NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD Meestgelezen Dagblad, in Haarlem en Omstreken. Het verhaal van een Amerikaanse!] vrijwilliger. lEr Jaargang. Vrijdag 13 Juni 1902. No. 5813 HAAHLEM'S DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS Yoor Haarlem per 3 maanden1.20 Yoor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente), per 3 maanden1.30 Franco door liet geheele Rijk, per 3 maanden1.65 Afzonderlijke nummers0.02 Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.37% de omstreken en franco per post0.45 ADVERTENTIÊN Yan 1—5 regels 50 Ots.; iedere regel meer 10 Cts, Buiten bet Arrondissement Haarlem is de prijs der Ad verten tiën van '15 regels 0.75. elke regel meer 0.15 Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlek rabat. Reclames 30 Cent per regel. Bureaux: Gebouw Het Spaarne, Kampersingel 70, vlak bij de Turfmarkt. Telefoonnummer der Redactie 600. Telefoonnummer der Administratie 122. Intercommunale aansluiting. Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur: J. C. PEEREBOOM. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekbandelaren en Courantiers. Met uitzondering van bet Arrondissement Haarlem is bet uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. JDit blad -verschijnt dagelijksbehalve op Zon- en Feestdagen Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. BAUBE Co. JOHN F. JONESSucc., Parijs 3P» Faubourg Montmartre. jOit nummer bestaat uit zes bladzijden. Haarlem's Daglilad van 13 Juni bevat oa.: Over den terugkeer der krijgs gevangenen, Uit Zuid-Afrika, Par lementaire Praatjes, Portunie met Duitseliland, Nabetrachting en Vervolg Gemeenteraad. Oiïicieele Berichten. VOORBEREIDEND MILITAIR ON DERRICHT. De BURGEMEESTER van Haarlem, Br neg t ter kennis van belangheb benden'. dat zijn vastgesteld de vol gendie bepalingen, betreffende bet ont vangen van voorbereidend Vilitair on derricht; lo. Ten behoeve van toekomstige iriiliitieplichti'gen en andere jongelie den wordt in bet a.s. wintertijdperk van ongeveer half October tot bet (einde van Februari .gelegenheid gege ven tot bet ontvangen van voorberei dend militair onderricht. 2o. Dit voorbereidend militair on der icht is kosteloos voor de deelnemers en kan worden gevolgd door jongelie den van zestien tot vier-eivtwilitig-j rig en leeftijd'. 3o. Zii. die dit onderricht wenscben •te volgen, moeten zich diaartoe aan melden ten bureele van den Majoor, commandant van liet 3e bataljon _4e regiment infanterie in da infanterre- kazerne (Koudiemhorn), voorzien vain een geboorte-extract of ander bewijs stuk waaruit die dagfceekening van ge- boort© behoorlijk blijkt. 4o. De aanmelding tot deelneming moet plaats hebben vóór of uiterlijk op 1 Juli 1902. De door den minister van Oorlog vastgestelde regeling van hist voorbe reid-end mililair onderricht, is ter in zage voor belanghebbenden nedierge- legd ter gemeente-secretarie, (2e af deel ilng). Haarlem. 11 Juni 1902. De Burgemeester voornoemd, BOREEL. NABETRACHTING van den GEMEENTERAAD. De beer Schram heeft gisteren getoond, een van de verdienstelijkste leden van onzen Raad te wezen. Hij heei't namelijk, zij het dan ook tegen zijn zin, den Raad hartelijk laten lachen en dat is in de dorheid van de discussies een ware ver kwikking. 't Was bij bet debat over bet Muziekkorps, toen hij gewaagde van de nachtegalen waarnaar de menschen in den Hout gaan luisteren. En de dwaas heid van deze veronderstelling lag er zoo dik bovenop, dat he-t wel een beetje onbarmhartig van den heer Nieuwenhuij- zen Kruseman was, om nog eens te zeg gen, dat hij wanneer iemand van buiten hem Zondags te 2 uur naar de nachtega len kwam vragen, verlegen zou wezen hoe hij die aanwijzen moest. Intusschen zou voor den strengen zede- meester hier alle aanleiding wezen om een vertoog te houden over de grenzen- looze luchthartigheid, om niet erger te zeggen, waarmee de democratische Raadsleden hun voorstel over het mu ziekkorps hebben ingediend. Daar was om te beginnen de lieer Groot, die n a- dat hij het voorstel had helpen indie nen, was gaan onderzoeken of daarmee misschien het bestaan van het geheele korps in gevaar zou kunnen worden bracht. Was het niet juister geweest om daarnaar te onderzoeken, voordat hij het voorstel mee liielp indienen? In dat geval zou de heer Groot bewaard zijn gebleven voor de verklaring, dat bij tegen zijn eigen voorstel stemmen zou. Diezelfde verklaring legde de heer Hu genholtz af, evenwel om een andere re den. Hij beschouwde het gedane voois'el namelijk als een protest tegen de afwij zing door den Raad van verschillende voorstellen, door hem en zijn vrienden gedaan. Maar het allermooiste was, dat de heer Modoo ten slotte, na een uitvoe rig debat, het geheele voorstel introk en dat wel zonder eenige zichtbare rugge spraak met zijne medevoorstellers. Voor ieder, die zijn oogen niet in den zak heeft gehad, is het dan ook duidelijk geweest, dat ree-ds vóór de Raadsverga dering het plan om het voorstel in te trekken vaststond. Maar waarvoor diende dan dat gel eele wijdloopige debat? Alleen tot getuigen? Inderdaad, zelden heb ik in den Raad zulke tijdsverspilling gezien en dat wil in den tegenwoordigen tijd wat zeggen. Wat een gepraat om niets! Zie den heer Schram redactieveranderingen voorstel lende, die niets om 't lijf hebben, den heer Hugenholtz een voorstel indienen de, dat de Raad vroeger al tweemaal ver worpen heeft! Geen wonder dat de ver gaderingen zoo lang duren en dat wat er tot stand gebracht wordt precies om gekeerd evenredig is aan dien besteden tijd. Toch moet ik zeggen, dat de toon in de laatste vergaderingen' wat aangenamer geworden is. De heer Hugenholtz deed zelfs een beroep op de juristen in den Raad en was geneigd tot alles, wat de burgemeester hem omtrent zijn voorstel aangaande een arbeidscontract en scheidsgerecht in overweging gaf. Mocht dit zoo blijven duren, dan zullen in elk geval onvruchtbare discussies over wel willendheid en gewenschten toon voor taan achterwege kunnen blijven. Intusschen hebben de gasthuisdocto ren met hun polikliniek gelijk gekregen tegenover de gemeentedoctoren. Ik hoop, dat de Raad van die beslissing geen be rouw hebben zal, maar ben er niet ge rust op. Nog daargelaten dat de wrij ving tusschen de medici er mee blijft voortduren en kans heeft van nog te verslimmeren, spreekt liet vanzelf, dat mettertijd ook weer voor die polikliniek veel meer geld zal moeten worden uitge geven. Het is in een geneeskundige in richting nu eenmaal zoo: ze moet voort durend beter en grooter worden en de medici vragen, van hun standpunt te recht, niet naar de kosten. Waar zeker is, dat de polikliniek gehuisvest is in nu al onvoldoende lokalen; waar vaststaat, dat de stroom naar de polikliniek toe neemt en dat nu reeds een van de me dici zijn medewerking daaraan om niet verleent, wat niemand ten aLLen tijde volhoudt en ook van niemand kan wor den gevergd, daar is het mijns inziens zeker, dat binrmenkort de Raad geld zal hebben te geven voor uitbreiding van localiteit of nieuwe lokalen en voor uit breiding van geneeskundig personeel. De Raad heeft Woensdagmiddag weer eens een goede gelegenheid laten voorbijgaan om zuinig te wezen. De burgerij is er wel goed voor. Met de quaestie over de verhouding tusschen het Gasthuis en de Gemeente is het blijkbaar nog. altijd niet in den haak. Wel wordt op hoogen toon verze kerd, dat het nu dan toch heusch een ge meente-instelling is, maar het gemeen tebestuur heeft toch nog niet de courage gehad om de geneesheeren tot gemeente- geneesheeren te verklaren en wel om hun niet onaangenaam te zijn. Welke onaangenaamheid daarin liggen kan ver klaar ik niet te beseffen. Nog duidelijker bleek de halfheid van de verhouding uit wat de voorzitter'zei over de kliniek. Hij betwijfelde of, wanneer de gasthuisdi e- toren de kliniek ophieven, 'de gemeente de wederinstelling zou kunnen gelasten en de doctoren bevelen, die te houden. „Weineen," zei de heer Van Linden Tol, „in de instructie van den chirurg van het gasthuis staat niets over een kliniek". Derhalve heeft de gemeente niets te zeg gen over een kliniek, die verbonden is aan een gemeente-instelling en beheerd wordt door doctoren, die gemeente-amb tenaren zijn zonder het te heeten. Voor zoo'n toestand is dunkt mij maar één benaming: zoo'n toestand is „raar". En hiermee is het voornaamste van wat de agenda opleverde voldoende na- betracht. De heer de Braai bracht bij de rondvraag de bekende reddingshistorie weer ter sprake. Wanneer de redder de medaille van de Maatschappij tot redding van drenkelingen nog krijgt, dan mag hij die den heer de Braai uit dankbaar heid zoo nu en dan wel eens op zijn Zondagsche jas te dragen geven. In de kleerkast wel te verstaan, want dit Raads lid is niet iemand, die zich met vreem de veeren tooien zou. Alleen vergalop peerde hij zich, toen hij die zelf zoo dikwijls tegen vreemde woorden op tornt, de uitdrukking in casu gebruikte, niet alleen te onpas, maar ook met den klemtoon op de laatste lettergreep, waar die niet hoort. Zouden zulke quaesties anders niet evengoed met den burgemeester persoon lijk kunnen worden behandeld en afge handeld? De Raad heeft er al bitter wei nig mee te maken. Politiek Overzicht. In het Engelsche witboek betreffende den vrede komt iets voor, waaruit men kan opmaken, dat er met den terugkeer van de krijgsgevangealen nog een gerui me tijd zal verloop en. In het ontwerp van het vredesverdrag, zooals het te Pretoria werd opgesteld, stond nl. dat de noten van de Trans- vaalsche regeering en de quitanties door of uit naam van lcrijgsofficieren afgege ven, betaald zouden worden, als zij in orde bevonden waren door de rechterlij ke commissie, bij wie zij binnen zes maanden moesten worden ingeleverd. En dan volgde deze bepaling: „Aan de krijgsgevangenen zal gelegenheid wor den gegeven om hun gouvernementsno ten en quitanties binnen de gezegde zes maanden in te leveren". De verwachting is dus, dat er krijgs gevangenen zijn, en misschien een groot aantal hunner, die in het eerste halfjaar Zuid-Afrika niet zien zullen. En. hoeveel langer kunnen er nog wegblijven! Een verdere aanwijzing ten deze is het volgende. In heit oorspronkelijke ontwerp heette het: „Alle krijgsgevangenen, die nu buiten Zuid-Afrika zijn, zullen, voor zoover zij burger zijn, op de verklaring dat zij de positie van onderdaan van Z. M. koning Eduard VII aanvaarden, teruggebracht worden naar de plaats, waar zij voor den oorlog gewoond heb ben." De regeering te Londen veranderde daarin: „de krijgsgevangenenzullen geleidelijk naar hun woonplaats terug gebracht worden zoo spoedig vervoer middelenbeschikbaar zijn en hun levens onderhoud verzekerd is." De terugkeer zal dus geleidelijk zijn; dit seinde, de re- geering er nog uitdrukkelijk bij. Nog een kleine, maar beteekenis- volle verandering bracht de Engelsche regeering in hot oorspronkelijke ont werp. Zij verlangde, van de krijgsge vangenen, gelijk ook van de andere burgers buiten Vrijstaat en Trans vaal te velde, die naar hun woon plaats teruggebracht zullen worden, dat zij „behoorlijk" (duly) verklaren de positie van onderdaan van koning Eduard aan te nemeai. En zoo staat het in 't verdrag. De Engelsche regee ring heeft natuurlijk uit te maken, wat in deze behoorlijk is. Zou zij al- Ion een eed van trouw a-an den koning opjleggeai? Is dait volkenrechter-lijk het gebruik, geoorloofd? En heeft een diergelijke eed, feitelijk onder dwang verkregen, waarde? Men beeft opgemerkt, dat alleen de burgers teruggebracht zullen worden, d.w.z. al wie burger was bij het uit breken van den oorlog. Wie toen nog niet het volle burgerrecht in een der republieken verkregen had en nu nog onder de commando's of die krijgsge vangenen is, zal, bevindt hij zich in Zuidl-Afrika, misschien evenais de vier Amerikanen, die zich dezer dagen mede in Transvaal kwamen onder- w,repen, uit Zuid-Afrika verbannen worden; en is hij buiten Zuid-Afrika in krijgsgevangenschap, waarschijn lijk naar zijn vroeger vaderland te ruggestuurd wordten. Tenzij de mo gendheden Engeland kunnen bewegen daarvan af f.& zien; maar hot komt ons twijfelachtig voor, dlat het hun ge lukken zou. Buitenlandsch Nieuws Uit Zuid-Afrika. Alle. Russische bladen zijn eenstem mig in hun uitingen van spijt en droe fenis over den afloop van de vredies- ond erhande 1 i ngen in Zuid-Afrika. Zooals gedurende den geheelen oorlog van den beginne af aan, de Russische pers geen doek voor den morid heeft genomen, en ook niet gemuilband werd, zoo slaan ook nu allen een hcf- ligen toon o.an tegen Engeland. Ern stige min of meer officieuse bladen doen nu meer dan ooit bun waar schuwende stem liooren tegen Enge- lands overmoed. De Birzj. Wedomosti ziet in 't Engelsch imperialisme, dat met dezen oorlog zijn werk mot zoo veel succes bekroond' ziet. een gevaar voor geheel Europa, en vooral voor Rusland', dat door Groot-Britanje in den loop dezer eeuw als de natuurlij ke vijand is beschouwd, dat door En geland steeds werd aangevallen, zon der dat het ooit tot een oorlog kwam. 't Zijn niet die imperialistische mi nisters, met wie men te doen heeft, maar 't is het geheele Engelsche volk nu, dat züch verbeeldt, dat het e-en Goclgeva 1 ligwerk is. moord en brand te stichten, ter verbreiding van Enge- lancüs wereldmacht. Wanneer na eeni- gen tijd Engeland weer de handen vrij heeft, en het weer een grootere rol zal willen spelen op het intematio- lo toon eel. dan zal het vooral Rusland zijn, dat op Engeland's optreden, acht heeft te slaan. De overgaven beliepen tot op Maan dagmorgen, volgens een Reuter-tele- gram uit Prefora, reeds 7000 in de verschillende districten. Reuter seinde den 8en uit Pretoria, dat zich alsnog overgegeven hadden 364 man van de commando's uit Mid delburg, Bethal, en Ermelo aan Bruce Hamilton; 478 man van de comman- do's uit Pretoria, Middelburg en Bolcs- bui'g aan kolonel Bradford te Balmo ral; en 1100 aan generaal Walter Kit chener in het W. van Transvaal. Central News voegt er aan toe, dat I Bruce Hamilton Maandag te Ermelo verdere overgaven in ontvangst nam I en daar gisteren ook nog voor dat doel zoude blijven. Morgen hout hij zit- jting te Wakkerstroom, dien 13en nabij Utrecht, te Vrijheid 14 en 15 dezer en hij komt dan den lGen bij de welbe kende de Jagersdrift aan. Walter Kitchener nam overgaven in ontvangst en zamelde wapens in te jVlakplaats op 8 diezer. Maandag zat hij te Boschlioeknek. Verder gaat hij naar verschillende plaatsen, die generaal cle la Re-ij hem zal aanwij zen. Generaal Elliot zat Maandag te Ba- tukfontein (Brakfontein?) nabij den 'spoorweg; hij zoude gisteren te Kroon stad te spi-eken zijn en dan te Velged- boom (Wilgeboom?) nabij Winburg. Den 14dem is hij op Latmuus Farm bij I Brandifort en te Quaggahoek bij Bloemfontein dien 17den. Deze opsomming wordt weer beslo ten met een verzekering van „roeren de tooneelen". Van alle kanten ko men de Boeren aangereden, sterker nog: aangegaloppeerd; zij werpen hun geweven neer en velen roepen uit: „Goddank, dat het uiit is!" Te Middel burg en op andere plaatsen hadden de treffendste tooneelen plaats. Boe ren en Engelscben drukten elkaar de hand, zongen God save the King en verbroederden zich in 't algemeen. Inderdaad treffend, zelfs... als 't waar is. Reuter verklaart, of liever poogt te ver klaren, de verliezen van het Engelsche leger in Zuid-Afrika vier dagen na het teekenen van den vrede. Het zijn, zegt het agentschap, afzonderlijke gevallen van voorposten-schermutselingen en van vuren tusschen voorgeschoven afdeelin- gen tengevoge van misvatting of onwe tendheid aan de zijde der strijders over het sluiten van den vrede. Dat was bv. het geval op 4 dezer, toen luitenant Mc. Keech nabij Vereeniging sneuvelde en luitenant Rayne gewond werd. Ofschoon, vervolgt Reuter, deze incidenten zeer be treurenswaardig zijn, behoeft men er geen politieke beteekenis aan te hechten en aan het departement van oorlog be schouwt men ze ook volstrekt niet als een verrassing, de groote uitgestrektheid grondgebieds, waarover de militaire ope raties plaats hadden, in aanmerking ge nomen. Ondanks deze verklaring van Reuter blijven wij het toch verwonderlijk vin den, dat men na vier dagen nabij Ver eeniging, waar een paar weken lang' over vrede beraadslaagd is, nog niet weet dat en op welken dag die vrede tot stand is gekomen. Martinique. „Het Vaderland." heeft een brief ontvangen van een der officieren van de Koningin-Regentes, het Nederland se lie oorlogsschip, dat telegrafisch last ontvangen liadi om hulp te bren gen aan de- noodlij diendon op Martini que. „Wij waren, schrijft die officier, toen net op de kust van Venezuela,, inaar zoodra we terug waren namen we kolen in en begonnen goederen in te nemen. In Curasao was ongeveer f 1500 gecollecteerd en het Holl. gou vernement. bad: 5000 beschikbaar ge steld, en d'aar hadden we nu levens middelen. kleederen, desinfectie- en verbandmiddelen voor gekocht. Toen we het rommeltje in hadden, vertrok ken we dadelijk naar Fort de Franco, waar we Pinkster-Maandag aankwa men. Daar hoorden we al dadelijk do bevestiging van de verschrikkelijke te legrammen, dlie we op Curasao hadden ontvangen. Onze hulpmiddelen wer den dankbaar aanvaard:, hoewel er geen erge nood! was. Er waren wel wel vluchtelingen, zoo dat levensmid- dolen altijd wiel te pas kwamen, maar gebrek was er niet. Dinsdagmorgen werden we om 5 uur plotseling gewekt: „de vulkaan barst weer uit" en jawel toon we aan dek kwamen zagen we uit een donkere lei blauwe wolk waar in bliksemflitsen onophoudelijk zig zagden, een vettige geelwitte dwarre lende wolk op stijgen, die snol hoi r kwam en dichter bij ons. AL meer en meer bedekte zij den gehoelen hemel, terwijl die lucht in 't noorden oen steeds somberdier tint aannam. Plot seling hoorden we een gctikkel op de tent en merkten we dat er een dichte asch- en steentjesregen viel. De meeste brokjes haddien de grootte va erwten en knikkers, maar we raapten er ook een paar op zoo groot als kievitseieren. Het duurde een half uurtje en werd toen langzamerhand minder, hoewel er dien geheelen ochtend nog een fijne asch regen bleef vallen, tol, omstreeks Feuilleton. Een Cubaansche geschiedenis. Wacht, dat is waar- ook, dat ver gat ik, zeide ik hardop. Het is gevaar lijk, om in het duister te dalen; want wij kunnen de aarde niet zien en we kunnen op een boom of een rotspunt terecht komen en een ongeluk krij gen. Maar het anker dan? zuchtte de korporaal. Ach, riep ik ongeduldig, we kun nen immers niet zien. Hoe kunnen we het anker uitwerpen, als wij niet weten, waar? Wij moeten niet lager gaan, voordat het licht wordt.. Lieve hemel, mompelde ik in mij zelf, als ik dat niet bijtijds bedacht liadf! Het was een lang, vervelend wach ten, totdat het eerste morgenrood ver scheen. 't Eerste lichtstreepje groei de aan en veranderde van kleur. Een gele streep aan dien horizon zond ons een koud lieht toe. Spoedlig konden wij nu beter zien naar beneden. Ik opende nu den g&sklep en wij daalden snel. Spoedig zag ik, dlat er een bosch onder ons lag. Ik kwam naderbij en toen liet ik de klep weer sluiten, en den ballon ov-eir de hoornen heen drijven, want ik zocht een open plaats om te ankeren. Een groote golf van schaduw lag tusschen liet groen De donkere plaats kwam naar ons toe; er stonden geen boeman op, alleen aan de kanten. Daar liet ik het an ker vallen. Het vatte iets een schok. Toen wendde ik mij tot den korporaal en zeide opgewekt: 't Ts in orde, het anker heeft ge vat. Er w.as een plaats om te zitten langs den rand van de mand'. De kor poraal en ik waren beide moe. En wij gingen zitten, oan rustig meer licht af te wachten. Dadelijk waagde die kor poraal een veronderstelling. Ik geloof, dat dit het bosch van Cluena is, zeide hij, op de boomen on der hem wijzend. Cuêna? vroeg ik belangstellend,. Ja, antwoordde hij, ik denk hef, omdlat het zoo groot is. En die heuvel daar zal St. Sebastian zijn. Aan de andere zijdJe is een stad) met een groot Spaansch garnizoen. Ik keek over den rand van die mand in de richting, die hij aanwees, maar het landschap was nog te onduidelijk. Denkt ge dat, zeide ik slaperig. J,a, hernam die korporaal, maar als het lichter wordt, lean ik het be ter zien. Als het St. Sabastiaan is, dan zijn wij tamelijk vei- van onze vrien den. Zoo—oo! gaapte ik. Ik ben dood moe en hongerig ook. En terwijl ;k rondkeek, zag ik een mandje staan. Kijk diaar eens in, korporaal, vroeg ik hem. Misschien zit daar wel iets eetbaars in. Het deksel kraakte, toen hij het op lichtte. Goede hemel, riep hij uit, terwijl hij mij vroolijlc een gebraden kip en brood aangaf en hij voegde er bij: En wijn ook, terwijl hij een klei ne houten flesch er uit haalde. - Jij bent zeker niet hongerig. Je wilt zeker niets hebben, zeidie ik schertsend. De korporaal lacht-te en liet zijn groote witte tanden zien. Wij lachten. Ik had een vollen mond en kon niet duidelijk spreken. - Pardon ik verstond u niet. zei de korporaal, terwijl hij een glas in zijn hand hield en met de andere den stop van de houten flesch trachtte af te schroeven. Daar beneden moet een weg zijn, herhaalöte ik, terwijl ik in de donkere diepte wees, waar wij het anker had den laten vallen. Wie weet, zei de korporaal on verschillig, omdat al zijn attentie op den wijn gericht was, dien hij juist in zijn glas schonk. De korporaal en ik hadden ieder een glas gedronken. D.rink nog een glas, luitenant, zeidie hij, terwijl hij mij een tweede aangaf. Ik zag hem aan over den rand van het glas en zeide: Op je gezondheid'. Maar de wijn kwam niet over mijn lippen. Een ploitseling .gevaar kwam vaji beneden, wij voelden een schok en vielen op onze knieën in de mand, ter- j wijl wij in een witten stoom gehuld werden. En de toestand werd nog er ger, want die mand werd geheel scheef getrokken en de ballon lag horizon taal boven ons. Ik voelde, dat wij door ecfn vj'eqselijke kracht werden medegesleurd. Toen ik den korporaal toeschreeuwdie, om zich stevig vast te houden, was opeens de witte wolk verdwenen. En die mand vloog door de lucht in een groote vaart, die lang zamerhand regelmatiger werd na de eerste (schokken. Toen begreep ik, wat gebeurd) was. Ons anker had een dwarslegger ge vat. Nu was een trein door een tunnel komen aanstoomen en het anker had op een of andere wijze den locomotief vooraan gevat. Met moeite klom ik in een houding, vanwaar ik kon zien; we hingen bo ven den lokomotief van een passagier- trein. De machinist riep mij aan in het Spaansch, terwijL hij angstig naar boven keek. Vragen en antwoorden kruisten el kander snel. Opeens trok ik mijn .revolver. Met vollen stoom vooruit! schreeuw de ik hem toe. Hij trachtte zich te bedlekken achter wat kolen. Ik schoot hem door zijn pet; een tweede schot verbrijzelde een stuk steenkool. Hij stak de banden smeek end op. Met vollen stoom vooruit dan! beval ik, of ik schiet nog eens! Gehoorzaam trok hij aan een knop. De man had mij verteld, dat het een trein met soldaten was, maar tot nog toe schenen diezen onze tegenwoordig heid niet bemerkt te hebben. Als wij het kamp te Vittoria maar konden bereiken, dan zouden wij gered zijn, zeide de korporaal. Wij zullen er komen, zeide ik vastbesloten, toen ik de versnelling van de beweging waarnam met een opgewondenheidi, als ik nooit weer zal voelenNeen, ik zal hot touw niet doorsnijden, dian zullen de troe pen met ons medevoeren of sterven als mannen. Het schitterende zonlicht scheen in het groene bosch, waardoor do trein in volle vaart reed. Een verward ge mompel van de soldaten onder oris be wees, dat zij ongerust werden over de duizdlingwekkeride snelheid, waar mee zij reisden. Ik kon mij voorstellen, dat zij hun hoofden door de raampjes staken, om te zien. wat er aan die hand was. Nog tien minuten in deze vaan en wij zijn door de Spaansche linie heen en bij onze eigen troepen, zeide de korporaal. Ik gaf geen antwoord. Ik was bang voor een kromming in den weg, dien wij spoedig zouden bereiken. F.n het was. zooals ik vermoed had.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 1