DE ZATERDAGAVOND GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD". Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud. Prijsraadsel. lasrleramer Halletjes. Hob 87B Zaterdag 3 Mei. 1502. Meest gelezen Dagblad In Haarlem en Omstreken. Dg oplossing van. ons vorig Prijs raadsel is: PRAATZUCHTIG. De prijs is- bij loting ten deel ge vallen aan CATO CRAMER, Gael- straat No. 9: Ons nieuwe prijsraadsel luidt: Mijn geheel bestaat uit 13 letters en wordt door de meeste kinderen verlangend tegemoet gezien. 4, 12, 4, 5, 13, 10 is een zeer -u ster kend eten. 1, 7, 9, 10 is een streek Noord- Holland. 6, 2, 13, 11 is een lichaamsdeel. De maand 3, 7, 9, 5, 11 heeft vele koude dagen gehad. 8, 9, 11, 2 is een rr' Als prijs loven wij, uit: EEN MOOIEN PENHOUDER. een aanzienlijk aantal gedichten en ter scheidene drama's gemaakt voor hij 20 was, Shelley maakte al zijn wonder volle werken vóór hij dertig w as, op weken leeftijd hij overleed. Van Les sing wordt gezegd dat hij ..Sarah Samn son" begon op achttien jarigen leeftijd en dat hij er vóór zijn twintigste jaar de laatste band aanlei. Caesar was nog geen twintig, toen hij in de Romein- sche politiek een rol ging spelen, en hij was een der leiders in de Romein- sche aangelegenheden nog vóór hij dertig was. AELERLEI. Aardbeziën-lekkernij en. Wil men eens extra smullen of de kin deren op een bijzonder lekkeren aardbe ziën-boterham vergasten, ziehier het voorschrift: Oudbakken wittebrood wordt in dunne sneden gesneden, die men in gesuiker- den w ijn doopt", met fijn gedrukte aard beziën dik belegt en met die zijde naar boven, in boter of reuzel bakt, waarna men ze met suilter bestrooid, warm-voor- dient. Dit is een delicatesse bijna zonder weerga. l it aardbeziën bereidt men etn fris- sciien lekkeren drank op de volgende wijze: 1/2' kilogv. versche rijpe aardbeziën worden in een terrine geperst met 1/2 liter koud water en met het uitgeperste sap van drie citroenen overgoten. Men laat dit een uur lang staan, waarna men het door een haren zeef strijkt en vervol gens nog eens door een doek laat loo- pen. Men voegt er suiker bij naar zijn smaak. Beroemde jonge mannen. Lammeer begon zijn hondenstud'iën op zes-jarigen leeftijd. Corneille bad bet plan voor een tragedie gereed voor hij tien was. Claude Lorrain werd landschapschilder op twaalf-jarigen leeftijd. II Perugino had een altaar schildering ten einde gebracht, toen hij veertien was. Auber maakte 'n ope rette voor het tooneel, vóór hij vijftien was. Rembrandt liad een portret ge maakt vóór zijn twaalfde. Goerthe bad Betaald gezet. Reiziger: Mijnheer, mijn trein vertrekt om zes uur, zou ik nog tijd genoeg hebben om hier te dineer en? Hotelhouder: Zeker, mijnheer be gint u maar gerust: ik zal u wel laten waarschuwen als het tijd is. (Nauwelijks is de reiziger met de soep begonnen of de kellner komt hem waarschuwen, dat de omnibus op het punt is om te vertrekken. De reiziger staat op en vraagt den hotelhouder wat hij schuldig is voor zijn bord soep). Hotelhouder: Twee gulden en vijf tig cents, mijnheer! Reiziger: Maar ik heb niets anders gebruikt dan een bord soep. Hotelhouder: Dat is niet mijn schuld, mijnheer, u kon het heele diner ;ebruiken als u wilde, het is dus niet meer dan billijk, dat u ook het geheele diner betaalt. (Knorrig. en pijultelend betaalt de reiziger eidelijk zijn ƒ2,50 doch, neemt zch voor het den hotelhouder betaald t,o zetten.) Een week later ontvangt de hotel houder een grooten ongefrankeerden brief uit Engeland, waarvoor dubbel port wordt gevraagd. Denkende dat het een brief is van toekomstige logó's betaalt hij de 50 cent port. Hoe groot is echter zijn verbazing als hij op het zware groote vel niets anders ziet staan danDie Suppe war gut abea1 theuerl Eenige maanden latei- ontvangt de hotelhouder een ongefrankeerden brief uit Rusland, dien hij niet durft weige ren, omdat daaarin wellicht logies wordt besproken. Wederom ziet hij niets anders in „den brief staan dan ,,Die Suppe war gut abeir theuter." Nog menigen dergelijken brief heeft die hotelhouder na dien tijd ontvangen daar de adressen telkens met een an dere hand waren geschreven en de brieven uit verschillende landen wer den gezonden, nam de hotelhouder ze altijd aan en betaalde port, vrij wat meer dan 2,50, die bij zich onrecht matig had toegeëigend. Eens speelde de koning van Portu gal, die aan vioolspelen deed, een ro mance uit een zijner opera's voor hem. Wat dunkt u daarvan, maestro? vroeg de koning, toen hij gedaan had. Mijn hemel, antwoordde Rossi ni, voor een koning was het niet al te slecht. En daarenboven, souvereinen behoeven aan niemand rekenschap te geven. Terstond daarop, alsof er niets ge beurd was, herinnerde hij den koning aan diens belofte om hem een vat portwijn te zenden. Op zekeren dag kwam vorst Ponia- towski, lid van den Franschen Senaat Rossini tegen op den Parijschen bou levard, en de vorst, die er zich op be roemde ook te componeeren, begroette hem met een vriendelijk: Goeden dag, collega! Welzoo, ben ik misschien tot se nator benoemd? vroeg Rossini. Eens had hij met een vriend een weddenschap aangegaan om een ge- truffeerden kalkoen en die gewonnen. Maar de vriend zond den kalkoen niet spoedig. Welnu, wanneer komt de beroem de kalkoen? vroeg Rossini hem. Gij moet nog wat wachten, maes tro. Het is nog die tijd niet voor goede truffels. O, antwoordde Rossini, dat is oen valsch gerucht, door de kalkoe nen uitgestrooid. Richard Wagner bracht, toen hij voor het eerst te Parijs kwam om de opvoering van Tannhiiuser te leiden, een bezoek aan Rossini. Toen hij zijn naam had genoemd bracht Rossini de hand aan het voor hoofd, als om zich te bezinnen. Richard Wagner I zelide hij, Ri chard Wagneri Hoe heb ik het toch? Een paar jaren geleden heb ik een ge schrift van een zekeren Wagner ge lezen, waarin hij veel kwaad zij van Mozart's en Haydn's muziek en ook van de mijne. Zijt gij misschien dliie- zelfde Wagner? Wagnqr stamelde verlegen eenige verontschuldigingen. Welzoo, antwoordde Rossini. Gij hebt allerlei leelijks van die muziek gezegd. Wat mij betreft, kan het mij niet schelen; want ik ben niets. Maar geloof mij, mijnheer Wagner, Mozart en Haydn hadden werkelijk wel talent! En daarna sprak hij met zijn bezoe ker over andere dingen. Van Rossini. Rossini, de groote componist, wist altijd geestig te antwoorden en zeide rondu'it wat hij meende. Een gecostuineerd kunstenaarsbal. Onlangs is te Parijs, een bal costu- mé gehouden ter nagedachtenis van den beroemden Franschen caricatu rist GavarnL Heel het artistieke Par rijs had zich opgemaakt, om het feest te doen slagen en het is dan ook een succes geweest. Daar Cavarni in den tijd van Louis Philippe geleefd heeft, waren de costuums in hoofdzaak ont worpen naair de kleedij uit dien tijd De Burgerkoning zelf was voorge steld met zijn geheele hofhouding. Willette, de onnavolgbare teekenaar, was Louis Philippe en onder zijn at tributen was de historische, groote parapluis niet vergeten. Het feest was schitterend, eien weelde van fantasie en geest. Behalve do koning waren er op tochten van kunst uit den tijd van Louis Philippe, van literatuur en mode. maar alles gecaricatureerd op de wijze, als Gavarni het zou gedaan hebben. Het orkest was gekleed in de uniforrü van de Nationale) 'Garde van 1830. In den loop van den avond werd een gefingeerde aanslag gepleegd op het leven van den koning, gevolgd door een komieke pogine- van de me nigte, om den woulcLbe moordenaar te lynchen. Er is onbedaardelijk ge lachen op het feest Op de plaat zijn eenige van do meest frappante costuums afgebeeld.; Scliool voor journalisten. Aan den Common Council van Lon den is door een onbekenden gever het aanbod gedaan voor een proeftijd van 3 jaar een beurs van 100 pond ster ling beschikbaar te stellen voor oplei ding van journalisten, alsmede drie vierden van de kosten voor een voor dat doel op te richten cursus. De to tale gift bedraagt 1000 pond. LEVENSVERZEKERING. Metselaarsvrouw: Pas goed op, man dat je geen ongeluk krijgt Metselaar: Mij kan geen ongeluk overkomen; ik heb van de baas drie gulden geleend en sedert dien tijd laat liij me geen gevaarlijk werk meer doen. Het nut van de Fiets. In het Dagblad van Zuid-Holland lezen wij: Den vooruitgang te constateeren, dien de Sport in het algemeen in de laatste jaren gemaakt heeft, is een zeer gemakkelijke taak. De weinige jongelieden en scholieren, die vroeger onder zich alle takken van sport ver deelden, hebben hun makkers, ouder geworden, hun vrienden en bekenden aanhangers gemaakt voor hun sport, welke die dan ook was. Een ieder zal zich nog wel herinneren, hoe schaars do personen waren, die zich op een tweewieler vertoonden, en die met dien tweewieler, later safety gewor den, tochten ondernamen van boven de 10 12 kilometers. Thans heeft niet alleen de wielersport, maar heb ben diveitee andlere takken, honder den, ja duizenden aanhangers gekre gen. Thans zijn er maar weinigen, óf zij beoefenen een tak der sport., óf zij wij den bun werkkracht en ondersteuning daaraan. De Sport., welke zeker liet grootste aantal aanhangers heeft, Is het wiel- rijden. Het rijwiel wordt tegenwoordig overal voor gebruikt, zaken-menscben reporters, maken er een druk gebruik van, voor wedstrijden op baan en weg en last not least, vooral liier in Ne derland, voor het tourisme. Ging men vroeger in een landauei des zomors de omstreken zijner woon plaats bezoeken en bewonderen, thans springt oud en jong op da tweewieler en in eenige uren genieten zijrustlg doortrappende, kalm ademhalende, en zien zij meer dan zij anders in drie dagen tijds in den ons allen bekenden Jan-plezier zouiden zien. Het rijwiel, onlangs in een der Fran- sche vakbladen ,,La Reine du Sport'* door een enthousiasten schrijver ge noemd, wordt thans welkom door een ieder gcheeten. De vorderingen op het gebied van de verschillende ma chines in de laatste jaren gemaakt, hebben ook van Rijkswege da oogon doen opengaan, ©n thans bedienen de telegrafisten er zich dagelijks vanen in het leger, bij de infanterie, heeft men tegenwoordig een troep wielrij ders, die onder leiding van eenige Een Zaterdag avondpraat/e De bijeenkomst van leden van deHaar- lemsche I-Iandelsvereenigingdezen Woensdag in den Schouwburg gehouden tot het hooren van de rede des heeren Blom over de Lichtfabrieken, was in twee opzichten merkwaardig. Vooreerst om de redevoering zelf. De heer Blom heeft, dunkt ine, de juiste opvatting van een dergelijke toespraak. Hij hangt niet angstvallig aan een cahier, bevreesd van iets op eenigszins andere manier te zul len zeggen, dan hij van plan was; staat niet plechtstatig achter een tafel of ka- tliQder; neen, hij leunt op ongedwongen manier ergens tegen aan, soms met de beenen losjes over elkander en houdt een stukje papier in de hand, waarop de punten vermeld staan die hij behandelen wil. Daarover praat hij huiselijk, gezel- Ig, als iemand die zeker is van zijn zaak en het wezenlijk niet vooraf behoeft te hebben nageslagen om het te weten. Zoo moest iedere spreker doen. De tijd van plechtstatige lezingen toen alles van het eerste tot het laatste woord uit een boekje (soms neg wel gedrukt) moest worden voorgelezen en het publiek alleen adem mocht scheppen in de pauze, die dan ook aan de meesten een uitredding scheen toen na afloop van de lezing de 'ezer boog en heenging en de hoorders •lat voorbeeld mochten volgen die tijd, «e? ik, is voorbij. Tegenwoordig wen- :cbwe, dat de man die ons wat wil ki men vertellen, zóo goed in zijn onder werp thuis is, dat hij dat kan met een paar aanteekeningen als leiddraad en liefst, dat we hem na afloop nog liet een en ander mogen vragen. Wie dat niet kan of niet wil doet beter met thuis te blijven en ons een vervelende lezing te besparen. De gelegenheid tot het vragen van in lichtingen was bij het optreden van den heer Blom niet aanwezig,- wat evenwel noch aan hem zelf, noch aan 't Bestuur van de Handelsvereeniging lag, maar aan het late uur. Na elven kan men de menschen niet meer in een vergaderzaal vasthouden, 't Deed er ook hier weinig toe, want de heer Blom is iederen dag voor wie wat weten willen op zijn kan toor te spreken. De tweede merkwaardigheid van de rede lag in de plaats waar die gehouden werd. De heer Blom stond op de plek waar anders het voetlicht is aangebracht., de plek waar Faust gekweeld heeft van zijn liefde en van. zijn berouw, waar Othello den doodsteek toebracht aan Desdemona en de visschersvrouwen van Heijermans' Op Hoop van Zegen hebben geweeklaagd over hun in de zee geble ven familieleden. Zonderlinge tegenstelling van hoog dra matische gebeurtenissen met de proza van leverantie van gas en eleetriciteit. En toch, is er wel iets zonder kern van poë zie? Zullen straks die hoog dramatische voorstellingen niet beter tot lnin recht komen onder het schijnsel van electrisch licht? De heele wereld is een komedie, zeg gen zwaarmoedige menschen. Zooveel is zeker, dat de historie van onze lichtfa brieken haast aanleiding geven zou om dat aan te nemen. Ze was afwisselend een drama, een kluchtspel en ook wel een melodrama, in welke laatste soort van tooneelproducten naar men weet de ac teurs gewoonlijk harder schreeuwen, dan wel noodig is. Maar ik volg liever het voorbeeld van den heer Blom en praat niet meer over quaesties van gas- en elec- triciteitsverlichting. Van de reinigings- quaestie kan ik evenwel niet zwijgen. Bij alles wat stof en vuil heetl wat is onze straatreiniging toch onvoldoende. Een inzender in dit blad heeft er terecht op gewezen en ik schrijf het hem na. Niet de bezem van den reiniger is heerscher op onze straten, maar het vuile proppen- dom! Ouwe kranten, vodden van onbe schrijfelijke afkomst, geheimzinnige rom mel van allerlei aard, samengerold tot proppen en brokken, zwerven langs onze straten, dartelend op den adem dss winds, zooals de oude dichters zouden zeggen. Vóórdat we ons druk maken over het on sierlijke schouwspel, dat onze gemeente reiniging oplevert aan de van Amsterdam komende bezoekers, behoorden we acht te geven op den treurlgen toestand van de straten in onze gemeente. Daaraan kan de Verfraaiingsvereeniging veel nut tiger haar ongezegelde requesten beste den. Wat is daan an nu wel de oorzaak? Te weinig mannetjes om den boel behoorlijk schoon te houden? Dan is dat verkeerde zuinigheid, want wij Hollanders, die nu eenmaal bekend staan als niet al te zin delijk op ons lichaam, hebben in elk ge val een reputatie op te houden ten aan zien van de reinheid van onze straten. Die mogen wij bewoners van Haarlem, die ons nogal de benaming van Bloe menstad laten aanleunen, niet verspelen. Vooral omdat de overheid een voor beeld moet geven van netheid en orde. Wanneer de administratie van de ge meente het een heel natuurlijke zaak vindt, dat allerlei rommel naar de gril len van den wind door onze straten waait, hoe kan zij dan verlangen, dat wij onze aardappelenschillen, garnalen- koppen, palingvellen en andere overtol ligheden brengen ter plaatse waar die behooren? Ik weet wel, dat we eigenlijk ook moesten zorgen, dat er geen papie ren op straat komen, maar bij ver huizingen kan dat moeilijk worden voor komen en de Zondagsche bezoekers van buiten, die hunne consumptie meebren gen, kunnen bezwaarlijk gedwongen worden den heelen dag rond te loopen met de papieren, waarin hunne boter hammen hebben gezeten. In 't algemeen dus behoort, zooals ik betoogde, do overheid bij onze andere deugden ook die van de netheid aan te kweeken. Ook de schooloverheid. En of hier en daar aan die verplichting altijd wel naar behooren wordt voldaan, zou ik niet met beslistheid willen bevesti gen. Bij een van mijn kennissen zag ik onlangs een schoolboek, dat nog maar met een draadje in elkaar hing. Het om slag had een grooten scheur, het boekje was vol vlekken en naar ik hoorde, had de jongen het al weken zoo in zijn bezit gehad en het zoo van een voorganger ge kregen. Hier zou natuurlijk het beroemde „kaf ten" niet geholpen hebben. Waarom, zoo vroeg ik mijzelven af, laat men deze boekjes, die dan toch van de eene hand in de andere gaan en veelal jaren ach tereen gebruikt kunnen worden, niet da delijk op een goedkoops manier stevig inbinden? Dat zou een les in netheid we zen, waarvoor ik graag alle mogelijke jaartallen-lnpomperij, mitsgaders de gra ven uit het Hollandsche, Henegouwsche en andere huizen cadeau wil geven. Op die manier staat alles met elkaar in verband: do zin tot orde bij de school jeugd met de ontoereiicende straatreini ging van de gemeente. Intusschen zijn vodden en proppen niet de eenige din gen, die op straat gevonden worden. Er zwerft ook veel rond van grooter waarde. Een geregelde studie van de lijstjes van gevonden voorwerpen levert een afdoend bewijs op, lioe tientallen menschen met elegante zorgeloosheid omspringen met hunne bezittingen. De bonte rij omvat alles, van een kerkboek af tot een gou den ring toe en alles wat daar tusschen ligt. De politie houdt daarvan een bont museum na. Toch is er iets ih de administratie van die gevonden voorwerpen, dat mij niet practisch toelijkt. De gewoonte bestaat namelijk bij de politie om wanneer ie mand iets vindt en het aan 't bureau komt aanbrengen, tot hem of haar te zeggen: „bewaart u het zelf maar; komt er navraag, dan zal ilc de menschen wel bij u zendenl" Dat is nu heel aardig en wel, maar 't is ook verbazend lastig voor den eerlijken vinder en moedigt uit den aard van de zaak de „eerlijke vinderij" niet aan. Waarvoor zal de arglooze wan delaar, die een prul van een cent of wat waarde vindt, dat op verzoek van de politie bij zich thuis opbergen en de be zoeken afwachten van allerlei menschen, die meenen dat het hun eigendom wel zou kunnen zijn? Dat bewaren is 't werk van de politie, die daarop ingericht ls en toch een berging hebben moet voor dingen, die de agenten aanbrengen. Bovendien blijft op deze manier na tuurlijk de politie niet op de hoogte van wat er ten slotte met die ycsrwerpen ge beurt. Een dame had onlangs een cein tuur met eon gesp verloren en ging daar van aangifte doen bij de politie, die haar het adres opgaf van een ingezetene, die een ceintuur gevonden had. Toen ze daar kwam, bleek dat het haar ceintuur niet wezen kon, omdat de vinder die veel eer-, der gevonden had dan zij de hare had verloren en tevens vernam zij, dat de gevonden ceintuur al door een ander als haar eigendom was herkend on meege- nome.n. Dlijkbaur wist dus de politie daarvan niet af. En dan bovendien: gesteld eens, dat de ongelukkige vinder zijn vondst af geeft aan een onrcchtraatigen eigenaar* die hern voorliegt, wat zal hij dan later doen wanneer de rechtmatige eigenaar zijn eigendom komt opvorderen? In zoo'n geval steekt de anno man zich na tuurlijk in een reeks van „nesten" en krijgt, wat men huiselijk noemt stank voor dank. De politie loopt daarvoor min der gevaar, al was hot alleen omdat daar zoo gauw geen onrechtmatige eigenaar komen zal. En ten slotte: ik beef voor de conse quentie van dit stelsel. Neem aan, dat ik 's avonds laat een dronken man op slruat vind liggen, hem uit medelijden en voor zijn veiligheid naar 't politiebureau breng om daar den nacht te passeeren; zal ik dan ten antwoord krijgen: „dat gevonden voorwerp moet u zelf maar be waren, ze zullen hem wel gauw komen terugvragen!?" Zoo zou het vlndersbedrijf Bezwaarlijk worden. Dat nu reeds Iemand verstandi ger doet met maar liever niet3 op straat te vinden, meen ik te hebben aanjjè- toond. FJDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 5