Tweede Blad, Victor Hugo in bailingschap. VERDACHT Uit dc Technische Wereld. behoorende bij „Haes-lesïu's DagbSad" van Domlonlne 27 Februari 1902 No. 5725 Door CANDIDE. De bieden zijn gevuld met herinnerin gen aan den grooten dichter, wien Frank rijk heden en volgende dagen, feesten bereid, die, openhartig gesproken, vooral de jaren van ballingschap moeten goed makent Er zijn verzamelaars gevonden, zooals overal, van anekdoten d.w.z. weinig bekende historische feiten uit 's Dich ters leven, en het heeft mij gespeten dat o.a. mannen als Brisson in le Temps, zoo diep zijn doorgedrongen in het intieme leven van dit Genie, van wien ieder bio-c graaf, in en builen zijn land, zonder aarzelen getuigt, dat hij was ,,de groot ste dichter der 19e eeuw", terwijl een geestig fransch schrijver zegt, sprekende van Victor Hugo's Vader, generaal Hugo ,,Il fut illustre par ses 'actes, mais le plus illustre souvenir au 'il laissa parmi nous, c'est son fils Victor". (Be roemd door zijn heldendaden, liet hij ons de roemrijkste herinnering achter in zijn zoon Victor.) Dat ingrijpen in het persoonlijk leven van mannen of vrouwen van beteekenis heeft mij altijd gehinderd, omdat ik zoo gaarne enkel „l'Oeuvre" zie, het Werk dier hooger staande wezens, enkel dat gene voel, wat zij gelegd hebben in hun geschriften. Maar. om bij Victor Hugo te blijven, wil ik "s Meesters „Centenaire" mee vie ren, zij het ook op Holland's bodem, zoo wil ik vieren zijn werken die hij ons liet, de werken die zijn ziel bevatten en waaruit nog zijn hoog verheven geest ademt. Ik voel vooral veel voor zijn penne- vrucht uit den ballingstijd, omdat de ernst des levens er meer uit spreekt dan de haat tegen hen die hem verbanden. Daarvoor moet men men sterk zijn. Want Victor Hugo is zeer ernstig; door zijn verzen stroomt kinderlijke vroom heid 1UI die jong reeds riep: „Bewaar mijn hart voor twijfel, Heer!" en die ons toeroept .wanneer de twijfel ons aangrijpt: „Naar boven 't oog, naar boven 't hoofd!' „Daar werd geen licht, ooit uitgedoofd 1'" Mij trekken het meest aan die heer lijke strofen uit „feuilles d'automne", (herstbladen), uit „Cliants du- Crépus- cule" (zangen der schemering), of die uit „les Rayons etles Ombres" (stralen en schaduwen). En dan vooral zijn „Chanson des rues et des bols" zijn Straat- en boschliedjes, wat zijn ze heerlijk! Ik ken ze uit 't hoofd, „par C.oeur" zegt de Fransch- man, dat klinkt mij gevoeliger en ik zou ze u wel alle in onze taal willen vertolken, hoeveel ze er ook door ver liezen zouden. Laat mij het genoegen smaken er u een paar voor te zingen, ze zullen u stellig niet vervelen, want ze zijn toch zoo lief, zoo rijk, zoo verheven, en ook zoo eenvoudig en zoo teer, die liedjes. Het zijn pareltjes. Luistert even naar deze verzuchting: Wat bleef ons weinig over, Ons menschen van één dag, Nam God der bloemen lover, Nam God der liefde lach! Hoe vindt ge deze gedachte? De smarte is een vrucht, die God al leen laat groeien. Aan takken sterk genoeg, haar dra gers eens te zijnl Het was in de rijke natuur van Guerni- sey, het eiland in het kanaal, waar de dichter, de meeste jaren zijner balling schap doorbracht, dat hij zong: Die Meimaand is toch schoon, haar kleed wordt daaglijks lichter Zij schikt Natuur gelijk de koorknaap 't altaar siert! Aan groene twijgen hangt ze 't bruids kleed voor den Dichter, Die straks in 't kleine nest al jub'lend hoogtij viert! Vol ernst geeft hij ons een levensles, als hij zingt: Waak met zorg, bid met vuur Werk, maar denk aan 't scheidensuur. Geslingerd door zijn ballingschap, ging dat rijke brein vaak verder en zag een vraagteeken waar zijn blik ook waarde: Van waar? Ik weet het niet. Waarheen? Dat mocht ik weten Ze gaan van mensch tot mensch, van golf tot golf, die kreten 't Al gaat, 't al komt, 't al sterft, 't al vlucht!... Itnllhlon. Naar het DvAtsch van E. WERNER. Geheel mijne meening! stemde mijnheer Von Below toe. U hebt dat heel mooi uitgedrukt. U bevalt mij zeer. Wat is u eigenlijk? Waarschijn lijk een schilder. -Ik neen! Waarom? Omdat u zoo op het romantische van het bosch verzot zijt. Ik houdt er volstrekt niet van, dat wil zeggen in de werkelijkheid-, op schilderijen heb ik er niets tegen. U vergist u, zeidie de vreemde ling met een vluchtig lachje. Ik ben geen kunstenaar, tot nog toe was ik hij het leger, maar denk mij voortaan aan de landhuishoudkunde te wijden. De majoraatsheer werd: opmerk zaam. Landhuishoudkunde- dat was zijn vak, daar stelde hij belang in en hij nam zijn metgezel nu wat nauw- Moar ge kunt ze vinden, die lieve ge- dachlen, weergegeven door de beste 011- zers Dichters en ik zou u Victor Hugo In ballingschap beschrijven, zooals ik het uit den mond hoorde van personen, die hem geleend hebben, die hem zagen en met hem spraken en die met hem mee leefden. Ik laat een hunner aan 't woord. „Het was te Brussel waarheen Victor I-Iugo vluchtte, toen 2 December 1851, Na poleon III, later door hem als „Napo leon le Petit" beschreven, het keizerrijk wist te restaureeren! Intiem kennen deed ik den persoon des Dichters niet. Enkel had ik eenige stro fen mijner poezie of rijmelarij als ge wilt, aan zijn machtig oordeel onder worpen. Maar als Dichter, als Incarna tion de l'ame Universelle" els helicha- melijking eener Wereldziel. kenden wij hem reeds lang, wij de jongeren in België. Toen het dan ook bekend werd in on zen kring dat Victor Hugo, als werkman verkleed de grenzen van Frankrijk was overgetrokken en reeds in de vrij een voudige herberg ,,1'HoteJl de la Porte Verte" kost en inwoning had genomen tegen 3 fr3 25 per dag, toen beraamden wij het plan, den Meester ergens onder dak te brengen, waar hij rustig bezig kon zijn met zijn rijken- geest. En we vonden een plekje, dat zeer ge prezen werd door den Dichter, omdat hij daar omringd was van prachtstuk ken door geen millionair te betalen! Wij vonden een woning op de Grand' Place te Brussel, op dat Juweeltje uit den ouden tijd, waar drie ramen aan de straat den Dichter gelegenheid gaven, Stadhuis en Gildehuizen dagelijks te bewonderen. Maar dat was niet alles. Neen, daar bleef het niet bijl Ieder onzer zond naar deze woning minstens één stuk huis raad en de Meester, hoewel hij zich toen roeds, dank zijn machtige pen, weelde rig had kunnen inrichten, versmaadde onze offers niet. Om u een staaltje te geven, hoe rijk hij in taal des geestes onze geschenken beloonde, moge 't volgende briefje die nen, door onzen vriend, den dichter André van Hasselt ontvangen ni het zen den van een canapé. ..Mijnheer en waarde Collega, gij overlaadt jnij met weldaden, ge zendt mij een canapé, aan mij die u te Parijs nog geen „fauteuil" kan aanbieden, wat ik trouwens zeer betreur voor de „Acadé mie francaise", en voor hare veertig leden, waartoe ik behoor, en die er elk een bezitten, omdat het niet kwaad zou zijn, er eenige van te vervangen 1) door u en door Belgische vrienden van uw kaliber! „Wat mij betreft, ik leg mij op uw heerlijke rustbank om er te genieten van uw schoono en vooral goede verzen. „Maar weet ge wat ik er ook wel eens bij denk als ik daar lig: O, menscheiijke ondankbaarheid! Daar staat mijn koffer die ik meebracht uit het vaderland, en die ik zoo goed ik kon dra peerde, met kussens bedekte en dus tot zetel bad geproclameerd. Door één slag, door één stoot een dynastie gelijk is ze nu onttroond! En ik, van Spartaan werd ik Sybarietl Maar de geest blijft waken, vrees niets! Spoedig zult ge mij zien aan de voeten van Mevrouw van Hasselt, om haar mijn hulde te brengen en om u de hand te drukken. VICTOR HUGO. Charles Rogier, toen minister, zond Victor Hugo een dozijn zijner hemden „en attendant mieux", zeide hij. Toen vrouw en kinderen later met hem vereenigd waren, trok de familie Hugo naar de place des Barricades, altijd te Brussel, waar vooral zijn zoons Charles en Francois Victor het inwendige voor hun vader als studeervertrek bestemd, recht gezellig maakten. Inmiddels was Victor Hugo naar Guernesey vertrokken, waar hij zijn „Travailleurs de la Mer" maakte. Ge kent immers allen de Genestet's heerlijk Lied „Arme Visschers"? Welnu, dat is van hem, van Victor Hugo en hoe meesterlijk onze de Genestet het ook weergaf in onze rijke taal, degedach- ten vooral de laatste waarom alles draait kwamen van den Denker daarginds ge zeten „op de rots van gastvrijheid en vrijheid" zooals hij 't eiland noemde! Is 't niet kostelijk als Huib zegt: Kom haal de kind'ren, loop!... Wat is 't? Dus in gedachten!) Te duivel, vrouw ben jij er tegen bij ge val Maar Geerte vliegt naar 't bed en juicht: „Ze zijn er al!" Bij zijn terugkomst, o droevig, droevig verleden! klonken er kreten van vervloe king onder zijn ramen en den volgenden dag durfde bet Belgische gouvernement hem een koninklijk besluit thuis zenden, waarbij hij „uit den Staat werd gezet!" keuriger op. Het jonge mensch zag er heel fatsoenlijk uit, hij hadl zelfs iets voornaams, maar hij reisdte te voet, dus in elk geval een arme kerel wiens beurs niet toeliet een rijtuig te ne men, maar dit dleedi niets af van die ingenomenheid die Kuno von Below voer hem gevoeL-die; hem beviel de ern stige, mannelijke verschijning en bo vendien was de vreemdeling hem zoo vriendelijk tegemoet geltomen en had zich aangeboden om hem den weg' te wijzen zonder te weten dat hij de eer had dien majoraatsheer van WaKers berg te begeleiden. Dus landbouwkundige! herhaalde hij. En u hebt zeker nog geen betrek- Icing als u nu eerst het leger hebt verlaten? Hebt u iets goeds geleerd? Ik hoop het ten minste. Dan wil ik u een voorstel doen kom bij mij op Waltersiberg. Tegen den herfst komt daar de betrekking van tweeden opzichter open, een zeer goedie positie. Driehonderd gulden traktement, vrije woning en een grati ficatie met Kerstmis. Hoe dlenk u- daarover? Om de lippen van dien vreemdeling kwam weder een verdachte trek, als kampte hij tegen een onwederstaan- baren lust tot lachen. Mevr. Victor Hugo senreef dan oou eenige maanden later aan haar neef Al fred Asseline: „Wanneer mijn man terug mag lceeren weet ik niet. Hebt ge hem verteld hoe ons nestje er nu uitziet? In het paviljoen, vor hem bestemd, zijn de werklui nog altijd bezig". En toen latev, veel later Mevr. Victor Hugo, de edele vrouw, stierf, zij Adèle Fouclier, van wie de Meester gezegd bad „Een bloem van schoonheid, wier geuren enkel goedheid aamen." toen was de dichter opnieuw in België, doch mocht het lijk slechts vergezellen tol de grens en niet naar Villeauier waar zijn gade wenschte te liggen in haar fa miliegraf. Wat werd Victor Hugo dikwijls geïn terviewd in zijn ballingschap. Getuige onder duizenden de verklaring van Ju les Claretie, toen eenvoudig nieuwtjes verzamelaar reporters van naam hou den mij dit woord ten goede die den dichter te Brussel bezocht en met punc- tueele nauwkeurigheid 's meesters- ge laatstrekken, zijn opgewektheid en zijn lust tot werken beschrijft. Jules Claretie, nu directeur van het „Huis van Molière", spreekt zelfs over zijn kleeding, zijn rood flanellen hemd, over zijn handdruk niet teer of slap, maar mannelijk flink. Zijn stem was niet die van den balling; ze was helder, en wat schel in het vuur der rede. Mij overblufte hij bijna, zegt Claretie door zijn komisch: „Eh bien, me voici, feuilletez moi". (Daar heb je me nu, doorblader me maar!) Ook België zal heden het Eeuwfeest (18021902) van den Dichter en Denker vieren, en ook daar zal het zijn een streven naar ultwisschen van aangedaan onrecht. Dank zij de gebeurtenissen van 1870— 71 zag Frankrijk de Hugo's weder mi ie der weet dat de grijze dichter, die ook zulk een groot kindervriend was, er nog menig meesterstuk schiep, waar van getuigen „L'Année terrible", in 1872; „Quatre-vingt-treize in 1874; „L'Art d'ètre Grand-père" in 1877 en vele meer, totdat hij er den 12en Mei 1885 overleed en zijn stoffelijk overschot er in het Pantheon werd bijgezet. 1) (Hugo gebruikt hier den weinig lof- felijken titel „velche" dat onkundig en smakeloos mensch beteekent). Letteren en Kunst. Teutoonstelling. Het Comité voor de Nederlandsche af- deeling op de tentoonstelling voor deco ratieve kunst te Turijn, doet een beroep op de medewerking zoowel van Kunste naars als van Industrieelen om alle krachten in te spannen, opdat onze am bachtskunst in dezen internationalen wedstrijd een goed figuur zal maken. De tentoonstelling te Turijn biedt eene goede gelegenheid aan om te toonen wat Nederland op het gebied der decoratieve kunst en der kunstambachten vermag voort te brengen en te bevestigen, dat een klein land in zijne kunstuiting voor grootere landen niet behoeft onder te doen. Doch hiertoe is de samenwerking van allen, wier belangen daarmede zijn gemoeid alsook van hen, die er prijs op stellen, dat ons land op waardige wijze worde vertegenwoordigd, noodig. Op Hoop van Zegen. is te Moscou opgevoerd door het Gezel schap voor Kunst en Literatuur. De part. corr. van het „Hbl". schrijft hierover o. m.: „Op Hoop van Zegen" in Rusland... „Op Hoop van Zegen" door dilettan ten... „Op Hoop van Zegen" en bal nè Dit lijlct nu alles wel 'n zonderlinge combinatie, en menigeen zal, gelijk ik deed, z'n hart vasthouden bij de gedachte wat daarbij van Heyermans' tragisch „spel-van-de-zee' moet terecht komen. En daarom moet al dadelijk de beken tenis voorop, dat deze liefhebber-voor- stelling getuigde van 'n ernstige voor studie en respectabel kunnen, dat ze in menig opzicht de Duitsche première van 't Heine-ensemble zou kunnen bescha men. Ik spreek hier niet van de kos tuums, die jammer genoeg 'n wat al te phantastisch-middeleeuwsch karakter droegen. Maar 't samenspel env de ver schillende rollen op zich zelf waren met 'n enkele uitzondering goed verzorgd en verdienen een woord van bijzonderen lof. Vooral roemt de schrijver den heer Wladimiroff, die de partij van Geert ver vulde. Ook de rollen van Jo, Saart, Si mon en Bos waren in zeer goede han den. Het minst voldeden Kaps en Kniertje. U is wel goeid, mijnheer Von Be low, ik vrees alleen Nu, wat u nog niet weet, kunt u immers leeren! vie.1 hem Below in de rede, d!ie zich genoopt voelde het jon ge mensch te hulp to komen. Mijn hoofdopzichter is zeer bekwaam en zal u wel op de hoogte brengen. Hij is zeker wel wat ruw; die fijne herte- leenen handschoenen, die u daar draagt zal hij u bijvoorbeeld wel da delijk afwennen ,dat is bij ons geen gebruik. Hij zal zeker wel tegenwer pingen maken dat ik u zoo zonder ge tuigenissen en aanbevelingen aan neem, maar u bevalt mij en dat is de hoofdzaak. Daar staan wij al weder voor een stuk van dat verwenschte romantische! Moeten wij hier naar be neden? De laatste woorden golden den weg. die hier plotseling in een bijzonder schilderachtige kloof steil naai- hene den liep. Mijnheer Von Below, die geen bergbeklimmer was, bleef beden kelijk staan, maar zijn metgezel be moedigde hem. Het is de laatste moeilijkheid die u te overwinnen hebt, daar beneden komen wij op den straatweg. Leun maar op mijnschouder, zoo zal het wel gaan. Victor Hugo De Victor Hug.»-feesten le Parij* begonnen Dinsdag met de ontvangst van delegaties "P bet stadhuis, spee ches, concert en lunch. Heden is do groote dag met h d Pantheonfeest dat om 10 uur beg*.it en waarbij de minister Leygues en de heer Uano- taux redevoeringen zullen houden, muziek zal worden uitgevoerd door orkest en koor, verzea van en aan Hugo gedeclameerd door Mouneti-Sully, Bastet, Segond Weber. 's Middags hij de overdracht van het beeld van Bar rias aan de stad Parijs zal o.a. Paul Meurjce, de vriend van Hugo, spre-: ken. 's Avonds op het plein dat naar Victor Hugo genoemd wordt groote verlichting. Op 2 Maart is de groote plechtig heid op de Place des Vosges, waar Victor Hugo woonde in het huis waar in het Hugo-museum zal worden ge vestigd. Daar zullen ook muzika-le cn letterkundige voordrachten gehouden worden, 's avonds bij electrisch licht: dit feest zal van vijf uur 's middags tot twee uur 's nachts duren. Tusschen 26 Febr. en 2 Maart zul len de gedelegeerden uit de provincie en het buitenland op allerlei manie ren worden bezig gehouden, ook nog mot feesten op het stadhuis en derge lijke Correspondentie. TV. Fiets en Automobiel. Met dit onderwerp, geachte lezers, begeven wij ons op het gebied: dier nieuw-modische voertuigen, zeker in teressant genoeg om stof voor een min of moer uitvoerige beschouwing op te leveren. Welhaast verwachten wij den tijd weder, dat we langs veldien en wegen zullen kunnen zweven op ons getrou we stalen ros, dat thans kalm zijn winterslaap slaapt, slechts wachtend op goede wegen en een helder lente- zonnetje om u zijne diensten weder aan te bieden. Want ik onderstel dat de fiets nog steeds uw lieveling is, en zoo ja, dan zal u een kleine be schouwing over haar u niet onaan genaam zijn. „Maar wij weten er immers ai ge noeg van... hoor ik in gedachten eene eenigszins ontmoedigde fietseres mij tegenwerpen. ,,Ja, ja, geachte dame, u weet er al heel wat van" zou ik. haar met een beleefden hoofdknik gaarne toe stemmen, „maar niet in dien zin zooals ik dit onderwerp thans eens wil behandelen, voor een ieder, die er belang in stelt." Laat mij u eens vragen of u met juistheid weet, wat een imitatie Dun lop-band is. „Zeker", zult ge zeggen, „dat is een heele slechte band, een duurkoop je, dat iemand) den lu9t in het fietsen voor eens en voor altijd' zou benemen." Dat ia een antwoord van uw stands punt en in 't algemeen zeker niet van eenige waarheid ontbloot, doch waarover nog veel te zeggen valt, in dien u de zaak van alle zijden eens werd blootgelegd. U heeft bepaalde lijk op 't oog een band, die in 't ge bruik minder goede eigenschappen vertoonde, elite een teringachtig be staan met daaraan onafscheidelijk verbonden slecht weerstandsvermogen voortsleepte en aldus te spoedig tot zijne vaderen verzameld werd en u aan het eind een zeer hooge dokters rekening bezorgde. Laat mij daarom eens voor het oogeriblik aan den band vasthouden, de kern van het wielrij-genot, het „vi-; tale deel van het rijwiel en lichten daartoe eenige bladzijden uit de ge schiedenis dier banden-indusrie. In Engeland leefde een zeer onder nemend en schrander mj*h, J. B. Dunlop geheeten, er van beroep ca- outchouc-fabrikant. Lang peinsde hij er op, de in zwang zijnde lucht banden voor rijwielen, die de verou derde „solid" en „cushion-tyres", zijnde de dichte en de buisvormige banden, hadden vervangen, te ver beteren. Vooral met het oog op een sneller afnemen en omleggen bracht hij eene wijziging aan in de constructie der buitenbanden en vond een andier ven- til of iuchtklep uit, dat in de behan deling gemakkelijker was. Zijne vinding verbeterde aldus de „kwaliteit" van den band niet, doch Ja, zoo gaat het! zeidie de majo- raatslieer, zeer in zijn schik dat de nieuwe opzichter zich als een uiterst bruikbaar en gedienstig mensch liet kennen. U schijnt goed vertrouwd met de bergen te zijn, misschien is u wel uit dezen omtrek afkomstig. Waar is u eigenlijk geboren? Op Rozenburg, iri de nabijheid der Residentie. O, het hertogelijke lustslot! Dan is u vermoedtelijk de zoon van den slot voogd! of zoo iemand? De gevraagde maakte eene kleine beweging nnet het hoofd, die even goed voor oen „Ja", als vootr een „Neen" kon doorgaan. Mijnheer Von Below dacht het eerste en klopte zijn metgezel vriendelijk op den schouder. Dat doet mij genoegen, ik stel er prijs op dat mijne menschen van fat soenlijke familie zijn, ik kon u diat da delijk aanzien. U kunt onbezorgd zijn, mijne fa milie is zeer fatsoenlijk, antwoordde het jonge nuensch lachend. Maar daar is eindelijk die straatweg. U kunt den weg nu niet meer missen, daar ligt Seofeld, dat u in een half uur kunt bereiken, die weg loopt er recht op aan. Ik blijf op het boschpad. Neem liever clen straatweg, zeide wel de „technische constructie", zoo- als do oudste fietsrijders zich nog wel zullen herinneren. Men denke slechts aai» de uitstekende, maar las tiger te behandelen Bavtlett-banden. J. B. Dunlop richtte een maat schappij op om zijne vinding, welke hij patenteerde te cxploiteeren en... do Dunlop-band werd d e wereldband Iibij uitnemendheid. Hij bezat alle eigenschappen, welke oen goede rij wielband moot bezitten en... was ver- schrikkelijk duu»*. Vandaar dlat liet langen tijd een luxa was om op Dunlop-banden te rijden en menigeen zelf trotsch om, al was 't maar een „lialfsleetje" van zoo'n exomplaar, om de velg van zijn karretje te kunnen leggen. Thans ia dit veel veranderd, bij meer algemeen gebruik zijn die ban den ook goedkooper geworden en zijn ook ontstaan de imitatie- of namaak- Dunlop-band'en. Daar de Dunlop-band eene uitvin ding is, gepatenteerd in alle landen, die eene patentwet hebben, mag zij in geen dier landen worden gemaakt of als namaak ten verkoop worden aangeboden, op straffen bij de wetten bepaald, tenzij met toestemming (li cense) van den uitvinder. Nu be staat er in ons land geen patentwet ert kan men hier zonder vrees of blo zen Dunlop banden namaken en bin nen de grenzen van het Koninkrijk en dieszelfs Koloniën ten verkoop aan- biedien. Aldlus ontstonden er in ons land tal van fabrieken, waar men met meer of minder goeden uitslag dezen namaak vervaardigde en „hic jacet lepra" hier schuilt dte kern van het kwaad. Tal van personen, die vroeger zelfs nooit een stukje gutta-percha hadden aanschouwd en soms een „blauwen Maandag" im een bandenfabriek had den gewerkt, vestigden zich als fabri kanten van d)it artikel en dikwijls zelfs met gunstigen uilslag. Om een rijwielband goed te maken is natuurlijk in de eerste plaats goed materiaal noodig. Dit nu is te ver krijgen, uit het buitenland. Het z.g. caoutchouc buitendek, het .canvas, dat de hfinnenbekleeding vormt, de stalen hoepels, de ventils, de binnen band, deze laatste in iedere lengte en gepraepareerd om „gelascht" te kun nen worden, een Duitsche brief en wat crediet zijn voldoen dte om zich dit alles te verschaffen, soms ook wel zonder crediet. Al die artikelen varieeren in prijs naar kwaliteit, zooals vanzelf spreekt en vandaar ook wat er vair vervaar digd' wordt. Zoo kwam „de klad" in de banden. Men, onder deze „men" ook begre pen die rijwielhandelaars, de eerste klad zondebokken van de wielrijdende wereld, werd gaandeweg de dupe van den nasmaak ,die onder „origi- neele" prijzen te koop werd aangebo den, met de geruststellende garantie bepalingen daarbij gulweg gegeven, maar niet altijd getrouw nagekomen. Doch daarbij niet langer stil gestaan ik zou mij daarvoor weer te veel in 't algemeen bekende hegeven. Evenals de waarheid ten slotte over leugen en bedrog moet zegevieren, zoo ging het ook met de knoeierijen in deze indu strie. Weldra voelden de industrieelen dat, wilden zij zaken blijven doen en geld verdienen, zij dan ton minste waar voor het geld moesten leveren, aldus kwam een verbetering, maar in- tusschen nam begrijpelijker wijze de vraag naar echte Dunlop-banden we der toe. Hoe het daarmede intusscheni ge steld was geworden, hoop ik in een volgende correspondentie te fcnogen behandelen. Gemengd Nieuws. Belangrüke overblijfselen. Eenige maanden geleden zijn te Pi- kermi, een plaatsje in Attika, dlclit bij Athene, op een landgoed van den oud- minister Skousio, een aantal beenderen van „voorwereldlijke" dieren gevonden. Bij nader onderzoek is gebleken, dat daar als 't ware een bewaarplaats was van honderden dergelijke fossielen, van wellicht ten gevolge van een overstroo ming of aardbeving er heen gevluchte dieren. In 80 kisten zijn die overblijfse len naar de Academie van Athene over gebracht, waar een zaal er voor zal wor den bijgebouwd. Daar het Britsche mu seum de opgravingen heeft bekostigd, heeft de Griekscho regeering toegestaan dat duplicaten, naar haar keus, naar Londen worden overgebracht. Er zijn do majoraatsheer, dïe bet vervelend vondi het verdero van don weg alleen te moeten, afleggeu waardoor do leans op verder gebabbel verdween. Ge wilt immers ook naar Seefeld en dan kunt ge ook mijn paletot dragen, hij wordt mij in de warme zon to lastig. Daar bij nam hij de plaid van zijn® schou ders en wilde diie zonder meer aan den ander toereiken, toen deze plotse ling een stap achteruit deed en zich in zijn voile lengte oprichtende den jon gen baron met een vreemden blik van het hoofd tot de voeten opnam. Het spijt mij, mijnheer Von Be low, maar ik heb haast en verkies den kortoren weg. Tot wederziens! Hij lichtte oven den hoed en mot een handbeweging die hoewel vrien delijk, toch zóó voornaam was alsof hij den majoraatsheer vergunning gaf zich te verwijderen, ging hij in het bosch terug en vordween tusschen de hoornen. Kudo von Below stond midden op den zonnigen straatweg met zijn plaid in de hand en een erg verbluft ge zicht, Het duurde eenuige oogenblik- kon voor hij de zaak goed hogreop, toen echter schudde hij liet hoofd en zeide halfluid: Ik wilde wel dat ik hem niet voor opzichter had aangenomen eenter ook unieke exemplaren bij, 4i« te Athene blijven en daaronder van tot dusver onbekende soorten. F.r zijn o. a. gevonden 12 geraamten van neushoorns, 36 van een kleine antldiluviaanscho paar- densoort (hipparium), van dinotherium, he Lludot herin m 'enkel in Griekenland voorkomende), somothcriuin ('t eerst op Samos gevonden, dat bijzonder rijk is aan fossielen), gazellen, wilde zwijnen, schildpadden, slangen, ecu apensoort (missopithekos), antilopen, muizen, mas todonten, hyena's, faisanton, schelpdie ren, enz. Opgravingen, in andere dee- len van Griekenland gedaan, ook op da eilanden, hebben overal fossielen van allerlei aard aan bet licht gebracht, te Megalopoli twee lagen één uit den tijd vóór en één uit den tijd na de verschij ning van den mensch op aarde. De eer ste die ook olifanten bevat, ligt boven een steenkolenlaag. Spot i Leon Bourgeois en al zijn collega's ter Haagsche vredesconferentie hebben be sloten aan den Czaar een prachtig ta pijtwerk aan te bieden van zeer groote afmetingen, in Frankrijk uitgevoerd en ontworpen door den schilder Charles Toché. Op het eerste plan ziet men den Vrede, die een steigerend krijgsros vast houdt, terwijl hij met breed gebaar de volkeren troost, die naar hem toesnellen als om het heil te vinden. Bovenaan heeft de schilder de portrettten van alle medewerkers aan de groote vredesidee verzameld. Hoewel eerst het plan bestond, een af beelding hiervan aan president Kruger te zenden, heeft men van dit plan af gezien. Dat is maar goed ook. De Liverpoolsche bankoplichter Gondie. die de bank waar liij bediende was voot 170.000 pd. st. heeft benadeeld, is veroor deeld tot tien jaren dwangarbeid. Do voornaamste medeplichtige, Burge, die Koudie had opgezet tot de oplichterij, kreeg een even zware straf, twee andere medeplichtigen kregen elk twee jaar dwangarbeid. De arme adel van verschillende landen is er op uit zijn blazoenen te vergulden met de kapitalen van bnrger-millionairs. Dit is niets onge woons, maar zeldzaam brutaal is toch wat de „Morning Leader" meedeelt over dergelijke geldhengelarij. Voor eenigen tij dwerd aan een aantal Engelsche no tarissen een rondschrijven gezonden van den volgenden inhoud: „Een Engelsche markies, behoorend tot een zeer oude familie, wenscht on middellijk een dame te trouwen niet for tuin. De leeftijd uiterlijk van de betrokkene doen niets ter zako. Mocht zich onder uw cliënten een dame bevin den, die den titel van markiezin wilde koopen voor 300.000 gulden, onmiddellijk uit te betalen aan den echtgenoot, en bo vendien kapitaal bezit, dat haar in slaat stelt volgens haar. staml te leven, dan zoudt u mij zeer verplichten met mij in correspondentie te treden. „Ik zou dan de ontmoeting kunnen hPbben op uw kantoor Ik verzoek u deze mededceling te beschouwen als strikt vertrouwelijk. De echtgenoot betaalt u een goede som wanneer alles in orde is. „P.S. Het verleden van de betrokken persoon moet navraag kunnen lijden. Geen gescheiden vrouwen. Enkel jonge dames of weduwen." Deze circulaire is onderteekend door een voorname adellijke dame en het is duidelijk gebleken, dat men niet met een grap, maar met een ernstig bedoelde zaak te doen heeft. Door de sneeuw. In Piemont (Opper-Italië) is geweldig veel sneeuw gevallen. Het verkeer is ge stremd. Vele dorpen zijn van do buiten wereld afgesneden en heele kudden vee zijn omgekomen. Koude in Oost-Azië In Korea heersclit zulk hevige kou» de,, dat honderden van menschen dood- vriezen. De beproeving is des to moeie- lijker te doorstaan, daar tevens groot ge brek heerscht aan levensmiddelen, Noodlottige gebeurtenis. Een onderwijzer te Chamouilley had strychnine in alcohol opgelost, om er de uitwerking van na te gaan op kleine vogels. Zijn vrouw at een pruiin op. die in de oplossing gedoopt was en op tafel lag. Zij is aan vergiftiging overle den. Rechtsch. Is de mensch rechtsch door opvoe- tling, van nature of door gewoonte? het ontbreekt den man aan het nood'ige respect! Daarop ging hij onder voortdurend hoofdschudden don straatweg op en kwam dan ook na monigen zweetdrop pel te hebben vergoten gelukkig in Seefeld aau. Sobald en zijn ondergeschikte be vonden zich nog steeds in hot tuintje, dat het voorrecht had naar alle zijden een vrij uitzicht to bieden. Zij iuul- dien zich daar hun middagmaal laten brengen om zondier opzien te haren hun observatiepost te kunnen blijven innemen, want de gronden voor ver dacht houdien werden elk o Ogenblik sterker. De vreemdeling, diie een uur na de dames gekomen was, had zich ook naar de pastorie begeven en wad nog niet weder te voorschijn gekomen; diaar men er gevoegelijk niet kon binnen dringen, bleef er voorioopig niets over dan zoo scherp mogelijk uit to kij ken'. Door dit uitkijken viel nu ook Kuno von Below in het oog, die ver hit, afgemat en zeer slecht gehumeurd bij de herberg aankwam cn dadelijk een nieuw voorwerp van beschouwing voor de twee beambten werd. Ditmaal nam Sobald! het zelf op zich om don nieuwaangekomene te gaan uithoceiv

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 5