Licht en Schaduw. De HiuOSr van de £08. nog „Ridder van het Ondep^esche", Rubriek voor Da r es. «iV FEUILLETON. Juweelen- Het klinkt ongelooflik- wanneer men van paarlen en edelgesteenten spreekt, die leven bezitten, en toch leert de ervaring, dat er verscheidene soorten van juweelen zijn wier glans Trn eens ioe-, dan weer afneemt. Voor al de opaal en de paarlen zijn aan kleurwisseling onderhevig, evenals de turkois en de robijn. Vroeger dacht men dc oorzaak daarvan in de weers gesteldheid te moeten zoeken, doch men is tot de ontdekking gekomen, Hat daarop alleen van invloed is de ge zondheidstoestand van hem, die zich met deze juweelen siert. Een teringachtig man had langen tijd een ring met drie prachtige robij nen aan den vingergedragen. Deze steenen werden van dag tot dag doffer totdat ze, toen de mandfcerf, er uit za gen als geverfd glas. Van een dame. die eveneens ziekelijk was. verhaalt men. dat ze eens van haar man een halsketting en een armband van paar len kreeg, die na verloop van eenigen tijd zoo dof "geworden waren.dat men er mede naar den juwelier, waar ze gekocht waren, terugging. Deze gaf den raad, toen hij naar den gezon- heidstoestand der dame informeerde, de kostbaarheden door een ander te laten dragen, als eenig middel om den glans te doen terugkeeren. Hetbleek een goede raad te zijn. Napoleon op het ijs. Het was den 5en Januari 1791. Vijf leerlingen van de krijgsschool te Auxonne waren bezig met schaat senrijden op de toen zeer diepe stads gracht. Daar sloeg de klok 5 ure. Nu moet ik weg, om te gaan eten! Het is vijf uur! riep een der schaat senrijders, een zeer jong mensch Kom. blijf nog wat! riepen zijne kameraden. Neen. neen! was het antwoord. Ik heb al te veel honger! De anderen reden voort. Eenigen oogenblikken later brak opeens het ijs. en zij verdronken alle vier. Da vijfde cadet is later nog op heel wat glad ijs geweest. Het was de jonge Napoleon Bona parte. och hemel, zoo gauw genoeg heeft van al dat moois, dat het op zich zel ve zoo buitengewoon gauw begint te vervelen en dat een mensch, die nu eigenlijk alles voor geld koopen kan, van dat oogenblik af direct naar an dere zorgen gaat zoeken, die meestal veel drukkender zijn dan de finanti- eele ooit kunnen wezen. Eene aantrekkelijke geestige vrouw van mijn kennis, die pas in een zeer smaakvol ingericht huis was gaan wonen, vertelde mij haar wedervaren van de verschillende bezoeksters, die haar huis hadden bekeken. Zij onder scheidde ze in twee groepen: de spre kende en de 'zwijgende bezoeksters Sprekende No. 1 had over iedere kamer wat te zeggen, uitte haar be- I wondering overdreven, maar wist j toch telkens met een. zuurzoet ge- i zicht een of ander nadeel te noemen; 1 zij was jaloersch. Sprekende No. 2 1 had ook telkens wat te zeggen, maar met een opgetogenheid, die onmoge- lijk gemaakt kon zijn, zij genoot van het mooi vergezicht uit de ramen, was verrukt over de harmonische j kleuren van het ameublement. Zij bc- I wonderde zooals zij een mooie bloem, een nieuwe fiets of een nieuwe japon I zou bewonderen, enkel en alleen om lhet mooie, zij was niet jaloersch. Zwijgende No. 1 was bitter ge- i stemd. Al dat moois riep haar toe: Waarom niet voor mij?" Het eenige, wat ik in haar voordeel kan zeggen, I is, dat zij oprecht was. Zij w,os ja loersch en toonde het oolc I Zwijgende No. 2 behoorde tot die flegmatieke naturen, waarvoor ja- loerschheidi niet bestaat. Waarom 5 niet? Omdat het mooie niet die be koring voor haar heeft, alleen wan- neer het voor haar zelve zou zijn, zou .het haar eenigszins warm kunnen maken. Ik vroeg wie van haar vier bezoek sters zij het gelukkigst rekende. Och, zei ze lachend, de flegmati- sche is er, dunkt me,'t gemakkelijkst aan toe, maar vraag je mij, wie mij het meest aantrekt: dat is zij, die op- getogen over hetgeen zij ziet zich moet uiten, om te weten dat ook anderen daarin deelen. Als er op het oogenblik een jong- 3. Tracht altijd uw goed humeur jder der Verborgenheid" anderen zaal, waar ik een wonderlijk men-jDat weegt maar eventjes 169 pond, te bewaren, hoe lastig do zorgen hetzeiden, der Geheimzinnigheid, maar gelmoes ontdekte, van voorwerpen. dus mijn beroemdheid, dal voelt u |u ook mogen maken. altijd toch Mysterie en Compagnie Naast standbeelden, zoo van oude wel. is van ood allooi Ik lachte 9. Bedenk altijd, dat hot er weinig Izoo dikwijls door mijn vrienden als moderne schepping, naast toe doet, wat men zegt, als ge zelf jhooren uitspreken, dat ik waarlijk, kunstvoorwerpen in gewonen of overtuigd zijt uw plicht gedaan teeen vurig verlangen koesterde kern, zeer bijzonderen stijl, zag ik een hebben en uw uitgaven houdt binnen j njs me>t hem te maken. En zoo zou goudstaaf liggen; bij een heel ge- de perlcen van uw inkomsten. het u toch ook gegaan zijn, niet- woon skeleit kostbare paarlen" en waar, angstig vragende om u heen! edelstleenien; achter een rijke verza- glurende, een heel klein beetje ban-meling vischgraten van verschillen- ge lezeres, want in uw verbeelding j dien vorm en afmeting, zee-planten, ziet ge mij daar reeds in een forét' koraal en schelpen, de Bondy zoekende naar eien avon-I De deur wordt spoedig geopend RECEPTEN. I. Om de verflucht uit pa9 ge schilderde kameerjs te Idtoeru verdwij nen, zet men een kom met drie of vier gesneden uien een nacht over in die kamers, terwijl vensters en deuren dicht zijn. Den volgenden dag is de verflucht verdwenen. II. Om te zorgen, dat men goede visch koopt, ziet men toe, dat het vleesch zoo hard is, dat men het niet met de vingers kan indrukken, dat de schubben blinkend zijn, de vinnen stijf en de kieuwen helderrood van kleur. tuur mot een dolendien ridder. door 'n levenslustiger). veertiger, die Maar het is waar ook, ik zei ujigoedi in zijn; vleesch zit, zonder te zooeven ,d!alt die Chevalier niet verveel last van liet veit te hebben, en van Hyde-Park woont, dus in het deftig en bijgevolg beschaafde, niet gevaarlijke deel van het moderne Londen... waar Jack the Ripper en diergelijke bloedilustige parasieten zelden verschijnen en, laat ik er maar dadelijk bijvoegen voor uw algeheele geruststelling, öaib die Knight of Mystery" ook volstrekt geen bloody-minded Man", geen barbaar is en dat hij eigenlijk hee- r* fV q f j =5 i ten moet Ridder der Zee" of beter .Lii üu'u onpeilbare, en. aai zijn Mu- j seum, dat hr mij die eer aandeed! te I toon en, hot Onderzeesche Museum i zou kunnen genoemd' worden Dicht bij HydJe-Park schelde ik Charles Foley verhaalt heit volgen-J dus aan. de deur van, een breed, de over zijn laatste reis naar Lon- i plomp gebouwd heerenhuis en vroe^ Een blik in de onmetelijke diepte. Naverteld' door CANDIDE. den: Wat mij het liefst is om u in geu ren en kleuren te vertellen, is on tegenzeggelijk mijn bezoek aan den Knight of Mystery" den ..Ridder der Verborgen hei d" Ik wislt dat hij ergens niet ver er. voorgelicht door mijne talrijke vrienden, die Theemswater drin ken en boven mist verheven zijn evenals wij boven vooroordeelen: Woont hier Bob Dalton de beroemde duiker? Op het bevestigend antwoord van van Hyde Park woonde gij kent'den degenslikker, die mij opendeed wiens geheele wezen teekent: zoo héél slecht is het aardsche leven nu toch nieit. Heel familjaar alsof we elkaar reeds jaren lang kenden, schudde bij mij de hand en op mijn vraag of ik het genoegen had de eer had ik haast willen zeggen, doch het joviale van den man noopte mij tot die verandering den beroem den duiker Bob Dalton de hand te drukken, kreeg zijn rood, gezond, even. zoo'n gelegenheidslachje, maar Bob bemerkte 'fc niet eens en nam al een der zware laarzen met looden zooien in de< hand om ze mij te laten wegen, zooals een slager- u een: ossenhaas laat „voelen" of een poelier een vette kip. 't Zijn me Kevertjes, hè, sprak iiij. Zwaar, hè, Voelt u dat koperen deksel eens met zijn glasoogen. en dam die caoutchouc hansop, die glimt als een rob! Dit zijn die lede ren ceinturen, met metalen schub ben, en dat zijn messen-, bijlen-, enfin', heel het gedoe voor mijn on- derzeesch reisje Ik wilde een vraag doen, maar Bob was mi i alwêr voor en Kent u Trinity House, mijnheer? Ik knikte van ja. Weet u ook wat men er leert? vervolgde hij. Ja, zei ik. dat is immers de zeevaart school. Precies, zei Bob, en de duikschool, omd'at men in datzelf de Trinity House ook het onschade- vol gelaat een uitdrukking van lach jjj^ maken onderneemt van strand- lust en geheel doonde als ware hem- v0.Tid. in zijn veelbewogen leven de waar-' Daar heb ik mijn opvoeding ge heid gebleken van het rijmpje: j noten, altijd als ik zeg genieten, Bescheidenheit isi e-ine Zier moet u -dat niet woordelijk opvat- Do ch Aveiiter kom,nut man ohne Ihr, - wan,t ee,n. genot was- 't niet, die zeide hij brutaalweg: Ja, mijnbeer,j opteidtog tot duiker en. ik lieb in die beroemdheid ben ik, er bij voe-j $&lli beginne op het punt gestaan er gendle., als voelend self'madle maiii.^. brui aan te geven-, zoo benauwd Er. -die heb ik m"zelven te danken! j bad ik 'tl Wil ik u dat eens vertel- Daar stond' ik, gereed de eene of ien? ik kon er waarlijk twee- woor~ andere vleierij te uiten, die men ^n tusschen krijgen: Heel en- gaar- gewoonlijk als -reporter bij de handjnie> m,eer nijei^ want toen ging het heeft, voelt men zich eensklaps te-J van een leien d'akje: genover een eigen-lof omroeper.g0b Daiton's eerste expeditie naar MaarBob Dalton was mij Vóór baaien was nu niet zoo heel Waardoor komt het toch, dat de eene vrouw.van een bezoek bij een rij ker met aardsche goederen gezegende vriendin kan terugkeeren in de opge- wekste stemming van de wereld, ter wijl een andere daardoor haar goed humeur altijd schijnt te verliezen? Is de eerstgenoemde zoo gelukkig alleen door een rijpere ondervinding of door een totaal gemis aan jaloerschlieid of door beide? Waarschijnlijk wel het laatste, dat blijkt bijv. daaruit, dat bijna alle kinderen jaloersch zijn, de een meer, de ander minder. De een leert- dat gevoel beheerschen door de omstandigheden of door een goed geleide opvoeding; een ander wordt er steeds heviger door geplaagd Vroeger benijdde Mietje de mooiere poppen van Emma, nu benijdt ze haar haar fonkelnieuwe flets,later weer haar luxueus ingericht intérieur. Arme Mie tje. De omstandigheden hebben haar te veel in haar eigen klein gedachten- kringetje doen leven en daardoor heeft zij niet leeren inzien, dat men, mensch aan. mij vroeg, hoe ik over haar dacht, ik zou zeggen, beter le vensgezellin kan men zich niet wen- sclien dan zij, die van het mooie kan genieten, zonder het voor zich zelve te begeeren. Zij moet een opge ruimd humeur hebben. Geheel hier bij aansluitend las ik een reeks van goedJe wenken voor een jong getrouwd paar, die spreken van veeil levenser varing. 1. Tracht U tevreden te stellen met een begin óp kleine schaal. 2. Tracht te bedwingen uw lust om te beginnen op zoo'n voet als waarop uw ouders geëindigd zijn. 3. Geniet van het kostbare, dat ge bij anderen ziet, zonder het voor u zeiven te begeeren. 4. Tracht altijd finaniieel onafhan kelijk van anderen te blijven, door geen schulden te maken. 5. Tracht uw zedelijken moed te vergrooten, dan vraagt ge niet altijd angstvallig, wat de wereld van uw handelingen zal zeggen. 6. Tracht allereerst uw huis netje» en ordelijk te maken, dat ia de eerste voorwaarde om het te wezen. 7. Treed altijd in overleg met uw man over de uitgaven, opdat niet de een aan weeldeartikelen begint, ter wijl de ander het hoog noodige niet kan betalen v 1 hem waarschijnlijk in 't geheelj en die on mijn vraag meer had ge-jen zeide nrop een volledige wa-j pittig voor hem, want 't pafl paf! niet, waarde lezer en ik beslootj bogen- dan. ik van zijn stijf lichaam, penrusting van, een duiker wijzen- pafvan de luchltpomp boven bracht hem een bezoek te brengen. had durven vermoeden, geleidde hij'1 de: Eigenlijk heb ik 't daaraan te j .hem, zoo'n heel klein beetje buiten Nu had ik dien naam van „Rid-jmij miet deftige schreden na-ar eenj danken, dat ik zoo beroemd ben. westen, weet u. De pijn in- de ooroeni scheen- mij onduldbaar en ik kreeg net een gevoel of ik met het hoofd naar beneden ergens tegen aanbonsde en dat er een groote klokslinger maar atijd bom! bom! bom! deed. Enfin-, ik voelde dat ik om zeep ging en rustig insliep in mijn nieuwe uniform zonder iets te snappen van een geluid dat an ders een, mensch tureluurs maken zou, nl. de telefoon dlie ging binnen in, mijn plunje, altijd! maar door. Toen! voelde- ik opeens dat ik 'n wammes kreeg die raak was, éien douw, een, schildje niet, zoo heb j<e niieb. en'dat was de- chef-duiker, die eventjes naar me kwam kijken en die nog at eien beetje, hardi was uit gevallen in zijn aanpakken. Hij bracht mie heelhuids boven wa-ter en vroeg, toen ik te voorschijn kwam- uit mijn- dandy-pakje, of ik heel-emaal stapel was en of ik mis schien van plan was me te verzui pen zonder water te voelen. Dat ik dan net zoo goed vergif kon nemen, dan compromitteerde ik tenminste Trinilv House niet! En daar ston- den. nota bene, mijn kornuiten bij, zij met wie ik gelijk de proef had moeten ondiergaan en die ze allen in de perfectie doorstaan- hadden. Zie je, mijn beste- heer, toen had! ik maar gewild dat ze me gekiel haald hadden! En twee jaar later verlet ik de- sohoo-l met no. 1 in mijn, zak! Wilt u gelooven dat die harde- eerste les 't 'm gedaan heeft? Ik knikte dat ik het volkomen i met den- heer Bob Dalton eens was. i Ik was geheel oor voor dien gezel- li-gen prater, die zoo geheel onge- DEexx ISlectxisGlx Spooxxijtu.ig-. Niet slechts in de steden, maar ook ter verbinding van steden en landen zelfs, vinden de electrische rijtuigen meer en meer toepassing. Natuurlijk worden de afmetingen dan aanmerke- band de sterkere beweegkracht, dievoortbeweegt door drie beugels, die noodig is, om dergelijke treinen voort langs drie afzonderlijke electrische te bewegen. Hierbij is afgebeeld een draden loopen. De beide andere plaa-t kolossaal ,'electrisch ,spoorrijtuig, dat jes geven weer de standplaats van thans reeds in Amerika gebruiktden wagenvoerder en een combinatie lijk grooter. en houdt hiermede ver- j wordt. Men ziet dat de wagen zichvan wielen en krachtmachinatie. Schetsen van DEKA. Vrijgesproken en toch. Zij voelde zich zoo zalig, toen ze voortging tusschen de groenende lan den, in de jonge voorjaarslucht. Ileel donker en koud was de winter ge weest, ook voor haar hart. O, niet dan met eene huivering kon zij daaraan terugdenken, 'n Ieder had haar op de bleckerij met den vinger nagewezen, haar de dievegge. Maar zij had niet gestolen, zij wist niet waar het ver dwenen linnengoed gebleven was, zij had gezworen en geschreid; toch was de verdenking op haar gebleven, om dat een kwade hand: in haar nabij heid een der verloreu stukken had la ten vallen en vond. En die kwade hand was van een van de opzichters, dien Bij niet mocht naar haar liefde dong. Eens, op 'n dag, diat hij haar onbe schaamd. toesprak, sloeg zij hem met •en stuk nat waschgoed om de ooren. in jonge-meisjes-overmoed. D&t en het gelach der andere meisjes had hij haar nooit vergeven zij wist het uit den blik zijner oogen, en dat was de oorzaak geworden van de verdenking. In Radelooze tijd. 'n Ieder geloofde natuurlijk aan haar schuld. Och. zoo'n bleekersmeïd! Zij zou de eerste niet zijn, en de laatste ook niet. Een ieder, vader ook, die haar vervloekte. Een ieder, behalve moeder. Die had het haar heel goed gevraagd, maar toen de roodgeschreide oogen haar flink bleven aanzien, kuste zij haar kind op de oude manier op den mond', en zei dat zij haar geloofde. Maar toen had moeder het er ook niet bij laten zitten. Zij had geen kop getoond tegen de andere vrouwen uit de buurt, die haar soms naschreeuw den, maar zij was kalm en parmantig zonder iemand wat te zeggen naar stad gegaan. Eerst liep zij met haar gouden hangers naar den zilver smid, verkocht ze daar voor goed geld want het was nog bést goud' en liep daarna, met behulp van een vrien- delijkcn politieagent, regelrecht naar het huis van een advocaat. Of ie goed' was wist ze niet. Ze had maar gevraagd naar den dichtstbijwonenden geleer den heer, en als zijn kennis even groot was als zijn huis, dan was zij aan 'n best adres, 't Was op een mooie gracht, in do donkere zijkamer van een rijlc patriciërshuis, dat zij met haar palm doek en gesteven mutsje verscheen, om raad te vragen voor haar verongelijkte dochter. Die tegenover haar zat de advo caat was nog heel jong, maar had toch reeds een goeden naam gekregen, door een beklaagde in een geruchtma kend' proces, waar veel groote lui bij betrokken waren, vrij te pleiten. Hij Ik ^~°kende vrouwtje met 'n goedig glimlachje aan. Jawel, jawel, 't oude geschiede- nisje. Gegapt, natuurlijk, gegapt. Hij wist alles van die bleekersraeiden. En nou wou de moedor haar graag uit de gevangenis houden? Ja, zoo iets zag je meer vertoonen. Enfin, hij be loofde dat hij zich de zaak zou aan trekken. Er zou niet gezegdi kunnen worden dat hij zich ook niet d'e zaak der kleine luyden aantrok. Want, mijnheer was heerschzuchtig, en mis schien kon hem dit mettertijd' nog wel eens te pas komen, zoo'n eenigszins i vulgair geval Goed, goed, hij zou het 1 doen. Jawel, dat geld kwam wel in orde. Sapristi, had zij het al bij zich. Vijf guldens, dat 's een heele rijkdom voor je. vrouwtje. Ja, leg ze daar maar neer. En je kunt er zelf wel uit komen, hè? Ajuus. Wel hij verteederde de rechtbank, en overtuigde haar tevens, 't Meisje had het getroffen, zoo'n knap advo caat! Eerst had zij zenuwachtig ge snikt, toen zij werd' gedrongen in de bank der beklaagden. Want die hee- ren in het zwart, met witte beffen, za gen er zoo bevroren uit. En toen de kleine getuigenverhooren waren afge- loopem, en de harde stem van een hard man, een harde straf had geëischt, viel zij luide klagend voorover op den rand van de bank, zich reeds verlo ren wanend. Maar toen klonk zijn sympathieke, klankrijke stem, en weldadig als bal sem zegen zijn woorden in haai' ge wond hart. Neen, hij geloofde haar niet schuldig; hij vroeg geen mindere straf, hij vroeg vrijspraak, algeheele vrijspraak, eereherstcl van de jonge vrouw, die daar zenuwachtig zat te snikken. En... hij kreeg het. De rechtbank vereenigde zich met zijn meening, en sprak haar vrij. Vrij dat stond in i het plaatselijk blaadje, nog dienzelf den avond, want de verdediger had 't zélf geseind. Vrij... dat blonk haar toe uit de oogen van andere meisjes, die nu opeens weer waren vol medelijden. Vrijdat zag zij in de ontroerde trekken van haar krommen, moege- werkten vader,, die zijn eenig goed de eer zich zag teruggegeven. Vrij. dat las zij in de groote, heldere tra nen die drupten uit de goede oogen van haar zoete, lieve moeder, die haar omhelsde, alsof zij haar uit den dood werd teruggegeven. Vrijen voor die vrijheid' ging zij hem nu bedanken. Want naast God en Moedor, had 'zij het aan hem te danken. 't Was een zonnige, ltlare voorjaars dag, de lucht stond zoo schoon, als kwam er nooit meer regen of onweer, en al spoedig rees de stad al hooger en hooger uit den achtergrond, met 'n opeenstapeling van muren en da ken, koepels en torens. Goudvlakken vormde de zon op daken en in glazen. Neuriënd een liedje uit haar jongen tijd kwam zij de stoep op. en schelde aan. ..Of zij even m'neer de advokaat kon spreken." Men liet haar binnen in die voorka mer. Eerst even stond zij bedremmeld in het gedempte halflicht van het def tige vertrek. Hij zat voor zijn bureau, blijkbaar diep ingespannen te werken, ten minste z'n gelaat stond ernstig. Toen begon zij bevend, om zijn aan dacht te trekken: Mijnheer, ik kwam hier even, om u te bedanken. U hebt zoo mooi voor mij gesproken. Aan u heb ik mijn vrijspraak te danken. Hij keek droomend' haast. op. „O, zoo, zoo. wie ben je eigenlijk ook weer." En toen met een poging om grappig te zijn: „Hansje, Fransje, Jansje. Ik heb er al zoo veel bij mij gehad met 'n buitonkleurtje en een katoenen japonnetje". Dat gaf 'n kleine teleurstelling voor haar. 't Zonnetje op haar gezicht werd wat verduisterd, maar toch zei ze blij moedig: ..Mijnheer, u weet wel; ze hadden mij beschuldigd van diefstal... van linnengoed, en... toen heeft u zoo mooi voor mij gesproken, en ik kwam vrij". Nu scheen hij zich iets meer te her inneren. „Ah, ja. jawel, ik herinner mij zoo iets. Was jij niet van den kant van Alphen?" „Neen, mijnheer van 's-Graveland". „Van 's-Graveland?; dan bedoelde ik toch een ander. Enfin, het doet er ook niet toe. jij bent vrij dat is de hoofd zaak. Maar zeg eens," zei hij opstaand, terwijl hij haar ondeugend onder den kin streek, „ik herinner het mij niet zoo goed meer, maar was jij wel zoo onschuldig als je eruitzag. O...oh, nu ik je beter aanzie, weet ik weer alles, 't Stond in verband met een van dc chefs, die wou verkeering met je heb ben. Jawel, neen maar dat is in orde. hoor. En pas nu maar op, dat je in. het vervolg geen onvoorzichtigheden meer uithaalt, want altijd laten ze niet zoo spoedig los als ditmaal, hoor, die heeren in de zwarte jassen." Toen zond hij haar met 'n vriende lijk klopje op den schouder de deur uit. Dien avond schreide zij bitter, nu in stille, want dit was geen zaak die de menschen aanging. Voor de men- schen was zij immers in eere hersteld! Maar hij die zoo weldadig, welluidend voor haar had gesproken, waarnaar zij had opgezien als een Hoogere, hij had niet gesproken uit overtuiging, maar slechts als ad/voeaat. Dat was een bittere ontgoocheling. Bleef zij nu niet even belast ala vroe ger?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 6