Licht en Schaduw.
De HiuOSr van de £08. nog „Ridder van het Ondep^esche",
Rubriek voor Da r es.
«iV
FEUILLETON.
Juweelen-
Het klinkt ongelooflik- wanneer
men van paarlen en edelgesteenten
spreekt, die leven bezitten, en toch
leert de ervaring, dat er verscheidene
soorten van juweelen zijn wier glans
Trn eens ioe-, dan weer afneemt. Voor
al de opaal en de paarlen zijn aan
kleurwisseling onderhevig, evenals de
turkois en de robijn. Vroeger dacht
men dc oorzaak daarvan in de weers
gesteldheid te moeten zoeken, doch
men is tot de ontdekking gekomen, Hat
daarop alleen van invloed is de ge
zondheidstoestand van hem, die zich
met deze juweelen siert.
Een teringachtig man had langen
tijd een ring met drie prachtige robij
nen aan den vingergedragen. Deze
steenen werden van dag tot dag doffer
totdat ze, toen de mandfcerf, er uit za
gen als geverfd glas. Van een dame.
die eveneens ziekelijk was. verhaalt
men. dat ze eens van haar man een
halsketting en een armband van paar
len kreeg, die na verloop van eenigen
tijd zoo dof "geworden waren.dat men
er mede naar den juwelier, waar ze
gekocht waren, terugging. Deze gaf
den raad, toen hij naar den gezon-
heidstoestand der dame informeerde,
de kostbaarheden door een ander te
laten dragen, als eenig middel om den
glans te doen terugkeeren. Hetbleek
een goede raad te zijn.
Napoleon op het ijs.
Het was den 5en Januari 1791.
Vijf leerlingen van de krijgsschool
te Auxonne waren bezig met schaat
senrijden op de toen zeer diepe stads
gracht.
Daar sloeg de klok 5 ure.
Nu moet ik weg, om te gaan eten!
Het is vijf uur! riep een der schaat
senrijders, een zeer jong mensch
Kom. blijf nog wat! riepen zijne
kameraden.
Neen. neen! was het antwoord.
Ik heb al te veel honger!
De anderen reden voort.
Eenigen oogenblikken later brak
opeens het ijs. en zij verdronken alle
vier.
Da vijfde cadet is later nog op heel
wat glad ijs geweest.
Het was de jonge Napoleon Bona
parte.
och hemel, zoo gauw genoeg heeft
van al dat moois, dat het op zich zel
ve zoo buitengewoon gauw begint te
vervelen en dat een mensch, die nu
eigenlijk alles voor geld koopen kan,
van dat oogenblik af direct naar an
dere zorgen gaat zoeken, die meestal
veel drukkender zijn dan de finanti-
eele ooit kunnen wezen.
Eene aantrekkelijke geestige vrouw
van mijn kennis, die pas in een zeer
smaakvol ingericht huis was gaan
wonen, vertelde mij haar wedervaren
van de verschillende bezoeksters, die
haar huis hadden bekeken. Zij onder
scheidde ze in twee groepen: de spre
kende en de 'zwijgende bezoeksters
Sprekende No. 1 had over iedere
kamer wat te zeggen, uitte haar be-
I wondering overdreven, maar wist
j toch telkens met een. zuurzoet ge-
i zicht een of ander nadeel te noemen;
1 zij was jaloersch. Sprekende No. 2
1 had ook telkens wat te zeggen, maar
met een opgetogenheid, die onmoge-
lijk gemaakt kon zijn, zij genoot van
het mooi vergezicht uit de ramen,
was verrukt over de harmonische
j kleuren van het ameublement. Zij bc-
I wonderde zooals zij een mooie bloem,
een nieuwe fiets of een nieuwe japon
I zou bewonderen, enkel en alleen om
lhet mooie, zij was niet jaloersch.
Zwijgende No. 1 was bitter ge-
i stemd. Al dat moois riep haar toe:
Waarom niet voor mij?" Het eenige,
wat ik in haar voordeel kan zeggen,
I is, dat zij oprecht was. Zij w,os ja
loersch en toonde het oolc
I Zwijgende No. 2 behoorde tot die
flegmatieke naturen, waarvoor ja-
loerschheidi niet bestaat. Waarom
5 niet? Omdat het mooie niet die be
koring voor haar heeft, alleen wan-
neer het voor haar zelve zou zijn, zou
.het haar eenigszins warm kunnen
maken.
Ik vroeg wie van haar vier bezoek
sters zij het gelukkigst rekende.
Och, zei ze lachend, de flegmati-
sche is er, dunkt me,'t gemakkelijkst
aan toe, maar vraag je mij, wie mij
het meest aantrekt: dat is zij, die op-
getogen over hetgeen zij ziet zich moet
uiten, om te weten dat ook anderen
daarin deelen.
Als er op het oogenblik een jong-
3. Tracht altijd uw goed humeur jder der Verborgenheid" anderen zaal, waar ik een wonderlijk men-jDat weegt maar eventjes 169 pond,
te bewaren, hoe lastig do zorgen hetzeiden, der Geheimzinnigheid, maar gelmoes ontdekte, van voorwerpen. dus mijn beroemdheid, dal voelt u
|u ook mogen maken. altijd toch Mysterie en Compagnie Naast standbeelden, zoo van oude wel. is van ood allooi Ik lachte
9. Bedenk altijd, dat hot er weinig Izoo dikwijls door mijn vrienden als moderne schepping, naast
toe doet, wat men zegt, als ge zelf jhooren uitspreken, dat ik waarlijk, kunstvoorwerpen in gewonen of
overtuigd zijt uw plicht gedaan teeen vurig verlangen koesterde kern, zeer bijzonderen stijl, zag ik een
hebben en uw uitgaven houdt binnen j njs me>t hem te maken. En zoo zou goudstaaf liggen; bij een heel ge-
de perlcen van uw inkomsten. het u toch ook gegaan zijn, niet- woon skeleit kostbare paarlen" en
waar, angstig vragende om u heen! edelstleenien; achter een rijke verza-
glurende, een heel klein beetje ban-meling vischgraten van verschillen-
ge lezeres, want in uw verbeelding j dien vorm en afmeting, zee-planten,
ziet ge mij daar reeds in een forét' koraal en schelpen,
de Bondy zoekende naar eien avon-I De deur wordt spoedig geopend
RECEPTEN.
I. Om de verflucht uit pa9 ge
schilderde kameerjs te Idtoeru verdwij
nen, zet men een kom met drie of vier
gesneden uien een nacht over in die
kamers, terwijl vensters en deuren
dicht zijn.
Den volgenden dag is de verflucht
verdwenen.
II. Om te zorgen, dat men goede
visch koopt, ziet men toe, dat
het vleesch zoo hard is, dat men het
niet met de vingers kan indrukken,
dat de schubben blinkend zijn, de
vinnen stijf en de kieuwen helderrood
van kleur.
tuur mot een dolendien ridder. door 'n levenslustiger). veertiger, die
Maar het is waar ook, ik zei ujigoedi in zijn; vleesch zit, zonder te
zooeven ,d!alt die Chevalier niet verveel last van liet veit te hebben, en
van Hyde-Park woont, dus in het
deftig en bijgevolg beschaafde, niet
gevaarlijke deel van het moderne
Londen... waar Jack the Ripper en
diergelijke bloedilustige parasieten
zelden verschijnen en, laat ik er
maar dadelijk bijvoegen voor uw
algeheele geruststelling, öaib die
Knight of Mystery" ook volstrekt
geen bloody-minded Man", geen
barbaar is en dat hij eigenlijk hee-
r* fV q f j =5 i ten moet Ridder der Zee" of beter
.Lii üu'u onpeilbare, en. aai zijn Mu-
j seum, dat hr mij die eer aandeed! te
I toon en, hot Onderzeesche Museum
i zou kunnen genoemd' worden
Dicht bij HydJe-Park schelde ik
Charles Foley verhaalt heit volgen-J dus aan. de deur van, een breed,
de over zijn laatste reis naar Lon- i plomp gebouwd heerenhuis en vroe^
Een blik in de onmetelijke diepte.
Naverteld' door CANDIDE.
den:
Wat mij het liefst is om u in geu
ren en kleuren te vertellen, is on
tegenzeggelijk mijn bezoek aan den
Knight of Mystery" den ..Ridder
der Verborgen hei d"
Ik wislt dat hij ergens niet ver
er. voorgelicht door mijne talrijke
vrienden, die Theemswater drin
ken en boven mist verheven zijn
evenals wij boven vooroordeelen:
Woont hier Bob Dalton de beroemde
duiker?
Op het bevestigend antwoord van
van Hyde Park woonde gij kent'den degenslikker, die mij opendeed
wiens geheele wezen teekent: zoo
héél slecht is het aardsche leven
nu toch nieit.
Heel familjaar alsof we elkaar
reeds jaren lang kenden, schudde
bij mij de hand en op mijn vraag
of ik het genoegen had de eer
had ik haast willen zeggen, doch
het joviale van den man noopte mij
tot die verandering den beroem
den duiker Bob Dalton de hand te
drukken, kreeg zijn rood, gezond,
even. zoo'n gelegenheidslachje,
maar Bob bemerkte 'fc niet eens en
nam al een der zware laarzen met
looden zooien in de< hand om ze mij
te laten wegen, zooals een slager-
u een: ossenhaas laat „voelen" of
een poelier een vette kip.
't Zijn me Kevertjes, hè, sprak
iiij. Zwaar, hè, Voelt u dat koperen
deksel eens met zijn glasoogen. en
dam die caoutchouc hansop, die
glimt als een rob! Dit zijn die lede
ren ceinturen, met metalen schub
ben, en dat zijn messen-, bijlen-,
enfin', heel het gedoe voor mijn on-
derzeesch reisje
Ik wilde een vraag doen, maar
Bob was mi i alwêr voor en
Kent u Trinity House, mijnheer?
Ik knikte van ja. Weet u ook wat
men er leert? vervolgde hij. Ja,
zei ik. dat is immers de zeevaart
school. Precies, zei Bob, en de
duikschool, omd'at men in datzelf
de Trinity House ook het onschade-
vol gelaat een uitdrukking van lach jjj^ maken onderneemt van strand-
lust en geheel doonde als ware hem- v0.Tid.
in zijn veelbewogen leven de waar-' Daar heb ik mijn opvoeding ge
heid gebleken van het rijmpje: j noten, altijd als ik zeg genieten,
Bescheidenheit isi e-ine Zier moet u -dat niet woordelijk opvat-
Do ch Aveiiter kom,nut man ohne Ihr, - wan,t ee,n. genot was- 't niet, die
zeide hij brutaalweg: Ja, mijnbeer,j opteidtog tot duiker en. ik lieb in
die beroemdheid ben ik, er bij voe-j $&lli beginne op het punt gestaan er
gendle., als voelend self'madle maiii.^. brui aan te geven-, zoo benauwd
Er. -die heb ik m"zelven te danken! j bad ik 'tl Wil ik u dat eens vertel-
Daar stond' ik, gereed de eene of ien? ik kon er waarlijk twee- woor~
andere vleierij te uiten, die men ^n tusschen krijgen: Heel en- gaar-
gewoonlijk als -reporter bij de handjnie> m,eer nijei^ want toen ging het
heeft, voelt men zich eensklaps te-J van een leien d'akje:
genover een eigen-lof omroeper.g0b Daiton's eerste expeditie naar
MaarBob Dalton was mij Vóór baaien was nu niet zoo heel
Waardoor komt het toch, dat de
eene vrouw.van een bezoek bij een rij
ker met aardsche goederen gezegende
vriendin kan terugkeeren in de opge-
wekste stemming van de wereld, ter
wijl een andere daardoor haar goed
humeur altijd schijnt te verliezen? Is
de eerstgenoemde zoo gelukkig alleen
door een rijpere ondervinding of door
een totaal gemis aan jaloerschlieid of
door beide? Waarschijnlijk wel het
laatste, dat blijkt bijv. daaruit, dat
bijna alle kinderen jaloersch zijn, de
een meer, de ander minder.
De een leert- dat gevoel beheerschen
door de omstandigheden of door een
goed geleide opvoeding; een ander
wordt er steeds heviger door geplaagd
Vroeger benijdde Mietje de mooiere
poppen van Emma, nu benijdt ze haar
haar fonkelnieuwe flets,later weer haar
luxueus ingericht intérieur. Arme Mie
tje. De omstandigheden hebben haar
te veel in haar eigen klein gedachten-
kringetje doen leven en daardoor
heeft zij niet leeren inzien, dat men,
mensch aan. mij vroeg, hoe ik over
haar dacht, ik zou zeggen, beter le
vensgezellin kan men zich niet wen-
sclien dan zij, die van het mooie kan
genieten, zonder het voor zich zelve
te begeeren. Zij moet een opge
ruimd humeur hebben. Geheel hier
bij aansluitend las ik een reeks van
goedJe wenken voor een jong getrouwd
paar, die spreken van veeil levenser
varing.
1. Tracht U tevreden te stellen met
een begin óp kleine schaal.
2. Tracht te bedwingen uw lust om
te beginnen op zoo'n voet als waarop
uw ouders geëindigd zijn.
3. Geniet van het kostbare, dat ge
bij anderen ziet, zonder het voor u
zeiven te begeeren.
4. Tracht altijd finaniieel onafhan
kelijk van anderen te blijven, door
geen schulden te maken.
5. Tracht uw zedelijken moed te
vergrooten, dan vraagt ge niet altijd
angstvallig, wat de wereld van uw
handelingen zal zeggen.
6. Tracht allereerst uw huis netje»
en ordelijk te maken, dat ia de eerste
voorwaarde om het te wezen.
7. Treed altijd in overleg met uw
man over de uitgaven, opdat niet de
een aan weeldeartikelen begint, ter
wijl de ander het hoog noodige niet
kan betalen
v 1
hem waarschijnlijk in 't geheelj en die on mijn vraag meer had ge-jen zeide nrop een volledige wa-j pittig voor hem, want 't pafl paf!
niet, waarde lezer en ik beslootj bogen- dan. ik van zijn stijf lichaam, penrusting van, een duiker wijzen- pafvan de luchltpomp boven bracht
hem een bezoek te brengen. had durven vermoeden, geleidde hij'1 de: Eigenlijk heb ik 't daaraan te j .hem, zoo'n heel klein beetje buiten
Nu had ik dien naam van „Rid-jmij miet deftige schreden na-ar eenj danken, dat ik zoo beroemd ben. westen, weet u. De pijn in- de
ooroeni scheen- mij onduldbaar en ik
kreeg net een gevoel of ik met het
hoofd naar beneden ergens tegen
aanbonsde en dat er een groote
klokslinger maar atijd bom! bom!
bom! deed. Enfin-, ik voelde dat ik
om zeep ging en rustig insliep in
mijn nieuwe uniform zonder iets
te snappen van een geluid dat an
ders een, mensch tureluurs maken
zou, nl. de telefoon dlie ging binnen
in, mijn plunje, altijd! maar door.
Toen! voelde- ik opeens dat ik 'n
wammes kreeg die raak was, éien
douw, een, schildje niet, zoo heb j<e
niieb. en'dat was de- chef-duiker, die
eventjes naar me kwam kijken en
die nog at eien beetje, hardi was uit
gevallen in zijn aanpakken. Hij
bracht mie heelhuids boven wa-ter
en vroeg, toen ik te voorschijn
kwam- uit mijn- dandy-pakje, of ik
heel-emaal stapel was en of ik mis
schien van plan was me te verzui
pen zonder water te voelen. Dat ik
dan net zoo goed vergif kon nemen,
dan compromitteerde ik tenminste
Trinilv House niet! En daar ston-
den. nota bene, mijn kornuiten bij,
zij met wie ik gelijk de proef had
moeten ondiergaan en die ze allen
in de perfectie doorstaan- hadden.
Zie je, mijn beste- heer, toen had!
ik maar gewild dat ze me gekiel
haald hadden! En twee jaar later
verlet ik de- sohoo-l met no. 1 in
mijn, zak! Wilt u gelooven dat die
harde- eerste les 't 'm gedaan heeft?
Ik knikte dat ik het volkomen
i met den- heer Bob Dalton eens was.
i Ik was geheel oor voor dien gezel-
li-gen prater, die zoo geheel onge-
DEexx ISlectxisGlx Spooxxijtu.ig-.
Niet slechts in de steden, maar ook
ter verbinding van steden en landen
zelfs, vinden de electrische rijtuigen
meer en meer toepassing. Natuurlijk
worden de afmetingen dan aanmerke-
band de sterkere beweegkracht, dievoortbeweegt door drie beugels, die
noodig is, om dergelijke treinen voort langs drie afzonderlijke electrische
te bewegen. Hierbij is afgebeeld een draden loopen. De beide andere plaa-t
kolossaal ,'electrisch ,spoorrijtuig, dat jes geven weer de standplaats van
thans reeds in Amerika gebruiktden wagenvoerder en een combinatie
lijk grooter. en houdt hiermede ver- j wordt. Men ziet dat de wagen zichvan wielen en krachtmachinatie.
Schetsen van DEKA.
Vrijgesproken en toch.
Zij voelde zich zoo zalig, toen ze
voortging tusschen de groenende lan
den, in de jonge voorjaarslucht. Ileel
donker en koud was de winter ge
weest, ook voor haar hart. O, niet dan
met eene huivering kon zij daaraan
terugdenken, 'n Ieder had haar op de
bleckerij met den vinger nagewezen,
haar de dievegge. Maar zij had niet
gestolen, zij wist niet waar het ver
dwenen linnengoed gebleven was, zij
had gezworen en geschreid; toch was
de verdenking op haar gebleven, om
dat een kwade hand: in haar nabij
heid een der verloreu stukken had la
ten vallen en vond. En die kwade hand
was van een van de opzichters, dien
Bij niet mocht naar haar liefde dong.
Eens, op 'n dag, diat hij haar onbe
schaamd. toesprak, sloeg zij hem met
•en stuk nat waschgoed om de ooren.
in jonge-meisjes-overmoed. D&t en
het gelach der andere meisjes had hij
haar nooit vergeven zij wist het uit
den blik zijner oogen, en dat was de
oorzaak geworden van de verdenking.
In Radelooze tijd. 'n Ieder geloofde
natuurlijk aan haar schuld. Och. zoo'n
bleekersmeïd! Zij zou de eerste niet
zijn, en de laatste ook niet. Een ieder,
vader ook, die haar vervloekte. Een
ieder, behalve moeder. Die had het
haar heel goed gevraagd, maar toen
de roodgeschreide oogen haar flink
bleven aanzien, kuste zij haar kind op
de oude manier op den mond', en zei
dat zij haar geloofde.
Maar toen had moeder het er ook
niet bij laten zitten. Zij had geen kop
getoond tegen de andere vrouwen uit
de buurt, die haar soms naschreeuw
den, maar zij was kalm en parmantig
zonder iemand wat te zeggen
naar stad gegaan. Eerst liep zij met
haar gouden hangers naar den zilver
smid, verkocht ze daar voor goed geld
want het was nog bést goud' en
liep daarna, met behulp van een vrien-
delijkcn politieagent, regelrecht naar
het huis van een advocaat. Of ie goed'
was wist ze niet. Ze had maar gevraagd
naar den dichtstbijwonenden geleer
den heer, en als zijn kennis even groot
was als zijn huis, dan was zij aan 'n
best adres, 't Was op een mooie gracht,
in do donkere zijkamer van een rijlc
patriciërshuis, dat zij met haar palm
doek en gesteven mutsje verscheen, om
raad te vragen voor haar verongelijkte
dochter.
Die tegenover haar zat de advo
caat was nog heel jong, maar had
toch reeds een goeden naam gekregen,
door een beklaagde in een geruchtma
kend' proces, waar veel groote lui bij
betrokken waren, vrij te pleiten.
Hij Ik ^~°kende
vrouwtje met 'n goedig glimlachje
aan. Jawel, jawel, 't oude geschiede-
nisje. Gegapt, natuurlijk, gegapt. Hij
wist alles van die bleekersraeiden. En
nou wou de moedor haar graag uit
de gevangenis houden? Ja, zoo iets
zag je meer vertoonen. Enfin, hij be
loofde dat hij zich de zaak zou aan
trekken. Er zou niet gezegdi kunnen
worden dat hij zich ook niet d'e zaak
der kleine luyden aantrok. Want,
mijnheer was heerschzuchtig, en mis
schien kon hem dit mettertijd' nog wel
eens te pas komen, zoo'n eenigszins
i vulgair geval Goed, goed, hij zou het
1 doen. Jawel, dat geld kwam wel in
orde. Sapristi, had zij het al bij zich.
Vijf guldens, dat 's een heele rijkdom
voor je. vrouwtje. Ja, leg ze daar
maar neer. En je kunt er zelf wel uit
komen, hè? Ajuus.
Wel hij verteederde de rechtbank,
en overtuigde haar tevens, 't Meisje
had het getroffen, zoo'n knap advo
caat! Eerst had zij zenuwachtig ge
snikt, toen zij werd' gedrongen in de
bank der beklaagden. Want die hee-
ren in het zwart, met witte beffen, za
gen er zoo bevroren uit. En toen de
kleine getuigenverhooren waren afge-
loopem, en de harde stem van een hard
man, een harde straf had geëischt,
viel zij luide klagend voorover op den
rand van de bank, zich reeds verlo
ren wanend.
Maar toen klonk zijn sympathieke,
klankrijke stem, en weldadig als bal
sem zegen zijn woorden in haai' ge
wond hart. Neen, hij geloofde haar
niet schuldig; hij vroeg geen mindere
straf, hij vroeg vrijspraak, algeheele
vrijspraak, eereherstcl van de jonge
vrouw, die daar zenuwachtig zat te
snikken.
En... hij kreeg het. De rechtbank
vereenigde zich met zijn meening, en
sprak haar vrij. Vrij dat stond in
i het plaatselijk blaadje, nog dienzelf
den avond, want de verdediger had 't
zélf geseind. Vrij... dat blonk haar toe
uit de oogen van andere meisjes, die
nu opeens weer waren vol medelijden.
Vrijdat zag zij in de ontroerde
trekken van haar krommen, moege-
werkten vader,, die zijn eenig goed
de eer zich zag teruggegeven. Vrij.
dat las zij in de groote, heldere tra
nen die drupten uit de goede oogen
van haar zoete, lieve moeder, die haar
omhelsde, alsof zij haar uit den dood
werd teruggegeven.
Vrijen voor die vrijheid' ging zij
hem nu bedanken. Want naast God
en Moedor, had 'zij het aan hem te
danken.
't Was een zonnige, ltlare voorjaars
dag, de lucht stond zoo schoon, als
kwam er nooit meer regen of onweer,
en al spoedig rees de stad al hooger
en hooger uit den achtergrond, met
'n opeenstapeling van muren en da
ken, koepels en torens. Goudvlakken
vormde de zon op daken en in glazen.
Neuriënd een liedje uit haar jongen
tijd kwam zij de stoep op. en schelde
aan. ..Of zij even m'neer de advokaat
kon spreken."
Men liet haar binnen in die voorka
mer. Eerst even stond zij bedremmeld
in het gedempte halflicht van het def
tige vertrek. Hij zat voor zijn bureau,
blijkbaar diep ingespannen te werken,
ten minste z'n gelaat stond ernstig.
Toen begon zij bevend, om zijn aan
dacht te trekken: Mijnheer, ik kwam
hier even, om u te bedanken. U hebt
zoo mooi voor mij gesproken. Aan u
heb ik mijn vrijspraak te danken.
Hij keek droomend' haast. op. „O,
zoo, zoo. wie ben je eigenlijk ook
weer." En toen met een poging om
grappig te zijn: „Hansje, Fransje,
Jansje. Ik heb er al zoo veel bij mij
gehad met 'n buitonkleurtje en een
katoenen japonnetje".
Dat gaf 'n kleine teleurstelling voor
haar. 't Zonnetje op haar gezicht werd
wat verduisterd, maar toch zei ze blij
moedig: ..Mijnheer, u weet wel; ze
hadden mij beschuldigd van diefstal...
van linnengoed, en... toen heeft u zoo
mooi voor mij gesproken, en ik kwam
vrij".
Nu scheen hij zich iets meer te her
inneren. „Ah, ja. jawel, ik herinner mij
zoo iets. Was jij niet van den kant van
Alphen?"
„Neen, mijnheer van 's-Graveland".
„Van 's-Graveland?; dan bedoelde ik
toch een ander. Enfin, het doet er ook
niet toe. jij bent vrij dat is de hoofd
zaak. Maar zeg eens," zei hij opstaand,
terwijl hij haar ondeugend onder den
kin streek, „ik herinner het mij niet
zoo goed meer, maar was jij wel zoo
onschuldig als je eruitzag. O...oh, nu
ik je beter aanzie, weet ik weer alles,
't Stond in verband met een van dc
chefs, die wou verkeering met je heb
ben. Jawel, neen maar dat is in orde.
hoor. En pas nu maar op, dat je in.
het vervolg geen onvoorzichtigheden
meer uithaalt, want altijd laten ze niet
zoo spoedig los als ditmaal, hoor, die
heeren in de zwarte jassen."
Toen zond hij haar met 'n vriende
lijk klopje op den schouder de deur
uit.
Dien avond schreide zij bitter, nu
in stille, want dit was geen zaak die
de menschen aanging. Voor de men-
schen was zij immers in eere hersteld!
Maar hij die zoo weldadig, welluidend
voor haar had gesproken, waarnaar
zij had opgezien als een Hoogere, hij
had niet gesproken uit overtuiging,
maar slechts als ad/voeaat.
Dat was een bittere ontgoocheling.
Bleef zij nu niet even belast ala vroe
ger?