Licht ea Schaduw. enagexie-To e■woners. Van alle tijden. Voor alle tijden. ALLERLEI. klopt sneller, zijn oogen schieten vuur. Hoe heerlijk, hoe zalig, vacantie te hebben. Weldra zit hij in den trein. Geen schudden, geen schokken van het log ge gevaarte gevoelt hij; het komt hem voor. dat ook het stoomros in een echte vacantiestemming verkeert en dat het zijn vreugde uit door huppe lend over de ijzeren baan voort te snellen. Het heerlijkste panoi'ama ont rolt zich voor zijn oogen. Weelderige landouwen, badend1 in het gulden zon nelicht, groene weidien. waarin het vee dartelt, en springt .dorpen en ste den komen en snellen voorbij, totdat de stad zijner inwoning bereikt wordt. Vlug stapt hij uit, en ziet het perron roncl. Ja, daar is moederEen liar le lijke begroeting volgt en met moeder aan den arm stapt Van Bemin el vroo- lijk pralend huiswaarts. Al het nieuws uit de familie wordt verteld; met het yooraaamste wat in de stad is voor gevallen. wordt Frederik want dit is de voornaam waarmede hij ten stad- hui/.e staat ingeschreven in kennis gesteld en voordat de ouderlijke wo ning bereikt is, weet v. Bemmel meer nieuws dan uit al de brieven in die zes maanden ontvangen. De dag wordt verder gezellig doorgebracht; een aar dig soupeetje op de gelukkige thuis komst van den jongen onderwijzer wordt gegeven die dan ook in een stem ming verkeert, zoo gelukkig, zoo op geruimd. als hij in jaren niet geweest is. Een donkere wolk echter, in den vorm van een briefkaart, verduistert zijn gelukzonnetje; tot zijn gr oo ien schrik leest hij, dat tante Carolien, wijl zij vernomen heeft dat Frederik thuis is gekomen, om zijn vacantie door te brengen, van plan is morgen de familie te Komen bezoeken. Tante Carolien De schrik staat op Van Bem- mels gelaat te lezen. Allerlei spook beelden uit vroeger jaren verdrijven de liefelijke1 vacantiegedachten. Tante Carolien onder welke gedaante zal' ik haar aan u voorstellen? Als een liefelijke verschijning? Volstrekt niet Is 't. een gezond!©, flinke vrouw, wier oogopslag u van vriendelijkheid, wier lacli u van gulle hartelijkheid spreekt? Nog minder. Neen, verbeeldt u een magere gestalte, met grauwachtige oogen en gebogen haviksneus, met een gerimpeld voorhoofd en een gelaat vol harde lijnen, en gij hebt eenigszins een voorstelling van mejuffrouw Caro lina van Bemmel. de oudste zuster van vader, vroeger wonende in een kleinen komenijswinkel, maar na het overlijden van haar echtgenoot ver huisd naar buiten, waar zij haar in trek genomen heeft in een woning die met den deftigen naam van „villa" betiteld wordt. Ze zit er warmpjes bij en heeft in haar vroeger zaakje een aardig duitje overgesp.aardi, redlen waarom Frederik reeds van jongs af tante heeft leeren kennen als de sui kertante. van wie in de toekomst het wel en.wee van de familie afhing. Moe der v. Bemmel heeft altijd de rijke tante vol eerbied behandeld en haar wil immer als wet beschouwd. Den volgenden dag Een boerenwa gen houdt voor de deur stil en nadat Van Bemmel vlug het portier geopend en vol bezorgdheid de daarin zetelende dame geholpen heeft uit te stijgen, treedt tante Carolien de woning bin nen, terwijl zij tot den koetsier roept „Over een uur weder vóór zijn Ver staan Jan?" Goddank, denkt v. Bemmel, 't diuurt slechts een uur. „Zoo. Frederik, je ziet er nog al goed uit. Je bent niet mager geworden van het werkenkrast tante, terwijl zij op het laatste woord een sterken nadruk legt. De onderwijzer mompelt zoo iets van "gezonde lucht en flinken kost. maar tante stapt reeds naar bin nen, neemt aan tafel plaats en mop pert tegen moeder v. Bemmel over het akelig warme weer. over de be nauwde atmosfeer die in de kamer heerscht, enz. ..Wacht, tante, "zegt moedei*, ,.ik zal even een kop koffie zetten; u zult 1 wel dorst gekregen hebben. „Mijn hemel, nu nog koffie zetten! Mensch. zoo dadelijk komt het rijtuig voor: k dacht dat de koffie wel klaar I zou staan, je wist toch dat jk zou ko men." Zoo ging het gesprek, waarin de liefelijke natuur van tante Carolien steeds meer en meer op den voorgrond trad, voort, totdat zij on het laatst sprak: „Maai* nu ter zake. Ik ben eigenlijk gekomen om Frederik mee te nemen; hij kan zijn vacantie bij mij op de villa doorbrengen De toon, waar op dit gezegd werd, was zoo gebiedend dat moeder Van Bemmel door een eer biedigen hoofdknik haar instemming hiermede betuigde, terwijl Frederik vol huivering en schrik antwoordde, dat het te veel. veel te veel goedheid van tante was, ofschoon hij tante heel ver weg wenschte, waarover hij natuurlijk als welopgevoed jongmensch een bescheiden stilzwijgen bewaarde. Weldra kwam de boerenwagen we der voor en met een gelaat als van 'een ter diood veroordeelde beklom van Bemmel het voertuig om zijn innig geliefde tante te vergezellen naar haar villa. Zwijgend nam hij plaats, dacht aan zijn illusies, aan zijn reis naar Arnhem én Nijmegen en het plan van een ontvluchting kwam in zijn geest op. Maar zou hij dan een rijke erfenis laten loopen? Zou hij dan zijn geheele toekomst met voeten treden om een pleizierreisje? Neen dat nooit! 't Was immers slechts een spierinkje uitwer- pen om een kabeljauw te vangen. Hotsend en klotsend rolde het rijtuig 'voort löii ontlokte tantei Carolien de 1 opmerking dat het stadsbestuur voor een betere bestrating moest zorgen, want dat. men bijna zeeziek werd van het gehobbel over de keien. Een tijdje later wordt Frederik uit zijn droomen wakker geschud door de vraag of hij zich reeds de weelde veroorlooft van beminde. „Maar tante! hoe kunt U dat denken, een arme hulponderwijzer met een salaris van zeshonderd gulden een be- I müjnd!el3 Da1j is tocli al te raar'. „Zeshonderd gulden inkomen al te raar? Maar, jongen, weet je wel dat toen je oom met mij trouwde hij nog nog geen vijfhonderd gulden per jaar verdiende: en toch, je mocht bij ons komen kijken .hoorMaar hoe gaat het tegenwoordig; de jongelui dragen hooge boorden, zijden dassen en dan dat rooken en dat bierdrinken. Ja, ja, ze hebben voor zich zeiven alleen ter nauwernood genoeg aan zeshonderd gulden, 't Is schande „Maar tante..." waagt v. Bemmel. ...Neen, niet maar tante I je wordt binnenkort reeds vier en twintig jaar en dian is liet dunkt mij tijd dat men over zulk een ernstige zaak eems na denkt. Ik heb daarom besloten je in kennis te brengen met een flink, dege lijk meisje, met Jetje, mijn.huishoud ster; ze kan zuinig koken, goed naaien en breien; een, die het geld niet weg werpt en dan kan je met zeshonderd gulden ruim toe; zoo noodig wil ik je als toelage in de huishouding nog vijf tig gulden per jaar geven. Ik heb er Jetje reeds over gesproken." Onze onderwijzer wordt rood, paars, bleek, maar waagt het toch niet, een tegenwerping te maken, want zie je. dat testament... Het rijtuig houdt stil. Het portier wordt geopend, en de villa, de plaats waar de tijd: van rust en ontspanning, de zoo lang gewenschte vacantie door v. Bemmel zal worden doorgebracht. i.s bereikt. Een in een paars jakje ge- i kleede vrouw opent de deur. 't Is een goedie veertiger; een neepjesmuts be dekt beur goudgele haren. Een rood,, hoogrood gelaat, waaruit een paar kleine oogjes recht dommelijk de wijde wereld inblikken, glimt u tegen. „Dat is nu Jetje," zegt tante Caro lien. „Jetje daar heb je nu mijn neef, waar ik je over gesproken heb." Jetej lacht .bekijkt met open mond den vreemden heer van 't hoofd tot de voeten, alsof ze zeggen wilde „Zoo, zoo, is dat nu mijn aanstaan de Het brandt v. Bern mei op de lippen, en het scheelt weinig of hij barst vol woede tegen zijn eerbiedwaardige tan- te los. Echter, hij zwijgt; zijn toekomst j toch staat op 't spel. Hoe vurig ver langt hij terug naar Boekenhof, naar zijn klas en toch, nog bijna veertien dagen moet hij hier verblijven; al dien tijd het gelaat aanschouwen van het creatuur, dat men hem tot vrouw wil geven. „Neef," zegt tante, „het geheele huis staat voor je open; je' kunt gaan wan delen in den tuin. alleen of met Jetje, juist zooals je wilt; je kunt het dorp eens doorloopen, echter verzoek ik je een ding, nl. volstrekt niet in huis te rooken; daar kan ik niet tegen. J oom, mijn overleden man, rookte nooit, alleen zomersavonds, wanneer wij veel last van muggen hadden." Het zou mij te ver voeren, lezer, wanneer ik u beschreef hoe die ^veer tien dagen voorbij kropen; wanneer ik u introduceerde in die dameskransjes, waarheen de ongelukkige onderwijzer gedwongen was zijn tante en Jetje te vergezellen; wanneer ik u sprak van de genoegelijke avonduurtjes, die hij doorbracht in hun beminnelijk gezel schap. Op zekeren dag echter gaat v. Bem mel het dorp eens bekijken. Nu, veel te bekijken valt er niet, en nadat hij een uurtje rondgeloopen heeft, is hij er zoo goed bekend, alsof hij er sinds jaren gewoond heeft. De zon staat hoog aan den hemel en daar hij juist een herberg voorbij gaat, besluit hij een glas bier te1 drinken. Na een wei nig gezeten te hebben, begeeft hij zich weder huiswaarts. „En hoe vindt je ons dorp, Frede rik?" is die eerste vraag. „Nu, tante, 't is mij meegevallen 1" klinkt het antwoord. Eensklaps... tantes voorhoofd rim pelt zich onheilspellend, haar oogen worden kleiner en ze roept „Je riekt naar bier, FrederikGa naar je kamer. Ik bad niet gedacht, dat mijn neef zoo'n verkwister was Sinds dat oogenblik is de controle scherper dan ooit; immer vergezeld door tante, of door haar rechterhand, Jetje, is het leven hem .schier ondra gelijk en niemand voorzeker is blijder dan v. Bemmel, als de ure van ver trek nadert. Voordat hij wederom in het rijtuig stapt, vraagt tante hem nog eens ernstig, hoe hij over haar huwe lijksplan denkt en als hij antwoordt. I dat hij eerst de hoofdactc wil beha len, en dan bereid is, gevoelt zij zich overgelukkig 't Is dan ook een hartelijk afscheid en v. Bemmel is zeker dat hem de erfenis niet zal ontgaan. 't Is eenïge maanden later. Boeken hof s onderwijzer staat wederom voor zijn klas. Daar komt een telegram. Den heer v. Bemmel. Angstig breekt hij het open en leest„Tante Carolien plot seling gestorven Kom spoedig. Jetje." Van Bemmel laat zijn klas in _dien steek; trekt zijn beste pak aan en be geeft zich met den eerstkomenden trein huiswaarts en vandaar naai* die villa. Een beroerte heeft een einde aan tante's l'even gemaakt, ©n op haar uit drukkelijk verlangen wordt zi;j' zoo eenvoudig en zuinig mogelijk hegra ven. Het testament wordt geopend en de notaris leest voor dat Frederik v. Bem mel .onderwijzer, benoemd wordt tot eenig, universeel erfgenaam van alle roerende en onroerende, goederen ter waarde van vijf en zeventig duizend gulden, mits... hij Jetje, de huishoud ster, tot zijn wettige echtgenoote zal nemen, volgens verlangen van de over ledene; zoo niet, dan zal hem een toe lage van vijftig gulden 's jaars boven zijn salaris gegeven worden en wordt Jetje, wegens de getrouwe diensten, de overledene bewezen, erfgename. Van Bemmel is als verpletterd! Jetje huwen, dat nooit! Dan liever een arme onderwijzer blijven met zes hon- derdi gulden salaris. En als hij na eenige jaren hoofdonderwijzer in Boe kenhof geworden is en een vrouwtje naar zijn keuze gevonden heeft, dan gevoelt hij geen spijt meer over zijn mislukte erfenis, maar wèl over zijn mislukte eerst© vacantie. Sportpraatje. Achter het zeildoek, dat de toeschou- tracht te krijgen, schellenriemen van geraas rondom hem. versruimte afgrenst, woont het me paarden, opgerolde rijdekens, tonnen Tusschen de dieren zit de jonge nagerievolk: mensehen en dieren. De kuipen,banken. In 'een, afgepaalde vrouw" van den eigenaar van de me- klaterschijn van de kleurig gekleeue ruimte vastgebonden, staan paardennagerie. Op haar rust de zorg voor employé s en de fraai opgetuigde die- en een loeiende kameel. de huishouding. Thans is zij bezig ren, zooa;s Het pubiek ze ziet. is hier 1 In hangers aan een hoogen paal niet het verstellen van het eenig stel niet. 't. Is alles rommelig en vuil: al- snateren en stoeien_papegaaien en op ondergoed- van haar kindje, datschrei- erlerlei voorwerpen liggen er dooreen I den grond grijnst een aap en ligt de end van kou staat te wachten, tot de trompet, w aarmee de man voor do jgrootc waakhond droomerig voor zich moeder met haar werk gereed is. deur de aandacht der kermisgangers uit te kijken, onverschillig voor het. j Voetbalovcrzicht. iiet duel tusschen de belde Haagsche vereenigingen duurt nog steeds voort, maat* het valt niet te loochenen, dat H. v v de in.-.stc kans heeft op de over winning. H B. S. is zonder twijfel lang niet meer, wat het was in 't begin van 't seizoen, terwijl de kampioenen zich nu eerst in hun volle kracht toonen. Dat Ajas slechts met 3—0 door hen geslagen werd, lag niet aan den minder goeden vorm der Hagenaars, maar vond zijn oorzaak in de veel verbeterde spelquali- teit der Leidenaars. H. B. S. wist R. A. P. slechts met 21 te slaan, waardoor de bekerhouders hun doelgemïddelde nu niet. bepaald verbeterden. Voor de Am sterdammers was deze nederlaag te ver wachten, hetgeen niet wegneemt, dat hiermede alweer twee kostbare punten verloren zijn. Ook voor den volgenden Zondag heeft R. A. P. weinig kans, want H. V. V. zal wel oppassen hier geen dwaze streken te doen. De kam pioenen moeten winnen, zoo niet dan zien zij wellicht nog ter elfder ure zich de eerste plaats ontgaan, Rapïditas, dat onlangs zoo kranig tegen H. B. S. j gelijk speelde, staat er in den Haag vrij wat minder gunstig voor, dan verleden j Zondag tegen H, F. C., dat met 1—4 naar j huis werd gestuurd. De andere Haar- j lemsche vereenïging was in Breda ook I al niet gelukkig en verloor met 1—2- ter- j wijl volgens onverdachte getuigenissen, een gelijk spel of zelfs een overwinning der roodbroeken een juister uitslag ware j geweest. Maar aan zulke beschouwingen J lieeft men niet veel; en door dit échec I slaat Haarlem evenals R. A. P. gevaarlijk dicht bij de laatste plaats. Als Ajax Zon dag tegen Velocitas wint, gaat het er voor no. 6 en 7 benauwd uitzien. Voor de Oostelijke competitie had slechts één wedstrijd plaats, nl. Hercu lesGo-aliead, die evenals de eerste ont moeting dezer beide vereenigingen we- der in een gelijk spel (ditmaal 1—1) ein- digde. Victoria, dat nog steeds niets te j doen had. zat genoegelijk toe te kijken j hoe beide concurrenten elkaar afmaak ten, en het zoodoende vast op de eerste plaats zetten, waarvan alleen eene weinig denkbare nederlaag tegen l" D. het nog kan afstooten. De kampioenen hebben dezen Zondag alweer rust, wan; tie Deventenaren trekken naar P w. 't Zal daar een heroïsche kamp worden, om zich aan het gevaar der promotiewed strijden te onttrekken. Ook tusschen Go- ahead en Vitesse zal de strijd zwaar zijn. Ik blijf hier echter den Wageningers de voorkeur geven. Hercules behoeft zich voor Quick niet zoo erg bezorgd te ma ken, maar oppassen blijft toch de bood schap. In de Westelijke 2e klasse A was Sparta nog al gelukkig te Amsterdam, waar Quick met 2—1 't onderspit dolf. Gevaar, lijker voor de ex-le klassers is echter de wedstrijd tegen Olympia. Volharding heeft het gemakkelijker tegen Swift (II.) en A. V". V. zal 't met de andere vereeni- gïng van dien naam ook wel klaar spe len. AMATEUR. Ik geloof in de toekomst der kleine landen, der kleine volken, met eigen taal, eigen kunst, eigen traditie, eigen ideaal. En ik vraag opnieuw: Welk groot rijk zou in een ontzettenden oorlog drie machtiger leiders van mannen kunnen voortbrengen d'an Botha. De la Rey en De Wet? Charles Boissevnin. Zoolang de beslissing nog komen moet, weet men van angst niet wat men beginnen zal; doch is zij eenmaal gevallen, dan -schept men reeds moed. Hemans, Do stoel in de kerk. Het onbepaalde, het onbestemde schijnt zulk een eeuwigheid, dat wij ondanks onszelven dien moed laten zakken en tot onszelf zeggen, dat als ten slotte de dag, waarop het voorwerp onzer liefde terugkeeren zal, aange broken zal wezen, wij ei* reeds lang niet meer zullen zijn. Wij hebben een bepaald rustpunt voor onze hunkeren de gedachten noodig; er moet een dag van terugzien voor ons bepaald zijn, opdat wij daarnaar kunnen opblikken als de zeeman naar het kustlicht. Louise Stratenus. Toewijding. Zijn geest verkeerde in dien toestand van twijfel, die ons het eene oogenblik een feit als onmogelijk doet verwer pen, ,om het op een andier onvoorwaar delijk te gelooven. Ouïda, Wanda. Was het goed dat zij alles niet wist? De vrees en verbeelding zijn vaak er ger, dan de volledige kennis der toe standen. Van Sorgcu, Porselein. Zekerheid eindelijk zekerheid wilde zij hebben, want tot aan het laatst toe gelooft die mensch aan wonderen, al wil hij het zichzelf ook niet bekennen! W. Heimburg, Fraulein Unniuz. Ssn. nieuwe Weefselplant. Volgens het Weener „Handelsmu seum mag men zich voorbereiden op het gebruik op groote schaal der ve zels van een kleinen, aan de botanis ten welbekenden heester, de Apocy- um venetum, die in het zuiden van Siberië, in Turkestan, klein-Azië en Schetsen van DEKA. In vreemde haven. Dat had hom aan boord gebracht zijn zucht tot reizen, 'n Weerzin was bij hein gegroeid, met dé jaren, tegen het rondscharrelen in klein familie- en maatschappelijk kringetje, liet le ven met voorzichtige gebaren tusschen duffe dingen om ten slotte maar dood te gaan. Uit verveling wellicht! Neen, zoo had Hij zich het leven niet voor gestelde Wijder wilde hij zijn vleu gcis uitslaan. vreemde dingen en men- schen zien, vreemde landen Indië. Ja. dat was voor hejn liet land van be lofte! Indië met haar stralende zon en indigo-blauwen hemel: Indië met de zwoele luchten en lauwe zeeën, In dië met goud, ivoor en elpenbeen, me,t zwarte gezichten en kleurige pape gaaien. Eindelijk, opeens, had hij het door- gezot, tegen den wil van zijn ouders in, die hem ontevreden, en verwaand en nog veel erger noemden. Maar hij kreeg- woorden met den kok, bij wien hij werkte, hoogloopenden twist, en toen 's avondsja, dat had 't ein gedaan. Hij had tegen een muur een groote, prachtige plaat gezien, voor stellende fraai, gékleuirdé militairen, in een Indisch landschap. Met groote oogen en versnelde ademhaling staar de hij naar dit heerlijk tafreel, en nog geen week later was hij aangemon sterd als koksmaat aan boord van de „Cerberus". Eerlijk gezegd, 't viel hem niet me?, vooral niet nadat de gloed der nieuw heid zoo'n beetje van zijn baantje af was, en naarmate het schip meer de tropen naderde. Gloeiend heet was t in het. kombuis, waar hij als jongste het vuilste en zwaarste werk had. Slechts een oogenblik kon bij eiken dag zijn warm hoofd eens uit 'n pa trijspoortje steken, om in te ademen de vochtige, zoute en koele zeelucht» Maar als hij dan even geluierd had, kwam al spoedig de hand van een der ouderen hem in den kraag pakken en met. een vloek en een trap zag hij zich weer aan het werk gezet. In een der moerassige havens van den archipel kwam liet schip voor an- anker.de commandant moest op na dere orders 'wachten. Waarschijn lijk zouden er wat zwartjes getuchtigd moeten worden, vertelde men hem en dat de bedoeling van hun komst niet vredelievend was, bleek hem dan ook al gauw overtuigend. Eiken dag werd er aan boord 's morgens vroeg of 's avonds als 't weer koeler was geoefend in den wapenhandel. Dan bromde de trom en dreunden, de voet- stoppen; gestamp van geweerkolven en commando-gelsch,reeuw wisselden elkander af. Niemand mocht aan wal gaan, tenzij in gezelschap van welbe- wapende kameraden. Want. dit kust- volk was ook niet te vertrouwen. Vaak vlamden er 's nachts vuren in de don- 1 kere bosschen, maar overdag liet zicli nooit een inboorling zien. Alleen eens was 'n matroos door een pijlschot ge wond. maar een ander teeken van le- ven was niet gegeven uit het sombere I groen. Jammer, dacht de koksmaat, als [zoo de eene dag na den andere aan I boord verliep. Voor hem was er wei nig te doen; alleen op bepaalde tijden zijn gewone plichten voor eten en I drinken, liet zoeken van ongedierte uit het voedsel, enz. 't Ideale Indië 1 bleek liem geen Arcadië te zijn. Nog weinig gewend aan reizen in de tro- I pon, ontzag hij zich niet zooveel ais noodig was, om weerstand te bieden tegen liet afmattend klimaat, en hij gevoelde zich ziek en slap. En weken achtereen bleef het schip maar op de moerassige reede. De gevolgen bleven niet uit. Al spoedig kwamen er verschillende ziekte-gevallen onder de manschap pen voor. 't Hielp niet of de comman dant hen veel liet werken als aflei ding, het klimaat bleek een onover winnelijk bondgenoot van d>e inlan ders, waartegen zelfs die dokter niets vermocht. In die dagen scheen het of de dood zijn klauw naar het schip had uitge strekt. 't Was stil aan boord door al I de zieken, en wie gezond waren de- don hun werk zonder luidruchtigheid en zonder pret» Janmaat had! zijn ka rakter verloren, was aan 't druilen. Maar op "n dag scheen 't schip nog vorlatener. Op 't dek dat, buiten de zonnetenten, schreeuwend geel in de heete zon lag, zag je alleen de man nen van de wacht heen en weer loo pen. Wegens het late uur lag alles in de kooi. Maar weinigen konden sla pen. Daar was een sterfgeval aan boord. Het eerste van een lange reeks wellicht. De koksmaat was gestorven Lang had zijn jong, veerkrachtig lichaam, zicli verzet tegen de doo.de lijke afmatting. Hij verzette er zich, hoewel woedend tegen, en besprak met de anderen de kansen om spoedig weer het ruime, frissche sop te kie zen, waar de wind je om de ooren speelt en gezondheid in de longen blaast. En ook dacht li ij wel aan huis. Zijn krachtige wil en onvergankelijkheid van denken hadden liem wel zijn plan doen doorzetten, maar nu was het al zes maanden sedert zijn vertrek, en nog geen lettertje ontving hij van va der of moeder. Wel was er een breuk toen hij wegging, maar in zijn jeug dig optimisme had hij geloofd en ge hoopt, dat zijn ouders wel zouden kal- meeren, als hij maar eerst het besluit onherroepelijk had gemaakt. Hij meldde hun hoe het hem ging, en de brieven uit het moederland bleven dan ook niei uit, alleen niet voor hem. Deze kreeg een dikken papierbun- del van zijn vrouw, met de groeten van de kinderen, en familie. De ander ontving in gedachten een kus van zijn meisje. En op den dag dat de post was aangekomen, was het dan ook vroolijk en gelukkig aan boord ge weest. Heb jij geen familie meer jong? had een hem gevraagd'. Toen schudde hij droevig het hoofd, en ging op dek, wat over de verschansing hangen, om zijn ontroering meester te worden. Geen ouders meer, zou het voor al tijd uit zijn? Dat was de vreeselijke gedachte, die hem 61 maar bezighield eerst in de dagen zijner verslapping, toen, voor zijn sterven. Op "n avond had men hem in zijn hangmat naar boven gedragen. Donker en dreigend lag daar het land, waarvan een warme specerijen- geur, de aroma der Indische nach ten, kwam aanwaaien. De starren fonkelden levendig, en vuurvliegen dreven loom af en aan in de duister nis. Het leven was nog zoo schoon, kalm cn vredig als het nu was. Maai* on rustig wierp hij het hoofd heen sn weer. O, deze. vreemde, verschrikke lijke, noodlottige haven, wanneer zouden zij deze toch mogen verlaten, en den boeg naar het vasteland wen den? Hij had nu begrepen dat ook in dit bedrijf niet alles rozengeur was. Toch wilde hij moedig doorzetten, maar eerst zou hij zijn ouders om ver geving vragen. En wilden zij niet toe geven, dan met ééne voorwaarde,wel nu, dan zou hij Maar dien zelfden nacht overleed hij. In vreemde haven weid 71 jlijn be graven, op de grens van bo$yh en strand, en een zware steen werd er opgewenteld. En lang reeds had de. wilde, tropische natuur het graf on vindbaar gemaakt, toon ver in bet lage land aan zee, de tijding aan zijne ouders werd gemeld, en een móéder weende.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 6