NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
Meestgelezen Dagblad, in Haarlem en Omstreken.
FRANK LEY.
IPC Jaargang.
Woensdag 18 Juni 1902.
No. 5817
HAARLEM'S DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS
Yoor Haarlem per 3 maanden1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent geveatigd is (kom der gemeente),
per 3 maanden1.30
Franco door het gelieele Rijk, per 3 maanden. u 1.65
Afzonderlijke nummers.0.02
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.37K
de omstreken en franco per post0.45
ADVERTENTIEN
Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten bet Arrondissement Haarlem
is de prijs der Advertentiën van 1—5 regels 0.75, elke regel meer 0.15.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 30 Oent per regeL
Bureaux: Gebouw Het Spaarne, Kampersingel 70, vlak bij de Turfmarkt.
Telefoonnummer der Redactie 600. Telefoonnummer der Administratie 122.
Intercommunale aansluiting.
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur: J. C. PEEREBOOM.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van bet Arrondissement Haarlem is bet uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nqverbeid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DB LA MAR Azn. te Amsterdam.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONESSuec., Parijs 31Faubourg Monvmartre.
Haarlem's Dagblad van 18 Juni
bevat o. a.:
Engelsclie bladen vóór en na
den oorlog, Soldaten-beulen, Ne
der] andsche werkgevers, Uitbrei
ding Spaansclie export, Overzicht
van de Nijverheid.
Overzicht van de Nijverheid.
Elk jaar kunnen we in bet Gemeen
teverslag een overzicht vinden dat de
Kamer van Koophandel geeft van de
Haariemsche nijverheid. Wij hebben
al meer dan eens betoogd. Üat dit
overzicht onvolkomen is en moet zijn.
omdat aan verschillende firma's nim
mer opgave gevraagd wordt.
Thans begint dé Kamer zelf over dit
overzicht te klagen. .^Slechts weini
gen", zoo zegt zij, „gaven een eenigis-
zins omstandig verslag omtrent den
toestand der door hen uitgeoefende
takken van industrie.. Of dit aan be
paalden onwil te wijten is, dan wel
aan een streven om aan het al of niet
verkregen succes in hunne zaken de
minlst mogelijke bekendheid te willen
gevpn, dat willen wij in heit midden
laten
Laat ons dit voorbeeld nu eens niet
vólgen, en de kwestie vierkant voor
ons zettende, haar trachten op te los
sen. Met in 't midden laten komt men
weinig verder. Allereerst doet zich de
vraag op ,,wellc belang kan de haar
iemsche fabrikant er bij hebben, dat
de resultaten van zijn bedrijf in 't ge
meenteverslag worden gepubliceerd?"
De publiciteit, die het. verslag zelf
gieeft, is niet noemenswaard het
uittreksel, dat de plaatselijke pers
geeft, heeft ook al; weinig waarde voor
den haarlemschen fabrikant, d'ie 'im
mers in hoofdzaak zijn afzet huiten
Haarlem vindt. Waarom zal men nu.
wanneer de zaken goed gaan, ande
yen verlokken tot concurrentie Waar
om. als ze islecht gaan, zelf zijn crediet
benadeelen door opgaven te d'oen in
het gemeenteverslag?
Dat. de fabrikanten zelve deze moeie-
lijkheid gevoelen, blijkt duidelijk uit
cïé antwoorden, die ze alleen inzen
den. omdat ze beleefdheidshalve den
vrager niet zonder antwoord willen
laten. Het woord „bevredigend" is in
die opgaven schering en inslag, zelfs
van fabrieken, waarvan ieder weet,
dat ze zeer goed gaan. Anderen zeg
gen van hun bedrijf, dat het op dezelf
de hoogte bleef. Weer anderen ver
klaren deftig: de toestand bleef dezelf
de, wat ze al jaren achtereen verklaard
hebben. Nog weer anderen hetoog'en,
dat zij geen bijzonderheden hebben
mede te deden. De president van de
Kamer van Koophandel zelf combi
neert twee van deze phrases voor zijn
eigen bedrijf en zegt daarvan: „De
toestand was over 't algemeen bevre
digend Bijzonderheden waren daar
omtrent niet mede te deelen". Het zou
ons niet verwonderen, wanneer de se
cretaris van de Kamer van Koophan
del, deze regelen ontvangende, ge
klaagd had „zelfs aan mijn president
heb ik voor 't gemeenteverslag geen
houvast.
Er zijn er, die het geval van den.
grappigen kant behandelen, zooalfe
een bierbrouwer, die zegt, dat hij door
den warmen zomer meer bier en ijs
heeft verkocht, en een smid, die ver
telt, dat de prij'zen van de grondstof
fen langzaam weer lager zijn gewor
den."
Deze interessante mededeelingen
hadden zeker wel achterwege kunnen
blijven.
Waarschijnlijk zou dan ook nie
mand er om treuren, wanneer dé Ka
mer van Koophandel besloot, dit on.
volkomen overzicht voortaan niet
meer te geven. Haar nuttige werk
zaamheid ligt, naar onze meening, in
een geheel andere richting. het ver
zamelen van algemeene gegevens, ter
bevordering van de nijverheid en het
wegruimen van hinderpalen, die haar
belemmeren.
Wanneer die Kamer haar jaarlijk.
schen ooglst van inlichtingen niet
openbaar maakte, dan zouden deze
zeker ruimer toest,roomen en Haar
lem's industrieelen rondborstiger met
hunne wenschen en bezwaren voor den
dag komen, dan tegenwoordig. Zoo
lang de gegevens worden openbaar
gemaakt, zullen de antwoorden on
beduidend blijven, vele firma's óf niet
óf onvoldoende bescheid geven en zal
de Kamer van Koophandel dei-halve
onnut werk blijven doen.
Politiek Overzicht.
Het is merkwaardig te lezen, hoe de
Eugefsche bladten, nu de berichten los
komen van het aantal Boeren dat zich
heeft overgegeven, aan 't overdrijven
slaan en een geheel ander wijsje zin
gen dan een tijd geleden. Thans staat
men verbaasd' over het groote aantal,
terwijl korten tijd te voren de Eng el-
schen het nog deden vooi-komen, alsof
het getal Boer-en te velde nog maar
zeer luttel was.
Nu schijnt men te willen betoogen,
dat het aantal Boeren veel en veel iroo-
ger wais dan men eerst dacht. 'Men
kwam dezer dagen al in de 70.000 en
hét is duidelijk wat dit. beteekent. D©
overmacht, waarmede de Engelschen
de onderwerping verkregen hebben,
moet aanmerkelijk verkleind wórden,
'opdat de verdienste ervan stijgen kan.
Generaal Smuts zegt in het rapport
van Januari 1902 „Volgens de opga
ven dier verscheidene officieren (in'de
republieken) wapen er nog minstens
20.000 burgers op commando. Mijn
opinie^ is, d!at wij nooit meer dan
32.000 man iu hot veld hadden." Hoe
veel man er in de Kaapkolonie onder
de wapenen stonden, geeft Smuts niet
op, maar wij maken uit zijn bereke
ning van de troepen d/ie de Engelschen
noodig zullen hébben, op, dat hij het
getal op ruim 2500 stelt. Wij zijn hier
van echte» niet zeker.
Nooit méér dan 32.000 hebben de
Engelschen tegenover zich gehad zegt
Smuts, herinnerende dat hij vee'l met
commandearingszalten te doen heeft
gehad en dus op de hoogte kan wezen.
Dat wil niet zeggen, dat er aan Boe-
renzijdie noodt meer dan 32.000 man
hebben gevochten, maar nocHit meer
hebben er tegelijk onder de wapenen
gestaan. En dat hoogste aantal is al
leen bereikt in een tijd. toen er van
het aantal onder de wapenen slechts
het kleinste deel werkelijk meevocht.
Het sterkst zijn de Boeren op het
slagveld geweest, toen zij minder tel
den.
Hoe men in de toonaangevendé krin
gen van Engeland denkt over den toe
stand in Zuid-Afrika, kan wellicht het
best» worden opgemaakt uit hetgeen
„The Economist" 'in zijn eerste hoofd
artikel daarvan zegt. Met blijkbare
verrassing somt het liberaal weekblad'
d'e elkaar geregeld opvolgende tijdin
gen uit Zuid-Afrika op, van „vreem
den en gelukkig aaneensluitenden
aard", gewagende van „geen enkelen
wanklank in het koor van voldoening
waarmede de vrede van beide zijdien
'is begroet,"
Dat had men blijkbaar niet gedacht.
Daarom kunnen, zegt The Economist,
de Engelschen niet dankbaar genoeg
zijn voor de belofte van een oprechte
en gewillige pacificatie, welke al d'ie
berichten brengen. Hoe licht had het
and'es kunn en zij n Ni emand kon
vooraf zeggen, liae een neerlaag, een
hopelooze en onherstelbare neerlaag,
zou werken op hen, die er zich in te
schikken hebben. De overgaaf had in
norsch stilzwijgen kunnen geschieden.
De houding had die kunnen zijn van
mannen die zich onderwierpen voor
het oogenblik, om.weder alle krachten
in te spannen bij d'e eerste gunstige
gelegenheid. Niet dat wij vrees be
hoefden te koesteren dat zulk een ge
legenheid zich zou voordoen, maar
toch zou die hoop daarop de slechtste
raadgeefster gedurende den vrede ge
weest zijn."
Daarom meent The Economist dat
de pacificatie van Zuid-Afrika in Én-
geland zelf berust. Om alle redenen
van wij ving tuascheu de verschil en-
de rassen spoedig te dóen verdwijnen,
heeft de Britsche regeiering_slechts 't
vorbeeld te volgen dat haar eigen troe
pen hebben gegeven, in hun houding
tegenover die onderworpen Boeren.
Een ischaduW ziet The Economist- in
de vijandelijke houding dér „loyalis
ten" in Zuid-Afrika zelf, de Britsrhe
partij, die ontevreden 'is met de toe
gestane voorwaarden, wat niet te ver
wonderen ia, omdlat zij niet weinig
door den oorlog hebben geleden. Hun
wr'ck wegens de invallen der Boeren
in Natal en de Kaap-Kolonie zal niet
zoo spoedig Verdwijnen. Toch hoopt
het blad, dat die gevoelens weldra be
daren zullen, maar dan moeten die
uit het moederland niet worden aan
gemoedigd. Immers zegt het blad.
„de toelcomist van Zuid-Afrika hangt
af van de erelijke en spoedige erken
ning, dat de pas geëindigde oorlog
in hooge mate een burger-oorlog is ge
weest, en daarom het verledene nie.
snel genoeg kan worden vergeten.
Dat Zuid-Afirika Britsch zal zijn en
niét I-Iollandsch, is nu eens voor goed
uitgemaakt, en om te toonen, hoe hoog
wij deze uitkmst stellen, is wel het
beste, dat wij met open ami en de me
deburgers ontvangen die de oorlog ons
heeft gegeven"
De Economist zegt dat ook met het
oog op de rebellen uit de Kaap. Er
kennende dat het overloopen tot den
rij and straf verdient, gelooft het blad
toch, dait de onderwerping dier rebel
len niet mindér volledig zal zijn dan
van de burgers der beide republieken.
„Alle visioenen omtrent het toekom,
stige overwicht, van het Hollandsche
element in dte Kaapkolonie berustten
op het samengaan mét de Boeren en
vervallen natuurrijk met de onderwer
ping van dezen. En al blijven die vi
sioenen bestaan, zij zullen even bo
demloos en even gevaarloos zijn ais
die welke wellicht nog bij de Fransche
bevolking van Canada wordt aange
troffen. Zulk een strijd als de pos
gevoerde1 komt niét ten tweeden male
voor."
Met dat al is The Économist toch
B|ijkbaaT niet gerust. Na zijn ver
maningen tot de Zuidafrikaansche
jingo's acht het blad het noodig ten
slotte ook die in Europa te vermanen
tot matiging van hun toon. Zoo ge
heel „pais tot den boom" iis dé toe
stand, en zeker de toekomst, dus nog
niet.
Buitenlandsch Nieuws
Uit Zuid-Afrika.
In het concentratiekamp te Winburg
zijn volgens Reuter hoogst droevige too-
neelen voorgevallen, toen de burgers, die
zich onderworpen hadden, in het kamp
kwamen. De kampbewoners hadden een
eereboog opgericht met een „Welkom
aan onze dapperen" daarop geschreven,
en haalden de burgers blijde in. Toen zij
echter inlichtingen vraagden over hun
familiebetrekkingen, die zij verwachtten
weer te zien, moesten vele vrouwen hoo-
ren dat mannen of zoons, vaders of broe
ders gevallen waren...
Generaal De Wet kwam zelf in het
kamp en sprak de vrouwen toe. Hij zei-
de haar hartelijk dank voor den krach-
tigen steun dien zij aan de Boerenzaak
hadden gegeven, zoowel in het veld al:
in het kamp. Waren de vrouwen min
der sterk geweest, zeide hij, dan hadden
de Boeren reeds voor lang den strijd
moeten opgeven. Toen hij nog te velde
was, had hij van de geestkracht- der vrou
wen gehoord en deze had de burgers
bijzonder aangemoedigd.
Ten slotte raadde hij allen aan trouw
te zijn aan de nieuwe regeering, waar
aan ook hij zich heeft onderworpen, om
dat er geen hoop meer was. Misschien,
vervolgde hij, „is het hard uit mijnmonjd
te hooren dat wij een nieuwe regeerin-g
hebben, maar God heeft het zoo beslo
ten en wij moesten onze zaak opgeven,
die wij twee jaar en acht maanden lang
hadden verdedigd. God verlangt nu van
ons dat wij als christelijk volk trouw zul
len zijn aan onze nieuwe regeering. Ik
zeg mijn zusters hartelijk dank vóórhaar
trouw en aan haar geloof in onze zaak.
Laten wij ons nu onderwerpen aan God's
besluit over ons en ons volk en ik ver
zoek u onze nieuwe regeering met mij
eai mijn burgers trouw te dienen".
Soldaten-beulen.
Hoe treurig het nog altijd, gesteld is
met het zedelijk peil van het Dui.tsch.-e
onderofficieredikorps, blijkt telkens uit
berichten over ergerlijke soldatenmis-
hanidelingen.
Te Frankfort beeft zich pas weer een
soldaat in dén Rijn verdronken, omdat
hij, zooals b" iin een brief aan zijn'
vader mediedleedide, de voortdurende
mishandelingen en kwellingen van
zijn meerderen niét langer kon verdra
gen.
De twee schuldigen werden ver oor-'
deeld tot dé zeer lichte straffen van
drie weken en acht dagen gevangenis
straf.
Een andere beul voor zijn soldaten
was dé onderofficier Beyer van het
22e bataljon sappeurs te Riesa. Een
meerdere bad diezen ondierofficier be
rispt, omdat zijn manschappen niet
flink genoeg voor den d'ag kwamen en
Beyer zou nu eens zorg dragen dat er
verbetering in kwam. Telkens liet hij
hen. na afloop van de oefeningen, nog
een paar uur do o r-ex ereecre.ni en
schreef verder allerlei' maatregelen
voor, waartoe dé kapitein eigenlijk al
leen het recht had'. Op één soldaat,
zekeren Stemmler ,hadl hij het vooral
gemunt. Reedis acht dagen nadat hij
in dliemst Iwas gekomen, schreef
Stemmler aan zijne verloofde dat hij
zich van kant moest maken, als men
doorging nnet hem zoo te judassen, j
Twee maanden later liep hij van dm
troep weg en verdeed hij zich. Bij
de behandeling van de aanklacht te
gen Beyer kwamen de ongelooflijkste
voorbeelden van machtsmisbruik aan,
het licht. Na een zwaren dienst stuur-'
de hij zijn manschappen soms zonder
•eten naai- bedi en liet ze 's nachts dan|
weer opstaan om te poetsen. Hij oor-
vijgde, stompte en trapte dje soldaten.
Stemmler moest eens zoo dikwijls
kniebuigingen do-en en zijn geweer
voor zich uistrekken, tot hij van uit
putting niet meer kon. Deze laatste
mishandeling dreef Stemmler ten
slotte tot zelfmoord. De krijgsraad te
Chemnitz veroordeele Beyer tot onder-
half jaar gevangenisstraf en degrada
tie, en het Oberkriegagerichit. te Leipzig
heeft het vonnis bekrachtigd1.
Algemeene Berichten.
De Keizer en dis Keizerin zullen deze
week een reis dloor dé Rijnstreek deen.
Heden, Dinsdag, zijn zij uit Neuren-
burg (waar zij Maandag dteelnamen
aan dé viering van het vijftig-jarig be
staan van het Germaansclie Museum)
naar Bonn gegaan, waar parade en
andere militaire feestelijkheden wer
dén gehouden ter eere van het 50-
jarig garnizoensjubileum van die Bonn.
scha Koningshuzaren. Den Woensdag
geeft ds Keizer aan zijn oude corps
Borussia dat zijn 75-jarig bestaan
viert. Donderdag bezoek aan Aken,
bezichtiging van dé restauratie van
de Kroningskerk, van een standbeeld
van Wilhelm I en van het Raadhuis.
Van Aken gaat dé rois naar Villa Hü-
gel te Essen. Vrijdag bezoek aan,
Meurs, ter bijwoning van die feesten!
tot herdenking van het tweehonderd-1
jarig bestaan van het graafschap, be
zoek aan Krefeld, terugkeer op de villa
van Krupp. Zaterdag naar Dusseldorp1
en naar Ruhrort; vandaar gaat de reis'
verder per boot naar Wezel, waar de
Keizer en de Keizerin 's middags om
half zes aankomen, om dé Willebrord
kerk en de Hohonzollern-galerij in het
Raadhuis te bekijken. Vertrek tegen
zeven uur.
onltvreemd horloge zou zijn gevonden
in het bezit van Donker.
Wij hebben getracht te weten te
komen in hoeverre dit gerucht waar
heid bevatte. De AmsHerdainsche re
cherche wist er hoegenaamd niets van
en gelooft ook niet dat het juist is,
omdat nog heden de justitie te Haar
lem verzocht heeft nieuwe nasporin
gen in het werk te willen stellen, zon
der met één woord van bovengenoemd
feit te reppen. Volgens haar is h©t
gerucht een uitvloeisel van een ge
rucht, dat inzake, den moord in de
Czaar Peterstraat de ronde heeft ge
daan, en dat evenmin ©enigen grond
van waarheid bevatte.
Binnenland.
Parlementaire Praatjes.
De Eerste Kamer is weder voor ettelij
ke uren in den Haag gekomen. Zij had
gisterenavond weinig anders te doen
dan kennis te nemen van de ingekomen
stukken.
Een interpellatie van den heer Sassen
over maatregelen in het belang der sui
ker-industrie zal nader worden bepaald,
besloten is, dat, wanneer de Kamer
weerkomt (denkelijk 30 Juni) een com
missie van voorbereiding te benoemen
voor de militaire straf- en tuchtwetten.
G. Jr.
Stadsnieuws
Haarlem, 17 Juni 1902.
De moord op de Raamvesft.
Naar men aan de „Telegraaf" meldt
loopt te Weesp hét geruchit, dat de
schilder Donker, die te Bussum in
de villa Vredenoord aan de Brinklaan
heeft ingebroken, ook niet vreemd
zou zijn aan den moord op dé freule
Van Weemen Douglas te Haarlem ge
pleegd.
Zoo als men weet is Donker na zijn
arrestatie door de politie van Bussum
overgebracht naar de gevangenis te
Amsterdam en heeft hij getracht zich
van heit leven te berooven, door zich
den pols af te snijdten. Te Weesp
loopt thans hardnekkig het praatje,
dat een bij dén moord te Haarlem
Hofberichten.
De gezondheidstoestand van II. M. de
Koningin gaat gelukkig geheel naar
wensch, hetgeen ook blijkt uit het feit
dat de arts, de heer Pot, te 's Gravenha-
ge is teruggekeerd en zijn praktijk her
vat hoeft. H. M, maakt tweemaal daags
eeu rijtoer van een tot anderhalf uur, in
welken tijd ook korte wandelingen ge.
maakt worden. Het weer laat niets te
wenschen over.
Benoemd tot ridder der orde van Oran
je Nassau de le luitenant der Saksische
jagers, Plato, die den hertog van Meck
lenburg vergezelde op zijn bezoek aan
de koninklijke familie op het Loo.
Zondag a.s. vertrekt naar Londen, ten
einde den volgenden dag aldaar tegen
woordig te zijn, de buitengewone am
bassade van H. M. bij de kroningsfees
ten in Engeland, bestaande uit: baron
Sirtema van Grovestins, grootmeester,
als hoofd der ambassade; Jhr. Van der
Staal, kap.-luit. ter zee, adjudant van H.
M., baron De Smeth van Alphen, kamer
heer i. b. d. en de ïe luit. jhr. Sickinghe,
ordonnance-off icier.
Hertog Paul van Mecklenburg, die in
liet begin van April de gast was van de
Koningin en Prins Hendrik, op het Loo,
is benoemd tot ridder-grootkruis der orde
van den Nederlandschen Leeuw.
Nederlaudsclie werkgevers,
In het tweede verslag der Vereeniging
van Nederlandsche werkgevers, loopenda
van Maart 1901 tot Juni 1902, wordt me
degedeeld dat ook in den tijd waarover
dit tweede verslag loopt, is gebleken dat
door de samenwerking van velen tot
Fenllleton.
Naar het Fransch
van
HENRI GRÉVILLE.
De trein verliet juist een station,
waar de Pullmann-waggon al zijn rei
zigers had achtergelaten; een der deu
ren aan het uiteinde der wagen ging
open, en de conducteur kwam binnen
gevolgd dloor een jong meisje van on
geveer twintig jaar.
Groot, blond, schoon, regelmatig
schoon als zij was, kon zij niet anders
dan dé aandacht trekken. Dit scheen
ze dan ook gewoon te zijn, want zon
der maar eenigszins verlegen te zijn
zette zij zich naast Frankley neer;
met een volkomen gemakkelijkheid
van bewging legde zij haar reiszak,
eenige couranten en haar reismantel
bij zich neer, en begon in een boek te
lezen, dat haar bijzondter scheen te
interesseeren.
Horace was nieuwsgierig den titel
van luet boek te zien. Door zich eenigs
zins voorover te buigen, kon hij hem
gemakkelijk lezen. I-Iet was ©en van
dlie dloodlgewon© uitgaven, die mén na
lezing wegwerpt.
Hét jonge meisje zag zeer goed de
handelwijze van Frankley, maar zij
nam er geen notitie van, en vervolgde
haai" letuur, na een houding te heb
ben genomen, die haai* het lezen ge
makkelijk maakte en tevens haar
schoonheid het best deed uitkomen.
Ze is erg mooi! dacht Hor ace.
Het landschap had een somberder aan
zien gekregen en het inwendige van
den waggon, diat hem te voren zoo
weinig belangrijk was voorgekomen,
nam eensklaps geheel zijn aandacht
in beslag, als of hij er iets in ontdekt
had. Ze is erg mooi, en zeker zeer
intelligent!misschien een 'beetje
verwend! door complimentjes....
Hij verdiepte zich in de lectuur van
een courant, dié hij tot nog toe niet
opengevouwen had; maar zijn aan
dacht bepaalde zich. niet tot de zeer
fijne lettertjes .van d!en „New-York
Herald": achter dit enorme scherm
verborg hij zich om zonder onbeschei-,
denheid naar zijn lieftallige reisge
noot© te kunnen kijken.
Eindelijk verminderde die trein zijn
gang en stoomde het station van Bos
ton binnen
Zijn reisgezellin hadl haar hoek
gesloten, haar man tal omgedlaan, en
die kleine voorwerpen die haai' toebe
hoorden bijeengezocht, alles mét de
zelfde onverschillige kalmte. Zij stond
on maar Horace was haar voor ge
weest. en toen zij voor het trapje dat
van dien waggon naar hét pear on
leidde .stond hij reeds benedien en
bood haar de hand.
Zij legde er nauwelijks de hare op,
knikte even schier onmerkbaar met
het hoofd' en mengde zich tusschen de
reizigers op het perron.
Daarna zag Horace haar voorbijgaan
gevolgd) dloor een zwarten knecht, die
een valies droeg. Zij verdween, ter
wijl hij in het rijtuig stapt© dat hem
naar zijn hotel zou brengen
Door de Trémout-straet nadien ze
het centrum van oud-Boston binnen.
Het eleotrische licht gaf een tooveracli-
tig aanzien aan de prachtige, olmen
van het stad'spark, dat aan één kant
langs da geheele straat liep, terwijl
aan de andere zijde schitterende ma
gazijnen met fraaie uitstallingen die
aandacht des voorbijgangers trok.
Een groote bedrijvigheid' haersebte
op de straat, hoewel hot reeds half tién
was. Zonder dat men een groot la
waai van ste'mmen hoorde, kon men er
zeker van zijn, dat zij die daar liepen.
over hunne zaken spraken.
Goudi, oud Boston, zuchtte Ho
race, met diepgevoelde vreugde; wat
is het heerlijk je weer te zien.
IV.
Tegenover zijn vriend gezeten in de
groote eetzaal van het hotel, die op
dat uur bijna leeg was. at Frankley
oesters, met dé voldoening die iémand
's avonds om tien uur heeft, als hij
om twaalf uur voor 't laatst gegeten
heeft. De twee jonge lieden zagen el
kaar van tijd tot tijd met stille vreug
de aan.
't Is iets. je daar tegenover mij te
zien ,zei eindelijk Horace. Dat be
zorgt mij wel geen positie, maar het
schijnt mij, dat dte wel lcomen zal,
nu ik je zie. Sedert mijn aankomst
in Amerika scheen alles mij onzeker:
van jou ben ik ten minste zeker, John.
Ik hoop het! antwoordde John
met een glimlach.
Gedurende zes weken wist ik niet
recht of hij het was of ik, de valsche
of de werkelijke, die zich aan deze
zijde van dien Oceaan bevond Maar
toen de moeilijke dagen kwamen, wist
■ik dadelijk waar ik mij aan te houden
had. Ik was het wel degelijk die hier
was. geen dwaling was mogelijk.
Moeilijke dagen? vroeg Horace,
terwijl hij zijn vork liet rusten Heb
je moeilijke dagen gekend?
Zeer moeilijke. Ik heb alles door
gemaakt. Honger, dorst, dé onmo
gelijkheid om mijn huur te betalen,
en de nog wreedere onmogelijkheid
om mijn waschvrouw te bewegen mijn
linnen voor één keer op crediet te strij
ken.
Frankley hield op met eten en ver
zonk in gedachten.
Dat wacht mij misschien ook,
zeidie hij.
Dat is daarom nog geen reden
om vanavond niet te soupeeren, ante
woordde John May, die zonder twijfel
tot de school van 'het gezond verstand
behoorde.
Horace nam zijn vork weer op, maar
hij had geen honger meer.
Kom. laten wij naar mijn kamer
gaan, zèid.e May, wij kunnen daar j
kalm en ongestoord praten.
De kamer was klein maar geriefe
lijk. De jonge kunstenaar had op de
muren groote bladen van Japansche
tochtschermen gespijkerd, die de ka.
mer een bewoond aanzien gaven,
zelfs gedurende de afwezigheid van
don eigenaar.
Die daar, zei hij terwijl hij een
vrouwenfiguur aanwees, die grillige
en dreigende gebaren maakte, dat 5$
de Fortuin. Ik bezweer haar van tijd
lot tijd, opdat zij mij van tijd. tot tijd
zal begunstigen.
En dlie vroeg Horace, een ande
re figuur aanwijzend» die op cosuette
wijze gedrapeerd, de waaier op de lip
pen, boven het bed' hing.
Chut! antwoordde May op ge^
heimzinnigen toon, dat is mijn ver-,
trouwélingeik zeg haar alles.
En wat antwoordt zij je?
Zij geeft mij heel goeden raad.
Zij belet mij dikwijls te veel aan am
dere tc denken, die daar gebaren
maakt. Komt, schoone dames, woest
ons genadig en verwaardigt u te glim.
lachen tegen mijn vriend, die u komt
bezoeken.
Nadat John deze bezweringsformu-,
les had uitgesproken, gingen d:e twefy
vrienden naast elkander op een klei
ne, oude canapé zitten, wier spring-
veoren oud en slap genoeg waren om
er zich behageüjk op to kunnen noeiv.
Vlijen.
Je bent dus niet dadelijk geslaagd,
toen je uit Frankrijk kwam? vroed
Horace.
May maakte een straatjongensge-
baar, terwijl hij 'in lachen uitbarstte i
Geslaagd Maar beste vriend, 11^
ben tot op dezen huldigen dag nosi