevolgd door
den bergbewoner met het zwarte woud
De eerstgenoemde had een groote on
derkin, een volle maansgezicht, var
kensoogjes en keek ongelukkig zeer
voorzichtig. Hij had. een driekanten
hoed op en was in een groote jas ge
stoken, waaraan een paar slippen.
Toen hij mij bereikt hadv ging hij in
de houding staan om mij te beschou
wen als een boosdoener.
Wie ben je? riep ik hem toe.
De burgemeester, antwoordde
hij, zander een pas te naderen.
Welnu, mijnheer de burgemees
ter, ik sommeer je mij los te maken
of anders dien man daar die zich te
goed doet aan snuif, het te laten
doen.
Dat komt wel! antwoordden ze
beiden tegelijkVertel eerst maar
hoe je hier komt, ging de burgemees
ter voort.
Ik kreeg eene ingeving, ik had den
smokkelaars beloofd niets te verklap
pen.
Dart is eenvoudig 'genoeg. Ik
iben aangevallen en. beroofd door
bandieten, die mij aan dezen boom
hebben vastgebonden, terwijl ik hen
nog smeekte mij toch vrij te laten.
O, zoo, is dat de zaak.
Ja zeker, dat is de zaak, en n>'
Schetsen van DEKA.
Dc leeraar.
't Was overal drukkend warm
op die van zon schreeuwende, wit
bestoven straten, waar menschen
en dieren voor of achter zware
vrachten zweetten; in hert plantsoen
voor de school', waar im de scha
duw van de wijdvertakte kastanjes
wat juffrouwen met kindleran za
ten. benevens een oude maai; in de
schoollokalen vooral waar het duf
en walgelijk, benauwd was.
Hij had schriftelijk werk opgege
ven, en op hiet oogenblik was het
zoo stil in de broeierige warmte1,
dat je kon: hooren het gezoem van
een; hommel die binnen was komen
vliegen door de geopende ramien.
Soms even, buiten, op cüem dak
goot, een getsjilp van musschen,
die af- en aanvlogen! miert heel klei
ne, haast onmerkbare schaduwtjes
op de witte schoolgordijnen, die toé
waren.
Neerslachtig steunde hij' het moe-
die, brandende hoofd/ in de klamme
hand meneer Philippi leeraar
middelbaar onderwijs im de Fran-
sche taal.
Hiji was omlfmocdtigd eo verdrie
tig, al zoo lang.
De toekomst, eerst zoo blij-lachend
en gul-vrooLijk schijnend, was een
treurig heden gebleken.
O, dat verleden!
Hij' leerde zóó goed d'art iedereien
het jammer vond), als hij het niet
verder bracht dan eiem kantoor, een
winkel' of ids diergelijks. Hij moest
een speciale opleiding hebben. Naert
voor dakter of advocaat, diait zou
weer te duur worden, maar bijv.
leeraar middelbaar onderwijs.
Dat kostte óók geld, een heele
bom, maarwed u zag hem hier
zitten hij wérd het dius, zoo goed
koop mogelijk, dart wil zeggen in
dem korffet magedijken tijd.
't Was eien geluk waar hij nooit
op had durven hopen. Van aanleg
wart zwaarmoedig en verlangend
naar kennis en eer, had hij im zijn
jongenstijd véél getobd over de toe
komst. Wat hij zou moeten wor
den? Zou hij zich tevreden moeten'
stellen voor eeni karig loon, machi
naal werk zondbr eenige diejflie te
moeiten djoemi, werk dat geen ijver
en toewijding vroeg, het vuiile fcwee-
dehandsch werk, te min voor andei-
aien\ die meier wisten dam hij?
Toen hert eindelijk zekerheid werdl
dat hij zou mogen studeere®.
was het geluk hem te groot voorge
komen. Met 'n woede haast wierp
hij zich op zijn boeken', studeerde I
en, verachte, tot hij plotseling in
zijn vaart gestuit werd. Hij' was
er al!
Even eeaii kleine tedëuratieilling. Hij
had gedacht dart het einddoel veel
verder lag en veel moeilijker te be
reiken, dat de overwinning veel eer
voller zou zijn, en een oogenblik
zon hij op middelen1 om zich verdier
te bekwamen. Maar toen beschul
digde hij zich van ondankbaarheid.
Neen; dat mocht n'iiert; zijn ouders
zouden zich geen opofferingen' meer
voor hem behoeven t'e getroosten
thans was die beurt aan hém om d'e
armen uit de mouwen te steken, en
met zijn kracht van kennis de schou-|
ders te zetten Degen een moeielijken
last. En bovendien, rijn taak was
immers schoon? De mooie zangeri
ge taal cBie hij zoo liefhad, zou hij
mogen loeren aan ontwikkelde jon-|
gelui, hij' zou miert hem die heerlijke,
zaïchtvloeijende verzen lezen, de
krachtige, fiere poëzie genieten, ze
verklaren, en er beschavend over]
praten.
Het schijnt wel of bij sommigen
al hert geluk opeens komt. Want
hij leerde, vrij toevallig, een bef
beschaafd meisje kennen, dochter
van een ander leeraar in hetzelfde
vak werkzaam arts hij,, en hun sym
pathie werd art spoedig liefdie en
leidde tort een huwelijk.
Hert hoogtepunt van zijn leven!
Nu n/og karn hij' er lutófi dan met vol
doening maar tevens met weemoed
aan denken. Wat voelde hij zich
rijk en gelukkig, wait maakte hij<]
een toekomstplannen voor rijn te-j
huis en rijn werk
Een aangroeiend genuisch, voort
gebracht door plagende jongens
stemmen, schrikte hem wakker uit
zijn djroomeirijieini. De leerlrtngeo
hot was de eersrto klasse waar hij
doceerde haast nog kinderen,
hadden de hommel in het oog ge
kregen. Ben had er zoo komisch,
met een gebaar van schrik, naar hiet
dier geslagen, toen hert hem wat
dicht omzweefd! had. Da't bracht
d'e anderen op hert idéé dait hier een
grap in zait; eon jacht was begon-
rnnen met zakdoeken en alles waar
miee kou warden geslagen, en toen
het dier, wart vlugger vliegend rijn
gezoem verdubbelde,* versterkte de
jongens bet koor aan alrte rijden
zeurde een onderdrukt gebrom.
Toornig stond hij, op opeens
weer in do werkelijkheid, en liep de
klasse door. Langzamerhand ver
flauwde het geluid) vreesachtig
gingen die hoofden omlaag, want d'e
leeraar zag er dreigend' uit ma'ar
toen hiji Hangs die linkerzijde van'
hert lokaal weer maar rijm plaats te
rugging, begon het koor weer van
cte andere rijde.
Een boozo plooi kwam tusschen
zijn wenkibrauweni, doch hij hield
rich nog in, en liep naar de rech
terzijde «ogenblikkelijk dlaar de
meest voBLtmekte stilte, maar het
concert was verplaatst naar dien
overkanjfi
Ben. bittere wrevel kwam in hem
op. Dit waren cïani rijn gelukkige
uren! Zóó was hert eiken dag, een
verborgen oorlog, door hen begon
nen miert bedekte vijandJelijkheid-
jes. door hom voortgezet met ijze
ren strengheid zonder liefde.
Berst ontnam hert programma
hem een deel van rijn lust tort wer
ken; 't was èrt rnaiair gitammaira,
grammiaire en mag eens gramimaire,
die die taal voor de jongelui maakte
fort een kwelürng en l'ast, teatwijrt ze
een lust en vreugde had kunnen
worden, gedoceerd zoaals hij zich
dat had voorgesteld. Maar hij' mocht
er niet van afwijken). En dc enkele
vrijle uren1 die hij 'mooi had kunnen
maken, werden, hem nog voor een
deert op deze wijze vergald! dJoor de
deugnieten.
Och, het zijn jongens, had rijn
jonge vrouw eens vergoelijkend ge-
d. En hij had gezwegen, om
dat hij wel begreep dat de oorzaak
J>ij hem eigenlijk dieper zat.
't Was rij ndrang om meer te zijn
dan hij was, en ook zijne zwaar
moedigheid. En hij wilde haar Le
ven nii<elt verbitteren, zooarts hert
zijne.
Nu stond hij met hard, gefronst
getaait bij' rijn tafel, 't Gezoem was
aangegroeid tort een concert van al
lerlei klanken; de een brulde als
een leeuw, die ander koerde als een
d"uif, die derde kwaakte ails een kik
ker. Overal zag je de roadie, ge
zande jongonishaofdlen benauwd van
bediwongeni lachlust, ge/bogen over]
dc lessenaars.
„Indien dit leven miert bkumeai vijf
minuten' geëindigd dsl" zeiide hij
dreigend, zürn horloge uithalend en
bij zich neerleggend, „zal i:k de gie-
heele klasse tienmaal de laatste ver
taling laten uirtsohrij ven!"
Dat werkte even, maar niet lang.
Wanrt zij zagen zijn melancholiek,
bleek gericht, waar schaamte en
verdriet op te liezen waren, rij ver
moedden dart hij zichzelf wanhopig
afvroeg hoe te handelen!, hoe zijn
prestige te handhaven en die dui
delijke zwakheid moedigde hen aan
Even werd haj afgeleid door een
snuivend geproest links in de klas
se; schielijk wendde hij het hoofd
daarheen, doch juist nog zag hij
dat rechts meteen een hand werd
opgeheven en een) wirt projectie'
naar zijn hoofd zeil die.
Toen. verloor hij zijn kalmte. Het
van ergernis en hitte witte gezicht
werd doodsbleek. Hij sprang de
klasse in, greep den vermoedelij-
ken schuldige bij zijn kraag, en
sleurde hem onder een regen, van
slagen het lokaal uit, de gang op.
DoodötiJ was hert nu opeens in
hert liokaal toen hij weer terugkwam.
De jongens begrepen dat zij te ver
waren1 gegaan1, en. keken met schrik
naar den trillenden man, die voelde
dat ook hij iierts had' gedaan wat
niet mocht. Dart zou waarschijnlijk
vanmiddag weer een conferentie
met den directeur geven. Hoorbare
stilte nu. Zelfs geen pennekrassen
werd! gehoord, alleen in de verte
waJt straatgeluiden.
Schor en toonloos klonk rijn stem
toen hij het "werk voor dien volgen
den keer opgafDaar ging de schel
hert uur was om. Zwijgend en go-
bogen wandelde hij heen, met zijn
boeken onder den arm, naar de vol
gende klasse, waar het al bdj voor
baat rumoerig was. Achter hem
snaterden de stemmen los in jon-
gensglorie over de heerlijke wijze
waarop hij genomen was.
„Potdorie, wat werd hij bleek om
z'n neus! Zag je 'm trillen?"
En juichend wead d'e weggezon
den makker als een terugkeerend
held verwelkomd.