DE ZATERDAGAVOND
GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD".
Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud.
Haarlemmer Halletjes.
Ho. 93.
Zaterdag 14 Juni.
1902.
Meest gelezen Dagblad In Haarlem en Omstreken.
ALLERLEI.
Kattendressmir.
In de „Folies Bergères" te Parijs
worden tegenwoordig gedresseerde hon
den en katten vertoond en Barnum
amuseert zijn bezoekers o.a, met de
muziek 'eener kattenkapel. Eeuwen
lang meende men dat katten niet te
dresseeren waren.
Buffon, de groot© natuurvorscher,
beweerde o.a. dat de kat niet was te
"dresseeren „zij dxildt niet, dat men
haar hare neiging om streken uit te
halen, en hare roofzucht onderdrukt",
voegde de beroemde geleerde er bij.
Een eeuw moest er voorbijgaan,, vóór
het bewijs werd geleverd, dat deze be
wering onjuist was. De bekende Bon-
netty was de eerste, wien de dressuur
van katten gelukte. Hem volgde Leon
Carke, die zooveel succes had met zijn
dressuur, dat hij den naam van „Ko
ning der katten!" ontving, en velen
volgden later hun voorbeeld.
De dressuur der katten is intussehen
veel moeielijker dan die van den hond.
Met geweld1 is er o.a. met katten niets
te„beginnen. Men moet altijd heel be
leefd tegen ze zijn. en met haar goe
den wil rekenschap houden.
Bij de meeste dieren kan men door
vrees, door op hun snoeplust te spe-
culeeren, en door de gewoonte iets
leeren. Bij de dressuur van katten
moet men een and'eren weg inslaan.
Evenals andere jonge dieren willen
ionge katjes graag spelen. Spelend
moet men daarom haar talenten ont-
wikkelen. Alle dagen moet de kat op
dezelfde plaats en hetzelfde uur op een
sltoel woh'den gezet,, die het tooneel
moet voorstellen. Doorgaans is poesje
heel weinig tot istudeeren geneigd. Zij
doet alsof zij vermoeid is om het kunst
stuk waarop zij zich moet oefenen,
niet te moeten herhalen. Men moet
dan geen geweld gebruiken. Bemerkt
men intussehen, dat zij weer monter
wordt en begint te spinnen, clan geeft
rnën haar ee'n tik met een zweepje.
Dat is een speeltuig voor haar. Zij
steekt de pootjes op en tracht met het
I zweepje te spelen. Dan neemt men de
zweep weg. Poes heeft haar speeltuig
verloren maai* wil het weer terug heb
ben, en gaat op de achterpootjes zit
ten, om het terug te krijgen. Nu
houdt men de zweep nog weer hooger
totdat de kat ten slotte op de achter-
pooten op. den stoel staat. Daardoor
•tiieeft men eindelijk bereikt, wat men
verlangde het recht overeind staan
van poes. Alle dagen herhaalt men
de oefening en weldra is de zweep
niet meer noodig. Alleen door een
teeken richt zij zich reeds op. Dan
helpt men haar een beetje, en laat
haar op de achterpooten marcheeren.
Weldra doet zij dat ook alleen. Zoo
ongeveer moet men haar dresseeren.
Natuurlijk moet men poes nu en dan
eens vriendelijk over den rug strijken
en nooit boos worden, maar evenmin
gauw toegeven. Na het eerste resul
taat maakt zij snelle vorderingen.
Poes loopt over een plank over een
gespannen koord), met alle Vier loopt
zij over de leuning van een stoel, over
den hals eener flesch enz.
De tuin partij, in het Quirinaal (het koninklijk paleis te Rome) gegeven ter eere van den shah van Perzië
tijdent diens verblijf in'de hoofdstad van Italië.
"I?.+>>*-: 1-?
VRI
De algemeen© blijdschap over den
vrede in Zuid'-Afrika heeft de Engel-
schen zóó onbegrijpelijk optimistisch
gemaakt, dat zelfs lord! Kitchener, dtie
het beter kan weten ,in zijn toespraak
tot de Boexenaf ge vaardig den te Ver-
eeniging repte: van „vriendschap tus-
schen Boeren en Britten". En d'e En-
gelsche. correspondenten op het oor
logsterrein zijn bijna eenstemmig in de
verkondiging van de meening, dat de
beëindiging van den oorlog dJe eerste
stap is om een eind te maken aan de
eeuwenoude vijandschap en den in-
gekankerden haat dter Zuid-Afrikaan-
sjcha HollacojcDeate tegen den onmen-
schélijken onderdrukker.
Of de Boeren ooit zullen kunnen i
vergeten, hoe Engeland' zich in de 32
maanden van den geëindigden strijd
tegenover heax heeft gedragen! Of de
duizenden vrouwen en kinderen, die
:de
in de Zui-duAfrikaansche concentratie
kampen door de zorgen van Chamber-
lain en Milner een ellende-dood zijn
gestorven, niet immer de wraalczuchi
zullen levendig houden in de harten
der Boeren! Of ooit zullen kunnen
worden weggewischt de mishandelin
gen, door Engelsche soldaten op Boe
renvrouwen en meisjes gepleegd! 01
niet altijd'het bloed van duizenden ge
vallen Afrikaners, van vele gerechte
lijk vermoorde onschuldigen, als Lot-
ter en Scheepers ,over de Afrikaan-
scire velden om wraak zal schreien te
gen den overheerscher!
En daarom gelooven wij niet aan
een vrede, als gesymboliseerd op de
plaat, die wij in een Engelsch blad
vinden. Geen Boer zal ooit John Buil
de hand der vriendschap reiken en dis
vredesengel mocht eer een duivel zijn.
Grafmonumenten die for
tuinen kosten.
Er zijn weinig groote Londensche
kerkhoven,' 'die niet een of meer prach
tige grafmonumenten bezitten, monu-
men clie hunner thans nog gezonden be
zitters, duizenden hebben gekost.
De groote begraafplaats te Highgate is
er buitengewoon rijk aan. Daar heeft
o.a. een commandant van de Royal Na
val Reserve een monument laten bou
wen voor zich en zijn vrouw. De tombe
is van het heerlijkste marmer, en ver
sierd met gebeeldhouwde vakken, voor
stellende de busten van hem en zijn
vrouw. Beneden is een gepolijst vlak
met de woorden „In Memoriam", en
hierop zal de naam van den eersten over
ledene worden gebeiteld. Het monument
werd door een jong bloedverwant van
den overledene vervaardigd. Vlak daar
naast een groot, zwart marmeren pilaar
met gouden harp een grafversiering
die verscheidene honderden ponden ge
kost heeft. Iets verder een graftombe van
een bekend dokter, waaraan een enor
me som gelds verspild werd. De kost
baarste marmersoorten zijn gebruikt, en
van binnen is de kelder versierd met de
prachtigste beelden, uitgehouwen in de
marmeren muren.
Hooger op den heuvel, waartegen het
kerkhof is aangelegd, werd de laatste
rustplaats gereed gemaakt voor een thans
nog levend groot fabrikant.
Het is in één woord een kunstwerk en
heeft den eigenaar meer dan 24.000 gul
den gekost. In zeven paneelen werden
alle mogelijke soorten marmer gebruikt.
Het kostbaarste monument ite High
gate is echter het Mausoleum dat werd
opgericht voor wijlen Julius Beer. Dit is
het grootste der 60.000 tomben. Niet min
der dan 108.000 gulden werd er aan ten
koste gelegd. Het is gebouwd in den
vorm van een hooge koepelkerk, en is
overal op het kerkhof te zien. Dóór de
hooge gekleurde ramen valt een wonder
lijk schoon licht op de zacht gekleurde
marmerplaten, daar binnen.
No gschooner graven geeft het West
Norwood kerkhof te zien. Bijv. de tombe
der VagJiano-familïe, die opgericht werd
door het tegenwoordig hoofd van die fa
milie, een jaar of drie, vier geleden. Ook
dat kostte 24000 gulden. Het schoone is
gelegen in den vorm. De architect heeft
gevolg dde lijnen van de Tempel der
Winder in Athene, en het gebruikte mar
mer is hoofdzakelijk wit carrara.
John Balli heeft hier een monument
dat 144.000 heeft gekost. Het werd ge
bouwd volgens plannen van den heer E.
M. Barry, wiens vader, de architect van
de Houses of Parliament, zeer bekend
was. De tombe is in Dorischen stijl ge
bouwd, ook met een marmeren koepel.
In het midden van het prachtige inwen
dige verheffen zich twee prachtvolle, ge
beeldhouwde engelen, boven een klein
altaar.
Maar alle monumenten vallen toch
weer in het niet bij het monument
ook te West Norwood gebouwd voor
een der voornaamste leden der Griek-
sche kolonie. Deze tempel kost niet min
der dan 240000 gulden en werd door zijn
eigenaar gebouwd niet slechts voor zich
zelf maar voor de geheele Grieksche "ko
lonie.
De architect van deze doodenkapel was
wijlen den heer Knowles, en er is moei
lijk een schooner meesterwerk te beden
ken. In marmer tableaux zijn in het cen
trum van het gebouw uitgebeeld bijbel-
sche tafereelen en figuren, terwijl de
beide vleugels zijn gereserveerd als ca
tacomben voor de leden der familie.
Het gebouw is in Dorischen stijl ge
bouwd, en wordt jaarlijks door duizen
den bezocht, hoofdzakelijk Grieken. Uit
de opbrengst hiervan wordt het gebouw
gedeeltelijk onderhouden.
Wanneer men bedenkt dat behalve de
hier genoemde bedragen nog kapitalen
werden uitgegeven voor grond en onder
houd, dan zal men begrijpen dat inder
daad alleen de schatrijken zich deze uit
gaven voor een laatste rustplaats kun
nen getroosten.
Hoe soldaten op de vlucht
werden gejaagd.
De volgende geschiedenis werd eens
verhaald door den dramatist van het
Palais Royale Labiche. Bij liet begin
van den oorlog trok Labiche zich te
rug op zijn landgoed nabij het dorp
Dauvigny, waar hij spoedig daai'óp
tot maire benoemd werd.
Op zekeren dag verschenen de Ula-
nen en de comman de erende officier
naar Labiche rijdende, sprak hem al.
dus aan
„Zijt gij de maire van Dauvigny,
mijnheer
Dat ben ik", was het antwoord.
„Laa,t ik U dlan waarschuwen, her
nam de Ulaan, dat, indien gij de
Franctireurs in de nabijheid van uwe
gemeente toelaat, of ze inlichtingen
verstrekt, ik in de pijnlijke noodzake
lijkheid zal v erkeeren U te doen fu-
sileeren en het dorp plat te branden.
Neen mijnheer, antwoordde de ar
me Labiche, het zal U toch wel duide
lijk zijn, dat ik als maire absoluut
geen macht bezit de militaire autori
teiten te verhinderen te Dauvigny te
komen. Bezat ik zulk een macht, dan
behoef ik U nauwelijks te verzekeren,
dat ik U thans hier niet zou zien, ka
pitein.
Daar hebt ge gelijk in. antwoordde
de Duitsche officier, maar dat neemt
niet weg, dat 'ik toch verplicht zal zijn
U dood te schieten, indien gij de
Franctireurs toestaat in uw gemeente
te verblijven.
Dit gezegd hebbende, gaf hij zijn
paard de sporen en rende met zijn
detahement weg.
Den volgenden morgen verschenen
de Franctireurs werkelijk in het dorp.
Labiche. die zich stellig had voorge
nomen het dorp te redden van den
ondergang, en zoo mogelijk ook zich
zelf, zocht den commandeerenden
officier op. In de nachtelijke uren had
hij zijn plan do campagne opgemaakt,
en zoodra hij den officier was gena
derd. omarmde hij hem en riep uit
,Ha, mon général, zijt ge gekomen
orn ons te redden, niet waar Want
laat mij U vertellen, dat wij omringd
zijn door de Pruisische roovers. F.r
is geen enkelen weg meer dien zij
niet. in bezit genomen hebben, behalve
dien, waarlangs ge met uwe troepen
in ons doip zijt gekomen.
Zijt ge daar zeker van? vroeg de
officier ernstig.
Positief, antwoordde Labiche.
Dan te paard, mijne heeren, te
paard, schreeuwde de officier, en in
minder dan een kwartier had het ge
heele detachement het dorp verlaten,
voor zijn terugtocht denzelfden weg
nemende, waarlangs het in het dorp
gekomen was.
Zoo werd Dauvigny door de Pruisen
niet verbrand en Labiche niet gefusi-
leerd, en kon Labiche jaren later nog
met voldoening terugzien op de han
dige wijze, waarop hij zich uit d'ie
netelige positie had gered.
Twee mannen stonden onlangs bij
een huis in aanbouw te kijken.
De een zei: Jan, willen we eena
wedden dat je niet eens weet wat de
steenen hij elkaar houdt.
Hè, hoe kinderachtig, de kalk
natuurlijk!
Zie je wel: mi's, man.
Zoo, de kalk niet?!
Neen, die kalk houdt hen van el
kaar.
De geheele trouwpartij was al op
het stadhuis, doch alleen de bruidegom
liet zich wachten. Eindelijk kwam
hij en verontschuldigde zich, hijgend
naar adem, dat hij zich verlaat had.
Hij was al een zeventiger.
Op een volgenden keer kom je
maar wat vroeger, bromde de ambte-
naar van den burgerlijken stand.
Meneer, ken u me niet. Ik heb
nog verleden week met u gedineerd in
het Zwijnshoofd. Weet u wel dat ik
u nog die heerlijke pudding, welke
zoover van u afstond heb aangereikt.
De pudding herinner ik me wel
maar u niet.
Een Zaterdag avondpraatje
Deze week heb ik een tentoonstelling
gezien. Dat is niets bijzonders, zal de
lezer zeggen. Het was een tentoonstelling
in de open lucht, wat ook alweer niets
merkwaardigs is. De merkwaardigheid
zat hierin, dat deze tentoonstelling te
vens een veiling was en wel midden in
de stad. Het verhoogde middengedeelte
van de Gedempte Oude Gracht werd er
grootendeels door in beslag genomen en
daar geen enkele politieagent zich ge
roepen achtte om tegen die belemmering
van het verkeer op te komen, heb ik be
grepen, dat de verkooper behoorlijk per
missie had van het gemeentebestuur om
daar te gaan veilen.
Ik heb natuurlijk niet het minste be
zwaar tegen tentoonstellingen, evenmin
tegen veilingen, maar ik zie toch niet
in waarom dergelijke veilingen midden
op straat in het midden van de stad mo
gen plaats hebben. Daar zijn, zou ik zeg
gen, de verkooplokalen voor. Wanneer
wij Haarlemmers er op uit zijn om onze
stad zoo mooi mogelijk te doen worden,
dan moeten we niet willen, dat in een
van onze mooist belommerde stadsge
deelten allerlei oude meubelen, van zeer
diversen leeftijd, platen en prenten, klee-
den, gordijnen tegen en tusschen de hoo
rnen worden opgesteld. Dat is toch zeker
allesbehalve een verfraaiing. En wan
neer het gemeentebestuur een goed werk
wil doen, zou het meteen een eind kun
nen maken .aan de meubelveilingen vóór
sterfhuizen, waar de deurwaarder hal
verwege uit het raam hangt, de notaris
soms met de jaskraag omhoog ergens in
een hoek zit, het publiek op straat zich
om het in veiling zijnde stuk verdringt
en zoo een tooneeltje ontstaat, dat mis
schien in een dorp wel op zijn plaats is,
maar in een groeiende stad als Haarlem
toch al een heel zonderlingen indruk
maakt.
„Je hebt groot gelijk", zei mijn neef
Wouter, „het eenige voordeel, dat ik in
deze tentoonstelling heb gevonden, is,
dat ze een soort van publieke vermake
lijkheid was> Maar a propos van pu
blieke vermakelijkheden ik geloof, dat
we daarvan dit jaar niet veel te doen
zullen hebben. Een jaar of wat geleden
hadden we op 't Klooster een bloemen
corso en in de laatste jaren organiseer
de de Vereeniging Koninginnedag nog
al eens een optocht. Vermoedelijk zullen
we van een en ander dit jaar wel ver
stoken moeten blijven en om nu toch
eens iets tot stand te brengen, zou ik
zelf wel een optocht willen orgaoiisee-
ren, wanneer ik daarvoor de noodige
medewerking vinden kan.
Voorop Haarlemsch Muziekkorps, spe
lende een door den Directeur zelf ge-
componeerden marsch op de bekende
schoone melodie:
En Haarlemsch Muziekkorps gaat nooit
verloren, falderalderiere, falderalde-
riere
Daarachter twaalf huzaren.
Dan de Burgemeester in een rijtuig,
met een reuzen-exemplaar van het Regle
ment van Orde, in kalfsleeren band en
verguld op snee.
De wethouder van financiën met een
leegen geldzak.
De wethouder van onderwijs, omge
ven door vijfhonderd kinderen, die in
hulplokalen onder dak zijn gebracht.
De wethouder van publieke werken,
begeleid door ambtenaren van de water
leiding, de reiniging, het bureau van ge
meentewerken en zeven en vijftig andere
instellingen, waaraan hij verbonden is.
De wethouder van den Burgerlijken
Stand, omslingerd door rozenketenen,
die gedragen worden door zes groene,
drie koperen, vier zilveren en één gou
den bruidspaar.
De heer Schram te paard met een nach
tegaal aan een touwtje.
Een Haarlemsch belastingbetaler te
voet, met doorgesleten schoenzolen, in
den. rouw, met een lang gezicht en tra
nen in de oogen.
De Commissie voor een nieuwe pen
sioenregeling, met haar ontwerp in een
glazen kastje, gedragen op een kussen
van het jaar nul, zijnde de glazen wan
den van het kastje van matglas.
De quaestie-Beijnes, voorgesteld door
een rol papier saus fin.
Het ontwerp voor een nieuw slachthuis,
geschetst in goud met zilveren biezen
en gedragen op de hoornen van twee
onwillige ossen. Voor varkens en ander
klein goed bestaat gelegenheid zich hier
bij aan te sluiten.
De heer F. W. N. Hugenholtz op een
zegewagen met een spreektrompet in de
hand, Deze zal van tijd tot tijd toespra
ken tot de schare houden.
Alle gemeente-ambtenaren, die zich de
weelde mochten veroorloven, van hunne
traktementen des zomers een villa te
Bloemendaal te bewonen. Deze groep
kan, bij gebrek aan deelneming, uit het
programma geschrapt worden.
Een groep Haarlemsche onderwijzers,
zonder hoofden, met een reeks beschre
ven formaatzegels uit het verleden en
een collectie blanco gezegelde requesten
voor de toekomst.
De inbrekers van Haarlem, in damp
vorm, en dus ontastbaar, vergezeld van
een detachement Haarlemsche politie.
Liefhebberij-muziekkorpsen, gezamen
lijk spelende: „En zoolang als de lepel in
de breipot staat...
Een Haarlemsche gracht, voorgesteld
door een omgekeerde eau de cologne-
flescli.
De heer Hofland, alle onmiddellijke
chefs aan een ketting met zich meevoe
rende.
Zeshonderd onbekookte amendemen
ten, bewaakt door den oudsten bode van
't Stadhuis.
Haarlem's bestrating, voorgesteld door
een heuvelachtig landschap.
De Zomer, voorgesteld door een met
bont gevoerde winterjas en de Winter
in den vorm van een reuzenparapluie.
Tot slot een groote groep, genaamd
Allerhande: de heer Van de Kamp, met
een verrekijker in de eene en een teles
coop in de andere hand; om zijn hals
een exemplaar van Luttenbergs verza
meling in chronologische volgorde; het
nieuwe station van de Hollandsche Spoor,
heel klein geteekend in groen als kleur
der hoop, en staande aan een ver-verwij
derden horizon; een motor met een vlieg
wiel dat een millioen slagen in de mi
nuut maakt, als beeld van de snelheid,
waarmee gemeentezaken worden behan
deld; de heeren Anderheggen en Neu-
meijer, glimlachend en met zes tramlij
nen en eenige nieuwe bruggen in hun
vestzak.
Hier m^est Wouter even adem schep
pen, van welke gelegenheid ik profiteer
de om hem in zijn vaart te stuiten. „En
jij zelf, Wouter", zei ik op bestraffenden
toon, „kom jij in dezen optocht als Ro-
bertus Nurks uit den Haarlemmerhout?"
„Ik kom", zei hij, „als het beeld der
kritiek, met een bliksemstraal van bord
papier in de eene en een hamer in de
andere hand. Morgen ga ik probeeren
of ik mijn comité voor dezen optocht
niet samenstellen kan. Eerst een eere
commissie, die het tekort betaalt, dan
een commissie van uitvoering, waarvan
ik zelf president wil wezen om daarna
het werk door anderen te laten doen en
ten slotte een Commissie van bijstand,
die de zaakjes op wil knappen, waarin
de Commissie van uitvoering geen zin
heeft. Maar dat zeg ik je, Fidelio, we
gaan toch vooruit. Er wordt in de ge
meente-administratie meer en meer een
gemoedelijken toon aangeslagen. Met
plezier heb ik gezien, dat wij allen, jij
en ik en een ander, worden uitgenoo-
digd om geen voorwerpen in de tram
rails te leggen, waardoor ontsporingen
kunnen voorkomen en gevaar voor men-
schenlevens is te duchten".
„Ben je zot?" vroeg ik, „dat slaat niet
op mij".
„Ook goed", zei hij, „dan slaat het toch
allicht op je buurman. Nu, zooals ik zei,
ik hou wel van een gemoedelijk verzoek,
maar 't zou denk ik, nog wel meer in
vloed hebben wanneer de betrokken rech
ter, als zoo'n geval van gevaarlijke bald-
dadigheid werd. aangebracht, eens een
voorbeeldige straf oplegde. Ik denk. dat
de lieve jeugd daarvoor meer angst aan
den dag zou leggen, dan voor een ver
maning, hoe welwillend ook bedoeld".
.,'t Zal wel zoo wezen," zei ik, „maar
dan moeten het toch daders wezen, die
de jaren des onderscheids hebben be
reikt. Dat was bijvoorbeeld niet het ge
val met een zondaar, wiens vader on
langs ter verantwoording geroepen werd.
Het was bij een van de Commissiën, die
geroepen zijn te waken tegen overtreding
van de wet op den leerplicht. De vader
was een brievenbesteller. Hij zette zich,
zichtbaar verwonderd, tegenover de Com
missie en wachtte tot hij ondervraagd
werd en toen de president hem vroeg, of
hij niet een kind had, zus en zoo gehee-
ten dat de school moedwillig verzuimd
had, gaf hij ten antwoord. „Jawel, mijn-
Iheer de voorzittermaar dat kind'is
nog maar twaalf maanden oud, het ligt
nog in de wieg!"
FIDELIO.