ALLERLEI. Sportpraatj e. Prijsraadsel. 2- SCHAAKSPEL r |P W I P l n 31 ui Al §§g 1 Ui WÉ m toornen, dat dit have bedoeling niet •was. Hij had langer beenen en was haar in een oogenblik op zij. Waar gaan wij heen? Naar de mieren. En Apie knakte bet dorre takje en wierp het weg. Om wijs te worden? Apie lachte; zijn stem klonk nu zoo gewoon. Ik wou, dat groote nest nog eens aien, zei ze, dicht bij de grot. De mie ren hebben daar heele paden gemaakt. Het ie zoo grappig ze te zien zwoegen met takjes of larven of eieren in den Bek Ze waren aan de grot gekomen, en Apie bukte zich en tuurde met belang stelling naar drie mioren, die- een groote, doode tor transporteerden. Gerrit stond ook gebukt; donkere krulletjes in een blank nekje lokten zijn aandacht van de nijvere mieren af. Ze trachtte haar met een stokje den weg te versperren, maar de diertjes veranderden alleen van koers. Hoe meer Agatha ra* later in eenza me uren over nadacht, des te minder kon ze hegrijpen wat Gerrit, terwijl zij met een stokje in het mierc-nnest por de, opeens aanleiding kon hebben ge geven haar op dat oogenblik te vra gen, of hoe het kwam, dat zij zoo da delijk met een flinken, bevestigenden hoofdknik „ja" had gezegd. Hert moest, meende ze, dé weelde van groen, het stille bladergeruisch en de sterke, warme dennengeur zijn geweest, die hem er too hadden g- bracht. Vóór ze het recht wist, was het plech tige oogenblik al voorbij, waaraan ze zoo vaak, vóór ze in slaap viel, had lig gen denken, terwijl in het donker toch om haar heen een mooi, zacht licht scheen to stralen. Ze hadden zich heiden opgericht en stonden hand in hand vóór elkaar, als aanstaande man en vrouw. Opeens liet Apie de hand los en in de verwarring, met roode wangen, ging ze Bets tegemoet. Ik kom toch ook maar eens kij ken, zei Betsie; ik ben heerlijk uitge rust. Waar is Piet? Agatha was weinig op haar gemak; ze had een gevoel, of ze tegen Bets had misdaan. Ze begreep niet, dat Bets er niets van merkte, dat haar wangen zoo in gloed stonden; het was haar, of ze zelfs het kloppen van haar hart moest hooren. Piet is al dien tijd aan mijn fiets bezig; de linkertrapper tikte telkens aan; daarvan was ik zoo moe. Waar zijn jelui geweest? Wij hebben naar de mieren ge keken, zei Verheijen, terwijl zijn oogen die van Agatha zochten. Maar Apie zag het niet. Ze tobde over het mislukken van het tête-d-tête, dat ze Piet en Bets had willen bezor gen. Ze begreep die twee niet. Ze liep de paadjes van den moestuin op en neer en keek over de geschoren haag naar de avondzon, die een goud glans spreidde over gras en mos. De lichte lucht had teere parelmoer-tin ten die sprookjes vol heerlijkheid weefden. Agatha dacht aan haar eigen mooi sprookje, dat prettig waar was. Morgen zou hij haar vragen. Een stem in den tuin gaf haar een lichten schok. Daar was Bets, die haar zoeken kwam. Agatha voelde zich te genover haar, alsof ze Iets laags ge daan had. Toch wist ze wel, dat ze geen schuld had; ze had Betsie geluk kig willen maken en zélfs was ze het geworde.n. Maar het drukte haar, dat zc het Bets moest vertellen; Betsie zou haar eigen leed zooveel dieper ge voelen, want Piet ze had hem den heelen dag nauwkeurig bestudeerd Piet gaf geen zier om haar. Ben je daar, Apie? Ja. Zijn er al rijpe frambozen? Neen. We moesten zonreflectors kunnen maken, die al het licht op de frambo- zenstruiken concentreerden. Ik ben bang, dat ze niet rijp worden, vóór ik hier vandaan ga. Je blijft nog lang genoeg. Neen, begon Bets opeens en ver volgde rad, als was ze bang, dat ze in de rede zou worden gevallen: Zater dag ga ik heen. Zus is ook uitgevraagd bij de Gartmans in Alkmaar. Je weet, dat ik vanmorgen een brief van haar gekregen heb? Je begrijpt wel, dat ik moe niet alleen kan laten. Toe, je moet me laten gaan; je moet het me niet moeilijk maken. Ze gaat om Piet, dacht Apie met deernis, en keek naar Bets. Maar Betsie zag er ver van hopeloos uit; veel eer was er een stil-gelukkigc glans, op haar gezichtje. - Je moe zal het niet van je vergen dat je thuis komt; ze was juist zoo blij, dat je naar buiten gingt, omdat het je gezond maakte. Agatha sprak niet vriendelijk. Wat had Betsie toch voor reden om weg te gaan. als ze het niet deed om Piet? Ik zou je wel wat willen zeggen, maar je moet me niet uitlachen. Apie lachte in het geheel niet; ze was opeens bang voor wat er komen zou. - Zus schreef ook, dat Bram Om- stede een briefje bij het hare insloot; ze meende over een boek, dat ik van hem geleend had. Betsie hield even op en zuchtte. Hoe kon het toch zoo moeilijk zijn te ver tellen van je eigen geluk? Voortdurend Agatha's blik vermij dend, stroef, met onwillige woorden, ging zij voort: ..Er was ook een briefje bij: Bram vraagt, of ik zijn vrouw wil worden." En houd je van hem? vroeg Apie ademloos. Betsie knikte ernstig, nog altijd met afgevftmd hoofd. Al zoo lang; maar ik wist niet, ik dacht niet, dat hij iets om me gaf. En heb je hem nu geschreven? Ja, aan de Lage Vuursche. Ik had vanmorgen nog juist gelegenheid een enveloppe, een velletje papier cn een potlood mee te nemen, vóór we heengingen. Terwijl jij en Gerrit wan delden en Piet mijn fiets in orde bracht heb ik hem geschreven; ook dat ik Zaterdag thuiskom. Agatha juichte: ze kneep Bets in den arm; ze wenschte haar geluk met stra lende oogen. - O, valschert, om me daar niets van te zeggen! - Gisteren had ik het haast gedaan, maar ik kon niet. Toen je over I iet sprak en zei, dat die geen oortje gaf om meisjes, dacht ik: dan is hij net als Bram. En toen heb ik maar ge zwegen, want met klachten wou ik niet bij je aankomen. Weet je wel, dat je vroeger verliefde menschen zoo be spottelijk vondit? Nu niet meer, zei Apie beslist, en ze vertelde er bij waarom. Dien avond was het weer lang zoo mooi niet als den avond te voren. Het stortregende en het huiligere volle maansgezicht zag triestig neer op de natte aarde. Toch zaten Bets en Apie in de kille slaapkamer voor het open raam nog uren te praten. Apie had alles verteld, ook van de moiete, die ze gedaan had, om Bets en Piet een rustig tête-atéte te bezoi'gen. Daar is niet veel van terechtge komen, zei Bets lachend. Zoodtra jelui weg waait, heb ik Piet met mijn fiets opgescheept. En hij was ook niets te leurgesteld, want hij had al gezegd, dat hij niets vervelender vond dan dat uitrusten. Met onwillige honden is het kwaad hazen vangen, lachte Apie; het is mijn schuld niet, dat je nu het genoegen mist mijn schoonzuster te worden! Een nieuwe viool. Een nieuw muziekinstrument, dat den naam draagt van StrolvviooL is sedert eenigen tijd te Londen rre- introduceerd. Het instrument, dat on het plaatje is afgebeeld, bezit snaren, waarvan de trillingen worden voort- geleid door een gewonen vioolkam, die rust op een hefboom. Deze hefboom staat in verbinding met een klank bodem van aluminium. Iedere triling der snaren wordt dus on dezen bodem overgebracht. Tot versterking van het geluid dient een trompe'tvormige re sonator. Onlangs is deze viool bespeeld op een soirée te Londen; het instrument vond groote waardeering. Mannen die nooit moesten trouwen. Een lezeres, die echter geen man- nenhaatster is, noemt ons de volgende gevallen op Ilij. die liever in 't Café zit dan te huis. en meer geld' over heeft voor een glas hier dan voor een nuttig keu kengereedschap; hij die zich meer voor zijn hond in teresseert. dan voor zijn vrouw; hij, die zijn vrouw beschouwt als zijn slavin en ieder oogenblik een voetval van haar verwacht; hii, die alle vermaken najaagt, en zijn vrienden en clubs stelt boven zijn huiselijkcn aard- hij. die zich liever voor een maand, dan voor zijn geheele leven verbindt; hij. die van geen kinderen houdt of die te veel aan Bacchus offeren. Het leven van een nietsdoener laat evenmin eenig spoor achter als schuim op het water, of rook in de lucht; de nijvere daarentegen drukt zijn karak ter af op zijn tijd en oefent invloed niet enkel op zijn eigen, maar op alle volgende geslachten. De barometer wordt altijd door ons geraadpleegd, eer wij „den baas" ver. lof of eenige gunst te vragen hebben, zeide onlangs een ondergeschikt amb tenaar ergens. En dit te recht, want er bestaat zeer nauwe betrekking tusschen oosten wind en slecht humeur, tusschen een zuidwester storm en blijmoedigheid. In Egypte wordien de meeste misda den gepleegd als die heete woestijn, vrind blaast en in Aigerië maakt de Arabier oproer gedurende den siroc co. In Spanje trekken ze de messen als de solano woedt en in Cuba blaast er soms een heete, droge wind; die zoo op de zenuwen werkt, dat er een fa- milis is in Havana, in welke het ge woonte is dat de leden er van niet te gen elkander spreken als d'ie wind waait, anders krijgen' ze onmisbaar hevig ongenoegen. Heeft men ornamenten van oud ko per of imitatie oud koper, dan beeft men niet gaarne dat ze er al te blin kend en mooi uitzien. Maar af en toe is het toch noodig dergelijke zaken eens te reinigen. Neem wat turfasch vermengd met spiritus, poets daarmede de ornamen ten en zij zullen schoon worden zon der daardoor het aanzien van gepo lijst koper te krijgen. Béarnaise-saus. Doe in een pan 3 eierdooiers en 1 ons boter; zet de pan in kokend water, zoodat zij er voor instaat. Roer de eierdooiers en de boter totdat de saus dikker wordt. Voeg dan daarbij evenveel jus als ge saus hebt. Indien ge geen jus hebt, verdunt gij de saus met wat bouillon. Even voor ge opdoet, voegt ge het sap van. een halven citroen toe. Deze saus is zeer smakelijk bij bief stuk en gebraad. Ziehier de verdeeling der voornaam ste talen, die in de wereld worden ge sproken, volgens een Engelsche statis tiek: Engelsch door 100 mill, menschen; Fransch door 41; Duitsch door 09; Ita. liaansch door 30; Spaansch door 41; Portugeesch door 41; Russisch door 67, en Chineesch door 300 millioen menschen. Volgens een statistiek van den Duit- scher Paul Langhans, zouden er nog buiten de Duitschsprekende bevolking 30 milioen Nederduitsch sprekenden zijn. Langhans bedoelde als Neder- Duitscli, het Nederlandscb, Vlaamsch en Transvaalsch. Het Duitsch en Nederduitsch ver- eenigd, staan dus ver boven het Fransch. Bonte steentjes. Er zijn meeniugen, die geen tegen spraak waard zijn. Medelijden hebben we allen, doch lijden wij ook mede? De ware reine liefde verheft ons boven ons zelf, maait ons goed en groot. Arbeid is de beste toetssteen van 's menschen geestkracht, en brengt hom beter dan iets anders tot levens wijsheid. en nog slechts de helft van hun pro gramma (7 wedstrijden) hebben afge werkt. Deze twee komen nu Zondag in Amsterdam tegen elkaar. De hoofdste delingen verloren in Breda na een span- nenden strijd met 2—0. In 't vorige sei zoen liep de wedstrijd in de Amstelstad uit op een gelijk spel en er is wel kans op eene herhaling hiervan, hoewel eene overwinning op 't kantje af der cadetten mij niet zou verwonderen. Toejuiching verdient het besluit van den N. V. B. om H. V. V. den niet ge speelden wedstrijd tegen H. F. C. met 5—0 te laten verliezen. Bij nader inzien mag dan gebleken zijn, dat de Hage naars minder schuld hadden dan eerst 't geval scheen te zijn, er is eene onre gelmatigheid geschied en die moet ge straft worden, ook al is de vereeniging, die haar begaat, kampioen van Neder land. Voor de Westelijke le klasse a is het wel belangrijkst Sparta—A. V. V. te Rot terdam. Mocht de Amsterdamsche veree niging, evenals hare stadgenoote Volhar ding erin slagen ongeslagen het Schut tersveld te verlaten, dan kan Sparta hare matten wel oprollen. Evenwel schijnt A. V. V. niet zoo sterk als de blauwgelen, die inRotterdam al bijzonder gelukkig waren, doch ter nauwernood aan eene minder aangename kennisma king met het beruchte' Sparta-publiek ontsnapten. De scheidsrechter werd toen op zulk eene schandelijke wijze beje gend, dat de N. V. B. zich verplicht heeft gezien de Rotterdamsche vereeniging op deze feiten te wijzen, met de bijvoeging dat bij herhaling het spelen van thuis wedstrijden zou verboden worden, voor zeker een zware, doch alleszins gewet tigde straf. Sparta passe dus op hare tel len. De tweede wedstrijd Swift (A.)—Quick kan alleen in zooverre eenige belangstel ling verdienen, wijl de machinisten nu wellicht de eerste twee puntjes kunnen binnenhalen. Nemen zij deze kans niet. j waar, dan zijn de promotiewedstrijden in 't vooruitzicht. De loting voor den beker heeft tot re sultaat gehad, dat de beide eerste klas- sers, H. B. S. en Haarlem resp. de twee de klassers Olympia en Volharding te lijf moeten gaan. Verleden jaar had de vierde ronde eerst op 24 Maart plaats. Toen werd Haarlem door II. B. S. met 6—2 geklopt en legde Volharding het te gen R. A. P. af met C—0. Er is nu wel eenige kans dat de eindstrijd weer gaat tusschen twee groote mogendheden. De Haarlemmers zullen m. i. nog 't meeste werk hebben, want de Amster dammers zijn lang niet van gisteren en konden zelfs nog wel eens voor eene onaangename verrassing zorgen. U. D. en Go-ahead weten er van mee te pra ten. De residentiebewoners hebben waar schijnlijk een zachter kostje aan Olym pia, de Rotterdamsche vereeniging, waar mede Vitesse op zoo voor haar onaan gename wijze kennis maakte, maar wel ke toch niet opgewassen zal zijn tegen de geduchte Hagenaars. AMATEUR. Voetbaloverzicht. Het ijsvermaak behoort al weder tot het verledene en er is dus kans, dat Zon dag a.s., de voetbalcompetitie weer een weinig in gangzalkomen. En 't is noodig ook, want er moet nog heel wat afge daan worden. Vooral de Westelijke le klasse moet voortmaken. H. V. V. en H. F. C. zijn "t verst met ieder 11 wedstrij den gespeeld; dan volgen Haarlem en Ajax, die elk 9 keer in 't veld geweest zijn, H. B. S. en Rapiditas met 8 ont moetingen achter den rug, terwijl Velo- citas en R. A. P. de hekkensluiters zijn De heer W. van Ivetwich, Villa Ter ras Santpoort had o.i. de beste ant woorden bij de plaatjes in ons vorig nummer. Zijne versjes luidden als volgt: 1. „Moedertje ik zou wel vragen Of 'k dat palc voor U mag dragen. Maar gij gaat een andere kant, Dus gij wijst het van de hand.'' „Een kaartjes-bureau, kom ga er eens aan Misschien dat we dan wel op reis zul- ï&i gaan. Want loopen we door dan komt er niets van En 'k houd zoo van reizen, vooral met met mijn man." 3. „Wie redt er mijn kind," zoo luidde de kreet En ziet één uit '1 volk was spoedig ge reed. Hij sprong in de vlammen tot iedere ontzet Maar behaalde de eer, want 't kind werd gered. 4. „Jongen 't is verdiende utraf Van mijn goed'ren blijf je af. Wacht, ik pak je bij de kraag En je krijgt een flink pak slaag. 5. „Bij het glanzen van de maan Zou ik gaarne met U ,gaan. „Wel Mijnheer 't verheug mij zeer Kom dan morgen. maar eens weer." 6. 's Morgens vroeg reeds bij de hand Gaat het boertje naar-zijn land. Nauwelijks komt hij bij zijn vee Of ze loopen met hem mee. .Werda. gij die daar aan 't smokke len zijt Komt er dan nooit een betere tijd Gij dacht aan mijn hand zoo ge- makk'lijk te ontgaan Maar met mijn pistool breng 'k U lie den tot slaan." De prijs ligt van af Maandag aan ons Bureau ter beschikking van den winner. Ons nieuwe prijsraadsel luidt als volgt De onderstaande nummers zoodanig in een vierkant te plaatsen, dat ze tel kens. zoowel van links naar rechts als van onder naar boven geteld het getal 65 vormen. Aldus 65 65 65 65 65 65 De nummers zijn 1, 2. 3, 4, 5, 6. 7. 8. 9. 10. 11, 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. (Ingezonden door G. v. L.) Als prijs loven wij uit een kop en schotel of zakmes naar verkie zing. PROBLEEM No. 41. Zwart (3 stukken). WW. Wm WW. abcdefgh Wit (6 stukken). Wit speelt en geeft in twee zetten mat. Oplossingen worden vóór 3 Maart ingewacht aan het adres van den redacteur dezer rubriek, Jhr. A. E. VAN FOREEST, Atjehstraat 134 te 's-Gravenhage. Oplossing van Probleem No. 39. 1 De8, Te8:, 2 da8: P Te7 of RfG2 DbS 4 Pc62 Pb5 4 Tf6f2 Tf5 4 anders2 d8D Goede oplossing ontvangen van A. v. V. te Haarlem. u dat uitdrukkelijk verzocht en nu eerst hoor ik dat u in weerwil van al les het ham toch hebt verraden. De jonge'dame, die op nogal opge wonden toon dlit verwijt uitsprak, was eene slanke, opvallend schoone ver schijning, in een eenvoudig, maar zeer smaakvol reiscostuum. Het teedere, ietwat bleek e gelaat bezat die bekoor lijkheid, d;ie alleen schoonheid niet kan geven ,de bekoorlijkheid der zie lenadel, en de donkere oogen hadden eene eigenaardig ernstig denkende uit drukking, zooals men d'ie zelden bij een meisje van twintig jaren aantreft. Maar hoe kan ik een reisplan ver. raden, dat ik zelf niet ken? verdedigde zich hare gezellin. Tot op dit oogen blik weet ik nog niet waarheen wij eigenlijk gaan, alleen weet ik dat het rijtuig ons naar Seefeld moet bren gen, dat toch in elk geval slechts een plaats is waar wij ons tijdelijk op houden en het is waar, dat heb ik aan mijnheer Von Below medegedeeld. Hij was zoo ontsteld over het plotseling vertrek, zoo troosteloos, dat ik het werkelijk niet over mijn hart kon krij gen geheel te zwijgen, en hij was dan ook al heel in de vroegte bij de hand om zelfs den bouquet te brengen dien je bij het wakker worden op het halkon moest vinden. Helaas! want bij die gelegenheid zag hij het rijtuig voor de deur staan en wist dius het uur van vertrek. Nu, ik hoop maar, dat hij ons niet op den voet volgt, dan hebben wij ten minste voor het oogenblik geen last van hem. Later mag hij mijnentwege komen. Inderdaad? Heb je er d*us niets tegen als hij ons dan volgt? Neen, lieve tante. Godidank! zeide de tante, verruimd ademende. Ik was al bang dat je met deze vlucht naar de bergen het hem onmogelijk wilde maken zijne hofmakerij voort te zetten. Bedenk toch, Valeska, welk lot je met de hand van dien man zoudt afwijzen! Hij is rijk en onafhankelijk, baron van ouden adel, majoraatsheer En u wenscht tot eiken prijs een baron van ouden adel tot neef te krij gen, wierp Valeska er lachend tus- schenin. De oude dame geraakte een weinig in verlegenheid bij deze zoo gegronde bewering, herstelde zich echter spoe dig en antwoordde met groote waar digheid: Ik wensch het eenige kind van mijn zaligen broeder bemind en ge lukkig te zien! Bemind misschien! Maar ge lukkig met een man als Kuno von Be low Waarom niet? Hij is een goed mensch. Zeker, maar ook niets meer. Onschuldig en goedhartig als een kind en daarbij ongelooflijk hardnekkig in zijne opwellingen, evenals alle be krompen menschen. Hoewel ik hem tweemaal heb afgewezen, komt hij toch voor de derde maal wedier terug en begint precies weder waar hij de laatst.9 maal heeft opgehouden. Zulke mannen kan men niet beminnen. Maar men huwt ze toch somtijds. Als men tot eiken prijs een zooge naamde goede partij wil doen, zeker. Maar op dit punt heb ik mijn eigen meening. Ja, dat weet de Hemel! zuchtte de oudie dame. Dwaze, overspannen inzichten die nooit met de werkelijk heid rekening houden. Omdat je een gevierde kunstenares bent en het pu bliek je op de handen draagt, ver beeldt je je dat het in het leven toe gaat zooals in de rollen die je speelt. Je droomt van de een of andere ro mantische liefde en omdat de aime Below niet aan dat ideaal beant woordt, wordt hij verachtelijk op zijde geschoven en toch is hij van al dege nen die je omzwermen en bet hof ma ken, de eenige die een ernstig aan zoek doet. In weerwil daarvan spijt het mij de eer van dat aanzoek te moeten af wijzen. Doe maar geen moeite, tan te! ik weet wiel dat u met Below menspant, hij heeft aan u eene on vermoeide bondgenoote, maar het is te vergeefs, ik blijf bij mijn „neen". Deze verklaring klonk beslist ge noeg, maar toch liet de oude dame haar lievelingsplan niet los. Zij had het zich nu eenmaal in het hoofd ge zet de tante van den genoemden majo raatsheer te worden en d'aar nu noch het majoraat, noch de oude adel bij zonderen indruk op het eigenzinnige nichtje maakten, werd nu de aanval op eene andere wijze beproefd. Maar, kindlief, ik heb immers al leen jou geluk, jou toekomst voor oogen. Ik weet het immers hoe wei nig jij, met je prikkelbaren trots, met je ideale opvattingen, voor je tegen woordig leven geschapen bent, dat aan velen zoo benijdenswaardig toeschijnt en onder zijne vele bloemen toch zoo. veel doornen verbergt. Ik vrees dat je dit al lang zelf hebt ingezien en je s&at toch eerst in het begin van je kunstenaarsloopbaan. Je bezit niets als je talent en dat dit ook niet bij machte is je voor krenkingen «ai vij andigheden te bewaren, dat meende ik, had je in den laatsten winter kunnen ondervinden, toen Prins Leopold je op zoo besliste wijze onderscheidde. Tante, ik verzoek u! viel het jon ge meisje haar met gloeiende wan gen in de rede. Ja, ik weet wel, je wilt daar niets meer van hooren, de zaak is immers lang ten einde, ik haal het ook maar aan om je te herinneren hoe gevaar lijk je positie aan alle kanten is, in weerwil van dén onbesproken naam dien je hebt weten te bewaren. De we reld gelooft maar zelden dat eene jon ge tooneclspeelster te trotsch is om die liefde van een Prins aan te nemen. j Ook Zijne Doorluchtigheid de Hertog scheen ernstig bezorgd te zijn, want hij zond zijn broeder hals over kop op reds en jij waart geruimen tijd in volle ongenade in de hooge kringen. (Wondt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 8