DE ZATERDAGAVOND GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD". Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud. DE HARZ. Uit de Moppentrommel Haarlemmer Halletjes. Mo. 97. Zaterdag 12 Juli. 1902. Meest gelezen Dagblad In Haarlem en Omstreken. Het Bodetha'. (Speciale correspondentie). In het noorden van het tegenwoordig DuiXsche rijk. waar de golven dier Oostzee op het strand beuken, heersch- te e-ens een machtig koning dlie een schoone dochter bezat. Brunhilde ge naamd. Van heinde en vore kwa men prinsen, graven en heeren te gast. die bij dien koning een gul onthaal vonden. De roep over de schoonheid en lieftalligheid van de prinses had zich tot ver over d)e grenzen van het rijk verbreid, zoodat zeer velen naar het koningsslot reden om met de prin ses kennis te maken met de hoop te worden uitverkoren, haar echtgenoot te w orden. Ook uit dien Harzgau w as een jonge koningszoon naar het rijk van Brun- hildte's vader -Tetogen en dian-k zij zijn edele, mannelijke gestal'te. zijne schit terende blauwe oogen, zijn goudblond haar, zijne onversaagdheid .en goed hartigheid! gehikte het hem, het hart. van Brunhilde rte veroveren. En w.e- dierkeerig beloofden ze elkander te zullen blijven liefhebben en trouw te blijven tot in den dood. Toen Brunhilde's yadier zag. dat zij ne dochter alléén op den jongen ko ningszoon in den Haa-zgau haar zinnen gezet had1, gaf hij aan haar dringende, bede toe en schonk zijne toestemming aan den bond van liefdé en trouw, die de beide koningskinderen in hunne harten onverbreekbaar gesleten had den. hoewel hem een rijker en mach tiger schoonzoon meer welkom zou zijn geweest. Vol blijdschap verliet, de jonge Harz- koning het Noordse he rijk. om op zijn slot alles in gereedheid te brengen, tot de ontvangst zijner verloofde, die hi] twee maanden 1 alter als zijne vrouw en als koningin hoopte slotwaarts te voeren. Het afscheid tusschen beide verloofden kostte een zee van tranen; een droef, verontrustend voorgevoel be zwaarde Brunhilde, en hoewel zij zich telkens den korten duur van zijne af wezigheid voorspiegelde, drukte haar eene onverklaarbare angst temeer. En niet tevergeefs! Toen de geliefde af scheid had genomen, kwam eén mach tig vorst, Bodo. zoon van den zeer machtigen Koning van Bohemen. aan het hof van BrmihLldte's vader. Hij bracht prachtige, rijk» geschenken me de en wist. hoewel hij woest en. opbrui send van-natuur was, hef, hart'van den reeds op hoogen. leeftijd komendleri ko ning voor zich te winnen. Ter eere van dien gast werden prach tige feesten georganiseerd en nauwe lijks had hij de lieve prinses gezien, of zijn opvliegende aard! had! haar reeds tot zijne eebtgenoote verkoién. Hij dirong bij den koning aan en. trots alle gedane beloften, werd Bodo de hand van Brunhildle toegezegd. De ijdete Koning-, verblind door Bod-o's macht en rijkdom, geloofde, dat als hij diens wensch inwilligde, de luister van zijn] eigen hof en het geluk van zijn kind daardoor zouden worden verhoogd. Dat w are liefde zich niet laat verplaat sen. daar dacht die oude koning niet aan. Noch beden, noch voorspiegelin gen mochten baten. Brunhilde te bewe gen. tegenover den jongen Harzkoning hare belofte van trouw te breken Eerst toen zoowel Bodo als haar eigen vader haar met geweld dreigden, gaf ze oogenschijnlijk aan zijn verzoek toe en berustte ze er in dat de trouwdag werd vastgesteld; hare gedachten wijl den echter bij den verren geliefde, den jongen Harzgauer. Toen do verschrikkelijke dag. waar op zij met den haar opgedrongen en den door haai- gehaten Boheemschen Koningszoon voor altijd dcor den echt verbonden zou wo-rdten, aangebroken was. vatte ze een vermetel plan op. dat. zii o- den dag zelve volvoerde. In de stoeterij van haar vader stond haar lievelingspaard', sneeuwwit van kleur, dat in grootte, pracht en vlug heid alle andere overtrof. Dit paard nu werd door een (trouwen page geza deld en nog eer men in het. slot er iets van gewaar werd, had zij zich, reeds in wit bruidscostuum met een gouden, niet kostbare edelgesteenten versierden koningskroon op het. hoofd, in den za del geworpen en draafd'e zij door die vlakten van Noord-Duit.sch.land in al lerijl op het Ilarzgebergte, het rijk van haar geliefde, toe. Lang kon haar vlucht niet verhor- gen blijven; dioor woede verblind wierp Bodo die zich zoo bedrogen zag, zich op zijn vurig ros en volgde het spoor van Brunhilde. dat. door de gevallene ne gens diep in den weeken grond' was afgedrukt. Hij naderde haar al meer en meer en toen Brunhilde achter zich zag bemerkte zij den gevreesde in ha re nabijheid. Nu begon een wilde jacht, als een gejaagd ree snelde de prinses in vollen ren voorwaarts; met de snelheid van den wind volgde haai de zich verongelijkt achtende bruigom. Haai- moed begon allengs te zinken, moeheid druk te ji haar gelaatstrekken uit. Toen ze het Harzgebergte ont waarde. voelde ze echter haar moed herleven,; hartstochtelijk, in wilden vaan, rende ze bergop, bergaf, door dalen en langs kloven. Doch de toor nende Bodo volgde haar, waar ze zich ook wënd'de en de afstand tusschen hen beiden werdi al kleiner en kleiner. Plotseling staat haar paard stil, met wijd-open neusgaten en dampend van zweet staat het voor een breedten af grond. Woest en ijzingwekkend rijzen links en rechts kale, loodgrijze klippen omhoog. In de diepte ruischt een wil de bergstroom, scliuim-opspattend' te gen de naakte, sombere- rotswanden. Ontzetting bevangt haai-, vol vertwij feling weet ze riiet. wat te doen. Vóór zich een zekeren dood', als ze in de ge vaarlijke diepte- naar beneden stortte, achter zich de gehalte Bod'o, die. vreug dedronken gelooft haar eindelijk te hebben ingehaald. Bevend went ze haar blik naar de bergen aan de overzijde; dhar ziet ze in de verte een staltig kasteel, waai-van tinnen en torens blinken in het scherp zonlicht. Luide klopt haai- haalt., want op den torentrans meent haar scherp oog den geliefde te zien. wien zij voor altijd trouw gezworen had. Al haai- moed. al haar wilskracht is op dit oogenhlik noodlg; zij wil den ven netelen sprong over den rotsigen afgrond wagen, misschien dat het haar crehikt. den berg aan de overzijde io bereiken. En slaagt ze niet. welnu, dan verkiest ze den dood; hoven een leven in de armen t an haar vervolger. .Met een kraehtigen druk geeft ze haar paard de sporen: diep snijdt de hoef van het edel dier in de rots. Een sui zen als dat van den stormwind, hoog boren de dalengte: dan klinkt een ju belkreet en echo't dóór het gebergte het waagstuk is gelukt en de berg aan- de overzijde bereikt. Doch de gouden kroon was ha.ar ontvallen, en stortte in liet. wild-jagend water van den bergstroom, ddt deze medtesleepte en in een onpeilbaren kolk naar die diepte deed zinken. Toen Bodo de witte gestalte als een nevelwolkje over het dal zag vliegen, kende zijn toom geen grenzen. Ook hij waagde, den sprong, maar de krachten t an zijn ros schoten te kort. Met ijselijke vloeken stortte hi j naar benedien en verpletterd, werden de lichamen van paard en ruiter mee gevoerd; door den stroom, die sind-s Bodt- wordt genoemd. Brunhikle spoed'de zich. vol geluk en dankbaar heid! oven- hare redding naai- het slot. waar de jonge Harzkoning haar ook zonder kroon en rijk met evenveel lief de ontving en haai- -tot zijne koningin maakte. Op een stellen, hoogen rotspunt bo ven het Bodethal, ontwaart de tourist den reusaehtigen indruk, die het moe dig dier. dat de prinses over het dal dorst te voeren, bij zijn sprong achter liet. Nog heden heet die plek die Rosztrappe. De gouden kroon ligt echter nog steeds In den Bode. in den diepsten kolk. die deze heerlijke berg stroom bezit, bewaakt dbor den in een draak veranderden Bodo. En niemand heeft het ooft mogen gelukken, deze kroon aan dien da-aak te ontnemen, waarop ik in een volgend, hoofdstuk nader terugkom. Op korten afstand van genoemde plek is het plateau van dienzelfden berg als w-aartoe de rots- ptfnt behoort, waarop een hotel ge bouwd is. waarvan veel gebruik wordt gemaakt. Eem zeer groot, ten-ras biedt den vermoeiden bergbeklimmer oen heerlijke rustplaats, verhoogd door het w ondervol panorama, dat zich in al zijn grootsche majesteit ook hier weer ontrolt Thaie. de stad, bijna aan dien voet van diezen berg gelegen, bied t, ook hier weer een onvergetelijke!i indruk, Op dien hoogsten top i,s een zware, ronde toren, gebouwd! van waaraf die omtrek geheel kan worden overzien, aan die linkerhand! d:e H ex en- tanzplatte. 'rechts in grauwe nevelen of als een donkere wolk aan dien ven-en horizont hoog oprijzend! de Broeken. De entrée tot dezen toren, die ons tot eene hoogte van 455 M. voert, bedraagt 10 pfennige (6 ets.) Wijs ik ten slotte nog op de echo in d'e nabijheid van ..die Rosztrappe". de plek. waar die 11 oef-indruk van het paard volgens de sage bewaard' is gebleven, een echo. die door de rotswanden, die aan alle Edward VII en „L'Assiette au Beurre.' Op verzoek van Engelands gezant te Parijs zijn daar l'n beslag genomen een aantal afleveringen van het be kende satirieke weekblad ..L'assiette au Beurre". wijl genoemde gezant d'e ca- ricaituren van Carara, in het laatst verschenen nummer voorkomende, be- leediigend achtte voor zijn koning. Dit nummer bevat een reeks van caricaturen van Edward VII en andere personen, uit den oorlog berucht, af gewisseld door enkele politieke voor stellingen. waarvan wij de bestgeslaag- de hier afbeelden. Heerli'fc is deze caricatuur van al-| adel zich zoo afhankelijk gemaakt legorie: Koning Edward, me4 een wijnflesch in plaats van een schepter bewaakt door Chamberlain, vertegen woordiger der sjacheraars-bende, als wier machtssymbool het koningschap in Engeland dienst doet, gehuldigd door dte vertegenwoordigers der andere grootmachten die voor dit symbolisch gouden kalf in aanbidding neerzinken; ziedaar een treffend juist beeld van den huidigen toestand. In geen land' ter wereld toch hebben de leden van het vorstelijk huis en de de - roote speculanten als in Engeland, doch geen rere.eriug ter wereld i's er bij na. die niet telkens die hulp dier on gekroonde beuxskoningen noodig heeft vandaar dat ze in schijn koning Ed ward huldigende, ondanks den oorlog in Zuid'-Afrika eigenlijk een voet val doen voor de groote zwendelaars, om wier wil de oorlog gevoerd is. zijden deze merkwaardige rots om ringen, zeven malen wordt weerkaatst. Een invalide schiet daar, tegen beta ling van een kleine fooi. een oud' rui terpistool af. met los kruit geladen, waarvan de knal zóó hevig is, dat liet schijnt, alsof de bergwanden rondom ons met don-dier end1 geweld in elkaar zakken. Vóór het afschieten roept hij dan ook luide: ,,Aclitung!" en verzoekt alLe omstanders, op minstens 10 M. afstaaids te gaan staan. Zelf een schot te dóen is beslist ver boden. De oude invalide is aan dien. alom weerkaatsten knal gewoon ge raakt: in vertrouwelijk gesprek deelt, hij de sage van de Rosztrappe mede en I geheimzinnig voegt hij er dan aan toe: ,,Sind sie Hollander?" En als we dat bevestigd hebben, vraagt hij of we wel aan heksen gelooven Voor en kele jaren deelde hij een jong getrouwd paar -Hollanders), dat op zijn huwe lijksreis den Harz bezocht, mede hoe het hier en op de Hexentanzplatte en vooral den Broeken kou spoken, hoe daar de heksen op bezemstelen door de lucht reden. In haar angst wist het jonge vrouwtje haar man te oven-eden zoo spoedig mogelijk met haar den Harz en al wat daarmede had uit te staan, voor altijd den rug toe te ke-e- ren. En sinds dien tijd gelooft, d'e oude vau de Rosztrappe. dat alle Hollanders bij het liooren vertellen van spoken en heksen hunne biezen zullen pak- ken. Wordt vervolgd. Mevrouw komt van de reis terug. In de huiskamer kijkt ze plotseling ver baasd op en besint geweldig met haar neus te manoeuvreeren. O, ik ruik het: je hebt in deze kamer toch gerookt. En ik had 't je zoo verboden! Neen, heusch nieit. lieve, zegt mijnheer; en buitendien heeft het raam al twee dagen open gestaan. Bode: Mag ik mevrouw de barones voor -eene bijdrage voor het Fonds tot verbetering van jonge zondaars ver zoeken. Barones: Maar mijn hemel, heb ben die kinderen zich dan nog al niet gebeterd! Dame. O dokter, kom toch gauw naar mijn huis. Dokt ei-, Ja. dadelijk; wie is er zoo ernstig ziek? Dame. Ik! Maar daar er niemand thuis was. kom ik zelf maar. Een Zaterdagavondpraatje In de Woensdag gehouden vergade ring van spoor- en tramwegpersoneel is gebleken, dat van de honderd aan wezigen maar éen den kermis-Maan- dag wenschte te behouden. Ik kan natuurlijk niet nagaan, of er on der die negen en negentig mis schien eenige waren, die wel an- i ders zouden hebben willen stemmen, als ze maar gedurfd hadden, maar er is geen enkele reden- om te denken, dat er veel zouden zijn geweest die aldus hun ware opinie verborgen en dan is de verhouding merkwaardig. Negen en negentig waren dus van meening, dat zij van den kennis-Maan dag niet meer gediend zijn. Er blijkt uit, dat de tijden veran derd zijn, Vroeger zou niemand het gewaagd' hebben^ een vinger naar den kermis-Maandag uit te steken. Dat was een onschendbare zaak, waarvan je moest afblijven. Menschen die er niet aan gedacht zouden hebben iets min der hard te werken op hun verjaar dag of op hun trouwdag, ja die er zelfs maar weinig over zouden hebben geprutteld, wanneer zij bij geval had den moeten werken op 2den Paasch- of 2den Pinksterdag, diezelfde men schen zouden voor geen goud den kermis-Maandag hebben willen mis sen. En zie nu in deze vergadering negen en negentig van de honderd menschen zich van den kermis-Maan dag afwendende 1 De denkbeelden veranderen snel. Op deze manier zullen diegenen, voor wie in hoofdzaak de kermis in stand wordt gehouden, haar zelf be ginnen af te breken. Toch kan ik mij begrijpen, dat de werkman op den ker mis-Maandag gesteld) ils, niet zoozeer, omdat het een kermisdag, dan wel om dat het een extra vrije dag is. Het begrip Zomervacantie dringt meer en meer in onze samenleving door. De rijken gaan weken op reis. de den doen het wat kalmer, de gezeten burger gaat hier of daar en pension, menschen met kleine beurzen trachten nog op hun karig inkomen een tien tje of wat te besparen, om een dag of wat uit te gaan. Alleen de werkman blijft thuis van 1 Januari tot 31 De cember. Nu moet men niet zeggen, dat een arbeider in Haarlem geen behoefte aan buiten zijn heeft. Niets is gemak kelijker dan te beweren, dat hij toch immers eiken Zondag in den zomer buiten wandelen kan. Het is toch op het stuk van zomervacantie immers niet zoozeer de quaestie om het buiten leven te genieten, als wel om eens an dere indrukken te krijgen. Dat geeft weer frischheid aan menschen, die een jaar lang een eentonige taak heb ben vervuld. En niemand heeft over t algemeen eentoniger bezigheid1 dan de arbeider, vooral die uit de fabrie ken. Is er nu een extra vrije dag, hetzij dan de kermis-Maandag of een andere dag, dan is er tenminste gelegenheid, om eens uit te gaan, en dat niet op een herrie acht igen Zondag, wanneer alles overvol is. Mettertijd zou ik zoo graag zien. dat ook de werkman zijn officóeele vacan- tie had, al waren het maar enkele da gen, om die in een andere streek in een goedkoop pension door te brengen. Natuurlijk niet alleen maar met zijn vrouw en kinderen, en nog natuur lijker met behoud van loon en liefst met een extra gratificatie. Allemaal toekomstmuziek. We zijn nog zoover niet, en zullen in de eer st e jaren zoover nog niet wezen, maar 't is misschien goed om elkaar aan deze- dingen nu en dan eens te herin neren. In diezelfde vergadering van spoor- en tramweg personeel zed een van de. sprekers.laat toch een ieder vrij zijn of hij wil werken of nie«t.M Dit sloeg natuurlijk op den kermis-Maandag, maar de gedachte kwam bij mij op, of deze uitdrukking niet van toepas sing hoorde te wezen op den arbeid m 't algemeen. Natuurlijk denk ik daarbij aan de werkstaking ik spreek niet meer van uitsluiting, om dat die nu opgeheven is. Gaat het aan, dat een arbeider, die niet wil werken, een ander, die dat wél wil, belet door joelen, jouwen, toeroepen, door thuisbrengen en der gelijke dingen meer, die niet binnen de strafwet vallen? Waarom mag zoo'n man niet werken? Omdat de meerderheid dat niet goedvindt? Dat mag toch nooit een reden wezen. Im mers, dan zou men het beginsel ook moeten huldigen, dat de meerderheid! iemand, die niet werken wou, daartoe zou kunnen dwingen? Zoover zal toch wel niemand willen gaan. Er is mij gevraagd, hoeveel schade de werkstaking al zou hebben veroor zaakt. 't Is heel moeielijk uit te re kenen. Laat ons aannemen, dat 400 man den 9den Juni hebben gestaakt, en dat de volgende week honderd uit geslotenen bijgekomen zijn. Die ge tallen zijn zeker wel te klein, maar ik wil inliet overdrijven. Neem nu aan. dat het gemiddelde weekloon in deze dagen twaalf gulden per week is, dan hebben 400 werksta kers in vier weken (dus tot 7 Juli) eer» verdienste gemist van f19.200 en 100 uitgeslotene-n in drie weken nog eens f3600, samen f22.800. In dien tijd hebben de vijfhonderd man op zijn meest gehad f4.40 de getrouwden en f2.20 de ongetrouw- den. als juist is wat een van de sta kers megedeeld heeft. Dat is dus gemiddeld f3.30 per week of iets meer dan een vierde van het gewone loon, dat 'ik op f 12 schatte. Wanneer dus van de f22.800 stel f5800 afgaat, dan blijft er f17000 over, dat niet ontvan gen. maar toch nagenoeg geheel be steed zal zijn, omdat bij een gemid deld weekloon van f 12 natuurlijk niet overblijft. Waar zijn nu die f17000 vandaan gekomen Ze zijn grootendeels win kelwaren, geleverd op de pof. Het is dus de kleine winkelier, die ze als 't En toch zou zoo'n combinatie in ware voorgeschoten heeft. Want het I andere, ja, in alle bedrijven, zoo nuttig kan wel zijn, dat sommige stakers met wezen. Een van de vakken, waar nu hooien wat verdiend hebben, iedereen j en dan conflicten voorkomen, is dat begrijpt, dat het er niet veel kunnen van de typografen. En wat is daar geweest zijn. j de patroonsvereeniging Een schim. Hoe groot het verlies van de pa- en anders nietsze staat nog in het troons is geweest, kan natuurlijk geen Haarlemsch Jaarhoekje vermeld, maar sterveling begrooten. 't Loopt even-1 anders hoort men er niet van. De le- eens in de duizenden, dat spreekt van zelf. Ik geloof dan ook, dat het nog veel te1 laag is, als ik het geleden ver lies op f 35000 taxeer. En dat loopt dan nog maar tot 7 Juli, en nog zijn er twintigtallen arbeiders, die niet aan 't werk gaan, dat voor hen klaar staat Sommige menschen kunnen dan ook aan de toekomst niet zonder huivering denken. Zij zeggen wanneer het nu al zoo gaat, hoe zal het dan in de toekomst worden. Mij dunkt, dat er veel meer kans is op verbetering dan op verslimmering. Mettertijd! zal het vereenigingsleveu beter worden zoowel de werkgevers den hebben in geen jaren vergaderd. Niet eens alle boekdrukkers zijn er lid van. Een van de boekdrukkers zei ,.ik vergader niet met mijn concur renten." De man begreep niet, wat voor ontzaglijke domheid hij zei, want men komt toch niet als patroons hij een-, om elkaar een leverantie af te grissen, maar alleen om gemeenschap pelijke belangen te bespreken, Neem eens aan. dat de haarlemsche kappei'spatroons eUm flinke vereeni- ging hadden. Zou dan niet al lang het Zondagswerk zijn afgeschaft of ten minste tot een minimum ingekrom pen? Tk ben er zeker van. Zouden de als de werknemers zullen zich organi-handelaars in tabak en sigaren, wan- seeren, zij zullen de kunst van geza- neer zij vereenigd waren, nog langer menlijk optreden beter leeren en zoo I den heelen kostelijken Zondag als zal langzamerhand een toestand gebo. slaven van tt veeleischende publiek, ren worden, waarbij conflicten in den achter hun toonbank blijven staan? regel (niet altijd) door kalm en beza- Ze zouden er niet meer aan denken, digd overleg van beide partijen wor- j En, daaruit volgt vanzelf, dat ook den voorkomen. jhun personeel er wel bij zou varen, Het klinkt vreemd maar is dat niet, want de goede patroonsvereeniging wanneer men zegt-hoe beter de orga. zou besluiten kunnen nemen in 't be- nisatie wordt, des te geringer is de lang van bediende en werkman, kans op werkstaking aan den eenen Daarom geloof ik, dat juist van de of uitsluiting aan den anderen kant. j ontwikkeling van het vereenigingsle- Maar we zijn daarvan nog ver verwij- ven èn van patroons, èn van onder- derd. Vooral onder de patroons is de geschikte in de toekomst heil te ver samenwerking nog allerbedroevendst, wachten is. Bij den patroon ver inplaats van elkander te beschouwen ruimt het den blik op zijn vak, bij den als vakgenooten met dezelfde lasten en werkman is het een prikkel tot ernst lusten, zien zij in elkander niets dlan j 6n streven naar beter. In Amerika ziet den concurrent, voor wien men voor- J mep dat zoo goed in, da|t in sommige zichtig zijn moet, en met wien vooral vakken de patroon geen arbeider m zoo. weinig mogelijk moet worden be- j dienst wil nemen, die geen lid lan sproken. Daarom is de eenstemmig-1een vakvereeniging is. held van de patroons in het bouwvak Ik bedoel hier natuurlijk zuivere een verrassing geweest, omdat ze vakverenigingen onder goede leiding zoo'n ongedachte uitzondering vormt. b'3na zou ik er bii vrülen Kom daarin andere vakken eens om der deskundige leiding. Tegenwoordig gaat bij conflicten de leiding nog veel te veel uüt van menschen, die de zaak waarom het gaat in al haar onderdee- len niet kennen: menschen van ande re plaatsen, die er opeens als een bom komen invallen, totaal onbekend melt plaatselijke verhoudingen, toe standen en personen en die dan ook in den regel meer kwaad doen dan goed, omdat nu nog maar al te vaak de arbeider zelf niet behoorlijk beoor- deelen kan, wat er waar is in wat men hem zegt en daarom uilt den. aard van dte zaak het hardste handklapt voor hem, die de dikste woorden ge bruikt. De meeste paltroons gunnen hun werklieden in redelijkheid en billijk heid de grootst mogelijke verbetering van hun positie. De meeste arbeiders, bij kalm na denken, beseffen dlat verbetering van positie niet anders dan geleidelijk kan geschieden. Dit gezamenlijk doel te bereiken is onmogelijk zonder een flinke, behoor lijke organisatie van beide partijen. En omdajt ik voorzie, dat die komen zal. ben ik voor mij voor d)e Itoekomst niet bang. Maar ik moet alweer en nu voor den derden keer, van toekomstmuziek spreken. We zijn zóó ver nog niet en de overgangsperiode, waarin dwaas heden worden gedaan en onbillijkhe den worden geëischlt. waarin onbe kwame leiders uit domheid of uit kop pigheid de zaak verdraaien, die pe riode zijn we nog lang niet te hoven. En nu ik aan het eind van de be schikbare ruimte ben, verbaas ik mij, over den emstigen toon van mijn be toog en eigenlijk nog meer over het onderwerp. Maar de tijd dringt, daar toe en we zijn ei- in Haarlem allen vol van. Dit mag mijn excuus wezen, wanneer ik een excuus mochlt hehben noodlig gehad. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 5