Prijsraadsel. Uit de Moppentrommel graaf Koenraad meewerkt»', want toen de volgende morgen aanbrak waren bergen en rotsen wit berijpt en een strenge vorst had het water rondom den Bode ketel" tot ijs verstijfd. Doch in den ketel zelve, te diep en te stroo- inend, om te kunnen bevriezen, schuim de eai bruiste het water als altijd. Op de door den wintervorst gevorm de brug schreed graaf Koenraad op zijn doel toe. Aan de oevers van de Bode. dalop waarts. zoowel als dalhenedleaxwaarts stond eene vele duizenden tellende me nigte. want snel als een lichtstraal had: zich het. gerucht verbreid' van graaf Koemr&adfs terugkeer en van het waagstuk, dat hij op het punt stond te ondernemen, en. wie maar eeni; zins daartoe in staat was, kwam toe- loopen om dlaarvan getuige te zijn Ademloos wachtte men dien uitslag af. Zonder oponthoud kwaan de graaf aan den x-and dér kolk. Hij mat met zijn blik de afgrijselijke diepte, dan wierp hij een blik op den hemel en ver volgens naar den Lauenburcht, waar, dat wist hij. Gissla in vurig gebed) voor het beeld van de heilige maagd lag neergeknield Een dolk waarmede hij den helhond zou dooden. flikkerde in zijn hand. Nog eene seconde aarzelde hij. dan wierp hïi zich in die kolk. Een rilling dJoorliep de omstanders, een hevige angst beving hen. toen ee.n woest gehuil uit de diepte tot hen tüsschen de rotswanden werd weer kaatst. Dan verstomdle het en juist op dit oogenblik brak de zon door het grijs wolkenfloers Het ijzel aan rotsen en boomen elinsterdte als diamantstof. en zie. een zonnestraal, die den „Kessel" verlichtte viel op 't hoofd van graaf Koenraad, dat uit het schuimend nat opdook; een ju belkreet ontvlood de rijen omstanders. En nu hief hij ook zijn sterken arm reeds in de hoogte In zijn hand, stra lend in het zonlicht, hield hij den gou den kroon! Hij heeft 't gewonnen de prijs is verdiend, jubelde men aan de oevers. Witschuimend rolt een golf naar hem toe. en in die golf een afschuwelijk on dier met gloeiende, vurige oog-en. Een luide hartverscheurende kreeft en het ondier is weer verdwenen en mat hem graaf Koenraad. Een donkere bloedstraal kleurt de golven, dan dioodledijke stilte. En het water spat en ziedt en bruist als altijd' en werpt zijn schuim hoog teven de rotsen. Langen tijd nog wachtte het volk aan den oever. Het hield 't niet voor mogelijk, dat graaf Koenraad, nadat hij zich meester had gemaakt van den gouden kroon, toch in die kolk zijn graf had' gevonden. Toen echter die avond begon te vallen keerde de me nigte zwijgend huiswaarts. Op dien Lauenburcht waaide die rouwvlag en in plaats van bruiloft, vierde men in de burchtkapel een doodenmis. De schoone Gisela was verdwenen, niemand heeft haar ooit weergezien. In het dal benedenwaarts klopte, op den laten avond van. dienselfden dag, eene doodsbleeke vrouw aan de pooit van het klooster Wenthusen en be geerde bij dfe vromé zusters te worden binnengelaten om in de afzondering van het klooster, vrede te vinden voor haar arme zie], Een zeer smal voetpad' volgt de Bode langs den Kessel'. een voetpad, waarop nauwelijks twee personen naast elkander kunnen voortloopen. nu tegen die rotsen als 't ware aangedrukt, dan weer tüsschen geboomte verscho len geboomte, waarvan die takken laag neêrhangen iïx dien stroom. Langs Königsruhe. een logement na bij den berg van d'enzelfdén naam, be reiken we den Waldkater, vanwaar een korte weg ons naar Thaie terug voert Van Thale naar Blankenburg is per spoor een zeer groote afstand. Daartoe toch zijn we gedwongen ons op ver scheidene uren afistandls van dien Harz te verwijderen, over Quedlinhurg en Halberstadlt en vanuit laatstgenoem de stad1 weêr naar den Harz toe te spo ren. De spoorrit biedt niet veel merk waardigs. Heuvelen en-dalen wisselen met elkander af. Korenvelden en ak- kers met groenten beplant, liggen tüs schen bosschen of kalkgroeve.ii in. dorpjes en gehuchten doemen m die verte op en bieden een vriendelijken, rustigen aanblik; grootle scharen vrouwen in bonten kleedlerdracht be arbeiden het land. of trekken in rijen, allen met manden op dien -rug. langs den heirweg. Hooge uitzondering is het. mannen met landarbeid zich te zien bezighouden. Halberstadt is een antieke stad. Toch is van al hef oude slechts weinig behouden gebleven; ruime straten, mooie hoerenhuizen en fraaie winkels verdringen langzamer hand het antieke, dat op verschillende punten van dé stad' nog is overgeble ven. Zeer in 't oog vallend is die bouw van de daken. d"ie met hunne talrijke luchtgaten dén indruk geven, alsof daar evenzoovele duiventillen zijn in gericht. Veel merkwaardiger toch nog is Blankenburg, een stad met circa tien duizend inwoners, aan drie kanten door bergen omgeven en slechts aan de Noordzijde open. Tijdens den 30- jarigen oorlog heeft Blankenburg veel geleden, zware branden hebben de stad geteisterd en slechts enkele uit de mid deleeuwen date erende gebouwen zijn blijven staan. Eu onder deze neemt het in 1233 gebouwde raadhuis een voorname plaats in. Ongeveer 100 M, hoven de stad. doch op een hoogte van 337 M. boven den zeespiegel ligt op den Blankenistein. een kalksteenrots, liet kasteel.- Als de laatste klank van de klok die het- middernachtelijk uur verkondigt, is weggestorven, dwaalt de witte vrouw door de kamers en zalen van 't slot te Blankenburg, in lang en wijd gewaad schrijdt ze langs de gangen. Geen gesloten, noch verzegelde deur kan haar beletten binnen te komen. Soms steunt ze licht en verbreekt een zacht klagend geluid de stilte. Nim mer nog heeft een meniscli het gewaagd haar aan te spreken, want ongeluk treft dengene, die haar ontmoet. Nim mer bel eekent haar verschijning iets goeds, Slechts enkele malen verscheen ij dep bezitters van het slot als een goede fee. die waarschuwde op de hoe de te zijn. Dan geloofde men. dat zij de stammoeder van de graven, van Blankenburg, gravin Perchta van Ro senberg was. die bij haar leven om hare christelijke liefde en barmhartig heid, ver in den omtrek bekend stond. Dikwijls echter bracht haar verschil ning dood en ellende, en om die reden meende men haar niet voor de schim van een edele vrouw te moeten hou den. maar voor die van gravin van Or- lamunde, verwant aan het Branswijk- sche huis. Gedreven door hartstochtelijke lief de tot graaf Albrecht den Schoone van Nurnberg, doodde zij met eigen hand hare beide zonen, wijl haar een ge rucht ter oore was gekomen, dat de man, dien zij liefhad, zou gezegd heb ben ,,hij kon haar niet ten huwelijk vragen, wijl er vier oog en te veel in de wereld waren". Dit dacht zij, sloeg op hare kinderen, die zij offerde aan hare hartstocht. Nu is z-ij tot eeuwige straf veroordeeld rusteloos rond te zweven vrede en Stille rust zijn haar Voor altijd ontzegd. Bij afwezigheid van de bewoners is het slot voor 't publiek toegankelijk. Merkwaardige, veelbezochte bergen liggen in de onmiddéllijke omgeving, dé Ziegenkopf (geitenkop.) 'Eichenberg, Regenstein, Teuf elsmauer etc. Van dit laatste gebergte (ongeveer 320 Meter hoog), vertelt ons de sage het volgende Toen de machtige koning der Fran ken van uit het Westen met vuur en zwaard het Evangelie der liefde en van den vrede ook in het oude Saksi sche Rijk had ingevoerd, toen de trot- sche harten van het vrije volk de nieuwe leer na zwaren strijd maar ein delijk met ootmoed hadden aangeno men, werden de offerplaatsen verwij derd en geslecht en in hare plaats worden kerken en kloosters gebouwd. Niemand ergerde zich over den voor uitgang van het Chritendom meer dan Oe Canadeesche triomfpoort te Londen. De kroningseesten in de Britsche hoofdstad* die te elfder ure door de ziekte van koning Edward moesten worden uitgesteld, golden niet alleen het Vereenigd Koninkrijk, maar ook zijn koloniën, welke het moederland zoo stevig hebben gesteund tegen de Boeren. En de koloniën zijn dan ook niet achtergebleven bij het moeder land, waar het betreft uiting te geven aan gehechtheid aan den koning. Zij zonden alle troepenconten, die den kroningsstoet zouden oplu/isteirm en Canada onderscheidde zich nog afzon derlij k door de oprichting van een eigenaardigen triomfboog in White hall. Deze boog is geheel opgebouwd uit korenaren, daar Canada zich be schouwt als de graanschuur van het Vereenigd) Koninkrijk. Natuurlijk had de boog al ispoedlig te lijden van de musschen en duiven, die er een extra tractatie vonden voo-r haar hongerige magen, Bij duizenden zaten de vogels tüsschen de halmen en pikten er vroo- lijk hun graantje, bij welke aange name bezigheid ze zich nliet lieten af schrikken door de politie-agenten, die de duivel, die van den top van den Broeken naar Beneden keek en waar nam hoe dicht de Frankische heer- ischer zijn hooge woonplaats reeds was genaderd. Maar in zijn gehoornd hoofd: smeedde hij een plan. waardoor hij meende voorgoed een .grens te kun nen stellen aan het rijk Gods. Hij begon des nachts, want dan be zit hij alleen macht, met zijn trawan ten een muur te bouwen, waar de leer Gods onmogelijk zou kunnen worden overgedragen. Zoo stapelde hij rots massa's en rotsblokken hoog op en to- rengewijze naast elkander. Maar wat hij des nachts opbouwde viel overdag weer ineen. Ten slotte, na veel ver- geefsche moeite, zag de domme duivel dan toch in. dat het hem noottt geluk ken zou. aan het rijk Gods paal en perk te stellen. Zijn werk viel in puin en slechts eenige spaarzame overblijf selen. een massieve, klippige rotsmas sa, de Duivelsmuur genaamd, is nog blijven staan. Ons ononthoud in Blankenburg was van zeer korten, duur. om des te meer tijd! te kunnen besteden aan een bezoek aan de grotten van Rübe- land. waarover in een volgende cor respondentie. (Wordt vervolgd). ALLERLEI. Lichaamslengte in verband met de beroepen. Bouwstoffen tot een studie over dit onderwerp zijn uiterst zeldzaam. In zijn artikel ..taille" in dé ..Dictionnaire encyclopédique de Dechambre" gaf in 1884 Bertillon een tabel, waarin dé lo- telingen van het koninkrijk Saksen worden ondierscheiden naar lengte en beroep. Deze gegevens (loopendé over het tijdperk 1852 tot 1854) waren de eenige hem bekende. De heer Longuet, Fransch militair dékter. had. voor een studie, uit die militaire archieven over een tijdperk van 10 jaren de lengte en heft vroeger beroep nagegaan van 16,689 recruten, van wie deze bijzonderheden waren opgeteekend bij hun intrede In het le ger. Hij had in de eerste tabel hét totaal aantal personen gesplitst naar lengte en beroep en in dé tweédle tabel die splitsing naar dé lengte voor iedere 100 personen van elk beroep gegeven. Hij was gekomen tot die conclusie, dat dé personen, die een handwerk uit oefenen, vóór ze in het leger komen, gemiddeld kleiner zijn (1,644 M.), dan de personen die geen handwerk of die een vrij beroep uitoefenen (1.677 M.); voorts, dat dé studenten de langste menschen ziin (1.687 M.). Deze ver schijnselen deden zich ook in Saksen voor en, wat de studenten betreft, ook in Zwitserland1 (periode 18841886). Daarop volgen dé ambtenaren, klerken en diergelijke personen (1.674 M.) en. daarop de hoefsmeden (1.633 M.) uit de groep handwerkende personen Ook voor Zwitserland kwam men to:t een dergelijk resultaat. Als typisch kleine personen vinden we in de tabel de kellners (1.634), dé kappers (1.635), de wevers (1.636) en, evenals in de Saksische en dé' Zwi'tser- sche statistiek, ook de kleermakers (1.637 M.) Er worden in heit rapport, van den heer Longuet, in het geheel 28 hand1- werkersberoepen. onderscheidién en 4 niet-handwerkersberoepen. Het zou te ver voeren dié alle in dit verslag op te nemen; wij citeer dén d'e voornaamste. De heer Longuet had, tot groote voorzichtigheid) in het gebruik dér meegedeelde cijfers aangespoord:. In het algemeen zullen meer de eïschen, die hat beroep aan dé individluën die. het. gaan uitoefenen stelt, of de sociale omstandigheden bij het doen eerier keuze, hetzij déor den persoon zelf, hétzij door die ouders, den lichaams bouw bepalen „dan dé uitoefening van het beroep zelf. Het vaststellen van de mate waarin het beroep.invloed uit oefent op de lengte van het lichaam, is zeker uiterst moeilijk. De heer dr. Livi, officier van gezond heid' en chef va nhét Statistisch bureau aan het Ministerie van Oorlog te Rome. spreekt de meening uit. dat bij ieder mensch de lichaamslengte in hoofd zaak bepaald wordlt door zijn physie- ken aanleg en dat het beroep slechts een bijkomendten invloed' hierop in werkt. Hij deelde vervolgens mede, op welke wijze die militaire administratie bij de poort de wacht hielden, en ver geefeche pogingen deden om ze te verjagen. De Canadeesche' triomfboog staat nu nog te Londen, in afwachting van het oogenblik, dat de koning gekroond zal worden, maar graankorrels bezit zij niet meer. Zoodra het bulletin ge publiceerd was, waarin de doctoren mededeelden, dat kon'ing Edward buiten gevaar was, werd' de poort des avonds geïllumineerd. Vaar deze il luminatie geeft de plaat een afbeelding. kan meewerken ter verkrijging van gegevens op het gebied' dter démogra- nhie Deze behoeft haar ondte.rzoekm- gen niet te bepalen tot het opteekenen van bijzonderheden omtrent de loite- lifigen, zij kan dteze uitstrekken ook tot de in dienst zijnde soldaiten. Daar toe zou men aan ieder departement van oorlo geen contraal-bure.au in heft, leven moeten roepen en dit belasten niet de verzameling en bewerking dier verkregen uitkomsten. De lieer Livi heeft zelf onderzoekin gen ingesteld bij 256,166 Italiaansche soldaten Van al dleze personen heeft hiï d«e lengte van hetlichaam en die breedte van d'e borstkas gemeten en dé uitkomsten meeged'eeM met onder scheiding naar de vroegere beroepen. Uit het staaltje, dat hij daarvan heeft opgemaakt., blijkt alwedér d!at de stu denten het langst zijn 1.669 M„ daar op volgen in het staatje van dén heer Livi dé slagers 1.657 M. ,de timmerlie den 1.651 M de smeden 1.650 M.. ter wijl achteraan komen die kleermakers 1.645 M.. de voerlieden 1.644 M., de boeren 1.643 M. en de barbiers 1.643 M. Wat den omvang dér borstkas betreft komen in dé eerste gelederen van de hier genoemden d'e voerlieden, 87.6 c.M de boeren 87.5 cM. en de slagers 87,2 c.M,. terwijl beneden het gemid delde komen de timmerlieden 86.6, de smeden 86.5, dé studenten 86.3. de bar biers 85.7 en de kleermakers 85.6 c.M. Van Tennyson. De beroemde Engelsche diichter lord Tennyson leefde altijd zeer terugge trokken en was zeer schuw. Eens kreeg hij een bezoek van mt'ss Sanderson, met wie hij zich in den tuin onder hield. Eensklaps verbaasdle hij d'e schoone actrice door zich zonder eenig excuus om te keeren en van haar weg te loopen. Wat was er gebeurd?? Hij had gezien, dat een vreemde kinder meid door de heg gluurde, en dat was hem te veel. Allerlei, waarschijnlijk mih of meer verdichte verhalen doen de ronde over de wij zé, waarop hij bezoekers trachtte ite ontkomen én zich verborgen te hou den. Verschillende lieden, meest Ame rikanen. lagen urenlang op den uit kijk, om hem maar even te zien. Do bedienden haddén. de opdracht om, als zij zulke personen zagen, den dichter dadelijk te waarschuwen. IIij kw; zeer spoedig tot de ontdekking, dat de meesten der onwelkome bezoekers vol- komen tevreden waren .als zij hem sléchts in dén tuin zagen wan dolen. Daarom verkleedde hij één zijner ar beiders van tiidl tot tijd in dén histori. schen, slappen hoed on flu weed en jas. De man moest in zoo droomerig moge. lijke, houding in dén tuin wandelen en do bezoekers beschouwden die wan delende figuur met den grootsten eer bied. Eens had Tennyson een nieuwen jongen aangenomen, die zeer achter dochtig was en van de koninklijke fa. mille niets wist. De prins van W kwam juist in dien tijd' van Osborne over .om den dichter een bezoek brengen. Hij kwam tot dén ingang van het huis, hetgeen op zichzelf geen gemakkelijk werk was, en klopte aan die deur. De jongen zeide, dat mijn heer niet thuis was. De prins begreep dat dit het. antwoord was, dat dé jon gen aan alle bezoekers te geven had, en zeide: Wilt gij zoo goed' zijn hem te zeggen, dat die prins van Wales hem wen&chf te spreken? De jongen keek den prins met eem blik aan. waaruit men kon lozen: .,Ii ken dat" en zeid'e toen: Walker!' destijds een stopwoord, waarmede men lieden beantwoordde, die mem ver dacht van iemand voor dien gek te hou den Dit brutale antwoord amuseerde dén prins uitermate, maar de jongen zou d'e' deur zeker voor 's prin sen neus hebben toegeworpen, Tennyson zelf die naar het gesprek geluisterd had. niet was komen aam. loopen. om dén prins te verwelkome®. Tennyson was een evengoed boter. bereider als dichter, en zijn boter e® room waren over het geheele eiland zóó bekend, dat. dé vraag steeds groo- ter was dan liet aanbod. In zijn vroegere dagen was Tenny son een echte Bohémien en bekend door zijn excentrieke kleeding breedgeranden hoed. Ofschoon zeer matig ,was hij een getrouw bezoeker van die herbergen in Fleet Street, e» vooral van dé Cheshire Cheese, waar aan d'e meeste letterkundige herinne- ringe verbonden zijn. Hii dlineerdé ge regeld in de Cock Tavern. Hij had een getrouw vriend in een groote meer schuimen pijp en rookte altijd) da zwaarste tabak. Maar in latere jaren heeft hij Fleet Street niet meer be zocht. Tennyson had twee zoons. Eén daarvan, Lionel, stierf op dé'terugreis van Indië en zijn wediuwe is thans de echtgenoote van dén heer Augustine Birrell, lid) van het Parlement en dén bekenden schrijver van ..Obiter Dic ta". De andere zoon, Hallani, zoo ge noemd' naar Tennyson's ouden vriend Arthur Hallani ,dlié zooveel invloed! op zijn arbeid oefende, was in dé laatste jaren zijn getrouwe helper. Mevrouw Hallam Tennyson bestuurde feitelijk die boterbereiding te Free waiter. De oplossing van ons vorig prijs raadsel was: Na loting is de prijs ten deel geval len aan M. v. Halst, Drossestraat 14 Voor deze week geven wij het vol gende' prijsraadsel Hij, die in ledigheid. Bij spijs en dank en slaap den kost'- bren tijd verslijt. Hem noemt men het geheel, en 't e< ste van de Teden, Het tweede intusschen geeft Een rijken overvloed aan al wat 'adem heeft, Van nooddruft en genoeglijkheden. Als prijs loven wij uit EEN ZAKSCHAARTJE. Papa Hoe komt die groote inktvlek op je cahier? Pietje Er zit een negerjongen na«, mij op school, en die heeft uit zijn neus gebloed. Ge zijt niet wijs, Checco. Ga heen, als ge zulke dingen nog een maal zegt, dan spreek ik nooit, nooit meer met je. Toen greep hij haar eensklaps bij de hand', (trok haar naar zich toe en fluisterde vurig en hartstochtelijk: Ge moet de mijne worden, Car- mela. Laat mij los... Bij aLle heiligen in den hemel. De mijne zijt gij en de mijne blijft gij- Zij trachtte zich los te maken, en toen ze eindelijk die hand vrij had:, gaf zij hem onverhoeds een klinken de oorvijg. Wilt gij mij loslatten, Checco? vroeg zij toornig. Carmela, smeekte hij half schrei end! met bevende stem. Ik houd veel van u, Checco, meer dan van alle jongens in Posita- no, ja van allen. Maar als ge weer zulke dwaasheden uithaalt, dan zult ge zien, wat er gebeurt. Hij had haar nu weer losgelaten, alleen haar hand hieldi hij nog vast, alsof hij bang was, dat zij hem in de duisternis zou ontsnappen. Het maakte een koddigen indruk, zooals het kleine, kranige meisje den groo- ten jongen tiranniseerde. Carmela, zeide hij nogmaals, waarom wilt ge mij niet Krouwen, als ge veel van mij houdt? Omdat gij niets hebt, antwoord de zij kortaf. Ik heb zooveel als we noodig hebben. Zoo, denkt ge misschien dat ik te Positano wil blijven tot ik witte haren heb en geen tand meer in der- mond'? Dan vergist gij u zeer. Ik wedt heel goed, hoe het in de wereld toegaat. Ik trouw geen visscher in Positano, waar iemand dé dag wel eens zoo lang valt als ergens anders Ik wil naar Sorento, naaf Napels, naar... kortom, waar heft mooi is, mooier dan hier. Waarom gaat ge niet naar Napels om geld te verdie nen? Waarom blijft ge lui en suffe rig jaar in jaar uit in dit ellendige Po siftan o hangen, waar niets te ver dienen is? Als gij geld hebt, trouw ik met u, Checco, anders niet. Men zag het deze zeventienjarige wijsheid aan, dat zij zich op haar kennis van wereld en menschen veel liét voorstaan. Zij was er trotsch op en het kleine mondje roerde zich met zekere zelfbewuste beslistheid. Mis schien had zij wel eens gehoord dat deze of gene veel geld had verdiend en nu meende zij dat dit heel gemak kelijk ging. Men behoefde slechjts te willen. Dat de weg naar die fortuin over klippen en afgronden voert, die zoovelen ten gronde doen gaan, daar van had zij volstrekt geen vermoe den. Checco werd nadenkend. En gij wilt wachtten, Carmela, tot ik terug kom om u te halen? vroeg hij eindelijk na een poos. Ja, antwoordde zij haastig en losweg. Checco zag haar in hét fijne fris- sche gezichtje, waarin de donker overschaduwde oogen zoo verleidelijk en veelbelovend schitterden. Hij wil de trachten den kostbaren prijs ie winnen. Beiden hadden melt de meeste Italianen de luchthartigheid gemeen, waarmee zij het doel in het oog vatlten, zonder eenigszins na te denken over de middelen en wegen die noodig zijn om het te bereiken, of zich rekenschap te geven van de be zwaren, die er aan verbonden zijn. Evenals kinderen,' die hun handjes uitsteken naar de sterren, zoo stton- den ook Checco en Carmela onder den betooverenden invloed hunner wenschen, die zoo vurig en zoo groot waren,dat zij zich aan zelfverblinding schuldig maakten omtrent de moge lijkheid der vervulling. Driftig greep Checco tóen het meis je weer bij de schouders. Ik verlaat mij op u, Carmela, fluisterde hij haar haastig in het oor. Hoort ge? Ik ga heen en kom terug, om je te halen, zoodra ik rijk ben. Je blijft mij trouw, Carmela, niet waar? En gij zult mij eeuwig, eeuwig beminnen. Laat mij toch los, Checco. Zijt ge dol? Laat me los, zeide zij weer, maar veel zachter en meer gelaten dan zooeven, toen zij liem een klap had' gegeven. Ik blijf u trouw, maar ge rooogtfc niet lang wegblijven. Hoort ge? En ge wilt niets meer te dóen hebben met Luigi, niet waar Carme la? Oef, riep zij speelsch, alsof zij dreigde te stikken, maar laait mij nu los, of ik geef je nog weer een klap. Ga nu naar huis, Checco. We ziein elkaar nog wel eer je weggaat. Ga. ga nu. Checco, Goeden nacht. Carmela.. begon hij opnieuw, maar zij ontglipte behendig zijn arm en vloog het huis in. IV. Het geslacht der hertogen dei Ti- baldi behoorde tot den oudsten en besten adél van Zuid-Italië, en het •stamslot op de hoogte van Positano maakte bij den eersten aanblik dén indruk van een middeleeuwsche feu dale slterkte. De grauwe, verweerde kolossale muren herinnerden aan den strijd tegen zeeroovers in vroe gere eeuwen, Itoen de adel het zich tot taak had gesteld, de kustbewo ners en hun have tegen de roofzuch tige invallen van vreemde half bar- baarsche volken te beschermen. Maar reeds de vader van den tegenwoordi- gen hertog Cesare, hertog Massimili- •ano dei Tibaldi had melt veel kosten het inwendige van het kasteel vol gens dé behoeften en eischen van den tegenwoordligen tijd ingericht, en met moderne meubelen en kunst schatten versierd, en ook hertog Ce sare had van den vooruitgang der be schaving partij getrokken, om zijn voorvaderlijk kasteel volgens de he- dendaagschje begrippen bewoonbaar en gezellig ite maken. En zoo vond men binnen deze grau we, sombere muren, zonnige vroolij- ke en vriendelijke vertrekken, waar- kunstvoortbrengselen van de beste Duitsche en Italiaansche fabrieken waren bijeengebracht. Een der pret tigste vertrekken was een torenkamer op het zuiden, waarin gewoonlijk de eenige dochter van hertog Cesare, hertogin Cesina, verblijf hield —niet alleen vanwege het prachtige uitzicht dat het bood over zee en land' over de kusten van dé geheele golf von Saler no (tot aan de schilderachtige melan cholieke puinhoopen van dén tempel van Paestum diep in de laagte. De jonge dame, die een zorgvuldige opvoeding had genoten, dlweepte met de nalfcuur en inzonderheid' met hel Italiaansche landschap. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 8