Licht en Schaduw.
Rubriek voor Dames
Aan de Telefoon,
We hebhvn zoo dikwijls gehoord en
gelezen, dat lichaamsoefening niet alleen
koor mannen, maar ook voor vrouwen
een eerste factor is voor de gezondheid,
dat wij langzamerhand een knaging aan
geweten zijn gaan voelen bij het idéé,
dat wij heel ouderwetsch zonder regei-
matlgo lichaamsoefening voortloven.
Jawel, zeggen vele mijner kennissen,
al dat regelmatig dit, en systematisch
dat, men moet er den tijd maar voor
hebben. Minstens een uur per dag wan
delen, zegt de moeder van een vijftal on
deugende bengels, doe dai maar eens in
den schoonmaaktijd of in een tijd, dat er
voor nieuwe zomer- of winterkleeren ge
zorgd moet worden of wanneer Piet een
groot gat in zijn broek heeft, Jaap de
knie door zijn kous en Annie den elle
boog door haar mouw laat kijken.
Wie zal dat maken, wanneer moeder
met groote verachting voor al dat ou-
derwetsclie. haar systematische leefwij
ze volhoudi?
Een onderwijzeres, die buiten haar ge
wone schooluren nog privaatles geeft,
ivoor zichzelf studeert en dan nog wat
tijd voor huiselijke gezelligheid over wil
houden geeft ook al spoedig haar dage-
lijksche lichaamsoefening op. Zij hoeft
echter het voordeeldat haar
Werkkring meestal een wandeling mee
brengt en kan dus gemakkelijk het hy
giënische met het praktische vereenigen.
Hoe meer de vrouw haar werkkring
buitenshuis vindt, des te meer zal zij ge
dwongen lichaamsoefening hebben. De
hulsmoeders dus hebben de meeste kans
'dezen belangrijken gezondheidsmaatregel
geheel te verwaarloozen. Zij moeten als
"t eenigszins kan de ontelbare zorgen
eens een uurtje op zij zetten, niet alleen
om lichaamsbeweging te hebben, maar
ook om frissche lucht In te ademen, om
toleuwe Indrukken op te doen, in één
woord om niet te huisbakken to worden.
Ik zie een oude dame glimlachen:
Een tegenwoordige huisvrouw te veel in
huls zitten, lieve tijd, te veel op straat
loopen winkelen, zeg dat liever! Neen,
in mijn tijd was dat anders; 's Zondags
morgens gingen we naar de kerk en 's
middags wat wandelen of visites maken,
en verder zorgden wij in huls voor de
huishouding, maar tegenwoordig
Nee maar, zoo meen ik 't ook niet. Dat
winkelen lederen middag heeft met mijne
gezondheidswandeling niets te maken.
Dat heeft op mij altijd den indruk ge
maakt van den tijd zoek brengen.
Heusch, de winkeliers hebben geen
baat bij die dames, die omdat ze nu een
maal aan 't winkelen zijn. alles laten
uitstallen en ten slotte toch geen keus
vinden.
Wat zij noodig hebben, komen zij toch
koopen en wanneer dat vooruit goed
overdacht is, is alles in minder dan de
helft van den tijd uitgezocht en aange
schaft,
Winkelen op die wijze als eerst door
mij genoemd, is alleen geschikt voor da
mes met overvloed van tijd, maar
heusch de werkelijk arbeidende huis
moeders. en zoo zijn er gelukkig nog
vele, zij besluiten zoo dikwijls om haar
dagelijksche wandeling maar In de steek
te laten. Een wandeling buiten op open
wegen verruimt den blik niet alleen in
eigenlijken zin, maar ook figuurlijk.
Alle muizenissen, die wij ons 's mor-
3ns nog in 't hoofd haalden, en die een
onoverkomelijken berg schenen.beginnen
dan zoo'n effen aanzien te krijgen: zij
zijn zoo nietig, zoo onzegbaar nietig te-
:enover de uitgestrektheid van 't heelal,
waarvan wij eenigen indruk krijgen, nu
onze horizon zich verder uitstrekt dan
tot huiskamer, wanden of winkelstra
ten.
Op allerlei wijzen tracht men tegen
woordig ook binnenshuis de vrouw aan
lichaamsoefening te wennen.
Het Sandow-apparaat heeft veel aan-
Alles snuift.
Een belangrijk, ze>er belangrijk be
richt gewordt ons uit Engelandi: de
•pijp heeft geleefd; de pijp lieeft zijn
laatste rookwolk geloosd. Leve bet
snuifje 1
Koning Edwaxd geeft bet voorbeeld.
De dames snuiven.
Het War-Office snuift.
Joe Chamberlali snuift.
In de clubs snuift men.
De lijfwacht snuift.
hangsters gevonden, anderen weer vol
gen de voorschriften van hun medicus
zonder hulpmiddel op; zij onderwerpen
zich zeiven eenvoudig iederen dag aan
een bepaald aantal lichaamsoefeningen.
Een viertal oefeningen, die uitstekend
moeten werken, zoowel voor de gezond
heid als voor de bevalligheid van het
lichaam laat ik hier achter volgen:
I. Recht opstaan met de handen uitge
strekt in rechte lijn met de schouders,
langzaam op de teenen gaan staan, zoo
hoog mogelijk; een poosje zoo blijven
staan en dan langzaam teruggaan op den
geheelen voet. Begin met deze oefening
twintigmaal per dag te doen; vermeerder
het d.in langzamerhand.
II. De handen ln de zij zetten, het ge-
heele gewicht van het lichaam op den
rechtervoet laten rusten, langzaam het
linkerbeen opheffen en naar voren uit
strekken; dan de knie buigen, don teen
naar den grond laten wijzen. Deze oefe
ning tienmaal staande op den rechter
voet en tienmaal staande op den linker.
III. Recht opstaan; dan het bovenlijf
naar voren buigen zonder de knieën te
buigen en trachten den \loer met de vin
gers aan te raken.
lederen dag zullen de vingers wat ver
der kunnen komen.
Deze oefening maakt het lichaam lenig
en sterkt den rug.
IV. Den rechterarm uitstrekken en den
linker in de'zij zetten, zoo ver mogelijk
naar rechts brengen en dan omgekeerd
den linkerarm uitstrekken enz.
Deze oefening moet tienmaal herhaald
worden en op den duur vaker.
Een kwartier tijds aan deze lichaams
oefeningen besteed, heeft een uitsteken
den invloed zoowel op de gezondheid als
op de bevalligheid.
De Hooglanders snuiven.
De politieagenten snuiven.
Men snuift in do ,ca.b'' op ilen bob.
De Juffertjes, die d- n be-
schilderen, hebben bet druk.
En de la Rcij zegt: .ik heb de beste
snuiftabak, maar uie krijg jullie
lekker niet!"
Een nieuw Parlementsgebouw.
Hierbij geven wij een afbeelding
van het op 1 April j.l. met groote
plechtigheid te Bern ingc" nieuwe
Parlementsgebouw van den Zwitser-
schen statenbond. Met den bouw zijn
acht jaren gemoeid geweest.
Het massieve, zeer statige, dooreen
hoogen vierkanten koepel bekroonde
gebouw verheft zich tusschen het
nieuwe en het oude Bondsraadge
bouw, en bevat, behalve de beide zit
tingszalen voor den Nation: i Baad
en den St enden raad, tal van lokalen
voor de vergaderingen der commis
sies en bureaux uitliet Parlement. In
tegenstelling met de zittingzalen van
de meeste buitenlandsche volksverte
genwoordigingen bezit die in het
Zwitsersche Parlementsgebouw een
voortreffelijke acoustiek, zoodat men
ook van de openbare tribune zonder
moeite den loop der parlementaire
debatten kan volgen. Voor de verte
genwoordigers der pers is een in
acoustiek opzicht bijzonder geschikt
gelegen ilribune gereserveerd, waar
door den journalisten hun mocielljk
doch belangrijk ambt aanmerkelijk
gemakkelijker gemaakt wordt
We kwamen uit die sociëteit. Maroux
ging nog een eindje meit mij mee en
ons gesprek werd dus voortgezet.
Hij was een al eenig szins bejaard,
hoogst sympathiek heer, die zoo niets
opvallends ha;d dan. nwssertem. een
bijwijlen zeer merkbare zwaarmoedig
heid. die dan over zijn geheeJe wezen
scheen te dalen.
Bij het postkantoor bleef ik staan.,
Wilt u een paar mlinuten op me
wachten? vroeg ik. Ik wou gTaag even
telefoneeren.
Ik zag dat hij plots bleek werd en
dat zijn hand zich krampachtig om
zijn stok samenklemde. Toen ik enke
le minuten later terugkwam, stond h>'i
nog op dezelfde wijze. Ik wilde hem
uit zijn zwaarmoedigheid wegbabbe-
lenen begon dus een opgewekt gesprek.
Zoo'n telefoon is toch een pracht
uitvinding, zei ik. Je kunt er bijna nie;
meer buiten de wetenschap brengt
wat een zegen aan de moderne men-
scbem!
Denk je, vroeg hij bitter. Ik ben
andere gedachten toegedaan. Ik geloof
eer dat de wetenschap ons onze onvol
komenheden en onze onmacht nog
smartlijker bewijst en vaak ons lijden
verdubbelt- Twijfel je er aan? Ikzelf
ben een voorbeeld. Luister naar wat
ik beleefd heb en je zult nie gelijk ge
ven. Ik sidder nog als ik aan de mar
teling denk die ie prachtuitvinchng
mij heeft doen ondergaan, marteling
dlie mijn leven verdonkert en 't een af
schuwolijk herinnerings-lijden heelt ge
maakt.
En hij verteld emc de volgende ge
schiedenis: D
Ik bracht den herfst door in Ma
raude, een klein buiten dat ik in de
omgeving van Marseille had gekocht,
met mijne vrouw en mijn kleinen zoon
mijn lieven Marcel. Onze oude meid
voerde 't huishouden, mijn knecL
Peter, een ouwe trouwe kerel, li!=ld
den tuin in orde en was tegelijk zoo
veel noodig portier. De brave Peter
was gelukkig dat hij met ons moe
mocht: zijn bejaarde moeder woonde
in Marseille en als hij maar een hal
ven dag vrij kon krijgen ging hij naar
de stad om wat bij haar te zijn.
We genoten van het buitenleven, in
die heerlijke eenzaamheid, waar we
zoo rustig, zoo gansch ongestoord sa
men waren.
Ik behoefde zelfs voor mijn zaken
niet weg, want ik had een telefoni
sche vrbinding met het Centraalbu-
reau te Marseille laten aanleggen en
zoo kon ik iederen avond uit mijn
slaapkamer met mijn bedienden in
Parijs overleggen.
Eenige weken van geluk waxen voor
bij. toen mijn aanwezigheid in de
hoofdstad plots dringend noodig was
om een groote zaak af te sluiten, een
quaes'ie van één, hoogstens twee da
gen. 't Was prachtig weer. ons kind
was gezond en daarom besloot mijn
vrouw dien korten tijd in Maraude te
blijven.
's Avonds, toen ik wegreed, viel een
dichte regeai MeSt door een mistig
duister. Ik voelde me zonderling be
klemd, een voorgevoel van een onheil
druiste mijn stemming,doch mijn vrouw
sprak mij moed in. 't Is maar voor twee
nachten, zei ze. Nanette slaapt in de
zijkamer. Peter kan ons uit zijn tuin
huis hooren en bovendien hebben we
onze twee groote honden. Daar kan
ons toch niets gebeuren.
Toch meende ik in hare bemoedigen
de stem een onzekeren klank te hooren
en ik wilde liever de reis opgeven, .lie
ver thuis blijven.
Toe, doe het niet, verzocht mijn
vrouw, die mijn gedachten raadde.
Zaken brengen nu eenmaal ver
plichtingen mee.
En we hebben toch onze telefoon, we
kunnen desnoods elk uur met elkaar
pra.:en, neen, heusch. ik ben niet bang
met de meid en den knecht en de hon
den.
Ik schaamde me waarlijk een weinig
over mijn angst, hartelijk omhelsde
ik mijn lievelingen en reed weg. Toen
ik na een slapeloozen nacht in l'.uijs
aangekomen was liep ik 't allereerst
naar de telefoon. Als de verbinding
was gesteld, hoorde ik. ietwat gedempt
maar toch duidelijk, de stem van mijn
vrouw.
Hallo, Louise! is alles in orde?
Ben je niet bang geweest?
Nu... een beetje wel. Nanette heeft
me eigenlijk bang gemaakt. Eerst te
gen den morgen zijn we gaan slapen,
omdat... och neen, er js geen reden
om bang te zijs, lieveling... omdat Na
nette in den tuin heeft hooren loopen.
De honden gingen ontzettend te keer.
We deden het raam open en riepen om
Peter. Hij kwam dadelijk, liet de hon
den los en zocht overal, maar zonder
iets verdachts te vinden. Onze jongen
heeft lekker doorgeslapen en niets ge-
morkt! Luister! Nu roept hij! Ik ga
naar hem toe. Dag, beste vent. Als Je
vanavond een kwartiertje tijd hebt,
bel ons dan nog even op, doe je 't...?
Ik gevoelde me onrustig. Gejaagd
deed ik mijn zaken af, zoo snel moge
lijk, maar het was inmiddels avond
geworden eer ik weder aan de tele
foon stond. Ik moest langen tijd bellen.
Hallo, waarom heb je me zoo lang
laten wachten er is tocli niets gebeurd.
Zoo go-ed als niet, neen. Alleen
Peter moest naar Marseille. We
hadden al een bed voor hem opgesla
gen in de voorkamer, dat hij in huis
zou zijn vannacht, in onze nabijheid,
toen er een jongen kwam tegen den
avond met de boodschap, dat zijn
moeder ernstig ziek is en hem dadelijk
zien wou; zonder verdere uitlegging
liep de jongen weer weg. Je kunt be
grijp -ii hoe bedroefd de arme Peter
was. Hij wou wel bij ons blijven, maar
ik vind toch de verantwoordelijkheid
te groot; stel je voor dat de arme vrouw
stierf zonder hem te hebben gezien!
Toen heb ik hem maar weggestuurd.
O we zijn heelemaul niet ongerust.
Ik heb alles goed gesloten en den ket
ting op de deur gedaan, daarom liet
ik je een poosje wachten. Hoe gaat
het je? Marelieeren de zaken goed?
Och. praat toch niet over de za
ken! Je had Peter niet moetes wegstu
iten! Je had Peter niet moeten wegstu-
vóór elven terug zijnf O, God, ik beu
7.00 ongerust. Zoolang er een man in
huis is ben ik niet bang, maar nu...
avond... en jullie vrouwen alleen! Heb
je de honden bij je? Is 't geweer geladen
De honden liggen buiten voor do
trap en hel geweer staat in de voorka
mor. Wees toch niet bang! Hoer je den
jongen schreeuwen? Hij wil je door
da telefoon goeden nacht zeggen.
Goeie nacht, paatje, goeie nacht'
Breng je wat moois mee?
Gbeie nacht, mijn engel. Goeie
nacht, Louise! Binnen een uur hen ik.
weer aan de telefoon. Ik ga nu wat
eten.
Tot straks!
Als ik van de telefoon terugtrad, bons
da mijn hart met hoorbare slagen. Die
vreemde jongen met dat bericht... dr
één'ige man uit het huis verwijderd.
o, o, o, als er maar niets gebeurt, als
Schetsen van DEKA.
Rouwhandschoentje.
Rouwhandschoeulje was niet altijd
rouwhandschoentje geweest 't Had zelfs
voor feestelijke gelegenheden gediend.
Hoe t geboren werd? Daar is niets bij
zonders aan; 't volgde den natuurlijken
weg van alle handschoentjes. Maar
het begon eerst het leven te kennen ln
de groote doos van het kleine galan
terie-winkeltje.
Toen was het echter wit. Niet omdat
de grondstof wit was, maar do bestem
ming van het kleine vijfvingerig klee-
dlngstuk was om te dienen voor blijheid,
als feestdosch voor kleine, warme kin
derhandjes.
Dat wérd ook zijn bestemming. Want
moeder had het wel arm, omdat zij we
duwe was en fatsoenlijk aan den kost
moest komen, maar toch deed zij haar
best en het lukte haar vaak, met veel
opofferingen om haar klein meisje ook
eens een pleizier te gunnen, het te laten
leven en genieten als andere kinderen,
zoodat het w lig kon tieren in den zonne
schijn van de-jonge Jaren.
's Avonds laat nog was zij in haar ga
lanterie-winkeltje bezig geweest, cijfe
rend en nog eens cijferend, niet slechts
om de kleine boekhouding iu orde te
houden, maar vooral rekenend of de
groote fabrieken, waarvan zij haar arti
kelen betrok, haar niet bedotten, en hoe
zij het best dit kon doen, om dét te ver
dienen, en zoo aan den kost te komen,
't Was al laat, en de lamp begon donker
te branden, toen zij met haar werk gereed
was. Maar toen moest er nog voor haar
kleine meisje gezorgd worden. Dat moest
morgen op een kinderpartijtje van de
goedhartige, dikke hakkersvrouw van
hierover, cn moeder stond er op zij
was zélf ook uit fatsoenlijken stand, dat
haar kindje er netjes zou uitzien, net als
de andere kinderen.
De groote doos werd gekregen, een
wijde bak vol snoezige wollen en katoe
nen kinderhandjes. Daar waren heel
mooie en minder mooie bij, grove haast
bij het leelijkc af, en fijn bewerkte, met
zij bestikt. Zij zou er maar een van de
eerste nemen. Maar toen bedacht zij hoe
lief dat witte jurkje zusje zou staan,
vcoral met die lichtblauwe sjerp om,
en daarbij wel daarbij hoorden een
paar mooie handschoentjes hoor, zij
zou de mooiste maar nemen, die waren
toch tegen Inkoopsprijs, en in het nede
rig winkeltje kwamen zoo weinig moe
ders voor zulke mooie handschoentjes.
Zij nam ze, en 't was haar een trots
en verheugenis, dien volgenden avond,
toen haar klein meisje, wel ingepakt in
moeders wollen doek zij was wat teer
en klein naar het feestje ging. Wat
krulden die haartjes geestig over het
blanke, blauw-geaderde voorhoofdje, wat
tipte dat stijf-gesteven, zelf gestreken
Jurkje nuffig onder den rijken strik,
maar vooral wat stonden die fijne
handschoentjes beeldig.
Goed oppassen, hoor zus, en vooral
geen gebakjes oppakken met je hand
schoentjes, zij zijn nog nieuw, en moe
ten nog meer mee.
Nou. zus beloofde het, en zus hield
woord. Misschien was de zuinige zin
van moe al in haar gevaren, omdat zij
zoo eiken dag om zich zag h veel elke
cent, elk dubbeltje vooral, waard was.
Ik weet het niet, maar zeker is 't dat de
kleine meid terug kwam met, ja met
sneeuwitte handschoentjes nog. Alleen
aan 't pinkje van den linker was een rood
vlekje. Van limonade, verklaarde zus
spijtig, maar dat had zij niet kunnen
heipen; dat had die nare Frans gedaan,
die haar gestooten had toen zij dronk.
't Was niks, zei moe, dat kwam er niet
op aan, als zij maar pleizier had gehad.
Maar 's morgens vond zij, als zuinige,
accurate winkelvrouw, toch dat zoo'n
oud paar handschoentjes niet meer mee
kon, voor den vollen prijs, met do an
dere, gloednieuwe. Zij werden daarom
weer in de doos gelegd, om voor min
der verkocht te worden, maar 't toe
val wilde üat zij juist niet verkocht
werden. Misschien dat de eenvoudige
vrouwen, die liet fijne paar zagen lig
gen, al bij voorbaat terugschrikten, of
wellicht dat zij de heelemaal schoone
prefereerden; in elk geval het paar bleef
achter, en 't werd van dag tot dag. van
maand tot maand groezeler. Elk jaar als
moeder den inventaris opmaakte, vond
zij op den bodem van de doos, dat paar
weer terug, en wei zij begreep einde
lijk dat dit zoo niet ging, ze zou ze
maar laten verven. Zwart, ja, dat dekte
het beste, dan gingen alle vlekken, die
er in verloop van tijden op gekomen wa
ren, meteen weg. Zoo werd f eesthand
schoentje, rouwhandschoentje.
Nu zou het heel gauw dienen, 't Toeval
wilde, schreef ik daareven, Ja het toe
val wilde ook ditmaal.
Nog niet heel lang had rouwhand
schoentje in zijn nieuwe doos gelegen,
toen deze geopend werd.
In het winkeltje was het stil en donker
de gordijnen waren neergelaten, wan!
moedertje was dood.
Een groote, ruwe werkhand greep in
den voorraad, en rommelde er wat in.
t Was oom, die over was gekomen, nu
zijn zuster dood was, en ereis naging in
den winkelvoorraad hoe zusje het goed
koopst aan een rouw uitzet te helpen zou
zijn. Want 't zaakje bracht niet veel op.
en bovendien waren er nog dikke schul
den bij de leveranciers, zoodat het. om
kort te gaan, maar het beste was als
die heele begrafenis met aankleve van
dien zoo goedkoop mogelijk geschiedde.
Dit paar werd er uit genomen. Ja, ze
ker, 't zou wel passen. Maar zusje was
wat grooter geworden, en de handschoen-
jes bleken gekrompen door het verven.
Oom zag het niet, en zusje zei het niet,
zoo bedroefd was zij om die lieve moe.
die nu dood was en koud, en begraven
zou worden in de zwarte aarde, door lee-
Iijke zwarte manri.n
Vol dat 't was op de begraafplaats. Oom
begreep er niets vun. Daar was nou b.v.
pas een der notabelen uit zijn straat ge
storven, nog wei bestuurslid van eene
vereeniging, en haast geen menscli had
er naar gekikt En hier de heele straat
was haast uilgeloopen; daar was de bak
kersvrouw met haar kinderen, en die
rijke grutter waarachtig ook, enja,
alle menschen uit de straat zoowat. 't
Was 'n merakei. En die bakkersvrouw,
wat huilde ze. Ze had zeker de overle
dene goed gekend. Zie, daar ging zij op
het kind af, en kuste het hard op beide
wangen.
Oom voelde dat hij een woordje moest
zeggen. Hij sprak, zooals te doen ge
bruikelijk was, van een brave, arbeid
zame vrouw, een goede moeder hoe
wel hij het gedurende haar leven nooit
zoo gevoeld had maar niwaar, als
familielid moet je zoo iets voor Je bloed
verwant doen. En hij sprak mooi, dat
voelde hij, want de heele gemeente
snikte.
Het kind stond naast hem. zoo bleek
en bescheiden, wegdoezelend haast in
haar zwarte rouwkleeren. Met heel groo
te oogen keek zij naar alle menschen,
ze rekte zich op de teentjes om angstig
in den kuil te kijken, en speelde met de
handschoentjes, losjes hield zij ze in de
bevende, teere handjes.
Pas had het zware geluid van oom ge
zwegen, of hij vatte, op aanwijzing aan
een der dragers, de zware schop, en
wierp een handvol aarde op de kist. Toen
keek hij als vragend naar het kindje.
Opeens barstte dat in tranen uit nu
eerst scheen bet goed te begrijpen, dat
daar voor altijd werd afgesloten van de
wereld cnvan haar, iets lieel diai a i rs en
goeds. Ze voelde dat hiermee nu eindig
de een zorge). os, blij tijdperk van baar
leven, dat zij in het vervolg z :u zijn
weeskind, zonder verwarmende moeder
liefde, afhangende van het genadebrood
dat zij wellicht zou mogen eten bij oom
thuis, of meeëtend uit den gröoten scho
tel die liet weeshuis den armen biedt.
Nu, wil je er ooit iets'ingooien, /roeg
oom, toch wat getroffen, door het kleine,
verlaten wezentje, dat snikte alsof haar
het hartje breken zou.
Even nog wachtte zij, toen wierp zij
opeens dc twee kleine zwarte hand
schoentjes Daar beneden, waar zij zou
den rusten vlak bij het moederhart, dat
nu voor altijd stilstond.
't Was een onbewuste, zinnebeeldige
handeling, bij intuïtie door het kindje
verricht; maar oom begreep er niets van,
en hij beknorde, thuisgekomen, het
kindje over dien dwazen inval.
Die roekeloosheid moest zij afwennen,
zij was geen prinses.
Neen, zij was geen prinses, dat zou zij
in haar verder leven ervaren.