DE ZATERDAGAVOND GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD". Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud. Haarlemmer Halletjes. Mo. 02. Zaterdag 7 Juni. 1332. Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken. ALLERLEI. Nieuwe industrie. Een zeer belangrijke industrie blijkt volgens de Temps tegenwoordig bij verkiezingen in Frankrijk te bloeien. Naast de gewohe verkiezingsagen ten, die hun eigen overtuiging dien-en. zijn er andere, die begrepen hebben, dat. tusschen de candidaten en het kiezeiiskorp9 plaats is voor een indus trie. Zij zijn niiet zoo eenvoudige men- schen als de verkiezingsagenten uit overtuiging. Zij fabriceeren zelf een candidaat, starten hem en bemoeien zich er verder niet meeir mee. Zij zijn „verkiezingsaannemers" in het groot. Zoo iemand is een man van groot ge wicht. Er is dan ook een door de Temps geïnterviewd. Als een generaal voor den slag was hij zenuwachtig en vol zorgen. Hij was buitengewoon terughoudend en voorzichtig en de interviewer moest hem de woorden uit den mond treik- ken. ,,De zaken gaan niet erg goed" ver klaarde hij, „de Boulanger-tijd komt nooit weerom. Plet kan ook een ster veling niet gegeven zijn. zulke tijden tweemaal in zijn leven mee te maken. Dat was me een tijd „Toen kwamen de menschen naar mij toe met 50.000 francs en vertrouw, den verder op mij. Nu loopen ze naar de ligues. Die dingen hebben ons ge- ruineerd Neen. ik zeg geen gekheid. Ik ken een candidaat, een voornaam heer, die verbeeldt zich, dat je een kiesdistrict koopt als een groot land goed». Die ging naar een ligue en zei: hier heb jelui 100.000 francs, laat mij tot afgevaardigde kiezenNu, hij zal wel gekozen worden, maar de ge schiedenis kost hem nu al 500.000 frcs. „Ik kan u natuurlijk onze ambtsge heimen niet verraden, maar ik wil u wel in groot© trekken het strategische plan ontvouwen, dat ik bij de verkie zing van een zeer goed betalenden can didaat gevolgd heb. Hij werd gekozen zonder zichzelf met de zaak in 't minst te bemoeien. Ik koos een plattelandsdistrict en riep toen mijn Parijsch personeel op. bestaande uit 50 camelots. die ik in twee groepen verdeelde, n.l. de bour. geois en proletariërs. Voor de eersten kocht ik bij een uitdrager jassen, cylinderhoeden, grij ze pantalons, schoenen, ja zelfs kou sen, want de kerels hadden niets aan het lijf. De kosten waren 25 francs per man. De bourgeois moeten zich goed kun nen voordoen en als handelsreizigers agenten, enz. overal onder een of an der voorwendsel kunnen binnenkomen en den candidaat aanbevelen. „De proletariërs doen betzelfde werk in de kroegen enz., doch soms is er De shah van Perzië, die weder eens een rondreis door Europa maakt, is de vorige week te Rome geweest, als wij des tijds uitvoerig mededeelden. Aan het sta tion werd hij begroet, door koning Victor Emmanuel en de plaats geeft van die [ontvangst een afbeelding. Oe Shata is FSsnse, De Perzische heerscher, die door de bevolking hartelijk is toegejuicht, beeft de stad der Zeven Heuvelen reeds weder verlaten, zondef zijn voorgenomen be zoek aan den paus te hebben gebracht, doordat hij zich niet wilde schikken naar de vele en velerlei formaliteiten, welke grand jeu noodig, want in vela lande, lijke districten worden de redenaars, die niet uit den omtrek zijn, al dade. lijk met wantrouwen aangezien. „Daarom zond ik bourgeois en pro letariërs tegelijk in het veld. De pro letariërs houden in kroegen anarchis tische 'toespraken, dreigen met plun dering en brandstichting waardoor zij den boeren angst aanjagen, en dan komen de bourgeois, die daar toevallig zijn, tegen hen op, verdedigen het in- dividueele eigendom, berispen een re geering, die zulke redevoeringen toe laat en verzekeren, dat Frankrijk flin ke mannen noodig heeft zooals na. tuurlijk mijn candidaat. „Plet spreekt, dat daardoor diepe in druk wordt gemaakt op de boeren. Nog een ander stukje Vertelde de verkiezingsagent. De man had namelijk twee blaadjes opgericht, die elkander tegenspraken. □e Geboortedag wan Rorrae. De Italianen hebben dezer dagen op schitterende wijze de stichting van de stad Rome gevierd. De clou vormde een vertooning, geheel in den trant van het oude Rome, waarvan de beroemde Pa- latijnsche heuvel, de Arx Palatina, het middelpunt was. Daar vereenig'de zich, allen in oud-Romeinsche kleedij en naar gelijk nagebootst de tijd van Julius Ce- oud-Romeinsche gebruiken en gewoon ten, het Romeinsche volk met zijn volks vertegenwoordiging, den senaat, voorts priesters en andere personen, die in het oude Rome een aanzienlijke positie in namen. In alles was zoo zorgvuldig mo- sar en de algemeene indruk van het feest was wel grootsch, in weerwil van de moderne kleedij der nieuwsgierigen, die 'n vreemd figuur maakten tegenover toga's, standaarden en schitterende har nassen. De vruchten van den taxisboom heb ben reeds menigeen gedood, en het is bekend, dat het niet raadzaam is om de pitten van perziken of van een groo- te hoeveelheid kersen te eten. De lobelia's zijn bijna allen schade lijk voor de gezondheid haar sap ver wekt braking, duizeligheid en hoofd. Dijn. Mariaschootn werkt even vergiftig als klimop de knollen schijnen het gevaarlijkst te zijn. Meiklokjes hebben ook eene zeer schadelijke uitwerking, en de herfsL ©tijloos heeft, wanneer zij gekauwd wordt, braking en buikloop ten ge volge. De bladeren en bloesems van den oleander zijn doodelijk en de1 schors van den trompetboom brengt zeer ern stige gevolgen teweeg. Eindelijk is ook nog de dolle ker vel, die, als zij nog niet bloeit, op sel derij gelijkt, tamelijk vergiftig. Mijnheer Goedbloed: Veeleer ver huurd ik me zelf als keukenmeid, dan ooit weer 'n stap te zetten in een huur- en verhuurkantoor van dienstboden. Ik ging daar laatst heen voor mijn vrouw, pikte een van de meest geschikte vrouws personen uit, die ik er aantrof, en zei: Ik zou jou wel als keukenmeid wil len hebbenI Het mensch richtte in haar volle lengte zich op, keek vernietigend mij aan en zei: Ik zou jou wel als huisknecht wil len hebbenI Herleven uit den schijndood. Er zijn verscheidene en niet eens zeer laag staand© dieren, die na éen, twee ,drie ja zelfs vier jaar uit den schijndood ontwaken kunnen. Het zijn voornamelijk die, welke men in het stof van de dakgoten aantreft. Het ongewapend oog zal in dit stof niet het geringste leven/steeken waarnemen, maar als men ze in een schaaltje met water werpt, en eenige uren later dat water onder de microscoop beschouwt, zal men weldra eenige doorschijnende geleiachtige diertjes zien, die zich op een eigenaardige wijze voortbewegen. Het zijn deze diertjes, die ons het op. merkelijk verschijnsel van een herle ven uit den schijndood aanbieden. Als het water, waarin zij leven, verdampt is. drogen zij evenals alle andere wa terdieren uit, krijgen daardoor een gerimpeld aanzien, verliezen hun oor- spronkelijken vorni en schijnen ge storven te zijn. Het gelukte eens een natuuronder zoeker, Spallanzani, een dezer diertjes, een z.g. raderdiertje, dat vier jaar ge leden uitgedroogd was, te doen ont waken uit den schijndood, door het met water te bevochtigen. Hij her haalde zelfs met een en hetzelfde dier tje het uitdrogen en doen herleven zestien maal achtereen. Wielrijden. De eigenaardigste wedstrijd, die men zich denken kan, is ongetwijfeld de vossenjacht of paper hunt, die tegen woordig 's nachts per fiets gehouden wordt in de straten van Rome. Een club, bestaande uit jongelui van de eerst© families, waaronder markies Ca- riani, graaf Delia torre. baron Cam. pagna, markies Rappini, markies Cap- pelii en anderen, heeft zich speciaal voor dit doel gevormd. Onlangs heeft zoo'n wedstrijd plaats gehad tusschen de piazza Venezia, het collegio Romano, de piazza Navona. en het kasteel Santé Angelo, waar hei spoor bijster geraakt werd. Den volgenden keer. dat er weer zulke nachtelijke wedstrijden worden, gegeven, zuilen er dames bij genoodigd worden (De Fiets). EEN PROBAAT MIDDEL. De volgende adivertentie kon men onlangs lezen: „Kom terug, lieve Olga. Ik ken een groot geheim. Je Man." GEHOORD GEDURENDE EEN LEZING. Wat is die professor vol van zijn onderwerp! Ja maar hoe langzaam maakt hij zich leeg. GOEDE RAAD. (Voordat de familie aan tafel gaat). Man. Mensch, zwijg ik spring uit mijn vel! Vrouw. Dat zou ik niet doen zoo kort voor 't eten want dan kan je er straks niet meer in. Vergiftige tuinplanten. Bij de plantkundigen is het bekend, dat er onder de veel voorkomende planten in tuinen verschillende soor ten zijn, d'ie vergiftige eigenschappen hebben, zooals de jonquille, de witte hyacinth, de sneeuwbal, en de narcis, welke laatste zelfs doodelijk kan wer ken, wanneer men slechts een klein stukje van de bollen kauwt, terwijl de bladeren als geneesmiddel werken. hem van vaticaansche zijde werden op gelegd. Thans bevindt de shah zich te Berlijn, waar hij de gast is van keizer Wilhelm en vanwaar hij naar Contrexé- ville, in Frankrijk, zal reizen, om een badkuur door te maken. Een Zaterdagavondpraatje „Vrouw", zei ik dezer dagen tot mijn i geliefde wederhelft, „vrouw, deze toe stand kan niet langer zoo duren". We waren namelijk in een staat van zenuwachtige depressie. Wel hadden we i ons gehaast op alle denkbare deuren in [huis, tot op de tochtdeuren toe, zware I grendels te laten maken, zóó zwaar dat het meermalen reuzenkracht vereischte, om die van onze slaapkamer 's morgens weer weg te schuiven, maar dat kwam [ons niet voldoende voor. Vooral mijn vrouw scheen een vage voorstelling te [hebben, dat een inbreker zich maar be- hoefde te vertoonen, om. alle sloten uit de deuren te doen vallen en alle gren dels te laten smelten als was. Ik sprak dat natuurlijk tegen, maar kon mij toch dok niet verhelen, dat de kerels van die [geheimzinnige instrumenten moeten heb ben, heel onnoozel op 't oog, waarmee ze in een oogwenk alle deuren openpeu teren. Die indruk was mij overgebleven dit den.tijd, toen ik nog misdadigersro- Oans las, een ziekte waarvan ik geluk kig sedert dien tijd radicaal genezen ben. Intusscben was er nog wel zooveel van jdie oude herinneringen overgebleven, dat ze mij mijn gemoedsrust ontstalen, dn mijn nachtrust vooral, 's Nachts kon [tb uit een onrustigen slaap plotseling [wakker schrikken en opvliegend uit mijn bed, luisteren naar een vreemd geluid, pat evenwel tot niets anders leidde, dan |bt een volkomen afwezigheid van slaap. Een anderen keer deed mijn vrouw geen oog dicht, omdat ze zoó'n raar getik hoorde, dat den volgenden morgen bleek voort te komen uit de waterleiding, die druppelde. Vandaar dan ook, dat ik zooals hier boven vermeld is, zeide: „Zóo kan het niet langer gaan." „Wat dan?" vroeg mijn vrouw. Nu had ik een plan, maar een waar mee ik niet zoo dadelijk voor den dag durfde komen. Vandaar, dat ik er om heen praatte, zooals bij zulke gelegen heden te doen gebruikelijk is „Wat zou", zoo opperde ik, „een inbreker er aan hebben, om bij ons te komen snuffelen? Een zilverkast is niet voorhanden, geld is er evenmin in huis laat kijken in mijn portemonnaie zit een rijksdaalder met een gulden, dat is alles en wat heb jij nog?" Mijn vrouw opende een kolossale huis- houd-portemonnaie en liet een heele ver zameling van kwartjes, dubbeltjes en centen kijken, zoowat samen een drie gulden waard. Ik heb mij al eens meer afgevraagd, hoe het toch komen mag, dat een huismoeder nooit anders dan klein geld in den zak heeft. Het denkbeeld lijkt me niet onwaarschijnlijk, dat zoodra er groote geldstukken in zoo'n huishoud- portemonnaie komen, dezen door een soort van geheimzinnige chemische wer king van zelf in kwartjes, dubbeltjes en centen worden omgewisseld. Hoe dat ook wezen moge, een feit was bet, dat we samen in 't bezit waren van zes gul den en vijftig cents. „Wat zouden inbrekers", zoo herhaal de ik, „dan bij ons komen zoeken?" Maar mijn vrouw viel mij in de rede en zei, niet heel vriendelijk, dat dit een redeneering was, die nergens naar leek'. „Hoe kan", zoo betoogde ze, „zoo'n ke rel weten, dat wij geen geld en geen zil ver hebben? Hij beoordeelt natuurlijk de buizen naar hun uitzien en we hebben pas nog nieuwe gordijnen gekocht, zoo dat bij wel een idee moet krijgen dat we er warm inzitten. Hadden we die gordijnen maar niet genomen!" Nu dat was ik met haar eens, maar om een andere reden. Die nieuwe gordijnen namelijk waren zoo prachtig openge werkt, dat ze letterlijk niets afsloten noch de zon, noch de nieuwsgierige blikken van de voorbijgangers. Intus- schen nu we zoo van het onderwerp af dwaalden, begreep ik de koe bij de horens te moeten vatten en zei kordaat: „Een man zonder wapen is in dezen tijd een onding. Vrouw, ik ga een revolver koopen." Ik wist dat ze verbleeken zou en ze voldeed dan ook behoorlijk aan mijrt verwachting, ja werd zelfs nog een tint bleeker, dan waarop ik billijkheidshalve gemeend had te mogen rekenen. „Dat zul je toch niet doen!" zei ze. „Zoo'n gevaarlijk ding, dat zoo gemak kelijk afgaat? En je kunt er niet eens mee schieten. En als je bij ongeluk eens een onschuldig mensch er mee dood schoot. Of je zelf?" Met echt vrouwelijke zelfverloochening dacht ze bij die op somming heelemaal niet aan zichzelve. „Kom", zei ik, „zoo'n ding schiet niet als je de haan niet overhaalt en ik heb tegenwoordig toch enkel grijze, in plaats van wilde haren. Maak je niet bang, ik zal wel de noodige maatregelen nemen", en daarmee ging ik de stad in, om mijn aankoop te doen. Nu moet ik ronduit zeggen: in een wapenwinkel voel ik mij altijd klein. Aan alle kanten hangen geweren met een of met twee loopen, enkele of dub bele vulkanen in ruste, de etalage ligt vol met een gezelschap pistolen en revol vers, waar je een heele straat mee zou kunnen afmaken en al zie je het niet, je weet toch, dat er ergens in een hoek in een doos of in een bus, een voorraad buskruit aanwezig is. Voor iemand die den Krim-oorlog heeft meegemaakt, of met Napoleon bij Austerlitz gevochten heeft, is dat alles natuurlijk heel ge woon en dagelïjksche kost, maar als je je heele leven lang een vreedzame koop man bent geweest, is zoo'n gezelschap oorlogswerktuigen een drukkend geval. Intusschen ik kwam er met goed fat soen weer door en had, toen ik den win kel uitging een revolver in den zak, waarop zes kogels zaten. Ja, geachte lezeressen en lezers, het gevaarlijke schiettuig was geladen. De man die het mij verkocht, had met de grootste wel willendheid aangeboden, om er ook de patronen op te doen en ik kon toch moeilijk bedanken. Hij zou gedacht heb ben, dat ik er geen moed toe had! Toch kan ik ieder, die nooit een gela den vuurwapen bij zich droeg, de verze kering geven, dat het een eigenaardige gewaarwording is. Je voelt je als iemand, die een slapend onheil met zich om draagt: een ratelslang bijvoorbeeld, die elk oogenblik wakker kan worden en je bijten. Zou, zoo filosofeerde ik, op de hob belige straatkeien van Haarlem, de haan van de revolver niet door den schok van zelf overgaan? Dankbaar was ik, toen het voorwerp behouden en wel op de tafel van de slaapkamer lag. Mijn vrouw en ik keken er samen naar, zwijgend- en stil. Het was, of de revolver met zes groote oogen, de opening van de loo pen, ons op zijn beurt aanstaarde totdat ik ten slotte hem voorzichtig aangreep en met den loop naar beneden wegsloot in een la. Dien nacht sliep ik gauw in. Wonder baarlijke gerustheid geeft zoo'n wapen iemand toch, dacht ik. Maar daar op eens word ik wakker, 't Was nog pikke donker. Mijn vrouw staat midden in de kamer en kijkt me ontzet aan, wijzende met den vinger naar boven. In een oo genblik had ik een verdacht geluid ge hoord. liet knarste. Het knarste niet zoo maar gewoon, maar zoo anders dan ge woon: het knarste inbrekerig; toen tikte er iets met een metaalklank, eenmaal, tweemaal, nog eens weer. „Zal niets wezen," wou ik zeggen, maar bracht geen geluid uit. Op zoo'n oogenblik examineert een mensch zichzelf in moed en geestkracht en helaas ik had geen reden mijzel- ven een hoog cijfer te geven. Ronduit ge zegd beefde ik als een espenblad. Mijn vrouw beefde evenwel ook als een espen blad en dat gaf mij, zonderling genoeg, weer wat courage. Ik stapte naar de la, nam de revolver er uit en maakte mij gereed om naar boven te gaan. Mijn brave vrouw trachtte mij te weer houden en ik geef de oprechte verzeke ring, dat ik niets liever had gewild, dan mij laten weerhoudenè Intusschen wan neer je eenmaal als man in de wereld bent gekomen,, dan moet je ook den moed toonen, die sinds jaar en dag na genoeg uitsluitend als het erfdeel van den man is beschouwd. Dies schoof ik den grendel af en ging naar boven. Ge lukkig dat de trap naar boven een leu ning had, anders zouden mijn knikken de knieën mij zeker niet hebben kunnen dragen. Buiten de kamer waar de geluiden vandaan kwamen, luisterde ik. Het bon zen van mijn hart, dat opeens naar mijn keel verhuisd scheen te zijn, overstem de bijna het knarsen, dat nog altijd aan hield. Op eens klonk een harde slag. Haast onwillekeurig rukte ik de deur open, sprong naar binnen en zag in den spiegel die er hing een bleeke kerel, die mij aanstaarde. De revolver voor mij uit houden en schieten was 't werk van één oogenblik. Rinkelend ratelden de scher ven van den duren spiegel naar beneden de kerel was verdwenen, maar geval len was hij niet, althans ik had geen val op den grond gehoord. En op eens klonk achter mij de stem van mijn vrouw, die uitriep: ,,'t was het raam!!" En zoo was het. Het openslaande raam was niet gesloten en door den avondwind gaan knarsen op zijn scharnieren juist toen ik naderde was het met een slag toegewaaid en daarna weer open gegaan. En de kerel op wien ik gescho ten had, was mijn eigen beeltenis in den spiegel geweest! Ik zal maar niet verder vertellen, hoe de buren angstig en geschrikt, uit hun huizen vlogen en om politie riepen, die ten getale van zeventien man weldra ter plaatse was ook niet van de verach ting, waarmee zij mijn verhaal aanhoor den. In hunne oogen ben ik voor altijd tot lafaard gestempeld, hoewel ik toch' zoo dapper ben geweest. Maar de revol ver ligt nu ergens achter zeven sloten en de nieuwe spiegel kost vijf en twintig gulden. FIDELÏO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 5