ALLERLEI.
Van alle tijden.
Voor alle tijden.
Hef Eindes
FRANK LEY.
en 43) bij Paulus Matthijsz liet druk
ken? Men zou hieruit kunnen afleiden,
jat hij toen op muziekdruk nog niet
was ingericht. Enkele jaren later volgde
evenwel zijn uitgave uan Lobwasser's
psalmen (1G49)... De notentypen zijn
hierin niets beter dan er in tientalten
XVIIe eeuwsche psalm- of liedeboeken
ïoorkomen. Tweede- zoo niet derde
rangs-werk. Daar de overige druk óok
niet uitblinkt, valt de mindere kwali
teit van de noten niet zeer op. Dit is
wel het geval bij Elsevier's druk van
Meiboom's ,,Antiquae musicae".
Hier hebben we met het bekende
superieure werk te doen en daarvan
staat men verbaasd wanneer men de
bladzijden met notenschrift opslaat.
Waar het de gewone ruitvormige noten
zijnt valt er van den druk niets te
zeggen, hoogstens kan hier het epithe
ton middelmatig gebruikt worden,
r in de zwarte grootera noten,
de type, die veel in 18e eeuwsche
Gregoriaansche muziek is gebruikt, is
Elsevier bepaald beneden het middel
matige. De notenknoppen zijn slordig
afgewerkt, de lijnen van de balk be
staan uit reeksen stukjes waarvan er
geen twee aaneen sluiten. Het is een
raadsel hoe eendrukker, die de gelijk
matigheid en eenheid van den druk
heeft weten op te voeren tot een waar
genot voor het oog, dergelijk prulwerk
heeft kunnen dulden.
Al de muziekdruk, waarvan tot
dusver sprake was, bestond uit enkele
noten. Elke type was een noot van
balk, waarop een enkele noot, een
rust- of verhoogingsteeken stond.
Dubbele noten kon men niet drukken
evenmin wist men de lijntjes, de
waarde der noten aangevend, samen
le koppelen.
Het is duidelijk hoe belemmerend
die gebreken werkten en begrijpelijk
dat er telkens gezocht werd naar een
middel om hierin te voorzien. Het
voor de hand, toevlucht te zoeken
den plaatdruk, want niets belette
koperen platen alles te graveeren
zooals men het verlangde. En zoo
zien wij Vallet in 1615 zijn luitboek
op koperen platen gegraveerd uitgeven.
Slechts een paar bladen, van het voor
werk, waren typografisch uitgevoerd.
Doch de kosten waren te hoog en
daarvoor had die proefneming weinig
navolging.
De man, wien de eer toekomt, te
Amsterdam op groote schaal muziek
in plaatwerk te hebben uitgegeven, is
Estienne Roger. Door hem werd
Amsterdam een centrum van den we
reld-muziekhandelzijn catalogi ma
ken een goede figuur naast die der
grootste en beroemdste firma's,
j Roger's uitgaven staan goed aange
schreven. Het was vooral de fraaie
druk, die opgang maakte. Het noten
schrift is duidelijk helder en vast.
Men moet aannemen, dat het met
stempels in het koper geslagen is.
Doch behalve een bekwaam drukker
en corrector, was Roger een handig
koopman. Reeds verstond hij uitste
kend de kunst van reclame maken en
bij de meeste zijner uitgaven wist hij
't zij op het titelblad, 't zij op de
laatste'pagina, gelegenheid te vinden
om de aandacht tot zich te trekken.
Een geliefkoosde zinsnede was b. v.
„Etienne Roger s'engage de vendre
la Musique a meilleur marché que
quelqu'autre Libraire du Monde que
ce puisse être, quand même il devrait
la donner pour rien".
Hij stelde zijne uitgaven ook ver
krijgbaar te Londen, Berlijn, Halle,
Keulen, Brussel en Hamburg, en wan
neer men den catalogus van den
boekverkooper Pieter de Veer, te Rot
terdam, van 1701, aandachtig gadeslaat
ontdekt men, dat wat aldaar wordt
aangeboden, niet veel anders is dan
de voorraad van Estienne Roger.
Zeer ijverig was ook Pierre Mortier.
Zouden Roger, Mortier en hunne
collega's wel het recht gehad hebben
dat alles te drukken en uittegeven
vraagt de heer Scheurleer aan het
slot -van zijn opstel. En zelf geeft hij
hierop beslist een ontkennend ant
woord.
Het geweten der Hollandsche druk
kers-uitgevers der XVIIe en XVIIIe
eeuw is op dat punt zeer ruim geweest.
Men denke aan Starter's klacht over
een drukker, die zijn „Lusthof" arg
listig had weten machtig te worden
en dit buiten weten van den dichter
uitgaf.
En in „Cupido's Lusthof" van 1613
vindt men deze vermaning
Boeckdrvckers die so haest wat by
[malcander schraept
Van Liedren die ghy uyt veel ander
[boecken raept
Myn Liedtboeck tast niet aen, tsou
[niet wel accorderen
Ontbreket u copy, laet selfs wat com-
[poneren... enz.
Toen zulke versjes een eeuw oud
waren geworden, had men ze met
even veel recht nóg kunnen te pas
brengen.
Niet verwacht.
Een knappe jonge dame trad on
langs het kantoor binnen vari een be.
kend Londensch advocaat en vroeg
Is Mr. Brief te spreken
Die komt pas oven een paar uur te
rug, antwoordde de jonge klerk, die
haar van liet hoofd tot de voeten be.
schouwde.
Kan ik iets voor U doau 9 vroeg hij
daarop.
Ja. was het antwoord en de dame
haalde uit haar regenmantel een fraai
gebonden boek voor den dag. Ui heb
h'ier
Dat dacht; ik wel, viel haar de klerk
met. een verwaand gebaar in de rede
Dat dacht Llc wel.
Edoch, 't is nutteloos. Wij werpen
geen geld weg voor inschrijvingen op
boeken. Ziet ge daar het opschrift
niet„Boek-agenten worden niet toe.
gelaten
Dit boek, begon de dame
Oh, oh lachte de klerk. Ik twijfel
er niet aan, of't is een goed boek. doch
wij hebben het niet noodig Geschie
denis van het Vereenigd Koninkrijk
vanaf de vroegste tijden tot heden?
Prachtig, d.aaraan twijfel ik niet, wij
hebben het alleen niet noodig.
AVilt u mij toestaan
Zeker, antwoordde de klerk, die zich
blijkbaar goed amuseerde. Ilc zou
wel wenschen. doch het is tegen de
regels van het kantoorwij mogen
ons absoluut niet bemoeien met boek-
agenten, hetzij zij jong of oud, mooi
of leelijk zijn. Kan er dus niet aan
denken, het boek te kijken, mijn waar
de. Wat is het Leven van Napoleon,
is het niet Een onzer klerken kocht
er laatst een voor 10 gulden en gis-
teren heeft hij het geruild: voor een
dog, dien hij van morgen van kant
heeft gemaakt.
Ik wensehte te zeggen
Of misschien een humoristisch werk
waarbij je je een ziekte op het lijf kan
halen van 't lachen? Neen. wij heb
ben het niet noodig. Wij houden er
hier een humorist op na, die er voor
betaald wordt.
Maar ik
Als de oude Brief hier was, dan zoudt
ge vrij kunnen spreken, want die
oude doffer denkt, dat iedere jonge
dame, die hij een gunst verleent, op
hem verliefd raakt. Maar ik ben niet
zooals hij.
Indien ge Wilt
Het spijt mij U een weigering te
moeten geven, op mijn wooi-d. maar
ik hen bankroet, dat is de waarheid.
Kom over een jaar maar eens terug,
ais de baas mij tot compagnon zal
hebben genomen. Dan zal ik een
heel mooi boek van je nemen als be.
lonriing voor je standvastigheid. Ik
vind je een he tl aardig meisje. Jam-
pier. dat je met boeken moet loopen
.Juist werd zijn attentie getrokken
doer de waarschuwing van een rnede.
klerk, die op eenigen afstand van hem
aan een anderen lessenaar zat.
Gij zijt mijnheer Tresleigh, denk.
ik, vroeg de dame.
Ja, ja, dat is mijn naam.
Ik heb mijn echtgenoot van U hoo-
ren spreken ik ben mevrouw Brief,
hernam de dame. Wilt ge zoo goed
zijn, mijn man dit boek te geven, ais
hij terug komt? Goeden morgen!
Den volgenden dag vroeg Mr. Brief
per advertentie een anderen klerk.
Een felisitatie-brief
Wij leven hier in een doorloopend tra
nendal dat is zoo goed bekend dat wij
er elkaar niet meer mede behoeven las
tig te vallen. Oude dames valt dat ech
ter wel eens wat moeielijk, gelijk blijkt
uit het volgend felicitatiebrief je dat een
tante zond aan haar verloofd nichtje:
Lieve nicht Ik was blij je briefje
met het verlovingsbericht te ontvangen.
Wat is de loop der zaken toch vreemd in
deze wereld! Want met dezelfde post
kreeg ik een brief van Jemina Hawkins,
waarin zij schreef dat haar engagement
verbroken was, omdat de gezondheid van
den heer Jones achteruit ging en hij
buitenlands moest, om waarschijnlijk
ver van zijn huis en ver van zijne vrien
den te sterven. Ik vertrouw nooit derge
lijk nieuws van jou te moeten hooren,
maar een jaar geleden waren Jemina's
vooruitzichten even schoon als nu die
van jou.
Ik ben verheugd voor je moeder dat
je dicht bij haar komt wonen. Ik hoop
ernstig dat het met jou niet zal afloo-
pen als met tante Martha's vriend, den
heer Hopkins, Zij had zich veel voorge
steld van het heerlijk samenleven met
haar dochter, maar na nog geen jaar
riep het werk den jongen man naar Z.
Afrika, en, zooals wij allen weten, ko
men zij nooit terug.
Nu ik wensch je veel geluk kind, hoe
wel ik al lang geleerd heb dat dit onbe
staanbaar is op deze aarde.
Je toegenegen tante.
P.S. Vandaag twee weken viel Pris-
cilla Brown en brak haar schouder. Het
was juist op den verjaardag van den
i dood van je arme oom, verleden jaar.
Gij zijt erg vasthoudend, mijn waar-Een treurig samenvallen,
de, maar het zal u ni©t veel geven.
In de Duitsche hoofdstad rijden se
dert eenigen ti j dl wagen®, die warme
dranken rondbrengen en die voor 5
pfennig (3 cent) een kop goede, heete
koffie, chocolade, voed'zame soep en
zelfs gekookte aardappelen leveren. De
plaat geeft een tooneeltje bij zulk een
koffiewagen te zien.
De ondernemers van dieze ambulan
te koffiehuizen zijn allen lid van de
afdeeling Bea-lijn van de Duitsche
Vereeniging voor Volksgezondheid.
Sedert het begin dezes jaars heeft de
afdeeling niet aUeen volkskoffiekamers
ingericht, waarin de bezoekers aan
kleine, zindelijke tafeltjes behagelijk
spijzen en warme dranken kunnen
gebruiken, maar zij laat ook een aan
tal van de bovengenoemde koffiewa-
Koffiewagens ie] Berlijn.
gens circuleeren, die op dte groote
wachtplaatsen der huurrijtuigen en
aan groote werkplaatsen hun warme
waren afgeven. Ook de soldaten, die
in het kille seizoen op post staan, heb
ben deai weldadigen invloed van een
kop heete koffie in zulk een toestand
loeren waardeeren.
De koffiewagens zijn dan ook voor
duizendien personen te Berlijn, wier
bezigheden hen nopen tot langdurig
verblijf in de open lucht, een gezegen
de inrichting geworden. Bovendien
beschouwen de ondernemers het op
deze wijze verschaffen van warme
dranken als één der beste strijdmid
delen tegen liet alcoholisme. Zij zijn
van meening, dat de arbeiders, die In
de open lucht werken, alleen hierom
zooveel sterken drank drinken, om
dat zij de behoefte gevoelen, zich in
de koude te verwarmen. Biedt men
hun in plaats van sterken da-ank koffie,
cacao of warme soep te koop, dan ge
ven zij deze dranken .volgens het
zeggen der ondernemers de voor
keur omdat zij uit ervaring weten,
dat alcoholische dranken slechts ©en
oogenblik verwarmen, terwijl het kou
de gevoel later even sterk optreedt,
vergezeld van een zeer onaangename
loomheid. Warme dranken als koffie
enz. verwarmen niet alleen voor lan
gen tijd het lichaam, maar verfris-
schen het ook en geven het meer wer-
kensnioed.
Bonte steentjes.
De grootste ijdeltuit is hij, die zich
van alle ijdelheid vrij waant.
Menigeen houdt zich voor edelmoe
dig. en is enkel maar lichtzinnig.
De huiselijke haard is het rijk der
efde, waar de moeder koningin is.
Ge kunt niet zoo spoedig weldoen,
of nog spoediger wordt het vergeten.
Om met beslistheid een oordeel over
een zaak uit te spreken, kan men er
licht te veel, niet te weinig van weten.
Niemand straffe zijn kinderen als
hij boos is. Straf moet een genees-
HET SLOT SCHAUMBURG.
Zooals men weet is H. M. de Ko
ningin Dinsdag j.l. to-t herstel Harer
gezondheid naar Duitschland vertrok
ken om ©enigen tijd verblijf te hou
den op het slot Schaumburg, een be
zitting van vorst George Victor van
Waldeck.
Het slot. waarvan wij hier een af
beelding geven, verheft zich nabij Eins,
in de onmiddellijke nabijheid van Bal-
duinstein, op ee>n breeden, dicht met
bosschen begroeiden bazaltkegel van
279 meter hoogte. Het is een der meest
bezochte plaatsen van het Lahndal en
is op een van de schoonst© punten
daarvan geleden.
Reeds in 915 werd slot Schaumburg
gebouwd, doch sedert is er natuurlijk
heel wat aan veranderd en gerestau
reerd; de laatste maal werd het ver
bouwd in 1850. Nadat er tallooze ma
len om het bezit getwist en gestreden
is, behoort het sedert 1887 aan d©n
vors van Waldeck. Het slot bezit on
der meer een ongewoon mooien win
tertuin en een prachtig palmenhuis.
Moge onze geleifde Koningin hier
Haar krachtige gezondheid van weleer
terugvinden!
middel zijn. Zouden wij een genees
heer dulden, die boos is op zijn pat-
tienten
Gevoelt ge dan niet., wat er heil
zaams gelegen is in d'it eene woord
Onze kinderen oordeelen ons? Welk
een tengel voor het kwade, welk een
opwekking ten goede
Hoe heilzame getuigen zijn die on
schuldige gezichten, wie ieder ver
keerd woord, uit uwen mond uitge
gaan, elke afkeurenswaardige daad,
uit uw hart, gevloten, zou bedroeven
of verontreinigen.
Volgens het „Centralblatt der Bau
verwaltung" heeft Berlijn op dit mo.
ment een viertal gasfabrieken, doch
heeft de ondervinding geleerd, dat
deze niet genoeg in de vraag kunnen
voorzien, zoodal er nog een tweetal
aan toe zullen worden gevoegd.
In 1900 hebben de gasfabrieken
149.300.000 kub. M. gas geleverd. Op
1 April 1902 waren in werking 164.710
gasmeters voor 1.673.014 branders,
terwijl daarbij nog 28.436 gasgloei
licht!) randers gevoegd moeten worden.
De totale lengte der gasleidingen in
de stad bedroeg toen 1018 K. M., het
steenkoolverbruik in. de fabrieken in
'1900, 519,579 ton.
Ten slotte wordt als opbrengst van
het gas nog genoemd het bedrag van
33.700.000 francs, tegen êen uitgaaf
van 29.370.000 fres.
Ten einde het gevaar voor de brand
weer zelve zooveel mogelijk te voor
komen, heeft men te New-York sedert
eenigen tijd een nieuw toestel in het
werk gesteld, dat zeer goed moet vol
doen en zeilfs bij de aldaar bestaande
buitengewoon hooge huizen aange
wend kan worden, a
In hoofdzaak: bestaat het uit een af
neembare. gemakkelijke stellage, in
den vorm van een zuil. die bij het
uitschuiven tevens de slang mee naar
boven voert, waaraan een draaibaar
mondstuk bevestigd is. Aran onder af
wordt dit laatste op den brand ge
richt, en het geheel verricht zijn taak
met de uiterste nauwgezetheid, zonder-
dat de manschappen, die het toestel
van de straat af bedienen, gevaar
behoeven te loopen, van de naar be
neden vallende balken of steenen.
Hierdoor vervalt dus de gevaarlijke
methode om met de slang van af een
ladder de waterstraal op den brand te
richten,
Ook een opvatting.
Student A. Mijn neus is altijd wat
rood, dat komt van kou vatten.
Student B. Drommels, in welke
kneip komt u, waar het bier altijd zoo
koud is?
Het zou er inderdaad treurig uit
zien, als de omgang met de kunst van
het tegenwoordige den mensch onge
schikt maakte voor het begrijpen, het
medegevoelen van de kunst uit verle
den tijden:; de wereld van ons ge
voel- en gedachtenleven zou er zeer
door beperkt worden. Nu, de kunst
van alle tijden, zoowel op het gebied
der muziek, als der litteratuur en der
schilderkunst en bouwkunst, heeft
werken geischapen van blijvende be-
teekenis. d'ie uitspreken, die voor de
menschheid in den meest volkomen
vorm vastleggen de essence van het
denken en gevoelen en gelooven van
een geheel tijdperk.
Eene Vertelling uit Monte-Carlo,
naar ERNST GEORGY.
De vensters staan open in de reus-
ichtige zaal. Toch hangt er een zware
3arfumachtige lucht, en het zijig rui-
iclxen der japonnen werkt benauwend
>p de zenuwen. Jutta Venecke in haar
sostbaar, zwart avondtoilet met roode
lozen en briljanten versierd, ziet be-
tlemd om zich heen.
Haar echtgenoot geeft haar de noo-
lige uitlegging. Zij kijkt naar de men-
ichen met hun hebzuchtige en ver
beide gezichten, naar de talrijke
croupiers met hun vlammende blik-
:en, naar de op de toonen rondloopen-
le bedienden. Zij huivert.
-Kom laten wij gaan? Venecke lacht,
ïij verklaart haar de roulette. Maar
:ij begrijpt het spel niet. Een tegen
in grijpt haar aan. en een ome'-klaar-
iare angs-t. Half mechanisch werpt
ij de haar gegeven goudstukken op
de getaUen. En zij ademt vrij» op,
als de croupier de verlorenen met on
verschilligheid opstrijkt.
Kom, geachte mevrouw, u moet
voor mij bij Trente et Quarante zetten
drong de majoor aan. Als in een
droom laat zij zich daar naar toe
brengen.
Eerst naderhand herkent zij aan deze
tafel de gezichten. Achter twee croupiers
staat een heer en kijkt nauwkeurig naar
de spelenden. „Blohne, daar daar
ginds! fluistert zij haar echtgenoot ver
schrikt toe.
Deze ziet en een: „Wat hij! onmo
gelijk!" ontsnapt hem. Op dit oogenblik
staat er een van de kaarten op. Blohne
neemt zijn plaats in en begint de kaar
ten te schudden en rona te deelen.
Zelfs de geheimraad verbleekt: „Bloh
ne is dus croupier?" Zij knikt kramp
achtig, doodsbleek.
„Kijk, nu speelt, hij! Bij dien kerel heb
ik altijd geluk! Die heeft al menig hon-
derd-francsb'ljet van mij gekregen na
tuurlijk in st'lte zonder dat iemand er
iets van merkte," zegt de majoor lachend.
„We'ke?"„Die daar geeft".
Zoo.Een seconde kijkt de
ijverige, reeds door den speelduivel aan
gegrepen majoor naar de jonge vrouw
om. Haar antwoord 3Cheen hem zoo be
drukt. Hoog opgericht staat zij achter
hem. In het door groene schermen ge
dempte electrische licht schijnt zij hem
bleek, zeer bleek. Maar hij heeft geen
rust meer. Haastig neemt hij een 1000-
francsbiljet en drukt het haar in de hand.
Jutta legt het met een krampachtige
beweging neer. „Le jeu est fait. Rien ne
va plus!" zegt Blohne aan het bovenein
de van de tafel luid en werpt de kaarten
neer. „Noir gagne couleur perd!"
Getrokken door haar blik, slaat hij de
vermoeide, omrande oogen naar haar
op. „Gewonnen, verduveld. U brengt,
mij geluk aan, mevrouw!" jubelt de ma
joor zacht-„Geronnen!" meesmeult
Jutta mechanisch, verschrikt naar
Blohne kijkend.
Hij ziet haar aan, als een die verzin
ken gaat. Hulplooze angst trekt over zijn
gezicht, vrees en ontzetting. Als betoo-
verd kijkt hij haar aan. Wat gaat er door
zijn hoofd? Denkt hij aan den tijd toen
hij nog knap was, jong, rijk, in het volle
bezit van zijn naam, toen hij van haar
afscheid nam. Een baron Blohne mocht
aan de arme. burgerlijke Jutta Schmidt
zelfs niet in den droom denken. En nu!
Zie ze daar staan, in haar trotsche ze
kerheid. Met tvelk een diep medelijden,
met welk een vragende verwondering en
halve verachting ziet die Jutta, dat meis
je uit het volk, neer op hem
Blohne voelt zich duizelig worden. Het
wordt hem alles zwart voor de oogen.
Hij buigt zich naar achteren en fluistert
den opper-croupier iets toe. Deze knikt
bevestigend met het hoofd. Nu staat hij
op en loopt langzaam, zonder op te zien,
de zaal uit. Zijn hooge gestalte is voor
overgebogen, zijne voeten slepen over
den gladden vloer. Hij is weg.
Niettegenstaande de heftige tegen
spraak van den majoor brengt de ge
heimraad zijne echtgenoote uit het Ca
sino. Hij legt haar zorgvuldig een doek
over de schouders, pakt haar ferm in en
loopt langzaam met haar in den nacht
naar buiten.
Opeens een schot. Domp
dreunde het door de stilte. „Weder een
offerl" meende de scepticus.
Maar Jutta weende bitter in de armen
van haar man. Zij wist wie daar geval
len was.
Naar het Fransch
van
HENRI GRÉVILLE.
De groote boot van de Trans-Atlan
tische stoomvaartlijn draaide, deed
met heftig gestamp en gebruis nog
eenige schroefslagen en legde einde
lijk aan, bij den steiger van haar
Maatschappij te New-York. Een
schuine, breed© plank werd' uitgelegd
en een haastige menigte klom aan
boord. Het waren allen bloedverwanten
en vrienden, verlangend om hen, die
uit Europa kwamen te omhelzen en
de hand te drukken.
Men babbelde, men lachte, sommi
gen weendien, want onder de bezoek
sters was er meer dan een met een
zwarten sluier, bevestigd aan een
rouwhoed, de bedienden van de boot
liepen heen en weer met groote, on
gemakkelijke pakken, de stoomkraan
snorde bij gelijke tusschenpoozen en
bewees dat het lossen der koffers en
kisten reeds begonnen was. Horace
Franldey begreep toen, dat het tijd
werd om van boord) te gaan.
't AVas vreemd, maar nu hij aange
komen was, voelde hij niet meer het
minst© verlangen om het schip te ver
laten. Niet dat het hem er zoo goed
beviel: het wonder der wonderen op
het gebied van Trans-Atlantische
stoombooten blijft altijd een banaal,
weinig aantrekkelijk logies, dat g»en
enkele aangename herinnering ach
terlaat Maar hetgeen Horace Frank-
ley nog weerhield, toen reeds alle pas
sagiers aan wal waren gestapt, te
midden hunner bloedverwanten, was
juist dat hij er zelf geen had. Hij
schaamde zich bijna, als over een on-
welvoegelijkheid, daar zoo alleen tus-
schen die woelige menigte te loopen,
en zonder er zich rekenschap van te
geven, meende hij te voelen, dat hij
op die reizigers, die hij misschien
nooit weer zou zien, een slechten in
druk maakte, door zoo alleen te zijn.
En toen beklemde een verre herinne
ring hem het hart.
Toen hij nog heel klein was, was
hij ook nog een® in zijn vaderland te
ruggekomen, en toen was het zijne
moeder, het jonge, blondje, tengere
vrouwtje, dat nog een kind scheen.