NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. Meestgelezen Dagblad, in Haarlem en Omstreken. FRANK LEY. IPC Jaargang. Woensdag 18 Juni 1902. No. 5817 HAARLEM'S DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS Yoor Haarlem per 3 maanden1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent geveatigd is (kom der gemeente), per 3 maanden1.30 Franco door het gelieele Rijk, per 3 maanden. u 1.65 Afzonderlijke nummers.0.02 Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.37K de omstreken en franco per post0.45 ADVERTENTIEN Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten bet Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 1—5 regels 0.75, elke regel meer 0.15. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 30 Oent per regeL Bureaux: Gebouw Het Spaarne, Kampersingel 70, vlak bij de Turfmarkt. Telefoonnummer der Redactie 600. Telefoonnummer der Administratie 122. Intercommunale aansluiting. Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur: J. C. PEEREBOOM. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van bet Arrondissement Haarlem is bet uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nqverbeid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DB LA MAR Azn. te Amsterdam. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONESSuec., Parijs 31Faubourg Monvmartre. Haarlem's Dagblad van 18 Juni bevat o. a.: Engelsclie bladen vóór en na den oorlog, Soldaten-beulen, Ne der] andsche werkgevers, Uitbrei ding Spaansclie export, Overzicht van de Nijverheid. Overzicht van de Nijverheid. Elk jaar kunnen we in bet Gemeen teverslag een overzicht vinden dat de Kamer van Koophandel geeft van de Haariemsche nijverheid. Wij hebben al meer dan eens betoogd. Üat dit overzicht onvolkomen is en moet zijn. omdat aan verschillende firma's nim mer opgave gevraagd wordt. Thans begint dé Kamer zelf over dit overzicht te klagen. .^Slechts weini gen", zoo zegt zij, „gaven een eenigis- zins omstandig verslag omtrent den toestand der door hen uitgeoefende takken van industrie.. Of dit aan be paalden onwil te wijten is, dan wel aan een streven om aan het al of niet verkregen succes in hunne zaken de minlst mogelijke bekendheid te willen gevpn, dat willen wij in heit midden laten Laat ons dit voorbeeld nu eens niet vólgen, en de kwestie vierkant voor ons zettende, haar trachten op te los sen. Met in 't midden laten komt men weinig verder. Allereerst doet zich de vraag op ,,wellc belang kan de haar iemsche fabrikant er bij hebben, dat de resultaten van zijn bedrijf in 't ge meenteverslag worden gepubliceerd?" De publiciteit, die het. verslag zelf gieeft, is niet noemenswaard het uittreksel, dat de plaatselijke pers geeft, heeft ook al; weinig waarde voor den haarlemschen fabrikant, d'ie 'im mers in hoofdzaak zijn afzet huiten Haarlem vindt. Waarom zal men nu. wanneer de zaken goed gaan, ande yen verlokken tot concurrentie Waar om. als ze islecht gaan, zelf zijn crediet benadeelen door opgaven te d'oen in het gemeenteverslag? Dat. de fabrikanten zelve deze moeie- lijkheid gevoelen, blijkt duidelijk uit cïé antwoorden, die ze alleen inzen den. omdat ze beleefdheidshalve den vrager niet zonder antwoord willen laten. Het woord „bevredigend" is in die opgaven schering en inslag, zelfs van fabrieken, waarvan ieder weet, dat ze zeer goed gaan. Anderen zeg gen van hun bedrijf, dat het op dezelf de hoogte bleef. Weer anderen ver klaren deftig: de toestand bleef dezelf de, wat ze al jaren achtereen verklaard hebben. Nog weer anderen hetoog'en, dat zij geen bijzonderheden hebben mede te deden. De president van de Kamer van Koophandel zelf combi neert twee van deze phrases voor zijn eigen bedrijf en zegt daarvan: „De toestand was over 't algemeen bevre digend Bijzonderheden waren daar omtrent niet mede te deelen". Het zou ons niet verwonderen, wanneer de se cretaris van de Kamer van Koophan del, deze regelen ontvangende, ge klaagd had „zelfs aan mijn president heb ik voor 't gemeenteverslag geen houvast. Er zijn er, die het geval van den. grappigen kant behandelen, zooalfe een bierbrouwer, die zegt, dat hij door den warmen zomer meer bier en ijs heeft verkocht, en een smid, die ver telt, dat de prij'zen van de grondstof fen langzaam weer lager zijn gewor den." Deze interessante mededeelingen hadden zeker wel achterwege kunnen blijven. Waarschijnlijk zou dan ook nie mand er om treuren, wanneer dé Ka mer van Koophandel besloot, dit on. volkomen overzicht voortaan niet meer te geven. Haar nuttige werk zaamheid ligt, naar onze meening, in een geheel andere richting. het ver zamelen van algemeene gegevens, ter bevordering van de nijverheid en het wegruimen van hinderpalen, die haar belemmeren. Wanneer die Kamer haar jaarlijk. schen ooglst van inlichtingen niet openbaar maakte, dan zouden deze zeker ruimer toest,roomen en Haar lem's industrieelen rondborstiger met hunne wenschen en bezwaren voor den dag komen, dan tegenwoordig. Zoo lang de gegevens worden openbaar gemaakt, zullen de antwoorden on beduidend blijven, vele firma's óf niet óf onvoldoende bescheid geven en zal de Kamer van Koophandel dei-halve onnut werk blijven doen. Politiek Overzicht. Het is merkwaardig te lezen, hoe de Eugefsche bladten, nu de berichten los komen van het aantal Boeren dat zich heeft overgegeven, aan 't overdrijven slaan en een geheel ander wijsje zin gen dan een tijd geleden. Thans staat men verbaasd' over het groote aantal, terwijl korten tijd te voren de Eng el- schen het nog deden vooi-komen, alsof het getal Boer-en te velde nog maar zeer luttel was. Nu schijnt men te willen betoogen, dat het aantal Boeren veel en veel iroo- ger wais dan men eerst dacht. 'Men kwam dezer dagen al in de 70.000 en hét is duidelijk wat dit. beteekent. D© overmacht, waarmede de Engelschen de onderwerping verkregen hebben, moet aanmerkelijk verkleind wórden, 'opdat de verdienste ervan stijgen kan. Generaal Smuts zegt in het rapport van Januari 1902 „Volgens de opga ven dier verscheidene officieren (in'de republieken) wapen er nog minstens 20.000 burgers op commando. Mijn opinie^ is, d!at wij nooit meer dan 32.000 man iu hot veld hadden." Hoe veel man er in de Kaapkolonie onder de wapenen stonden, geeft Smuts niet op, maar wij maken uit zijn bereke ning van de troepen d/ie de Engelschen noodig zullen hébben, op, dat hij het getal op ruim 2500 stelt. Wij zijn hier van echte» niet zeker. Nooit méér dan 32.000 hebben de Engelschen tegenover zich gehad zegt Smuts, herinnerende dat hij vee'l met commandearingszalten te doen heeft gehad en dus op de hoogte kan wezen. Dat wil niet zeggen, dat er aan Boe- renzijdie noodt meer dan 32.000 man hebben gevochten, maar nocHit meer hebben er tegelijk onder de wapenen gestaan. En dat hoogste aantal is al leen bereikt in een tijd. toen er van het aantal onder de wapenen slechts het kleinste deel werkelijk meevocht. Het sterkst zijn de Boeren op het slagveld geweest, toen zij minder tel den. Hoe men in de toonaangevendé krin gen van Engeland denkt over den toe stand in Zuid-Afrika, kan wellicht het best» worden opgemaakt uit hetgeen „The Economist" 'in zijn eerste hoofd artikel daarvan zegt. Met blijkbare verrassing somt het liberaal weekblad' d'e elkaar geregeld opvolgende tijdin gen uit Zuid-Afrika op, van „vreem den en gelukkig aaneensluitenden aard", gewagende van „geen enkelen wanklank in het koor van voldoening waarmede de vrede van beide zijdien 'is begroet," Dat had men blijkbaar niet gedacht. Daarom kunnen, zegt The Economist, de Engelschen niet dankbaar genoeg zijn voor de belofte van een oprechte en gewillige pacificatie, welke al d'ie berichten brengen. Hoe licht had het and'es kunn en zij n Ni emand kon vooraf zeggen, liae een neerlaag, een hopelooze en onherstelbare neerlaag, zou werken op hen, die er zich in te schikken hebben. De overgaaf had in norsch stilzwijgen kunnen geschieden. De houding had die kunnen zijn van mannen die zich onderwierpen voor het oogenblik, om.weder alle krachten in te spannen bij d'e eerste gunstige gelegenheid. Niet dat wij vrees be hoefden te koesteren dat zulk een ge legenheid zich zou voordoen, maar toch zou die hoop daarop de slechtste raadgeefster gedurende den vrede ge weest zijn." Daarom meent The Economist dat de pacificatie van Zuid-Afrika in Én- geland zelf berust. Om alle redenen van wij ving tuascheu de verschil en- de rassen spoedig te dóen verdwijnen, heeft de Britsche regeiering_slechts 't vorbeeld te volgen dat haar eigen troe pen hebben gegeven, in hun houding tegenover die onderworpen Boeren. Een ischaduW ziet The Economist- in de vijandelijke houding dér „loyalis ten" in Zuid-Afrika zelf, de Britsrhe partij, die ontevreden 'is met de toe gestane voorwaarden, wat niet te ver wonderen ia, omdlat zij niet weinig door den oorlog hebben geleden. Hun wr'ck wegens de invallen der Boeren in Natal en de Kaap-Kolonie zal niet zoo spoedig Verdwijnen. Toch hoopt het blad, dat die gevoelens weldra be daren zullen, maar dan moeten die uit het moederland niet worden aan gemoedigd. Immers zegt het blad. „de toelcomist van Zuid-Afrika hangt af van de erelijke en spoedige erken ning, dat de pas geëindigde oorlog in hooge mate een burger-oorlog is ge weest, en daarom het verledene nie. snel genoeg kan worden vergeten. Dat Zuid-Afirika Britsch zal zijn en niét I-Iollandsch, is nu eens voor goed uitgemaakt, en om te toonen, hoe hoog wij deze uitkmst stellen, is wel het beste, dat wij met open ami en de me deburgers ontvangen die de oorlog ons heeft gegeven" De Economist zegt dat ook met het oog op de rebellen uit de Kaap. Er kennende dat het overloopen tot den rij and straf verdient, gelooft het blad toch, dait de onderwerping dier rebel len niet mindér volledig zal zijn dan van de burgers der beide republieken. „Alle visioenen omtrent het toekom, stige overwicht, van het Hollandsche element in dte Kaapkolonie berustten op het samengaan mét de Boeren en vervallen natuurrijk met de onderwer ping van dezen. En al blijven die vi sioenen bestaan, zij zullen even bo demloos en even gevaarloos zijn ais die welke wellicht nog bij de Fransche bevolking van Canada wordt aange troffen. Zulk een strijd als de pos gevoerde1 komt niét ten tweeden male voor." Met dat al is The Économist toch B|ijkbaaT niet gerust. Na zijn ver maningen tot de Zuidafrikaansche jingo's acht het blad het noodig ten slotte ook die in Europa te vermanen tot matiging van hun toon. Zoo ge heel „pais tot den boom" iis dé toe stand, en zeker de toekomst, dus nog niet. Buitenlandsch Nieuws Uit Zuid-Afrika. In het concentratiekamp te Winburg zijn volgens Reuter hoogst droevige too- neelen voorgevallen, toen de burgers, die zich onderworpen hadden, in het kamp kwamen. De kampbewoners hadden een eereboog opgericht met een „Welkom aan onze dapperen" daarop geschreven, en haalden de burgers blijde in. Toen zij echter inlichtingen vraagden over hun familiebetrekkingen, die zij verwachtten weer te zien, moesten vele vrouwen hoo- ren dat mannen of zoons, vaders of broe ders gevallen waren... Generaal De Wet kwam zelf in het kamp en sprak de vrouwen toe. Hij zei- de haar hartelijk dank voor den krach- tigen steun dien zij aan de Boerenzaak hadden gegeven, zoowel in het veld al: in het kamp. Waren de vrouwen min der sterk geweest, zeide hij, dan hadden de Boeren reeds voor lang den strijd moeten opgeven. Toen hij nog te velde was, had hij van de geestkracht- der vrou wen gehoord en deze had de burgers bijzonder aangemoedigd. Ten slotte raadde hij allen aan trouw te zijn aan de nieuwe regeering, waar aan ook hij zich heeft onderworpen, om dat er geen hoop meer was. Misschien, vervolgde hij, „is het hard uit mijnmonjd te hooren dat wij een nieuwe regeerin-g hebben, maar God heeft het zoo beslo ten en wij moesten onze zaak opgeven, die wij twee jaar en acht maanden lang hadden verdedigd. God verlangt nu van ons dat wij als christelijk volk trouw zul len zijn aan onze nieuwe regeering. Ik zeg mijn zusters hartelijk dank vóórhaar trouw en aan haar geloof in onze zaak. Laten wij ons nu onderwerpen aan God's besluit over ons en ons volk en ik ver zoek u onze nieuwe regeering met mij eai mijn burgers trouw te dienen". Soldaten-beulen. Hoe treurig het nog altijd, gesteld is met het zedelijk peil van het Dui.tsch.-e onderofficieredikorps, blijkt telkens uit berichten over ergerlijke soldatenmis- hanidelingen. Te Frankfort beeft zich pas weer een soldaat in dén Rijn verdronken, omdat hij, zooals b" iin een brief aan zijn' vader mediedleedide, de voortdurende mishandelingen en kwellingen van zijn meerderen niét langer kon verdra gen. De twee schuldigen werden ver oor-' deeld tot dé zeer lichte straffen van drie weken en acht dagen gevangenis straf. Een andere beul voor zijn soldaten was dé onderofficier Beyer van het 22e bataljon sappeurs te Riesa. Een meerdere bad diezen ondierofficier be rispt, omdat zijn manschappen niet flink genoeg voor den d'ag kwamen en Beyer zou nu eens zorg dragen dat er verbetering in kwam. Telkens liet hij hen. na afloop van de oefeningen, nog een paar uur do o r-ex ereecre.ni en schreef verder allerlei' maatregelen voor, waartoe dé kapitein eigenlijk al leen het recht had'. Op één soldaat, zekeren Stemmler ,hadl hij het vooral gemunt. Reedis acht dagen nadat hij in dliemst Iwas gekomen, schreef Stemmler aan zijne verloofde dat hij zich van kant moest maken, als men doorging nnet hem zoo te judassen, j Twee maanden later liep hij van dm troep weg en verdeed hij zich. Bij de behandeling van de aanklacht te gen Beyer kwamen de ongelooflijkste voorbeelden van machtsmisbruik aan, het licht. Na een zwaren dienst stuur-' de hij zijn manschappen soms zonder •eten naai- bedi en liet ze 's nachts dan| weer opstaan om te poetsen. Hij oor- vijgde, stompte en trapte dje soldaten. Stemmler moest eens zoo dikwijls kniebuigingen do-en en zijn geweer voor zich uistrekken, tot hij van uit putting niet meer kon. Deze laatste mishandeling dreef Stemmler ten slotte tot zelfmoord. De krijgsraad te Chemnitz veroordeele Beyer tot onder- half jaar gevangenisstraf en degrada tie, en het Oberkriegagerichit. te Leipzig heeft het vonnis bekrachtigd1. Algemeene Berichten. De Keizer en dis Keizerin zullen deze week een reis dloor dé Rijnstreek deen. Heden, Dinsdag, zijn zij uit Neuren- burg (waar zij Maandag dteelnamen aan dé viering van het vijftig-jarig be staan van het Germaansclie Museum) naar Bonn gegaan, waar parade en andere militaire feestelijkheden wer dén gehouden ter eere van het 50- jarig garnizoensjubileum van die Bonn. scha Koningshuzaren. Den Woensdag geeft ds Keizer aan zijn oude corps Borussia dat zijn 75-jarig bestaan viert. Donderdag bezoek aan Aken, bezichtiging van dé restauratie van de Kroningskerk, van een standbeeld van Wilhelm I en van het Raadhuis. Van Aken gaat dé rois naar Villa Hü- gel te Essen. Vrijdag bezoek aan, Meurs, ter bijwoning van die feesten! tot herdenking van het tweehonderd-1 jarig bestaan van het graafschap, be zoek aan Krefeld, terugkeer op de villa van Krupp. Zaterdag naar Dusseldorp1 en naar Ruhrort; vandaar gaat de reis' verder per boot naar Wezel, waar de Keizer en de Keizerin 's middags om half zes aankomen, om dé Willebrord kerk en de Hohonzollern-galerij in het Raadhuis te bekijken. Vertrek tegen zeven uur. onltvreemd horloge zou zijn gevonden in het bezit van Donker. Wij hebben getracht te weten te komen in hoeverre dit gerucht waar heid bevatte. De AmsHerdainsche re cherche wist er hoegenaamd niets van en gelooft ook niet dat het juist is, omdat nog heden de justitie te Haar lem verzocht heeft nieuwe nasporin gen in het werk te willen stellen, zon der met één woord van bovengenoemd feit te reppen. Volgens haar is h©t gerucht een uitvloeisel van een ge rucht, dat inzake, den moord in de Czaar Peterstraat de ronde heeft ge daan, en dat evenmin ©enigen grond van waarheid bevatte. Binnenland. Parlementaire Praatjes. De Eerste Kamer is weder voor ettelij ke uren in den Haag gekomen. Zij had gisterenavond weinig anders te doen dan kennis te nemen van de ingekomen stukken. Een interpellatie van den heer Sassen over maatregelen in het belang der sui ker-industrie zal nader worden bepaald, besloten is, dat, wanneer de Kamer weerkomt (denkelijk 30 Juni) een com missie van voorbereiding te benoemen voor de militaire straf- en tuchtwetten. G. Jr. Stadsnieuws Haarlem, 17 Juni 1902. De moord op de Raamvesft. Naar men aan de „Telegraaf" meldt loopt te Weesp hét geruchit, dat de schilder Donker, die te Bussum in de villa Vredenoord aan de Brinklaan heeft ingebroken, ook niet vreemd zou zijn aan den moord op dé freule Van Weemen Douglas te Haarlem ge pleegd. Zoo als men weet is Donker na zijn arrestatie door de politie van Bussum overgebracht naar de gevangenis te Amsterdam en heeft hij getracht zich van heit leven te berooven, door zich den pols af te snijdten. Te Weesp loopt thans hardnekkig het praatje, dat een bij dén moord te Haarlem Hofberichten. De gezondheidstoestand van II. M. de Koningin gaat gelukkig geheel naar wensch, hetgeen ook blijkt uit het feit dat de arts, de heer Pot, te 's Gravenha- ge is teruggekeerd en zijn praktijk her vat hoeft. H. M, maakt tweemaal daags eeu rijtoer van een tot anderhalf uur, in welken tijd ook korte wandelingen ge. maakt worden. Het weer laat niets te wenschen over. Benoemd tot ridder der orde van Oran je Nassau de le luitenant der Saksische jagers, Plato, die den hertog van Meck lenburg vergezelde op zijn bezoek aan de koninklijke familie op het Loo. Zondag a.s. vertrekt naar Londen, ten einde den volgenden dag aldaar tegen woordig te zijn, de buitengewone am bassade van H. M. bij de kroningsfees ten in Engeland, bestaande uit: baron Sirtema van Grovestins, grootmeester, als hoofd der ambassade; Jhr. Van der Staal, kap.-luit. ter zee, adjudant van H. M., baron De Smeth van Alphen, kamer heer i. b. d. en de ïe luit. jhr. Sickinghe, ordonnance-off icier. Hertog Paul van Mecklenburg, die in liet begin van April de gast was van de Koningin en Prins Hendrik, op het Loo, is benoemd tot ridder-grootkruis der orde van den Nederlandschen Leeuw. Nederlaudsclie werkgevers, In het tweede verslag der Vereeniging van Nederlandsche werkgevers, loopenda van Maart 1901 tot Juni 1902, wordt me degedeeld dat ook in den tijd waarover dit tweede verslag loopt, is gebleken dat door de samenwerking van velen tot Fenllleton. Naar het Fransch van HENRI GRÉVILLE. De trein verliet juist een station, waar de Pullmann-waggon al zijn rei zigers had achtergelaten; een der deu ren aan het uiteinde der wagen ging open, en de conducteur kwam binnen gevolgd dloor een jong meisje van on geveer twintig jaar. Groot, blond, schoon, regelmatig schoon als zij was, kon zij niet anders dan dé aandacht trekken. Dit scheen ze dan ook gewoon te zijn, want zon der maar eenigszins verlegen te zijn zette zij zich naast Frankley neer; met een volkomen gemakkelijkheid van bewging legde zij haar reiszak, eenige couranten en haar reismantel bij zich neer, en begon in een boek te lezen, dat haar bijzondter scheen te interesseeren. Horace was nieuwsgierig den titel van luet boek te zien. Door zich eenigs zins voorover te buigen, kon hij hem gemakkelijk lezen. I-Iet was ©en van dlie dloodlgewon© uitgaven, die mén na lezing wegwerpt. Hét jonge meisje zag zeer goed de handelwijze van Frankley, maar zij nam er geen notitie van, en vervolgde haai" letuur, na een houding te heb ben genomen, die haai* het lezen ge makkelijk maakte en tevens haar schoonheid het best deed uitkomen. Ze is erg mooi! dacht Hor ace. Het landschap had een somberder aan zien gekregen en het inwendige van den waggon, diat hem te voren zoo weinig belangrijk was voorgekomen, nam eensklaps geheel zijn aandacht in beslag, als of hij er iets in ontdekt had. Ze is erg mooi, en zeker zeer intelligent!misschien een 'beetje verwend! door complimentjes.... Hij verdiepte zich in de lectuur van een courant, dié hij tot nog toe niet opengevouwen had; maar zijn aan dacht bepaalde zich. niet tot de zeer fijne lettertjes .van d!en „New-York Herald": achter dit enorme scherm verborg hij zich om zonder onbeschei-, denheid naar zijn lieftallige reisge noot© te kunnen kijken. Eindelijk verminderde die trein zijn gang en stoomde het station van Bos ton binnen Zijn reisgezellin hadl haar hoek gesloten, haar man tal omgedlaan, en die kleine voorwerpen die haai' toebe hoorden bijeengezocht, alles mét de zelfde onverschillige kalmte. Zij stond on maar Horace was haar voor ge weest. en toen zij voor het trapje dat van dien waggon naar hét pear on leidde .stond hij reeds benedien en bood haar de hand. Zij legde er nauwelijks de hare op, knikte even schier onmerkbaar met het hoofd' en mengde zich tusschen de reizigers op het perron. Daarna zag Horace haar voorbijgaan gevolgd) dloor een zwarten knecht, die een valies droeg. Zij verdween, ter wijl hij in het rijtuig stapt© dat hem naar zijn hotel zou brengen Door de Trémout-straet nadien ze het centrum van oud-Boston binnen. Het eleotrische licht gaf een tooveracli- tig aanzien aan de prachtige, olmen van het stad'spark, dat aan één kant langs da geheele straat liep, terwijl aan de andere zijde schitterende ma gazijnen met fraaie uitstallingen die aandacht des voorbijgangers trok. Een groote bedrijvigheid' haersebte op de straat, hoewel hot reeds half tién was. Zonder dat men een groot la waai van ste'mmen hoorde, kon men er zeker van zijn, dat zij die daar liepen. over hunne zaken spraken. Goudi, oud Boston, zuchtte Ho race, met diepgevoelde vreugde; wat is het heerlijk je weer te zien. IV. Tegenover zijn vriend gezeten in de groote eetzaal van het hotel, die op dat uur bijna leeg was. at Frankley oesters, met dé voldoening die iémand 's avonds om tien uur heeft, als hij om twaalf uur voor 't laatst gegeten heeft. De twee jonge lieden zagen el kaar van tijd tot tijd met stille vreug de aan. 't Is iets. je daar tegenover mij te zien ,zei eindelijk Horace. Dat be zorgt mij wel geen positie, maar het schijnt mij, dat dte wel lcomen zal, nu ik je zie. Sedert mijn aankomst in Amerika scheen alles mij onzeker: van jou ben ik ten minste zeker, John. Ik hoop het! antwoordde John met een glimlach. Gedurende zes weken wist ik niet recht of hij het was of ik, de valsche of de werkelijke, die zich aan deze zijde van dien Oceaan bevond Maar toen de moeilijke dagen kwamen, wist ■ik dadelijk waar ik mij aan te houden had. Ik was het wel degelijk die hier was. geen dwaling was mogelijk. Moeilijke dagen? vroeg Horace, terwijl hij zijn vork liet rusten Heb je moeilijke dagen gekend? Zeer moeilijke. Ik heb alles door gemaakt. Honger, dorst, dé onmo gelijkheid om mijn huur te betalen, en de nog wreedere onmogelijkheid om mijn waschvrouw te bewegen mijn linnen voor één keer op crediet te strij ken. Frankley hield op met eten en ver zonk in gedachten. Dat wacht mij misschien ook, zeidie hij. Dat is daarom nog geen reden om vanavond niet te soupeeren, ante woordde John May, die zonder twijfel tot de school van 'het gezond verstand behoorde. Horace nam zijn vork weer op, maar hij had geen honger meer. Kom. laten wij naar mijn kamer gaan, zèid.e May, wij kunnen daar j kalm en ongestoord praten. De kamer was klein maar geriefe lijk. De jonge kunstenaar had op de muren groote bladen van Japansche tochtschermen gespijkerd, die de ka. mer een bewoond aanzien gaven, zelfs gedurende de afwezigheid van don eigenaar. Die daar, zei hij terwijl hij een vrouwenfiguur aanwees, die grillige en dreigende gebaren maakte, dat 5$ de Fortuin. Ik bezweer haar van tijd lot tijd, opdat zij mij van tijd. tot tijd zal begunstigen. En dlie vroeg Horace, een ande re figuur aanwijzend» die op cosuette wijze gedrapeerd, de waaier op de lip pen, boven het bed' hing. Chut! antwoordde May op ge^ heimzinnigen toon, dat is mijn ver-, trouwélingeik zeg haar alles. En wat antwoordt zij je? Zij geeft mij heel goeden raad. Zij belet mij dikwijls te veel aan am dere tc denken, die daar gebaren maakt. Komt, schoone dames, woest ons genadig en verwaardigt u te glim. lachen tegen mijn vriend, die u komt bezoeken. Nadat John deze bezweringsformu-, les had uitgesproken, gingen d:e twefy vrienden naast elkander op een klei ne, oude canapé zitten, wier spring- veoren oud en slap genoeg waren om er zich behageüjk op to kunnen noeiv. Vlijen. Je bent dus niet dadelijk geslaagd, toen je uit Frankrijk kwam? vroed Horace. May maakte een straatjongensge- baar, terwijl hij 'in lachen uitbarstte i Geslaagd Maar beste vriend, 11^ ben tot op dezen huldigen dag nosi

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 1