DE GANS.
FRANKLEY.
JJe aankomst van koning Edward en koningin Alexandra voor St. koulskerk.
De dankdag voor den
vrede te Londen.
(Bij de platen).
Zondag 1.1. is te Londen de uïtroei-
ings-oorlog. die 32 maamdien achtereen
Zuid-Afrik a geteisterd! heeft, door die
ierieele overwinnaars officieel ge
vierd. In open rijtuigen reden koning
Edward, zijn gemalin en alle andlere
leden der koninklijke familie over net
Strand en door Fleet street, om in de
groote St. Paulskerk een Te Deinn te
gaan bijwonen, dat gezongen zou wor
den als uiting van dankbaarheid voor
totstandkoming van den vrede;
dankbaarheid voor het feit, dat 500,000
maai er in geslaagd zijn, na 2 1/2 jaar
geweldig worstelen, hoogstens 40.000
man te overwinnen met behulp van
een hondierdvoudig aantal kanonnen,
j met bedrog en leugens, met de stil-
j zwijgende medewerking van de Veree-
iiigdie Staten, d'ie paarden en muilen
ley&rden. en die passieve medeplich
tigheid van. geheel Europa, dat al clien
lijd. kalm naar de moorden op groote
schaal heeft gekeken.
Op weg maar de St. Paulskerk heeft
EdKvard VII een voorproefje kunnen
genieten van de bewijzen van ver
eering. welke, hem wachten van een
van vrediesvreugde dronken volk op
den dag zijner plechtige kroning bin
nen een tweetal weken. Een. geweldig
groote menigte juichte dien koning, in
weerwil van die in Engeland zeer
strenge, bepalingen voor de Zondags
rust, zeer luidruchtig toe en de lord-
mayor bood! hem aan Temple Bar het
zwaard en die sleutels der City aan.
Het gejuich klonk den koning uw;
achterna ,toen hij de kerk reects was
binnengetreden,, waar een paar, op
een verhevenheid geplaatste stoelen j
hem en koningin Alexandra in siaat
stelden, de geheele kerk te overzien,
die gevuld wend door een schitterend
publiek rbisschoppen en andere hoor
geniaalst te - eestelijken, leden van het
Parlement, generaals met dien opper
bevelhebber lord Roberts aan net
hoofd, en kleine, detachementen offi
cieren en soldaten van de Grenadier
Guards en die Scots Guards, die de
„overwinnaars" van Transvaal en den
Vrijstaat vertegenwoordigden. Gezan
gen en psalmen werden gezongen en
ten slotte ook het Te Deum, door wij
len Arthur Sullivan een paar jaar ge
leden maar vast gecomponeerd, om
de knechting der Bóeren-republieken,
te celebreeren Toen lord Roberts in
Januari 1901 repatrieerde met c*e me-
dedeeling, dat de oorlog geëindigd
was, bestond' reed's liet plan .liet Te
Deum in de St. Paulskerk te laten uit
voeren. doch toen men bemerkte, dat
de oorlog nog lang niet uit w.a,s, lief
men, het wijselijk achterwege.
Na het Te Deum verliet de koning
niet zijn gevolg de kerk em reed, on
der het geestdriftig gejuich cHer menig
te naar Buckingham Palace terug.
Militaire humoreske uit de vorige eeuw,
(Uit het Duitsch).
lijklieden die bij zulk een gebraad! be-
hooren.
Wel, Leni, hoe maakt, helt de gans.
O, uitstekend, luitenant, het is
heerlijk zoo goed als ze groeit zoo
vet als modeller, en zoo jong het
zal een echt situk gebraad worden.
Zoo zoo, lacht de luitenant
vergenoegdnu, die zal ons dus met
Martini goed smaken. Zorg er voor,
dat je haar mooi bruin braadt en ver
geet. liet wijnkruid vooral ook niét
en
De Oberfrankische aardappelpas
tei met 'die geroosterde korst, valt Leni
haren meester in de rede.
Juist, antwoordt de officier, ,,d:e
aardappelpastei met de gleroosterde
korst-, en men ziet hoe hem het water
tusschen de (tanden komt bij de ge
dachte aan een culinarisch genot, dat
hem wacht.
Leni, zegt hij nog eens opvertro.u-
welijken toon, zul je zorgen dat je een
goede hoeveelheid saus hebt, dat ik er
niet zuinig mee behoef te wezen?
Jawel, luitenant, ik zal er aan
denken, ik zal mijn best doen, dat het
gebraad zoo heerlijk mogelijk uitvalt.
Hé, ik verheug mij er nu al op,
bij de gedachte van mijn gansje te
smullen, zegt haar meester en wrijft
zich vergenoegd 'de handen.
Dit gesprek had plaats op Rosen
berg, eene „maagdelijke veste", nog
nooit clöor den vijand ingenomen, bij
Kronach in Oherfrankenland gelegen.
De eerste luitenant Jager, door
zijn huishoudster Leni steeds „Ober-
litnant genoemd was de adijudant
van den commandant van dit nooit
overwonnen bolwerk en Leni voerde
zijne huishouding met groote zorg en
spaarzaamheid, en was vóór alles een
uitstellende keutóenm'etd, wier roem
als zoodanig algemeen bekend was.
De adijudanlt Jager had eene dienst
woning op Rosenberg en daardoor ge
legenheid ook ganzen te houden. Een
niet meer gebruikt gewelf op het
„Ezelsabstion" was als ganzenfokke-
rij ingericht i^n menigmaal richtte
de. adjudant zijne schreden daarheen
om zich van den groei van den gans
te overtuigen, bracht haar dikwijls
zelf voedjsel en constateerde telkens
met gruwzaam genoegen de toename
in gewicht van den Martini-vogel,
terwijl hij hem in gedachte reeds
bruin geroosterd op den schotel zag
liggen met het trancheermes ernaast,
en verder, omringd door al de heer-
't Was sinds October 186"; de hooge
linden, die op den hoofdwal der ves
ting stonden en er waarschijnlijk ook
thans nog staan, waren reeds ontbla
derd! en de anders groene hellingen
van den Krauzberg en den Gieszubel
waren grijs en grauw. Frisch suisde
de wind over de hoogten en om de
muren van <len ouden burcht het
was herfst geworden en al de heuvels
dvoegen nog hun groen gewaad, dat
ook in dén winter, wanneer de
sneeuw haar wit kleed over de slui
merende aarde heeft geworpen, nog
hét menschelijke oog verheugt en in
de harten de hoop levendig houdt,
dat eenmaal alles weer met frisch
groen zal prijken, de boom, de
haag, de weide wanneer het voor
jaar komt.
Rosenberg was destijds nog een ves
ting, van geschut voorzien, en waar
een artillevie-afd'eeling lag. Als gar
nizoen had hét een compagnie infan
terie, die destijds om de drie maan
den werd geleverd door het „Kais. 13e
Infanterie-Regiment Franz Joseph v.
Oesterreich."
De stad Kronach, die door de ves
ting Rosenberg werd bestreken, ligt
aan den ingang van hét Frankenwald
en vormt den toegang daarvan; zij
ligt aan de samenvloeiing der rivier
tjes de Haszlach, dfe Kronach en de
Rodach, die in de dalen van dezelfde
naam ontspringen, zich hij Kronach
vereenigen en zoo een zijrivier van de
Main vormen.
Rosenberg was ook eene gevangenis
voor lieden uit den gegoeden
stand, dtte tot vestingstraf waren ver
oordeeld; tot bewaking van deze ge
vangenen en voor vestingdienst werd
de infanteriecompagnie op het forit
gedetacheerd.
Infanterie-compagnie? Neem me
niet kwalijk, destijds lag er de eerste
Scherpschutters-compagnie en ge zult
'toch scherpschutters geen infanteris
ten willen noemen?
Op Rosenberg lag dius de le Scheap-
schutterscompagnie eene mooie
compagnie onder bevel van Iiaupt-
mann Frhr. Albert von Guttenberg,
een comamndant, die bij zijn solda
ten in hoog aanzien stond, eene
mooie compagnie, itrotsch op de ver
sieringen van hare uniform, op hare
buksen, op haren chef, welke laatste
toch ook weer om den drommel niet
makkelijk was, waar het op dienstza
ken aankwam, en d'ie als het noodig
was heel goed vijf dagen zonder of
„vijf dagen rne't wist uit lts deelen.
De Scherpschutterscompagnie, had
al een hoogen dunk van zichzelven;
het algemeene praatje natuurlijk
schertsend toch was altijd dat een
Gefreite scherpschutter een infanerie-
korporaal in arrest kon laten nemen.
't Kwartaal, op Rosenberg doorge
bracht, was altijd een heel aangena
me tijd) voor de betreffende compag-
'nie. Men kreeg een extra-toelage; de
dienst was niet al te zwaar en daar
boven op den burcht had men een
heerlijk uitzicht over bergen en dalen
de lucht was zoo zuiver, zoo rein, en
bij de OctoberStormen, wanneer de'
wind huilend' zijn lied zong, was het
er verschrikkelijk en amusant tege
lijk; de wind stiet tonen uit, die
men overal bij kon vergelijken; bij
het huilen van een kind; bij het. kla
gen en steunen van een volwassen
mensch, hij het brullen van een wild
diersoms scheen het geluid en
gebrul van den wind aan te zwellen
tot een orkaan, om dan weer in diepe
stilte over te gaan. De oudle, linden
bogen zich onder het geweld van den
storm en hare dorre Itakken bedekten
na zulk een stormachtigen nacht den
grond dan was hét voorbij en mild
zag de zon neer op dekleine aarde en
de kleine menschen, die zoo bang wa
ren geweest.
Weer had zulk een storm in den
nacht de vesting bezocht en des mor
gens lachte de zon weer en keek hel
der door de vensters van het vertrek,
waar de adjudant nog aan de ontbijt
tafel zat. 't Ontbijlt- was reeds afge-
loopen en hij rookte zijne sigaar en
las zijne courant. Wat hij las scheen
hem blijkbaar genoegen te doen,want
hij glimlachte telkens en mompelde
dan weer: „heel goed, heel goed",
terwijl hij verder las.
Herr Oberlitnant Herr Ober-
litnant, om Godswil ach lieve
Heer God ze is weg ze is weg!
met deze woorden kwam plotseling
Leni de kamer binnenstormen Herr
Oberlitnant!
- Kalm een beetje, Leni kalm
wat mankeert er aan?
Ach, Herr Oberlitnant, onze gans
- onze mooie gans!
Wat is er met de gans, Leni?
vroeg haai- meester.
Ach, lieve hemel, onze gans, on
ze gans!
- Voor dien duivel, Leni houd op
met je lamenteeren, wees verstandig
en zeg me wat er aan tie gans man
keert!
Ze is weg ze is weg! roept Leni
handenwringend.
Wie is weg, onze gans? vraagt de
luitenant verwonderd.
Ja werkelijk Hen- Oberlitnant.
onze gans is wego, o!
Maar Leni, hoe is dat- mogelijk?
De gans was toch opgesloten hoe
kan dat dan in zijn werk zijn gegaan?
Ach, Herr Oberlitnant, die storm
van vannacht hebt u 't niet gé
hoord zooals die heeft aangegaan?
Leni ik hoor helaas niet zoo
heel goed meer maar dien storm
had ik moeten hooren ook al was ik
stokdoof geweest.
Nu, de storm heeft de deur van
het ganzenhok ingedrukt en nu is on
ze gans weg uit den stal
Ze zal misschien nog wel te vin
den zijn ver kan ze nog niet zijn
misschien wel in den Georgewal hier
beneden dat. zullen we wel eens
gauw gaan zien. Leni maar kalm
hoor, kalm! troostte de luitenant de
diepbedroefde Leni. Die gans hebben
we gauw genoeg weer terug. hoe
zou ze uit de vesting kunnen komen?
De luitenant floot zijn trouwen hond
Flott, en met behulp van dezen gaan
ze beiden aan het zoeken naar de ge
vluchte gans Leni klagend en jam
merend, terwijl zij voortdurend roept
Wiebele, Wiebele, Wiebele!
Doch geen gesnater beantwoordt
haar klagend geroep, en troosteloos
dwaalt zij in de grachten en op de
wallen rond, voortdurend roepende:
Wiebele, Wiebele!
De adjudant snelt naar het Ezels
bastion, waar de schildwacht staat,
die volgens consigne meldt: „Niets
nieuws op post, luitenant!"
Wat? vraagt de adjudant niets
nieuws? Heb je dan vair onzen gans
niets gezien, schildwacht?
De dankdienst voor den vrede in St. Paulskerk.
De lord-mayor biedt den koning het zwaard en de sleutels der Git}' aan.
Feuilleton*
Naar het Fransch
van
HENRI GRÉVILLE.
17},
i O, zei de oude vrouw, als je eens
wist hoeveel wij er toe kunnen bij
dragen!
Dat is zoo. zei hij eindelijk. Maar
|ous geluk ligt niet alleen aan ons zelf.
Stilzwijgend bleven zij een oogen-
Iblik tegenover elkander zitten.
Die gedachte kon z'ich niet zoo gauw
ren weg banen in het brein van Fran-
jkley.
Maar wat raadt u mij nu aan?
vroeg hij eindelijk.
■—Je hebt twee wegen voor je: de
een is te wachten en te zien of ze
van je houdt, maar als zij is zooals
denk, kan je nog heel lang wachten,
j En de andere? vroeg Horace.
Mevrouw Cobbard kon niet laten te
lachen.
De andere is, eenvoudigweg haar
jdadelijk te vragen of je vrouw wil
Worden, zeer waarschijnlijk zal ze ie
afwijzen, en je kunt dan van dien tijd
af aan 'iets anders denken, daar je
dan niets meer aan je hoofd hebt.
Niets aan mijn hoofd! riep Fran-
kley uit. Maar ik heb haai- hartstoch
telijk lief! Bedenk eens dat ik haar
gedurende vijf maanden dacht te ha
ten. Niets houdt den geest, meer bezig
dan antipathie.
Wij zullen de liefde daarvan uit
zonderen, als je wiilt. zei mevrouw
Cobbard met haar geAvone kalmte.
Wanneer ik jou Avas, zou ik dadelijk
zekerheid willen hebben, en zou ik
er morgen op afgaan.
Horace stond op.
Het zij zoo! U hebt gelijk. Maar
ik zou geloof ik goed doen met er John
May over te spreken. Hij heeft mij
aan haar voorgesteld.
Zou je denken dat John May tl at
ook zou doen alis hij in jouw geval
verkeerde?
Daar Avet ik niets aran! bekende
Frankley.
Geloof mij Horace. hoe minder
men over zijn liefde' praat, hoe ver
standiger men doet. Maar John May
is een eerlijk man. Doe dus zooals je
\v.ilt. Blijf je eten?
Ik denk het niet zei de jonge
man. Ik heb een molentje in het hoofd,
ik zou mijn gedachten graag eens
rustig verzamelen.
Dat kan je van nacht doen, daar
je toch niet zult kunnen slapen. Ik
wacht juist iemand.
O, dan ga ik heen...
Daar zou je ongelijk in hebben.
Op het. oogenblik dat Horace. be
sluiteloos bleef staan, werd er zachtjes
aan da deur gebeld.
't Is een vriendin van ie, vervolg
de de oude dame, 't is Ella Bright
Terwijl mevrouw Cobbard dit zeide
Hier is Ella Bright, zei ze- een
beetje laat, maar erg blij u te zien! U
hier, mijnheer Frankley? Ik hen blij
u zoo ver van Cambridge te ontmoeten
U zult mij zeker thu'is brengen dat
treft, goed!
Zij had haai- reismantel op een
stoel gelegd, en knielde met een bijna
kinderlijk gebaar n,aast mevrouw Cob
bard neer, die haar goedig toelachte.
Laat ik uav lie\'e handen kussen,
en laat. ik u eens aankijken, U bent
de mooiste oude dame. die ik ooit ge
zien heb: Is 't .niet. waar. mijnheer
Frankely?
Zeker! zei hij.
Ella stond op, zette haar hoed af.
legde die on haar mantel, nam alles
mee naar de zijkamer en kwam dade
lijk daarop weer tertig. Het was net
een vogeltje dat wegvliegt en met
denzelfden vleugelslag Avederlceert.
Wat heb ik een moeite gehad om
hier te komen, zei ze. terwijl zij naast
haar vriendin ging zitten. Maar éin
delijk heeft, papa mij beloofd niet on
gerust te zullen zijn, en mevrouw
Buckler brengt den middag bij mama
door met haar vijf kinderen.
Vijf kinderen! Allen tegelijk? zei
mevrouw Cobbard 'lachend.
O, de oudste is achttien! 'I Is een
mooi méisje, maar haar moeder ziet
er nog jonger en mooier uit. De tweede
is zestien, de kleine jongen is negen
de andere kleine zes en een half. en
de baby, o die baby, die is het aar
digst van de heeèe bende.
En zijn ze zoo maar alle vijf bij
ja moeder?
O. mama vindt het heerlijk! Zij
verbeeldt zich dat het lawaai haar
hindert, maar het tegendeel is waar.
Ze is nooit zoo opgeruimd als wannéér
haar kamer vol kinderen is. Dat her
innert haar aan d:en tijd... Zij zweeg
plotseling, haar beide toehoorders vol
eindigde haar gedachte ieder voor
zich.
Dat kindergestoei en die atooI ij Ik
heid herifnnerden mevrouw Bright
aan den tijd dat haar huis vol van
haar kinderen was, vol vroolijke. ge
zonde' kinderen, aan den tijd toen vin-
in Chambridge bekende poney's haar
drie jongens en haar eenig dochtertje
door de velden en de hosschen. dro:
sen. In dien tijd waren er niet alleen
kinderen, maar er Avas ook rijkdom in
het huis. dat altijd van hoven tot be
noden overhoop lag. i>
De groote financieele kracht. be
kend onder den naam a-an Black Fri
day, had het fortuin opgeslokt; een
epidemie had de drie jongens Avegge-
rukt. Ella was alleen gebleven, en
toenemend seldgebrek en ziekte waren
de gasten gebleven van het zoo zwaar
beproefde huis,
Du,, Ella, zei mevrouw Cobbard
om haar treurigen gedachtenloop af te
breken, je hebt zes menschen noodig
om je- te vervangen, als je eens een
middag vrijaf neemt?
Dat schijnt! antwoordde het meis
je vroolijk: maar mevrouw Buckler
kan heel alleen een lieele reeks visites
vervangen, zoo boed, zoo kalm is ze,
en daarbij zoo' vol levenslust, zoo op
haar gemak te midden van haar aar
dig troepje, en mooi, mooi! 't Is een
feest, alleen om haar te zien.
Het is prettig int jouw vrienden
te behooren, meisjes! zei de oude dame
Ella's hand streelend. Ik ben erg blij
dat. mevrouw Buckler het zoo geschikt
heeft, datje kan komen vanmiddag.
Maar voor geen geld van de
wereld' zou ik hier Aveg blijven! Ik heb
t a! een maand geleden beloofd. Ik
had thuis gezegd: ..Ik zal alles doen
wat u maar wilt, als u mij maar naar
Salem laat gaan voor den geboorte
dag van mijn l'ieve mevrouw Cobbard!"
-— Is 't dan uw verjaardag vandaag?
vroeg Frankley.
Ja, Chut! zei de goede vrouw met
don vinger op de lippen. Laten wij
geen slapende honden wakker maken.
Van morgen heb ik een brief van mijn
zoon gekregen.
Waar is hij op T oogenblik?
In Denver. Hij heeft een vierde
baby gekregen, 't Zijn allen jongens
De mama maakt het goed.Ook dit
voorjaar zal ik ze niet zien!.. Ze zijn
kostbaar, die kinderen
Ja, 't kost den grootmoeders het
meest, haar zonen niet te kunnen zien
Maar als hij u geschreven heeft, kan
men hem zijn vierden babAr vergeven;
is 't niet waar, mijnheer Frankley?
Zij babbelde met zooveel onschuld,
en zoo vrijmoedig dat Horace er ver
rukt over was.
Hij herinnerde zich toen haar zoo
gekend te hebben, toen hij student te
Harvard was.
Toen schitterde zij en ging veel uit.
in d'ien tijd, toen het. fortuin van haar
ouders nog niet verloren was gegaan.
Hoeveel had zij niet moeten lijden om
zich te veranderen in het kalme, gela
ten meisje, dat. hij theekopjes had zien
schilderen voor het venster van mijn
heer Bright's bibliotheek.
Horace had een edelmoedig hart
hij voelde plotseling een groote bewon
dering voor dat dappere, zachte meis
je. dat er haar eer in stelde haar onge
luk waai dig te dragen en dat uit de
schipbreuk van hun fortuin de groot-