DE ZATERDAGAVOND
GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD".
Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud.
Rubriek voor Dames.
PER TELEPHOON
Haarlemmer Halletjes.
file. S'J.
Zaterdag 24 Mei.
1902.
Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken.
□e Sserenleaders te KSerkssJorp.
Op de plaat is afgebeeld' liet liuls,
waarin d'e Vrij staatsolie regeeringsper
sonen ,met president Steyn aan het
hoofd, te Klerksdorp in de vorige
maand' hebben vertoefd, om met hun
collega's van Transvaal te beraadsla
gen over de voorwaar dien., waarop de
Engelsche regeering bereid1 is den
vrede in Zuid-Afrika te doen weder-
keeren. De Transvaalsche gedelegeer
den hadden hun intrek genomen in
een ander huis te Klerksdorp, in een
ander gedeelte van die plek en de bij
eenkomsten, welke de vertegenwoordi
gers der beide Republieken tijdens hun
verblijf te Klerksdiorp hielden, vonden
plaats i'n een speciaal voor dat d'oel
opgerichte tent aan d!e spruit, die
K lerksdorp doorsnij dt.
De Boerengedelegeerden genoten alle
mogelijke faciliteiten, zoolang hun
verblijf in het dorp duurde en mili
taire eer werd hun bewezen door een
wacht van Hooglandiers, voor hun tij
delijke woningen geplaatst.
liulp niet noodig!
Zieke, aanvallen? vroeg ik ver
ward, wie is u dan?
Ik ben de directeur van het
krankzinnigengesticht en werd hier
telefonisch ontboden
Pardon, mijnheer, riep Demblon,
die dit gehoord had. Dan heeft er een
vergissing plaats gehad!
Zoo, srak de arts. Nu, dan heb
ik wellicht te eeniger tijd het genoe
gen!
Hij ging.
Paul! riep d'e vader. Wat had ik
besteld?
De1 verdeeling van Polen.
Wanneer is d.ie geschied?
In 1772.
Verkeerd'In 1793
Dat was d'e tweede verdeeling.
Demblon verbleekte. 1772 was de
dokter uit het krankzinnigengesticht,
1793 de drukker. Een dubbele fout
van mijn dubbel systeem.
In den omtrek van Parijs. De
restaurateur tot twee duellisten, die
bezig zijn te vechten.
Heeren, maakt een beetje Voort,
d'e patrijzen zullen anders te gaai-
worden.
Waarom geeft ge uw man toch
den huissleutel niet mee.
Orndathij, als hij thuiskomt, toch
bet sleutelgat niet kan vinden.
In welke maand praten de vrou
wen het minst? vroeg iemand in een
gezelschap.
Toen ieder het antwoord schuldig
bleef, spi-ak hij
In Februari. Dan kunnen ze
maar 28 dagen praten.
Uit een brief van een stu
dent: Ik ben zeer verheugd, dierbare
oom, dat u mij aanstaanden Maandag
zult komen bezoeken. Ik zal aan het
station zijn, als uw trein aankomt.
Daar wij elkander in langen tijd niet
gezien hebben, en opd'at 'ik u gemak
kelijk kan herkennen, gelieve' u een
bankje van 25 gulden in de rechter
hand te houden.
Mervrouw. Leent je, is daar de
vischboer,. wacht, ik zal zelf eens ko
men (aan de huisdeur) maar me
lieve man, deze viscli is weer verre van
frisch,. hoor!
Vischventer (op zijn teen getrapt).
Weet u wat uwes zoekt, mevrouw,
uwes zoekt visch, d'ie morgen gevan
gen wordt en vandaag gegeten kan
worden!
Het goot gisteren, het giet heden,
en het zal morgen weer gieten, als de
voorspelling, die tot heden zooveel
waarheid heeft getoond te bevatten,
heelemaal uitkomt. Als het spreek
woord ,,na regen komt zonneschijn"
nu ook maar in de derde macht ge
bruikt wordt, zoodat na driedubbele
regen ook driedubbele zonneschijn
volgt, dan hebben wij in de maand
Juni zeker wat goeds te wachten. Als
de zon er dan eindelijk is met haar
koesterende stralen, dan zal zij ook
welkom zijn ik wed, dat zuinige huis
moeders dan uit pure dankbaarheid
vergeten voor haar hellen schijn de
stores te sluiten. Zij zullen met een
vroolijk gezicht kunnen aanzien, dat
d'e gloeiende stralen haar best doen,
de n'ieuwe gordijnen wat fletser kleur
te bezorgen of wel het velours van de
stoelen of het Axminster tapijt. Wij
zuLlen haar binnen laten komen met
nomen, ook een zesjarig, dat zij da
delijk met moediertjeszorg omringde
en aan zich wist te bin dien. Zoo ble
ven zij samen een groepje vormen, tot
een paar jaar later weer een zesjarig
meisje i'n het weeshuis kwam en deze
nieuwelingen wekte de sympathie der
beide meisjes, zoodlat zij beidien moe
dertje speelden over d'e kleine wees.
Het groepje was nu gegroeid tot drie
en zijzelven meendlen, d'at het we] zoo
zou blijven, maar onlangs kwam een
heel kleintje in het huis, een dik drie-
Mijn vriend Demblon was een zeer
praktisch man, vooral ten opzichte
van de opvoeding van zijn eenigen
zoon Paul.
Demblon, lid der firma D'emblon en
Bieling, was koopman. Volgens zijne
meening moest elk© handeling een
dubbel doel hebbeneten en drinken,
wasschen, slapen en alle andere werk
zaamheden mochten niet uitsluitend
als bezigheid' verricht worden, doch
Kflen.de'n gepaard te gaan met andere
■.zaken.
Alles om Dernblons persoon, in huis
en op het kantoor, was tot dllt 'twee
voudig doel ingericht. Zijn wandel
stok, tegelijk degenstok, de kantoor
kruk, tevens pers, de lamp, ook kook-
toestel, alles gaf van zijn dubbel
doel getuigenis.
Ik heb dikwijls om hem gelachen,
wanneer zich bij deze vereenigde za
ken fouten vertoonden, zeide hij koel
bloedig ,,Dait is begrijpeliik elk sys
teem heeft zijne gebreken, een dubbel
systeem zooveel te meer."
Met deze logica redde hij zich uit
■elke moeielijkheid, ook in zijne paeda-
gogische moeielijkheid, zooals blij
ken zal.
Ik bezocht Dsnxblon op zekeren dag,
toen hij bezig was het plan voor een
badcourant te ontwerpen.
Ziet u, zeide hij, die. gedachte is
nieuw, ze zal opgang maken. Wil men
een bad nemen, dan heeft men dik
wijls behoefte aan lectuur, niet voor
of na het bad alleen, maar ook tijdens
het bad', in het water. Onze kranten
kunnen daarvoor niet gebruikt wor
den wegens het slechte papier, en nu
ben ik voornemens nieuwsbladen te
laten drukken op „zeeppapier". Heeft
men een blaadje gelezen, dan wordt
dit van het blok gescheurd. Men ge
bruikt het voor de reiniging en leest
dan het volgende. Wat zegt ge van
dit idéé?
Ik vond, zooals te begrijpen is. dit
denkbeeld eenig. Het was slechts mo
gelijk, dat een Demblon tot zulke ge
dachten kon komen.
Dan begon hij uit te rekenen, wat
zoo'n blad moest kosten.
Paul, riep hij tot zijn zoon, die
op de copieerpers zat en een brief be
antwoordde, vraag bij de plundering
van Maagdenburg, wat een baal pa
nier kost.
Ik keek verwonderd op doch zweeg
om geen stoornis te verwekken.
Paul drukte op den knop van het te
lefoontoestel en zeiNo. 1631 juffrouw.
Eenige oogenblikken later meldde
hij zijn vader,, dat die firma geen
zeeppapier fabriceerde.
Demblon, nog steeds met 't telefoon-
register in de hand, bladerde daarin
verder en zei dan
Vraag dan bij .den Vrede van Mun
ster. Daar zullen we stell'ig wel klaar
komen.
Paul dacht na, drukte dan op den
knop en riep no. 1648.
Maar beste vriend, vroeg ik, wat
beteekent d'at? Wat heeft de vrede
van Munster of de plundering van
Maagdenburg met dat zeeppapier uit
te staan?
Eigenlijk niets, was het antwoord.
Volgens mijn dubbel systeem geef ik
den jongen onderricht, in de geschie
denis nu hij met telefoneeren bezig is.
Het jaartal is tegelijk het nummer.
Ik wilde/ mijne bewondering te ken
nen geven, toen Paul zijnen vader toe-
rien
De dood van Julius Cesar kan
opgave verleenen!
Vraag daar dan, luidde het ant
woord.
Wij spraken lang over Dernblons
uitvinding. Eindelijk had de jongen
met behulp van de geschiedkundige
telefoon antwoord op de papiervraag
bekomen, maar nu moest er nog een
drukker gevonden worden, met wién
Demblon zelf wilde onderhandelen.
Paul zou ondertusschen de verdee
ling van Polen om een kort onderhoud
verzoeken.
Een half uur verliep, toen klopte er
iemand. Binnen!
Daar trad een deftig persoon bin
nen.
U wenscht mij te spreken? Enkele
minuten geleden ontving ik telefonisch
bericht van u.
Jawel mijnheer, antwoordde mijn
vriend. Ziet u. ik zou u gaarne even
spreken over het drukken van een
krant op zeeppapier!
En nu ontwikkelde hij zijn plan zoo
uitvoerig mogelijk.
Heel goed bedacht, sprak toen de
heer toen Demblon geëindigd had
daarop trok hij mij aan de jaspanden
en beduidde mij, hem even te volgen
naar den hoek van het vertrek. De
zieke is niet gevaarlijk, zoo hij geen
aanval van woede krijgt, hebt u mijn
Zij zitten met haar vieren meisejs
bijeen: de gewone d'agelijksche bezig
heden in het groole weeshuis gelden
niet voor vandaag, want het is Zondag
en na kerktijd mocht ieder gaan doen,
wat hij verkoos. Zij, met haar vieren,
zoeken elkaar altijd: op, kunnen het
best met elkaar vindien. Op zeer jeug
digen leeftijd' hebben alle vier haar
ouders verloren. Eerst kwam de
oudste, de nu zestien-jarige, i'n het
weeshuis; zij was toen pas 6 jaar en
twee jaar later werd een meisje opge-
in een Weeshuis.
jarig meisje. En deze versterkte spoe
dig het aardige troepje tot vier.
Zij zitten nu bijeen op dien Zon
dagnamiddag De oudste leest den
twee, die het begrijpen, voor; één der
meisjes houdt d'e allerkleinste zus, die
onder het lezen in slaap gevallen is,
op haar schoot, en dl© derde breit on
der het luisteren naarstig aan een kous.
't Is heel gezellig in dat hoekje van
het weeshuis.
Een Zaterdag avondpraat je
Het openbaar onderwijs, het Groote
Monster, dat van jaar tot jaar meer van
onze belastingpenningen in zijn groo-
ten muil opslikt, zich daarna gretig de
lippen aflekt en de breede kaken opspert
naar meer, heeft ons weer verplicht een
nieuwe school te bouwen, met al den
aankleve van dien. In afwachting van
het oogenblik, dat deze klaar zal zijn is
er groot gebrek aan ruimte. Naar ik
hoor moeten er 500 a 600 kinderen onder
dak worden gebracht, dat is dus, behou
dens de gewone klassenverdeeling, pre
cies de bevolking van een heele school.
Waar moeten al die opgroeiende staats-
burgertjes naar toe? Er wordt met ijver
en naarstigheid naar ruimte gezocht.
Behalve op de oude gevangenis op de
Botermarkt heeft het gemeentebestuur
het oog laten vallen op de infanterie-
kazerne, waar nu ook naar luid der be
richten van een der correspondenten in
dit blad, lokalen voor de leergierige
jeugd in gereedheid worden gebracht.
Nu beweert neef Wouter wel, dat hier
de mosterd zooal niet na den maaltijd
komt, dan toch niet zoo tijdig wordt op
gediend, als noodig en wenschelijk zou
zijn geweest „waarom", zoo zegt hij,
„heeft men de zaak zoo lang laten loo-
pen en niet al veel vroeger plannen voor
een nieuwe school ingediend, wetende,
dat die toch eenmaal noodig wezen zou
de lezer, die Wouter kent, wendt zich
met mij vee! liever van zijn critische
persoonlijkheid af en gaat met mij de
zonzij van de zaak bekijken.
En die is groot, ja ja, die is groot.
Vooreerst is het in deze moeilijke we
reld, waar je dikwijls heehvat over je
kant moet laten gaan en van jaar tot
jaar groote stukken van je hopen en wen
schen moet zien afbrokkelen, zeer ge-
wenscht, dat er aan clen toestand iets
ontbreekt. Het moet niet alles zoo op
rolletjes gaan, alsof het gesmeerd was,
er moet iets te wenschen overblijven.
Wie in een volmaakt huis woonde, zou
de genietingen daarvan niet meer gevoe
len. Eerst wanneer je schoorsteen een
poosje verstopt is geweest, waardeer je
naar behooren de bekwaamheden van
den schoorsteenveger. Zit je den heelen
ochtend in een slecht geventileerd lo
kaal, dan waardeer je om twaalf uur des
te meer de frissche buitenlucht. Wou
ter beweert nu wel, dat volgens die
theorie de slechtste lokalen eigenlijk de
beste zouden wezen, maar die opmerking
nemen we voor kennisgeving aan en
constateeren, dat het toch een ongehoord
ongewone zaak zou zijn, wanneer er
in Haarlem niet eens een paar jaar
drukkend gebrek aan schoolruimte be
stond, voordat een nieuwe school nieu
we ruimte oplevert. Zóo hebben we het
hier altijd gedaan: eerst een jaar of wat
gewacht, totdat het bepaald niet langer
kon, dan gauw een school bouwen, die
onmiddellijk volstroomt, dan weer een
jaar of wat wachten en zoo vervolgens.
In 't algemeen kunnen we zeggen, dat
al onze nieuwe openbare scholen min
stens een jaar te laat gebouwd worden.
Zooals ik dus zei is het nuttig, dat de
kindertjes niet zoo maar dadelijk in een
mooie, nieuwe moderne school terecht
komen; ze moeten eerst het eene of an
dere hok door. Er moet climax wezen.
Bovendien hebben die speciale lokali
teiten eigenaardige verdiensten. Welk
een opvoedende kracht schuilt er niet
in grauwe kerkermuren. Ik hoor in ge
dachten de klassen al sidderen, wanneer
in het vroegere Huis van Bewaring de
onderwijzer hun op passenden toon een
beeld ophangt van de ellende, die in ge
vangenissen geleden wordt en daarna;
ik zie ze in de infanteriekazerne al luis
teren naar den gelijkmatigen stap van
de rekruten op het excercitieterrein:
„een, twee, een twee, een twee, pink op
de naad van de broek." Wat een schoo-
ne les .in orde en regelmaat.
Ik zei daar straks, dat er climax be
hoort te wezen. Yan diezelfde meening
is ook de districts-schoolopziener, maar
hij past die ook op de onderwijzers toe.
De lezer dient te weten.dat de benoeming
door den Raad van hoofden van scho
len eigenlijk een soort van wassen neus
is. De Raad verbeeldt zich wel, dat hij
benoemt, maar welbeschouwd is het de
districts-schoolopziener, die de voor
dracht maakt. Geen wonder dus, dat
de onderwijzers graag met dezen macht
hebber op goeden voet trachten te blij
ven en zich liefst zooveel mogelijk naar
zijn willen en wenschen gedragen.
Intusschen is dit voor den Haarlem-
schen onderwijzer, die bevordering
wenscht, een moeilijk geval. De school
opziener is namelijk van meening, dat
er climax behoort te wezen en hangt
daarom de leer aan, dat een Haarlemsch
onderwijzer eerst hoofd moet worden in
een kleine gemeente, voordat hij met
kans van succes solliciteert naar hoofd
van. een school te Haarlem. Blijkbaar
is hij het dus eens met Cesar, die hoe
wel hij geen schoolopziener was, de mee
ning aanhing, dat het beter was de eer
ste te zijn in een kleine stad, dan de
tweede in Rome. De Haarlemsche onder
wijzers evenwel hechten aan die Cesari-
aansche wijsheid alleen waarde als klas
sieke herinnering en zijn overigens over
tuigd, dat de tweede te wezen, ja de
derde aan een school te Haarlem, veel
aangenamer is, dan de eerste aan een
school te Lutjebroek. Het gevolg daar
van is, dat de schoolopziener de Haar
lemsche onderwijzers wel verplaatsen
zou, wanneer ze maar wilden uit wel
ken toestand deze andere voortvloeit, dat
de Haarlemsche onderwijzers den school
opziener wel verplaatsen zouden, als ze
maar konden.
Zoo ingewikkeld zijn en blijven nu
eenmaal de gangen en kruisgangen in
het menschelijk gemoed en leven. En
soms stuit je, midden tusschen de aller
droevigste zaken in, op iets vermake
lijks. Zoo kunnen we in het jaarverslag
van Meerenberg in de aandoenlijke op
somming van redenen voor de krankzin
nigheid lezen: „Overmatige geestesin
spanning werd alleen bij de mannelijke
lijders aangetroffen".
Voor de vrouwenbeweging is een op
merking als deze in haar nuchtere kort
heid een kaakslag. Natuurlijk zijn de
mannen, geneigd als ze zijn tot spotten
(wanneer de vrouw er niet bij is) er op
uit om daaruit af te leiden, dat buiten
gewone geestesinspanning bij vrouwen
niet voorkomt. Gelukkig zijn vrouwen
langzamerhand de gave des woords
machtig geworden en hebben daarmee
de bacil der spitsvondigheid ingeslikt,
't Zou mij daarom dan ook niet verwon
deren, wanneer de vrouw op dezen aan
val antwoordde: „wij spannen onze her
sens wel degelijk in, veel meer dan gij
mannen, maar onze hersens zijn ster
ker en bezwijken zoo spoedig niet."
Zoo is er tegen een argument altijd
een ander argument over te stellen en
blijft de gelegenheid tot discussieeren
zonder het ooit eens te worden, in de
wereld. Dat heb ik dezer dagen nog
weer eens kunnen opmerken. Er wordt
gewoonlijk beweerd, dat de fiscus ui
terst haastig is bij het vorderen van geld
en uiterst langzaam bij het betalen.
Verbeeld u nu mijn schrik en verwon
dering, toen ik dezer dagen van den ge
meente-ontvanger de volgende aanschrij
ving ontving:
„Gelieve de aan u toegezonden bevel
schriften of bevelschrift tot betaling ten
„spoedigste in ontvangst te nemen
Ziedaar dus de fiscus, die mij vraagt
om toch gauw mijn geld bij hem te ko
men halen. En men moet weten, dat
dit geschiedde op een gedrukte kaart,
derhalve geen zeldzaamheid is. Als dat
zoo doorgaat zullen wij moeten vast
stellen, dat de fiscus dolgraag aan ons
betaalt een axioma, dat, eenmaal aan
genomen, een kluitje uit de pap zal we
zen van onze dagelij ksche gesprekken,
waarbij we nu eenmaal gaarne critiek
uitoefenen op stad en staat.
In dat opzicht zijn we allemaal Hugen-
holtzen, alleen is de heer F. W. N. Hu
genholtz misschien een beetje erger dan
de meesten onzer. Althans hij komt nu
weer met een nieuw voorstel in den
Raad, dat als zoodanig een critiek is op
bestaande toestanden, die het tracht om
ver te kegelen. Hij wil namelijk voor
ontslag, schorsing of andere geschillen
omtrent gemeente-ambtenaren en beamb
ten, een commissie benoemen, bestaan
de uit gemeenteraadsleden, gemeente
ambtenaren en gemeente-werklieden,
een commissie dus, die in de verschil
lende takken van dienst den chef daar
van vervangen zal en ook het oordeel
van B .en W. en zelfs van den Raad
overbodig maliën zal.
Ik geloof, dat dit voorstel een schalks
heid van den heer Hugenholtz is. Zooals
een dokter doet wanneer hij iemand een
drankje wil laten slikken dat bitter is
en er daarom wat zoete stroop bij doet,
zoo spreekt ook de lieer Hugenholtz in
zijn voorstel van de gemeenteraadsleden
en van de ambtenaren, om er de werk
lieden door te krijgen.
Ik weet niet, of de Raad zóó van
smaalt zal veranderen, dat hij dit drank
je door het keelgat laat gaan. Op het
eerste gezicht zie ik er geen voordeel,
maar wel nadeel in, dat in ernstige ge
vallen niet meer de heele Raad zou be
slissen, maai* het gedeelte, dat in die
Commissie zit. Het wil er bij mij ook
niet in, dat de oppositie in den Raad
met de beslissingen van die Commissie
meer ingenomen wezen zou, dan zij nu
is met de beslissingen van. B. en W. of
van den Raad, tenzijalleen die op
positie den Raad in de Commissie ver
tegenwoordigde.
Wil de heer Hugenholtz in gevallen
van geschil, schorsing, ontslag of an
derszins als nieuw element de meening
van den werkman hooren, dan deed hij
beter met dat ronduit te zeggen en niet
de pil te besuikeren met een toevoeging
van gemeente-raadsleden en ambtenaren,
die hem zelf, denk ik, volkomen koud
laat.
FIDELIO.