Licht ea Schaduw.
enagexie-To e■woners.
Van alle tijden.
Voor alle tijden.
ALLERLEI.
klopt sneller, zijn oogen schieten vuur.
Hoe heerlijk, hoe zalig, vacantie te
hebben.
Weldra zit hij in den trein. Geen
schudden, geen schokken van het log
ge gevaarte gevoelt hij; het komt hem
voor. dat ook het stoomros in een
echte vacantiestemming verkeert en
dat het zijn vreugde uit door huppe
lend over de ijzeren baan voort te
snellen. Het heerlijkste panoi'ama ont
rolt zich voor zijn oogen. Weelderige
landouwen, badend1 in het gulden zon
nelicht, groene weidien. waarin het
vee dartelt, en springt .dorpen en ste
den komen en snellen voorbij, totdat
de stad zijner inwoning bereikt wordt.
Vlug stapt hij uit, en ziet het perron
roncl. Ja, daar is moederEen liar le
lijke begroeting volgt en met moeder
aan den arm stapt Van Bemin el vroo-
lijk pralend huiswaarts. Al het nieuws
uit de familie wordt verteld; met het
yooraaamste wat in de stad is voor
gevallen. wordt Frederik want dit
is de voornaam waarmede hij ten stad-
hui/.e staat ingeschreven in kennis
gesteld en voordat de ouderlijke wo
ning bereikt is, weet v. Bemmel meer
nieuws dan uit al de brieven in die
zes maanden ontvangen. De dag wordt
verder gezellig doorgebracht; een aar
dig soupeetje op de gelukkige thuis
komst van den jongen onderwijzer
wordt gegeven die dan ook in een stem
ming verkeert, zoo gelukkig, zoo op
geruimd. als hij in jaren niet geweest
is. Een donkere wolk echter, in den
vorm van een briefkaart, verduistert
zijn gelukzonnetje; tot zijn gr oo
ien schrik leest hij, dat tante Carolien,
wijl zij vernomen heeft dat Frederik
thuis is gekomen, om zijn vacantie
door te brengen, van plan is morgen
de familie te Komen bezoeken. Tante
Carolien De schrik staat op Van Bem-
mels gelaat te lezen. Allerlei spook
beelden uit vroeger jaren verdrijven
de liefelijke1 vacantiegedachten. Tante
Carolien onder welke gedaante zal'
ik haar aan u voorstellen? Als een
liefelijke verschijning? Volstrekt niet
Is 't. een gezond!©, flinke vrouw, wier
oogopslag u van vriendelijkheid, wier
lacli u van gulle hartelijkheid spreekt?
Nog minder. Neen, verbeeldt u een
magere gestalte, met grauwachtige
oogen en gebogen haviksneus, met een
gerimpeld voorhoofd en een gelaat vol
harde lijnen, en gij hebt eenigszins
een voorstelling van mejuffrouw Caro
lina van Bemmel. de oudste zuster
van vader, vroeger wonende in een
kleinen komenijswinkel, maar na het
overlijden van haar echtgenoot ver
huisd naar buiten, waar zij haar in
trek genomen heeft in een woning die
met den deftigen naam van „villa"
betiteld wordt. Ze zit er warmpjes bij
en heeft in haar vroeger zaakje een
aardig duitje overgesp.aardi, redlen
waarom Frederik reeds van jongs af
tante heeft leeren kennen als de sui
kertante. van wie in de toekomst het
wel en.wee van de familie afhing. Moe
der v. Bemmel heeft altijd de rijke
tante vol eerbied behandeld en haar
wil immer als wet beschouwd.
Den volgenden dag Een boerenwa
gen houdt voor de deur stil en nadat
Van Bemmel vlug het portier geopend
en vol bezorgdheid de daarin zetelende
dame geholpen heeft uit te stijgen,
treedt tante Carolien de woning bin
nen, terwijl zij tot den koetsier roept
„Over een uur weder vóór zijn Ver
staan Jan?"
Goddank, denkt v. Bemmel, 't diuurt
slechts een uur.
„Zoo. Frederik, je ziet er nog al
goed uit. Je bent niet mager geworden
van het werkenkrast tante, terwijl
zij op het laatste woord een sterken
nadruk legt. De onderwijzer mompelt
zoo iets van "gezonde lucht en flinken
kost. maar tante stapt reeds naar bin
nen, neemt aan tafel plaats en mop
pert tegen moeder v. Bemmel over
het akelig warme weer. over de be
nauwde atmosfeer die in de kamer
heerscht, enz.
..Wacht, tante, "zegt moedei*, ,.ik
zal even een kop koffie zetten; u zult
1 wel dorst gekregen hebben.
„Mijn hemel, nu nog koffie zetten!
Mensch. zoo dadelijk komt het rijtuig
voor: k dacht dat de koffie wel klaar
I zou staan, je wist toch dat jk zou ko
men."
Zoo ging het gesprek, waarin de
liefelijke natuur van tante Carolien
steeds meer en meer op den voorgrond
trad, voort, totdat zij on het laatst
sprak: „Maai* nu ter zake. Ik ben
eigenlijk gekomen om Frederik mee te
nemen; hij kan zijn vacantie bij mij op
de villa doorbrengen De toon, waar
op dit gezegd werd, was zoo gebiedend
dat moeder Van Bemmel door een eer
biedigen hoofdknik haar instemming
hiermede betuigde, terwijl Frederik
vol huivering en schrik antwoordde,
dat het te veel. veel te veel goedheid
van tante was, ofschoon hij tante
heel ver weg wenschte, waarover hij
natuurlijk als welopgevoed jongmensch
een bescheiden stilzwijgen bewaarde.
Weldra kwam de boerenwagen we
der voor en met een gelaat als van
'een ter diood veroordeelde beklom van
Bemmel het voertuig om zijn innig
geliefde tante te vergezellen naar haar
villa. Zwijgend nam hij plaats, dacht
aan zijn illusies, aan zijn reis naar
Arnhem én Nijmegen en het plan van
een ontvluchting kwam in zijn geest
op. Maar zou hij dan een rijke erfenis
laten loopen? Zou hij dan zijn geheele
toekomst met voeten treden om een
pleizierreisje? Neen dat nooit! 't Was
immers slechts een spierinkje uitwer-
pen om een kabeljauw te vangen.
Hotsend en klotsend rolde het rijtuig
'voort löii ontlokte tantei Carolien de
1 opmerking dat het stadsbestuur voor
een betere bestrating moest zorgen,
want dat. men bijna zeeziek werd van
het gehobbel over de keien. Een tijdje
later wordt Frederik uit zijn droomen
wakker geschud door de vraag of hij
zich reeds de weelde veroorlooft van
beminde.
„Maar tante! hoe kunt U dat denken,
een arme hulponderwijzer met een
salaris van zeshonderd gulden een be-
I müjnd!el3 Da1j is tocli al te raar'.
„Zeshonderd gulden inkomen al te
raar? Maar, jongen, weet je wel dat
toen je oom met mij trouwde hij nog
nog geen vijfhonderd gulden per jaar
verdiende: en toch, je mocht bij ons
komen kijken .hoorMaar hoe gaat
het tegenwoordig; de jongelui dragen
hooge boorden, zijden dassen en dan
dat rooken en dat bierdrinken. Ja, ja,
ze hebben voor zich zeiven alleen ter
nauwernood genoeg aan zeshonderd
gulden, 't Is schande
„Maar tante..." waagt v. Bemmel.
...Neen, niet maar tante I je wordt
binnenkort reeds vier en twintig jaar
en dian is liet dunkt mij tijd dat men
over zulk een ernstige zaak eems na
denkt. Ik heb daarom besloten je in
kennis te brengen met een flink, dege
lijk meisje, met Jetje, mijn.huishoud
ster; ze kan zuinig koken, goed naaien
en breien; een, die het geld niet weg
werpt en dan kan je met zeshonderd
gulden ruim toe; zoo noodig wil ik je
als toelage in de huishouding nog vijf
tig gulden per jaar geven. Ik heb er
Jetje reeds over gesproken."
Onze onderwijzer wordt rood, paars,
bleek, maar waagt het toch niet, een
tegenwerping te maken, want zie je.
dat testament...
Het rijtuig houdt stil. Het portier
wordt geopend, en de villa, de plaats
waar de tijd: van rust en ontspanning,
de zoo lang gewenschte vacantie door
v. Bemmel zal worden doorgebracht.
i.s bereikt. Een in een paars jakje ge-
i kleede vrouw opent de deur. 't Is een
goedie veertiger; een neepjesmuts be
dekt beur goudgele haren. Een rood,,
hoogrood gelaat, waaruit een paar
kleine oogjes recht dommelijk de wijde
wereld inblikken, glimt u tegen.
„Dat is nu Jetje," zegt tante Caro
lien. „Jetje daar heb je nu mijn neef,
waar ik je over gesproken heb."
Jetej lacht .bekijkt met open mond
den vreemden heer van 't hoofd tot
de voeten, alsof ze zeggen wilde
„Zoo, zoo, is dat nu mijn aanstaan
de
Het brandt v. Bern mei op de lippen,
en het scheelt weinig of hij barst vol
woede tegen zijn eerbiedwaardige tan-
te los. Echter, hij zwijgt; zijn toekomst
j toch staat op 't spel. Hoe vurig ver
langt hij terug naar Boekenhof, naar
zijn klas en toch, nog bijna veertien
dagen moet hij hier verblijven; al
dien tijd het gelaat aanschouwen van
het creatuur, dat men hem tot vrouw
wil geven.
„Neef," zegt tante, „het geheele huis
staat voor je open; je' kunt gaan wan
delen in den tuin. alleen of met Jetje,
juist zooals je wilt; je kunt het dorp
eens doorloopen, echter verzoek ik je
een ding, nl. volstrekt niet in huis te
rooken; daar kan ik niet tegen. J
oom, mijn overleden man, rookte
nooit, alleen zomersavonds, wanneer
wij veel last van muggen hadden."
Het zou mij te ver voeren, lezer,
wanneer ik u beschreef hoe die ^veer
tien dagen voorbij kropen; wanneer ik
u introduceerde in die dameskransjes,
waarheen de ongelukkige onderwijzer
gedwongen was zijn tante en Jetje te
vergezellen; wanneer ik u sprak van
de genoegelijke avonduurtjes, die hij
doorbracht in hun beminnelijk gezel
schap.
Op zekeren dag echter gaat v. Bem
mel het dorp eens bekijken. Nu, veel
te bekijken valt er niet, en nadat hij
een uurtje rondgeloopen heeft, is hij
er zoo goed bekend, alsof hij er sinds
jaren gewoond heeft. De zon staat
hoog aan den hemel en daar hij juist
een herberg voorbij gaat, besluit hij
een glas bier te1 drinken. Na een wei
nig gezeten te hebben, begeeft hij zich
weder huiswaarts.
„En hoe vindt je ons dorp, Frede
rik?" is die eerste vraag.
„Nu, tante, 't is mij meegevallen 1"
klinkt het antwoord.
Eensklaps... tantes voorhoofd rim
pelt zich onheilspellend, haar oogen
worden kleiner en ze roept
„Je riekt naar bier, FrederikGa
naar je kamer. Ik bad niet gedacht,
dat mijn neef zoo'n verkwister was
Sinds dat oogenblik is de controle
scherper dan ooit; immer vergezeld
door tante, of door haar rechterhand,
Jetje, is het leven hem .schier ondra
gelijk en niemand voorzeker is blijder
dan v. Bemmel, als de ure van ver
trek nadert. Voordat hij wederom in
het rijtuig stapt, vraagt tante hem nog
eens ernstig, hoe hij over haar huwe
lijksplan denkt en als hij antwoordt.
I dat hij eerst de hoofdactc wil beha
len, en dan bereid is, gevoelt zij zich
overgelukkig 't Is dan ook een hartelijk
afscheid en v. Bemmel is zeker dat
hem de erfenis niet zal ontgaan.
't Is eenïge maanden later. Boeken
hof s onderwijzer staat wederom voor
zijn klas. Daar komt een telegram. Den
heer v. Bemmel. Angstig breekt hij het
open en leest„Tante Carolien plot
seling gestorven Kom spoedig. Jetje."
Van Bemmel laat zijn klas in _dien
steek; trekt zijn beste pak aan en be
geeft zich met den eerstkomenden
trein huiswaarts en vandaar naai* die
villa. Een beroerte heeft een einde aan
tante's l'even gemaakt, ©n op haar uit
drukkelijk verlangen wordt zi;j' zoo
eenvoudig en zuinig mogelijk hegra
ven.
Het testament wordt geopend en de
notaris leest voor dat Frederik v. Bem
mel .onderwijzer, benoemd wordt tot
eenig, universeel erfgenaam van alle
roerende en onroerende, goederen ter
waarde van vijf en zeventig duizend
gulden, mits... hij Jetje, de huishoud
ster, tot zijn wettige echtgenoote zal
nemen, volgens verlangen van de over
ledene; zoo niet, dan zal hem een toe
lage van vijftig gulden 's jaars boven
zijn salaris gegeven worden en wordt
Jetje, wegens de getrouwe diensten,
de overledene bewezen, erfgename.
Van Bemmel is als verpletterd! Jetje
huwen, dat nooit! Dan liever een
arme onderwijzer blijven met zes hon-
derdi gulden salaris. En als hij na
eenige jaren hoofdonderwijzer in Boe
kenhof geworden is en een vrouwtje
naar zijn keuze gevonden heeft, dan
gevoelt hij geen spijt meer over zijn
mislukte erfenis, maar wèl over zijn
mislukte eerst© vacantie.
Sportpraatje.
Achter het zeildoek, dat de toeschou- tracht te krijgen, schellenriemen van geraas rondom hem.
versruimte afgrenst, woont het me paarden, opgerolde rijdekens, tonnen Tusschen de dieren zit de jonge
nagerievolk: mensehen en dieren. De kuipen,banken. In 'een, afgepaalde vrouw" van den eigenaar van de me-
klaterschijn van de kleurig gekleeue ruimte vastgebonden, staan paardennagerie. Op haar rust de zorg voor
employé s en de fraai opgetuigde die- en een loeiende kameel. de huishouding. Thans is zij bezig
ren, zooa;s Het pubiek ze ziet. is hier 1 In hangers aan een hoogen paal niet het verstellen van het eenig stel
niet. 't. Is alles rommelig en vuil: al- snateren en stoeien_papegaaien en op ondergoed- van haar kindje, datschrei-
erlerlei voorwerpen liggen er dooreen I den grond grijnst een aap en ligt de end van kou staat te wachten, tot
de trompet, w aarmee de man voor do jgrootc waakhond droomerig voor zich moeder met haar werk gereed is.
deur de aandacht der kermisgangers uit te kijken, onverschillig voor het. j
Voetbalovcrzicht.
iiet duel tusschen de belde Haagsche
vereenigingen duurt nog steeds voort,
maat* het valt niet te loochenen, dat H.
v v de in.-.stc kans heeft op de over
winning. H B. S. is zonder twijfel lang
niet meer, wat het was in 't begin van 't
seizoen, terwijl de kampioenen zich nu
eerst in hun volle kracht toonen. Dat
Ajas slechts met 3—0 door hen geslagen
werd, lag niet aan den minder goeden
vorm der Hagenaars, maar vond zijn
oorzaak in de veel verbeterde spelquali-
teit der Leidenaars. H. B. S. wist R. A.
P. slechts met 21 te slaan, waardoor
de bekerhouders hun doelgemïddelde nu
niet. bepaald verbeterden. Voor de Am
sterdammers was deze nederlaag te ver
wachten, hetgeen niet wegneemt, dat
hiermede alweer twee kostbare punten
verloren zijn. Ook voor den volgenden
Zondag heeft R. A. P. weinig kans, want
H. V. V. zal wel oppassen hier geen
dwaze streken te doen. De kam
pioenen moeten winnen, zoo niet
dan zien zij wellicht nog ter elfder ure
zich de eerste plaats ontgaan, Rapïditas,
dat onlangs zoo kranig tegen H. B. S. j
gelijk speelde, staat er in den Haag vrij
wat minder gunstig voor, dan verleden j
Zondag tegen H, F. C., dat met 1—4 naar j
huis werd gestuurd. De andere Haar- j
lemsche vereenïging was in Breda ook I
al niet gelukkig en verloor met 1—2- ter- j
wijl volgens onverdachte getuigenissen,
een gelijk spel of zelfs een overwinning
der roodbroeken een juister uitslag ware j
geweest. Maar aan zulke beschouwingen J
lieeft men niet veel; en door dit échec I
slaat Haarlem evenals R. A. P. gevaarlijk
dicht bij de laatste plaats. Als Ajax Zon
dag tegen Velocitas wint, gaat het er
voor no. 6 en 7 benauwd uitzien.
Voor de Oostelijke competitie had
slechts één wedstrijd plaats, nl. Hercu
lesGo-aliead, die evenals de eerste ont
moeting dezer beide vereenigingen we-
der in een gelijk spel (ditmaal 1—1) ein-
digde. Victoria, dat nog steeds niets te j
doen had. zat genoegelijk toe te kijken j
hoe beide concurrenten elkaar afmaak
ten, en het zoodoende vast op de
eerste plaats zetten, waarvan alleen eene
weinig denkbare nederlaag tegen l" D.
het nog kan afstooten. De kampioenen
hebben dezen Zondag alweer rust, wan;
tie Deventenaren trekken naar P w.
't Zal daar een heroïsche kamp worden,
om zich aan het gevaar der promotiewed
strijden te onttrekken. Ook tusschen Go-
ahead en Vitesse zal de strijd zwaar zijn.
Ik blijf hier echter den Wageningers de
voorkeur geven. Hercules behoeft zich
voor Quick niet zoo erg bezorgd te ma
ken, maar oppassen blijft toch de bood
schap.
In de Westelijke 2e klasse A was Sparta
nog al gelukkig te Amsterdam, waar
Quick met 2—1 't onderspit dolf. Gevaar,
lijker voor de ex-le klassers is echter de
wedstrijd tegen Olympia. Volharding
heeft het gemakkelijker tegen Swift (II.)
en A. V". V. zal 't met de andere vereeni-
gïng van dien naam ook wel klaar spe
len.
AMATEUR.
Ik geloof in de toekomst der kleine
landen, der kleine volken, met eigen
taal, eigen kunst, eigen traditie, eigen
ideaal.
En ik vraag opnieuw: Welk groot
rijk zou in een ontzettenden oorlog
drie machtiger leiders van mannen
kunnen voortbrengen d'an Botha. De
la Rey en De Wet?
Charles Boissevnin.
Zoolang de beslissing nog komen
moet, weet men van angst niet wat
men beginnen zal; doch is zij eenmaal
gevallen, dan -schept men reeds moed.
Hemans, Do stoel in de kerk.
Het onbepaalde, het onbestemde
schijnt zulk een eeuwigheid, dat wij
ondanks onszelven dien moed laten
zakken en tot onszelf zeggen, dat als
ten slotte de dag, waarop het voorwerp
onzer liefde terugkeeren zal, aange
broken zal wezen, wij ei* reeds lang
niet meer zullen zijn. Wij hebben een
bepaald rustpunt voor onze hunkeren
de gedachten noodig; er moet een dag
van terugzien voor ons bepaald zijn,
opdat wij daarnaar kunnen opblikken
als de zeeman naar het kustlicht.
Louise Stratenus. Toewijding.
Zijn geest verkeerde in dien toestand
van twijfel, die ons het eene oogenblik
een feit als onmogelijk doet verwer
pen, ,om het op een andier onvoorwaar
delijk te gelooven.
Ouïda, Wanda.
Was het goed dat zij alles niet wist?
De vrees en verbeelding zijn vaak er
ger, dan de volledige kennis der toe
standen.
Van Sorgcu, Porselein.
Zekerheid eindelijk zekerheid wilde
zij hebben, want tot aan het laatst toe
gelooft die mensch aan wonderen, al
wil hij het zichzelf ook niet bekennen!
W. Heimburg, Fraulein Unniuz.
Ssn. nieuwe Weefselplant.
Volgens het Weener „Handelsmu
seum mag men zich voorbereiden op
het gebruik op groote schaal der ve
zels van een kleinen, aan de botanis
ten welbekenden heester, de Apocy-
um venetum, die in het zuiden van
Siberië, in Turkestan, klein-Azië en
Schetsen van DEKA.
In vreemde haven.
Dat had hom aan boord gebracht
zijn zucht tot reizen, 'n Weerzin was
bij hein gegroeid, met dé jaren, tegen
het rondscharrelen in klein familie-
en maatschappelijk kringetje, liet le
ven met voorzichtige gebaren tusschen
duffe dingen om ten slotte maar dood
te gaan. Uit verveling wellicht! Neen,
zoo had Hij zich het leven niet voor
gestelde Wijder wilde hij zijn vleu
gcis uitslaan. vreemde dingen en men-
schen zien, vreemde landen Indië.
Ja. dat was voor hejn liet land van be
lofte! Indië met haar stralende zon
en indigo-blauwen hemel: Indië met
de zwoele luchten en lauwe zeeën, In
dië met goud, ivoor en elpenbeen, me,t
zwarte gezichten en kleurige pape
gaaien.
Eindelijk, opeens, had hij het door-
gezot, tegen den wil van zijn ouders
in, die hem ontevreden, en verwaand
en nog veel erger noemden. Maar hij
kreeg- woorden met den kok, bij wien
hij werkte, hoogloopenden twist, en
toen 's avondsja, dat had 't ein
gedaan. Hij had tegen een muur een
groote, prachtige plaat gezien, voor
stellende fraai, gékleuirdé militairen,
in een Indisch landschap. Met groote
oogen en versnelde ademhaling staar
de hij naar dit heerlijk tafreel, en nog
geen week later was hij aangemon
sterd als koksmaat aan boord van de
„Cerberus".
Eerlijk gezegd, 't viel hem niet me?,
vooral niet nadat de gloed der nieuw
heid zoo'n beetje van zijn baantje af
was, en naarmate het schip meer de
tropen naderde. Gloeiend heet was
t in het. kombuis, waar hij als jongste
het vuilste en zwaarste werk had.
Slechts een oogenblik kon bij eiken
dag zijn warm hoofd eens uit 'n pa
trijspoortje steken, om in te ademen
de vochtige, zoute en koele zeelucht»
Maar als hij dan even geluierd had,
kwam al spoedig de hand van een der
ouderen hem in den kraag pakken en
met. een vloek en een trap zag hij zich
weer aan het werk gezet.
In een der moerassige havens van
den archipel kwam liet schip voor an-
anker.de commandant moest op na
dere orders 'wachten. Waarschijn
lijk zouden er wat zwartjes getuchtigd
moeten worden, vertelde men hem en
dat de bedoeling van hun komst niet
vredelievend was, bleek hem dan ook
al gauw overtuigend. Eiken dag werd
er aan boord 's morgens vroeg of 's
avonds als 't weer koeler was
geoefend in den wapenhandel. Dan
bromde de trom en dreunden, de voet-
stoppen; gestamp van geweerkolven
en commando-gelsch,reeuw wisselden
elkander af. Niemand mocht aan wal
gaan, tenzij in gezelschap van welbe-
wapende kameraden. Want. dit kust-
volk was ook niet te vertrouwen. Vaak
vlamden er 's nachts vuren in de don-
1 kere bosschen, maar overdag liet zicli
nooit een inboorling zien. Alleen eens
was 'n matroos door een pijlschot ge
wond. maar een ander teeken van le-
ven was niet gegeven uit het sombere
I groen.
Jammer, dacht de koksmaat, als
[zoo de eene dag na den andere aan
I boord verliep. Voor hem was er wei
nig te doen; alleen op bepaalde tijden
zijn gewone plichten voor eten en
I drinken, liet zoeken van ongedierte
uit het voedsel, enz. 't Ideale Indië
1 bleek liem geen Arcadië te zijn. Nog
weinig gewend aan reizen in de tro-
I pon, ontzag hij zich niet zooveel ais
noodig was, om weerstand te bieden
tegen liet afmattend klimaat, en hij
gevoelde zich ziek en slap. En weken
achtereen bleef het schip maar op de
moerassige reede.
De gevolgen bleven niet uit. Al
spoedig kwamen er verschillende
ziekte-gevallen onder de manschap
pen voor. 't Hielp niet of de comman
dant hen veel liet werken als aflei
ding, het klimaat bleek een onover
winnelijk bondgenoot van d>e inlan
ders, waartegen zelfs die dokter niets
vermocht.
In die dagen scheen het of de dood
zijn klauw naar het schip had uitge
strekt. 't Was stil aan boord door al
I de zieken, en wie gezond waren de-
don hun werk zonder luidruchtigheid
en zonder pret» Janmaat had! zijn ka
rakter verloren, was aan 't druilen.
Maar op "n dag scheen 't schip nog
vorlatener. Op 't dek dat, buiten de
zonnetenten, schreeuwend geel in de
heete zon lag, zag je alleen de man
nen van de wacht heen en weer loo
pen. Wegens het late uur lag alles in
de kooi. Maar weinigen konden sla
pen. Daar was een sterfgeval aan
boord. Het eerste van een lange reeks
wellicht.
De koksmaat was gestorven
Lang had zijn jong, veerkrachtig
lichaam, zicli verzet tegen de doo.de
lijke afmatting. Hij verzette er zich,
hoewel woedend tegen, en besprak
met de anderen de kansen om spoedig
weer het ruime, frissche sop te kie
zen, waar de wind je om de ooren
speelt en gezondheid in de longen
blaast.
En ook dacht li ij wel aan huis. Zijn
krachtige wil en onvergankelijkheid
van denken hadden liem wel zijn plan
doen doorzetten, maar nu was het al
zes maanden sedert zijn vertrek, en
nog geen lettertje ontving hij van va
der of moeder. Wel was er een breuk
toen hij wegging, maar in zijn jeug
dig optimisme had hij geloofd en ge
hoopt, dat zijn ouders wel zouden kal-
meeren, als hij maar eerst het besluit
onherroepelijk had gemaakt. Hij
meldde hun hoe het hem ging, en de
brieven uit het moederland bleven dan
ook niei uit, alleen niet voor hem.
Deze kreeg een dikken papierbun-
del van zijn vrouw, met de groeten
van de kinderen, en familie. De ander
ontving in gedachten een kus van zijn
meisje. En op den dag dat de post
was aangekomen, was het dan ook
vroolijk en gelukkig aan boord ge
weest.
Heb jij geen familie meer jong?
had een hem gevraagd'. Toen schudde
hij droevig het hoofd, en ging op dek,
wat over de verschansing hangen, om
zijn ontroering meester te worden.
Geen ouders meer, zou het voor al
tijd uit zijn? Dat was de vreeselijke
gedachte, die hem 61 maar bezighield
eerst in de dagen zijner verslapping,
toen, voor zijn sterven.
Op "n avond had men hem in zijn
hangmat naar boven gedragen.
Donker en dreigend lag daar het
land, waarvan een warme specerijen-
geur, de aroma der Indische nach
ten, kwam aanwaaien. De starren
fonkelden levendig, en vuurvliegen
dreven loom af en aan in de duister
nis.
Het leven was nog zoo schoon, kalm
cn vredig als het nu was. Maai* on
rustig wierp hij het hoofd heen sn
weer. O, deze. vreemde, verschrikke
lijke, noodlottige haven, wanneer
zouden zij deze toch mogen verlaten,
en den boeg naar het vasteland wen
den? Hij had nu begrepen dat ook in
dit bedrijf niet alles rozengeur was.
Toch wilde hij moedig doorzetten,
maar eerst zou hij zijn ouders om ver
geving vragen. En wilden zij niet toe
geven, dan met ééne voorwaarde,wel
nu, dan zou hij
Maar dien zelfden nacht overleed
hij.
In vreemde haven weid 71 jlijn be
graven, op de grens van bo$yh en
strand, en een zware steen werd er
opgewenteld. En lang reeds had de.
wilde, tropische natuur het graf on
vindbaar gemaakt, toon ver in bet
lage land aan zee, de tijding aan zijne
ouders werd gemeld, en een móéder
weende.