Staaltje van oplichting.
is haar best toevertrouwd! Jonges ja,
dat moet ik Nellie es vragen, hoe die
ever dat plannetje denkt!
En Leentje klapt in haar handen,
de vroolijke I-een, als ware ze reeds
de uitverkoor'ne voor de advertentie
„Huishoudster gevraagd!"
En nu dat epistel schrijven. Eerst
op 'en kattebelletje en dan Nellie laten
lezen:
„Geachte mevrouw!
„Gaarne reflecteer ik op uwe ad
vertentie in het Haarlem's
„blad, waarin door u een Huis
houdster wordt gevraagd'. Ik ben 42
„jaar, P. G., en kan goed met die
wasch omgaan.
„Ook kan ik goed omgaan met zie-
„ken, en was als zoodanig twee jaar
„te Bloemendaal op den Rozenhof bij
,den heer en mevrouw Van Berkel
„in betrekking, die zeker gaarne d<e
„beste getuigenis over mij zullen af-
leggen.
„Mijn oom die kantonrechter van
„den Abeele, te Ondterdendam, alsme-
",de mijn neef Charles Lamoureux,
journalist, te Brussel woonachtig,
^zullen ongetwijfeld ook de beste in-
„formatiën willen geven en
Nou ja, dat einde zal ik wel in den
brief zetten as ie klaar is, maar eerst
Nellie laten lezen!
En Leen naar "Nellie, het aange
trouwde nichtje, de dochter van den
heer en mevrouw van Berkel, bij wie
ze logeerde.
Nellie, zonder bepaald een savante
te zijn ,wist Leentje dadelijk te ver
tellen dat de T achter wasch geheel
overbodig is!
Maar dat leugentje om bestwil bij
d'r pa en ma, dat vondl ze zoo heel erg
niet, diat zou ma wel aandurven en
dat ze oom v. d. Abeele genoemd had,
dat vond ze heel best! Zou ze niet lie
ver in plaats van dien eef Lamoureux,
haar man noemen, die toch zoo be
kend was in de stad!
Leentje, vormelijk-beleefd. omdat ze
logeerde al zoo lang weet je bij
Nellie en haar man, waagde geen be
merking over het dooie, alleen geld-
afwerpende vak van den echtgenoot,
en antwoordde zeer kiesch en volko
men ad rem. dacht ze, dat 't gezin
„deftig" was en dat je zoo'n beetje
naar stand moest zien in de opsom
ming der referentieën. Dat beviel Nel
lie niet erg ,en ze stelde voor een ver
dieping lager te gaan en stand no.
zooveel eens te polsen!
Ja maar, zoo bedoel ik 't niet, zei
Leentje, die al bang was altijdi door
het tè lange logeeren gediweëer gewor
den dan ze van nature was dat die
man door zoo'n passeeren in zijn eer
en waardigheid, zich beleedigd mocht
gevoelen
De verdieping lager werd bereikt.
Nellie's man werd geïnterviewd en
bleek dadelijk geheel op de hoogte der
situatie, o, geheel! Als een echte dwin
geland maakte hij het Leentje duide
lijk, dat ie niet de geringste behoefte
gevoelde zijn naam óók in den brief
vermeld te zien, er bijvoegende: al
staat ook m. i. dat m. i. deed 't 'em
de koopmansstand verre boven het
reporteeren!
En de brief, na nogmaals herlezen
te zijn, werd toevertrouwd aan de post
administratie, die zich uitstekend
kweet van haai* plicht, want drie da
gen later, wat zeg ik, twee en een
halve dlag daarna, las Leentje het vol
gende van een bijna vierkant velletje
zwaar velijn post:
Mejuffrouw.
In antwoord op uwe sollicitatie ver
zoek ik u, Maandagmorgen, te 11 uren
precies, u wel te willen vervoegen aan
onderstaand adres.
Mevrouw KLEIN VAN DRIEBERGEN
Erasmussingei 277,
Rotterdam.
En Leentje ging. En Leentje kwam
terug bij Nellie en haar man, en nog
denzelfden dag had het volgende ge
sprek plaats tusschen den heer eai me
vrouw van Berkel ten eenre en Leen
tje ten andere:
Leentje: En hier heb ik nu het
lijstje, waarop ik „alle leugentjes om
bestwil" noteerde. U weet het dus
wel, niewaar mevrouw? Ik ben maar
42 jaar, was 2 jaar bij u in betrekking
op den Rozenhof te Bloemendaal, waar
ik u beiden, toen lijdende, voorbeeldig
verzorgde.
De heer v. B.: Hm! Wat 'n leu
gens!
Leentje: Nu komt de dame ziet
u, zij was de dochter dei- ouwelui, die
iemand wagen overmorgen getui
gen halen, dus
Overmorgen kwam en de heer van
Berkel had dien dag een onoverkome
lijke passie voor Zandvoort en de dui
nen! Wat ie nooit deed, deed ie toen:
Hij ging dadelijk na 't ontbijt, eens
flink kuieren, zooals ie 't noemde, en
zou wel ergens koffie oploopen!
Toen ie 's middags tegen 4 uur weèr
boven water kwam, was Leentje er
ook, die hem wel hartelijk bedankte
waarvoor? Omdat ie weg was ge
bleven? Enfin, ze vertelde hem met
kinderlijke blijdschap, dat ,,de dain'e"
uit Rotterdam getuigen was komen ha
len, en dat alles, alles best „was ge
gaan."
En Leentje nu met recht Eleono-
re trad 1 Mei in dienst, in die hei
lige overtuiging dat „een leugentje om
bestwil geen zonde is".
de valsche politie chef en reed in ga
lop weg.
Den volgenden morgen begaf zich
de bankier op het afgesproken uur
naar het hotel van generaal Georgoli,
die hem vriendelijk ontving en naar
de reden vroeg van zijn bezoek. Die
vraag bracht den bankier in niet ge
ringe verlegenheid; hij zag de.n gene
raal eens oplettend aan en meende nu
ook eenig onderscheid tusschen hem
en den bedrieger waar te nemen-
Daarna vertelde hij den generaal den
bijna ongeldoflijken schurkenstreek.
Generaal Georgoli hoorde hem aan
zonder hem in de rede te vallen; toen
het verhaal uit was, liet hij zijn grij
zen mantel brengen en beval zijn rij
tuig met itwee vossen voor te laten
komen. Daarop liet hij zich alle bij
zonderheden van den schurkenstreek
rijog eens n|auwkeurig Vertellen en
verzocht den bankier e\en op hem te
wachten. De generaal reed eerst naar
het huis van den bankier en sloeg
daarop denzelfden weg in, dien de
dief daags te voren had genomen.
Daarop wendde hij zich tot den eer
sten politieagent, dien hij ontmoette,
en zeide: Ik ben hier gisterenmiddag
om drie uur voarbijgereden; hebt
mij gezien?'
.Ja, Excellentie."
.Welken weg nam ik?"
„Naar de Troitskóy-brug."
„Goed." De generaal sloeg den aan
gewezen weg in. Bij de brug stond
een ander agent op post.
„Ik ben hier gistermiddag om 10
minuten over drieën voorbijgereden:
heb je mij gezien?"
,Ja, Excellentie!"
Eenige jaren geleden stond de heer
Georgoli aan het hoofd der politie te
St. Petersburg. Hij was een der beste
stafofficieren van het Russische leger,
en wat zijn populariteit vooral ver
grootte hij gold voor een der knap
ste mannen van de hoofdstadl
Het. toeval echter wilde, dat een dei-
meest doortrapte oplicht ere sprekend
op hem geleek en om die gelijkenis
nog sprekender te maken, trok de
schurk op zekeren dag een generaals
uniform aan, hulde zich in een lan
gen mantel, huurde een rijtuigje juist
als diat van dien generaal Georgoli en
bespannen met paarden van dezelfde
kleur als die van-den machtigen poli
tie-chef. Aldus uitgerust reed hij naar
een rijken bankier, stapte diens k
toor binnen pm «rrak don man v dg!
derwijze aan:
„Mijnheer, u kent mii. ben g-ne-
raal Georgoli, het hoofd der poi'lie"
„Ik heb de eer, Uwe Excellentie te
kennen".
„Goed! Voor gewichtige zaken, die
geen uitstel dulden, heb ik onmiddel
lijk eene som van 25000 roebels noo-
dig; ik hen te ver van lr-t ministerie
verwijderd om het geld te halen en
het geringste uitstel kan alles beder
ven. Ik verzoek u, mij dat geld te ge
ven en liet morgen in mijn hotel terug
te komen halen".
„Excellentie", antwoordde de ban
kier, zeer vereerd door het hoog be
zoek, ,,'t is mij hoogst aangenaam, u
een dienst te kunnen bewijzen. Hebt
u soms meer noodig?"
„Neen, 25000 roebels is genoeg".
„Hier zijn ze; Excellentie".
„Dank u, mijn waarde heer; ik ver
wacht u dus. morgen vroeg om 9 uur
in mijn hotel."
Met deze woorden verwijderde zich
„Welken weg nam ik?"
„De brug over Excellentie.'
1 weer van de volgende dagen niet ze-
kerheid vooruit op te geven. En toch
„Goed." De generaal reed de brug!bestaan er beproefde, ja, onfeilbare
over, waai- een agent hem naar het j weerprofelen, die wel niet een of meer
Witburger kwartier wees, van daar]jaren vooruit het komende weervóor-
naar de brandewijnmagazijnen, van- J spellen, maar dit toch voor dagen en
daar naar de Waskrheniskoybrug,
dan door de Newski Prospect naar de
Bank en eindelijk naar no. 19 aan
het Katharina Kanaal.
,Ging ik het huls binnen?" vroeg
de po li tie-chef.
,Ja."
„Heb je me er ook uit zien. komen?"
„Neen".
„Goed mijn jongen. Laat je onmid
dellijk aflossen, en haal twee soldaten
uit de naaste kazerne."
Tien minuten later was de politie
agent met de verlangde soldaten terug
De generaal ging met hen het huis no.
19 binnen, liet de deuren sluiten en
vernam van den portier, dat de ge
zochte persoon op de tweede verdie
ping woonde. Onverwachts werd de
deur ingetrapt en de generaal stond
voor zijn dubbelganger, die,
van schrik verlamd, onmiddellijk
schuld bekende en de 25,000 roebel
teruggaf.
W eerprofeeten.
Er zijn weinig dingen die onzeker
der en twijfelachtiger zijn dan het
weervoorspellen
De beste instrumenten, die we heb
ben, zijn niet in staat ons, zelfs bi] de
meest nauwkeurige waarnemingen,
de mogelijkheid te verschaffen, liet
geruimen tijd doen kunnen.
Wie bijv. op de steenen acht geeft,
zal ongetwijfeld opgemerkt hebben,
dat er zandsteenen zijn. vooral in mu
ren, die, als het weer tot regen neigt,
beginnen te zweeten of vochtig te
worden. Dit doen voornamelijk sal
peter bevattende zandsteenen; bekend
is het dat veeltijds aan oud-eikenhout
hetwelk met de buitenlucht in aanra
king komt, vooral aan balken, waar
op de vochtigheid en regen direct
kunnen inwerken, houtzwammen ont
staan. Waar zoo'n zwam groeit,
moet men die niet vernietigen, want
ze is een vertrouwbaar weerprofeet.
Wordt het weer droog, dan schrom
pelt ze ineen; zit er regen in d elucht,
dan zwelt ze weer op; is er veel-regen
te wachten, dan ontstaan op haar op
pervlakte gele waterdruppels.
Een zeer zonderlinge weerprofeet
was voor een landbouwer de lade van
zijn tafel, die mede vele jaren in zijn
huiskamer had gestaan en een erf
stuk was in de familie. Werd namelijk
het weer droog, dan schoof de Iade ge
makkelijk heen en weer, maar werd
de lucht vochtig en was er regen op
komst, dan begon de lade soms drie,
vier dagen vooraf op te zwellen; ze
schoof dan moeielijk, ja men moest
ze dan zelfs met kracht in- en uit
schuiven, waarbij ze een krakend ge
luid gaf. De man richtte zich met zijn
werk ernaar en deed daaraan wel.
HET GROOTSTE TANDRAD.
In een mijn van de „Calumet and
Hecla Mining Company" aan het Bo
venineer, in Noord-Amerika, wordt te
genwoordig een tandrad gemonteerd,
dat wel het grootste inzijn soort op de
geheel© wereldi zal zijn en als uit onze
plaat te zien is, reusachtige afmetin
gen bezit. Het rad draagt aan de bin
nenzijde 550 reservoirs voor dë weg
voering van waardelooze steenen en
aarde uit de mijn. Door een electromo
tor van 700 paardekracht gedreven,
welks tandrad van buiten in de tanden
van het gtoote radt grijpen, kan het
laatste in een minuut 10 geheele om
wentelingen maken <m dus in dien
korten tijd 5500 reservoirs met aarde
en steenen wegbrengen.
Het rad heeft een middellijn van 19.5
meter en een gewicht van 50.000 kilo
gram. De holle as heeft een uitwendige
middellijn van 0.76 en een inwendige
van 0.65 meter, is 8.1 meter lang
weegt 21.000 kilogram. Het radijzer
zelf bestaat uit 20 afzonderlijke seg
menten.
Het oude hout der lade moet bepaald
erg vatbaar geweest zijn om de voch-"
tigheid der lucht op te nemen.
Bij de planten vindt men vele, die
opvallende veranderingen ondergaan,
als er weersverandering aanstaande is
We noemen bijv. de murik of het
muurkruid, dat nogal veelvuldig voor
komt en, al weerprofeet beschouwd,
onze opmerkzaamheid verdient. De
plant bloeit van begin Juni tot einde
Augustus. Als zij "s ochtend haar bloe
men vroolijk opent en in dien toe
stand blijft, kan men met zekerheid
erop rekenen, dat het in de eerste 24
uren niet regenen zal.
Zijn de bloemen en bladen 's och
tends maar half open. dan komt er
een bui.
Gaan de bloemen in het geheel niet
open, of kruipen ze onder de bladeren
dan begint het spoedig en hard te
regenen.
Ook bezitten verschillende klaver-
soorten de eigenschap, het weer aan
te kondigen. Sluit de klaver haar
teere bloemen overdag, dan moet moe
der de vrouw zich haasten om de
wasch, die buiten hangt, vóór het na
derend onweer binnen te brengen.
Ook de tulp en het wolkruid toonen
door het sluiten hunner bloemen, dat
er regen komen zal.
Het dierenrijk levert ons weerprofe-
ten in menigte. Reeds de naam ..re
genworm" toont aan, dat er verband
bestaat tusschen dit dier en vochtig
weer. Maakt hij 's nachts gaten en
komt hij boven den grond te voor
schijn. dan blijft de regen niet lang
uit. Vindt men hem bij het omspit
ten der tuinen in den herfst nog dik
wijls boven den grond, dan is dat een
ontwijfelbaar teeken van een zachten
winter, maar ook van een winter, die
veel sneeuw zal geven en dan ook
koud kan zijn, omdat de sneeuw den
grond beschut tegen het dieper in
dringen der koude. De regen'worm
maakt zelfs den diommen mol tot
weerprofeet. Deze zoekt, gelijk men
weet, den regenworm op als voedsel.
Is hij dus in het voorjaar, omdat hij
goed warm weer verwacht, dicht bij
de oppervlakte, dan werpt de mol dik
wijls zijn hoopen op en de gevolg
trekking is gemakkelijk te maken.
Over den algemeen hekenden groe
nen kikvorsch behoeven we niet uit
voerig te spreken. Men ziet hem dik
wijls in glazen bewaard; die half vol
water zijn en waarin een houten lad
dertje staat. Is het weer in de vol
gende dagen helder en goed, dan
klimt Langpoot tegen zijn ladder ip,
zet zich op zijn gemak en wacht op het
vliegje, dat men hem geven zal. Komt
er regen, dan gaat hij mistroostig in
het water en is er storm te wachten,
dan wordt hij in t water op den oo-
dem van het glas onrustig on gaat
daarin dol te keer.
Niet veel anders doet de bloedzui
ger. Zet men dien in een flesch en
geeft hem dikwijls schoon water,dan
kan men hem (de flesch moet even
wel, evenals bij den kikvorsch, met
een lapje bedekt zijn, dat voldoende
lucht doorlaat) lang bewaren. Hij
geeft, het weer heel nauwkeurig aan.
Wordt het droog weer, dan gaat hij
huiten het water in trage rust tegen
het glas aan zitten. Komt er spoedig
regen, dan gaat hij het water in.
de regen van voorbijgaanden aard,
dan blijft hij ongeveer half in de met
water gee vulde ruimte; houdt do re
gen langer aan, dan gaat hij op acn
bodem liggen. Het meer naar boven
gaan in het water en daar boven in
de ledige ruimte duidt aan of t weer
voor korten of langen tijd droog blijft.
FEUILLETON.
De hond van de
Baskervilles.
(Een nieuw avontuur van Sherlock
Holmes.')
Door COHAN DOYLE.
6.
Hoe weet je dat?
Ik vermoed dat de oorzaak van
zijn angst bij het moeras te vinden
is. Als dat zoo is, en dit schijnt hoogst
aannemelijk, dan kan alleen een man,
die zijn hersens kwijt is van het huis
af rennen in plaats van er naar toe.
Als het verhaal van den Zigeuner
waar is, liep hij hulp te roepen in de
richting, waar hulp het minst te vin
den was. En dan ook, wien wachtte
hij dien nacht en waarom wachtte hij
hem in die laan, en niet liever in zijn
eigen huis?
Denk je, dat hij op iemand
wachtte?
De man was oud en ziekelijk. We
kunnen begrijpen, dat hij 's avonds
een wandeling deed, maar de grond
was dampig en die nacht koud. Is het
wel aannemelijk, dat hij zoo maar eens
voor pleizier vijf of tien minuten zou
staan te wachten, zooals Dr. Mortimer
uit de sigaar-asch heeft afgeleid met
meer practischen zin, dan ik hem toe
schreef?
Maar hij ging lederen avond uit.
Ik vind het niet waarschijnlijk,
dat hij eiken avond aan het poortje
wachtte. Integendeel, hij vermeed
juist altijd het moeras. Dien nacht
wachtte hij daar. Het was dc nacht
voor hij naar Londen vertrok. Er
komt vorm in, Watson, er komt ver
band n. Geef mij mijn viool eens aan,
Watson, dan zullen we alle gedachten
aan deze zaak verbannen totdat we het
voorrecht hebben morgen Dr. Mortimer
en Sir Henry Baskerville te ontmaeten.
HOOFDSTUK IV.
Sir Henry Baskervil le.
Onze ontbijttafel was vroeg opge
ruimd en Holmes wachtte in zijn huis
jas zijn bezoekers af. Zij waren
prompt op tijd, want de klok had juist
tien geslagen, toen Dr. Mortimer
kwam, gevolgd door den jongen baro
net. De laatste was een klein, leven
dig man van ongeveer dertig-jarigen
leeftijd, met donkere oogen, stevig ge
bouwd met dikke, zwarte wenkbrau
wen en een strijdlustig gelaat. Hij
droeg een kort jasje van ruwe stof en
had het uiterlijk van iemand, die het
grootste gedeelte van zijn leven in de
open lucht heeft doorgebracht, en toch
was er iets in zijn vast oog en zijn
kalme manieren, dat den gentleman
toonde.
Dit is Sir Henry Baskerville, zei
Dr. Mortimer.
Dat is zoo, zeide hij, en het
vreemdste is, mijnheer Sherlock Hol
mes dat, indien mijn vriend hier niet
voorgesteld had hierheen te gaan, ik
vanmorgen uit mezelf zou zijn geko
men. Ik geloof, dat gij u bezig houdt
met het oplossen van puzzles en ik
heb er vanmorgen met een te doen
gekregen, dat meer overdenking be
hoeft, dan waartoe ik in staat hen.
Ga zitten, Sir Henry. Begrijp ik
goed dat u een merkwaardige ontmoe
ting gehad hebt, sinds u in Londen
bent aangekomen?
Niets van belang, mijnheer Hol
mes. Een grap, meer niet. Het was
deze brief „indien u het gespbrijf zoo
noemen moogt, die me hedenmorgen
bereikte.
Hij légde een enveloppe op de tafel
en wij bogen er allen over heen. Het
was een gewone, grijsachtige enve
loppe Het adres Sir Henry Basker
ville „Northumberland Hotel" was in
drukletters, het poststempel wees aan,
diat hij den vorigen avond- gepost was.
Wie wist, dat u naar Northum
berland Hotel ging? vroeg Holmes,
terwijl hij onzen bezoeker strak aan
keek.
Niemand' kon het weten. Wij be
sloten er pas toe nadat ik Dr. Morti
mer ontmoet had.
Maar Dr. Mortimer was daar on
getwijfeld reeds?
Neen, ik was door een vriend op
gehouden, zei de dokter. Er was geen
enkel vooropgezet plan betreffende
Northumberland Hotel.
Hm. De een of ander schijnt
zeer geïnteresseerd te zijn bij uwe be
wegingen. Uit de enveloppe nam hij
een half velletje papier, dat in vieren
gevouwen was. Hij ontvouwde het en
spreidde het vlak op de tafel uit. Over
het midden stond een enkele zin, ge
vormd door uitgeknipte gedrukte
woorden. Die zin luidde: „indien uw
leven of uw verstand u wat waard
zijn. blijft dan van het moeras weg,"
Alleen het woord „moeras" was in inkt
gedirukt.
Nu, zei Sir I-Ienry Baskerville, u
wilt me misschien wel eens vertellen,
mijnheer Holmes, wat dat voor den
drommel beteekent, en wie het is, die
zulk een belang in me stelt?
Wat denkt u er van, Dr. Mor
timer. Hier is toch zeker niets spook
achtigs in het spel?
Neen, mijnheer, maar 't kan best
komen van iemand ,die overtuigd is,
dat de zaak het wol degelijk is.
Welke zaak? vroeg Sir Henry
scherp, het schijnt, heeren, dat u heel
wat meer van mijne zaken weet, dan
ik zelf.
We zullen u mededeelen, wat we
weten, voor u hier vandaan gaat, Sir
Henry, dat beloof ik u, zei Sherlock
Holmes. We zullen ons op het oogen-
blik met uw verlof bepalen tot het
zeer interessante document, dat giste
renavond geschreven en gepost moet
zijn. Heb je do „Times" van gisteren
avond, Watson?
Hier, op de boekenplank.
(Wordt vervolgd)