Prijsraadsel.
Uit de Moppentrommel
graaf Koenraad meewerkt»', want toen
de volgende morgen aanbrak waren
bergen en rotsen wit berijpt en een
strenge vorst had het water rondom
den Bode ketel" tot ijs verstijfd. Doch
in den ketel zelve, te diep en te stroo-
inend, om te kunnen bevriezen, schuim
de eai bruiste het water als altijd.
Op de door den wintervorst gevorm
de brug schreed graaf Koenraad op
zijn doel toe.
Aan de oevers van de Bode. dalop
waarts. zoowel als dalhenedleaxwaarts
stond eene vele duizenden tellende me
nigte. want snel als een lichtstraal
had: zich het. gerucht verbreid' van
graaf Koemr&adfs terugkeer en van het
waagstuk, dat hij op het punt stond
te ondernemen, en. wie maar eeni;
zins daartoe in staat was, kwam toe-
loopen om dlaarvan getuige te zijn
Ademloos wachtte men dien uitslag
af.
Zonder oponthoud kwaan de graaf
aan den x-and dér kolk. Hij mat met
zijn blik de afgrijselijke diepte, dan
wierp hij een blik op den hemel en ver
volgens naar den Lauenburcht, waar,
dat wist hij. Gissla in vurig gebed) voor
het beeld van de heilige maagd lag
neergeknield
Een dolk waarmede hij den helhond
zou dooden. flikkerde in zijn hand.
Nog eene seconde aarzelde hij. dan
wierp hïi zich in die kolk.
Een rilling dJoorliep de omstanders,
een hevige angst beving hen. toen ee.n
woest gehuil uit de diepte tot hen
tüsschen de rotswanden werd weer
kaatst.
Dan verstomdle het en juist op dit
oogenblik brak de zon door het grijs
wolkenfloers
Het ijzel aan rotsen en boomen
elinsterdte als diamantstof. en zie. een
zonnestraal, die den „Kessel" verlichtte
viel op 't hoofd van graaf Koenraad, dat
uit het schuimend nat opdook; een ju
belkreet ontvlood de rijen omstanders.
En nu hief hij ook zijn sterken arm
reeds in de hoogte In zijn hand, stra
lend in het zonlicht, hield hij den gou
den kroon!
Hij heeft 't gewonnen de prijs is
verdiend, jubelde men aan de oevers.
Witschuimend rolt een golf naar hem
toe. en in die golf een afschuwelijk on
dier met gloeiende, vurige oog-en. Een
luide hartverscheurende kreeft en het
ondier is weer verdwenen en mat hem
graaf Koenraad.
Een donkere bloedstraal kleurt de
golven, dan dioodledijke stilte.
En het water spat en ziedt en bruist
als altijd' en werpt zijn schuim hoog
teven de rotsen.
Langen tijd nog wachtte het volk
aan den oever. Het hield 't niet voor
mogelijk, dat graaf Koenraad, nadat
hij zich meester had gemaakt van den
gouden kroon, toch in die kolk zijn
graf had' gevonden. Toen echter die
avond begon te vallen keerde de me
nigte zwijgend huiswaarts.
Op dien Lauenburcht waaide die
rouwvlag en in plaats van bruiloft,
vierde men in de burchtkapel een
doodenmis.
De schoone Gisela was verdwenen,
niemand heeft haar ooit weergezien.
In het dal benedenwaarts klopte, op
den laten avond van. dienselfden dag,
eene doodsbleeke vrouw aan de pooit
van het klooster Wenthusen en be
geerde bij dfe vromé zusters te worden
binnengelaten om in de afzondering
van het klooster, vrede te vinden voor
haar arme zie],
Een zeer smal voetpad' volgt de
Bode langs den Kessel'. een voetpad,
waarop nauwelijks twee personen
naast elkander kunnen voortloopen. nu
tegen die rotsen als 't ware aangedrukt,
dan weer tüsschen geboomte verscho
len geboomte, waarvan die takken
laag neêrhangen iïx dien stroom.
Langs Königsruhe. een logement na
bij den berg van d'enzelfdén naam, be
reiken we den Waldkater, vanwaar
een korte weg ons naar Thaie terug
voert
Van Thale naar Blankenburg is per
spoor een zeer groote afstand. Daartoe
toch zijn we gedwongen ons op ver
scheidene uren afistandls van dien
Harz te verwijderen, over Quedlinhurg
en Halberstadlt en vanuit laatstgenoem
de stad1 weêr naar den Harz toe te spo
ren. De spoorrit biedt niet veel merk
waardigs. Heuvelen en-dalen wisselen
met elkander af. Korenvelden en ak-
kers met groenten beplant, liggen tüs
schen bosschen of kalkgroeve.ii in.
dorpjes en gehuchten doemen m die
verte op en bieden een vriendelijken,
rustigen aanblik; grootle scharen
vrouwen in bonten kleedlerdracht be
arbeiden het land. of trekken in rijen,
allen met manden op dien -rug. langs
den heirweg. Hooge uitzondering is
het. mannen met landarbeid zich te
zien bezighouden. Halberstadt is een
antieke stad. Toch is van al hef oude
slechts weinig behouden gebleven;
ruime straten, mooie hoerenhuizen en
fraaie winkels verdringen langzamer
hand het antieke, dat op verschillende
punten van dé stad' nog is overgeble
ven. Zeer in 't oog vallend is die bouw
van de daken. d"ie met hunne talrijke
luchtgaten dén indruk geven, alsof
daar evenzoovele duiventillen zijn in
gericht.
Veel merkwaardiger toch nog is
Blankenburg, een stad met circa tien
duizend inwoners, aan drie kanten
door bergen omgeven en slechts aan
de Noordzijde open. Tijdens den 30-
jarigen oorlog heeft Blankenburg veel
geleden, zware branden hebben de stad
geteisterd en slechts enkele uit de mid
deleeuwen date erende gebouwen zijn
blijven staan. Eu onder deze neemt
het in 1233 gebouwde raadhuis een
voorname plaats in. Ongeveer 100 M,
hoven de stad. doch op een hoogte van
337 M. boven den zeespiegel ligt op
den Blankenistein. een kalksteenrots,
liet kasteel.-
Als de laatste klank van de klok die
het- middernachtelijk uur verkondigt,
is weggestorven, dwaalt de witte
vrouw door de kamers en zalen van 't
slot te Blankenburg, in lang en wijd
gewaad schrijdt ze langs de gangen.
Geen gesloten, noch verzegelde deur
kan haar beletten binnen te komen.
Soms steunt ze licht en verbreekt een
zacht klagend geluid de stilte. Nim
mer nog heeft een meniscli het gewaagd
haar aan te spreken, want ongeluk
treft dengene, die haar ontmoet. Nim
mer bel eekent haar verschijning iets
goeds, Slechts enkele malen verscheen
ij dep bezitters van het slot als een
goede fee. die waarschuwde op de hoe
de te zijn. Dan geloofde men. dat zij
de stammoeder van de graven, van
Blankenburg, gravin Perchta van Ro
senberg was. die bij haar leven om
hare christelijke liefde en barmhartig
heid, ver in den omtrek bekend stond.
Dikwijls echter bracht haar verschil
ning dood en ellende, en om die reden
meende men haar niet voor de schim
van een edele vrouw te moeten hou
den. maar voor die van gravin van Or-
lamunde, verwant aan het Branswijk-
sche huis.
Gedreven door hartstochtelijke lief
de tot graaf Albrecht den Schoone van
Nurnberg, doodde zij met eigen hand
hare beide zonen, wijl haar een ge
rucht ter oore was gekomen, dat de
man, dien zij liefhad, zou gezegd heb
ben ,,hij kon haar niet ten huwelijk
vragen, wijl er vier oog en te veel in de
wereld waren". Dit dacht zij, sloeg
op hare kinderen, die zij offerde aan
hare hartstocht. Nu is z-ij tot eeuwige
straf veroordeeld rusteloos rond te
zweven vrede en Stille rust zijn haar
Voor altijd ontzegd.
Bij afwezigheid van de bewoners is
het slot voor 't publiek toegankelijk.
Merkwaardige, veelbezochte bergen
liggen in de onmiddéllijke omgeving,
dé Ziegenkopf (geitenkop.) 'Eichenberg,
Regenstein, Teuf elsmauer etc.
Van dit laatste gebergte (ongeveer
320 Meter hoog), vertelt ons de sage
het volgende
Toen de machtige koning der Fran
ken van uit het Westen met vuur en
zwaard het Evangelie der liefde en
van den vrede ook in het oude Saksi
sche Rijk had ingevoerd, toen de trot-
sche harten van het vrije volk de
nieuwe leer na zwaren strijd maar ein
delijk met ootmoed hadden aangeno
men, werden de offerplaatsen verwij
derd en geslecht en in hare plaats
worden kerken en kloosters gebouwd.
Niemand ergerde zich over den voor
uitgang van het Chritendom meer dan
Oe Canadeesche triomfpoort te Londen.
De kroningseesten in de Britsche
hoofdstad* die te elfder ure door de
ziekte van koning Edward moesten
worden uitgesteld, golden niet alleen
het Vereenigd Koninkrijk, maar ook
zijn koloniën, welke het moederland
zoo stevig hebben gesteund tegen de
Boeren. En de koloniën zijn dan ook
niet achtergebleven bij het moeder
land, waar het betreft uiting te geven
aan gehechtheid aan den koning. Zij
zonden alle troepenconten, die den
kroningsstoet zouden oplu/isteirm en
Canada onderscheidde zich nog afzon
derlij k door de oprichting van een
eigenaardigen triomfboog in White
hall. Deze boog is geheel opgebouwd
uit korenaren, daar Canada zich be
schouwt als de graanschuur van het
Vereenigd) Koninkrijk. Natuurlijk had
de boog al ispoedlig te lijden van de
musschen en duiven, die er een extra
tractatie vonden voo-r haar hongerige
magen, Bij duizenden zaten de vogels
tüsschen de halmen en pikten er vroo-
lijk hun graantje, bij welke aange
name bezigheid ze zich nliet lieten af
schrikken door de politie-agenten, die
de duivel, die van den top van den
Broeken naar Beneden keek en waar
nam hoe dicht de Frankische heer-
ischer zijn hooge woonplaats reeds was
genaderd. Maar in zijn gehoornd
hoofd: smeedde hij een plan. waardoor
hij meende voorgoed een .grens te kun
nen stellen aan het rijk Gods.
Hij begon des nachts, want dan be
zit hij alleen macht, met zijn trawan
ten een muur te bouwen, waar de leer
Gods onmogelijk zou kunnen worden
overgedragen. Zoo stapelde hij rots
massa's en rotsblokken hoog op en to-
rengewijze naast elkander. Maar wat
hij des nachts opbouwde viel overdag
weer ineen. Ten slotte, na veel ver-
geefsche moeite, zag de domme duivel
dan toch in. dat het hem noottt geluk
ken zou. aan het rijk Gods paal en
perk te stellen. Zijn werk viel in puin
en slechts eenige spaarzame overblijf
selen. een massieve, klippige rotsmas
sa, de Duivelsmuur genaamd, is nog
blijven staan.
Ons ononthoud in Blankenburg was
van zeer korten, duur. om des
te meer tijd! te kunnen besteden aan
een bezoek aan de grotten van Rübe-
land. waarover in een volgende cor
respondentie.
(Wordt vervolgd).
ALLERLEI.
Lichaamslengte in verband
met de beroepen.
Bouwstoffen tot een studie over dit
onderwerp zijn uiterst zeldzaam. In
zijn artikel ..taille" in dé ..Dictionnaire
encyclopédique de Dechambre" gaf in
1884 Bertillon een tabel, waarin dé lo-
telingen van het koninkrijk Saksen
worden ondierscheiden naar lengte en
beroep. Deze gegevens (loopendé over
het tijdperk 1852 tot 1854) waren de
eenige hem bekende.
De heer Longuet, Fransch militair
dékter. had. voor een studie, uit die
militaire archieven over een tijdperk
van 10 jaren de lengte en heft vroeger
beroep nagegaan van 16,689 recruten,
van wie deze bijzonderheden waren
opgeteekend bij hun intrede In het le
ger. Hij had in de eerste tabel hét
totaal aantal personen gesplitst naar
lengte en beroep en in dé tweédle tabel
die splitsing naar dé lengte voor iedere
100 personen van elk beroep gegeven.
Hij was gekomen tot die conclusie,
dat dé personen, die een handwerk uit
oefenen, vóór ze in het leger komen,
gemiddeld kleiner zijn (1,644 M.), dan
de personen die geen handwerk of die
een vrij beroep uitoefenen (1.677 M.);
voorts, dat dé studenten de langste
menschen ziin (1.687 M.). Deze ver
schijnselen deden zich ook in Saksen
voor en, wat de studenten betreft, ook
in Zwitserland1 (periode 18841886).
Daarop volgen dé ambtenaren, klerken
en diergelijke personen (1.674 M.) en.
daarop de hoefsmeden (1.633 M.) uit
de groep handwerkende personen
Ook voor Zwitserland kwam men
to:t een dergelijk resultaat.
Als typisch kleine personen vinden
we in de tabel de kellners (1.634), dé
kappers (1.635), de wevers (1.636) en,
evenals in de Saksische en dé' Zwi'tser-
sche statistiek, ook de kleermakers
(1.637 M.)
Er worden in heit rapport, van den
heer Longuet, in het geheel 28 hand1-
werkersberoepen. onderscheidién en 4
niet-handwerkersberoepen. Het zou te
ver voeren dié alle in dit verslag op te
nemen; wij citeer dén d'e voornaamste.
De heer Longuet had, tot groote
voorzichtigheid) in het gebruik dér
meegedeelde cijfers aangespoord:. In
het algemeen zullen meer de eïschen,
die hat beroep aan dé individluën die.
het. gaan uitoefenen stelt, of de sociale
omstandigheden bij het doen eerier
keuze, hetzij déor den persoon zelf,
hétzij door die ouders, den lichaams
bouw bepalen „dan dé uitoefening van
het beroep zelf. Het vaststellen van
de mate waarin het beroep.invloed uit
oefent op de lengte van het lichaam,
is zeker uiterst moeilijk.
De heer dr. Livi, officier van gezond
heid' en chef va nhét Statistisch bureau
aan het Ministerie van Oorlog te Rome.
spreekt de meening uit. dat bij ieder
mensch de lichaamslengte in hoofd
zaak bepaald wordlt door zijn physie-
ken aanleg en dat het beroep slechts
een bijkomendten invloed' hierop in
werkt. Hij deelde vervolgens mede, op
welke wijze die militaire administratie
bij de poort de wacht hielden, en ver
geefeche pogingen deden om ze te
verjagen.
De Canadeesche' triomfboog staat
nu nog te Londen, in afwachting van
het oogenblik, dat de koning gekroond
zal worden, maar graankorrels bezit
zij niet meer. Zoodra het bulletin ge
publiceerd was, waarin de doctoren
mededeelden, dat kon'ing Edward
buiten gevaar was, werd' de poort des
avonds geïllumineerd. Vaar deze il
luminatie geeft de plaat een afbeelding.
kan meewerken ter verkrijging van
gegevens op het gebied' dter démogra-
nhie Deze behoeft haar ondte.rzoekm-
gen niet te bepalen tot het opteekenen
van bijzonderheden omtrent de loite-
lifigen, zij kan dteze uitstrekken ook
tot de in dienst zijnde soldaiten. Daar
toe zou men aan ieder departement
van oorlo geen contraal-bure.au in heft,
leven moeten roepen en dit belasten
niet de verzameling en bewerking dier
verkregen uitkomsten.
De lieer Livi heeft zelf onderzoekin
gen ingesteld bij 256,166 Italiaansche
soldaten Van al dleze personen heeft
hiï d«e lengte van hetlichaam en die
breedte van d'e borstkas gemeten en
dé uitkomsten meeged'eeM met onder
scheiding naar de vroegere beroepen.
Uit het staaltje, dat hij daarvan heeft
opgemaakt., blijkt alwedér d!at de stu
denten het langst zijn 1.669 M„ daar
op volgen in het staatje van dén heer
Livi dé slagers 1.657 M. ,de timmerlie
den 1.651 M de smeden 1.650 M.. ter
wijl achteraan komen die kleermakers
1.645 M.. de voerlieden 1.644 M., de
boeren 1.643 M. en de barbiers 1.643 M.
Wat den omvang dér borstkas betreft
komen in dé eerste gelederen van de
hier genoemden d'e voerlieden, 87.6
c.M de boeren 87.5 cM. en de slagers
87,2 c.M,. terwijl beneden het gemid
delde komen de timmerlieden 86.6, de
smeden 86.5, dé studenten 86.3. de bar
biers 85.7 en de kleermakers 85.6 c.M.
Van Tennyson.
De beroemde Engelsche diichter lord
Tennyson leefde altijd zeer terugge
trokken en was zeer schuw. Eens kreeg
hij een bezoek van mt'ss Sanderson,
met wie hij zich in den tuin onder
hield. Eensklaps verbaasdle hij d'e
schoone actrice door zich zonder eenig
excuus om te keeren en van haar weg
te loopen. Wat was er gebeurd?? Hij
had gezien, dat een vreemde kinder
meid door de heg gluurde, en dat was
hem te veel.
Allerlei, waarschijnlijk mih of meer
verdichte verhalen doen de ronde over
de wij zé, waarop hij bezoekers trachtte
ite ontkomen én zich verborgen te hou
den. Verschillende lieden, meest Ame
rikanen. lagen urenlang op den uit
kijk, om hem maar even te zien. Do
bedienden haddén. de opdracht om, als
zij zulke personen zagen, den dichter
dadelijk te waarschuwen. IIij kw;
zeer spoedig tot de ontdekking, dat de
meesten der onwelkome bezoekers vol-
komen tevreden waren .als zij hem
sléchts in dén tuin zagen wan dolen.
Daarom verkleedde hij één zijner ar
beiders van tiidl tot tijd in dén histori.
schen, slappen hoed on flu weed en jas.
De man moest in zoo droomerig moge.
lijke, houding in dén tuin wandelen
en do bezoekers beschouwden die wan
delende figuur met den grootsten eer
bied.
Eens had Tennyson een nieuwen
jongen aangenomen, die zeer achter
dochtig was en van de koninklijke fa.
mille niets wist. De prins van W
kwam juist in dien tijd' van Osborne
over .om den dichter een bezoek
brengen. Hij kwam tot dén ingang
van het huis, hetgeen op zichzelf geen
gemakkelijk werk was, en klopte aan
die deur. De jongen zeide, dat mijn
heer niet thuis was. De prins begreep
dat dit het. antwoord was, dat dé jon
gen aan alle bezoekers te geven had,
en zeide: Wilt gij zoo goed' zijn hem
te zeggen, dat die prins van Wales hem
wen&chf te spreken?
De jongen keek den prins met eem
blik aan. waaruit men kon lozen: .,Ii
ken dat" en zeid'e toen: Walker!'
destijds een stopwoord, waarmede men
lieden beantwoordde, die mem ver
dacht van iemand voor dien gek te hou
den Dit brutale antwoord amuseerde
dén prins uitermate, maar de
jongen zou d'e' deur zeker voor 's prin
sen neus hebben toegeworpen,
Tennyson zelf die naar het gesprek
geluisterd had. niet was komen aam.
loopen. om dén prins te verwelkome®.
Tennyson was een evengoed boter.
bereider als dichter, en zijn boter e®
room waren over het geheele eiland
zóó bekend, dat. dé vraag steeds groo-
ter was dan liet aanbod.
In zijn vroegere dagen was Tenny
son een echte Bohémien en bekend
door zijn excentrieke kleeding
breedgeranden hoed. Ofschoon zeer
matig ,was hij een getrouw bezoeker
van die herbergen in Fleet Street, e»
vooral van dé Cheshire Cheese, waar
aan d'e meeste letterkundige herinne-
ringe verbonden zijn. Hii dlineerdé ge
regeld in de Cock Tavern. Hij had een
getrouw vriend in een groote meer
schuimen pijp en rookte altijd) da
zwaarste tabak. Maar in latere jaren
heeft hij Fleet Street niet meer be
zocht.
Tennyson had twee zoons. Eén
daarvan, Lionel, stierf op dé'terugreis
van Indië en zijn wediuwe is thans de
echtgenoote van dén heer Augustine
Birrell, lid) van het Parlement en dén
bekenden schrijver van ..Obiter Dic
ta". De andere zoon, Hallani, zoo ge
noemd' naar Tennyson's ouden vriend
Arthur Hallani ,dlié zooveel invloed! op
zijn arbeid oefende, was in dé laatste
jaren zijn getrouwe helper. Mevrouw
Hallam Tennyson bestuurde feitelijk
die boterbereiding te Free waiter.
De oplossing van ons vorig prijs
raadsel was:
Na loting is de prijs ten deel geval
len aan M. v. Halst, Drossestraat 14
Voor deze week geven wij het vol
gende' prijsraadsel
Hij, die in ledigheid.
Bij spijs en dank en slaap den kost'-
bren tijd verslijt.
Hem noemt men het geheel, en 't e<
ste van de Teden,
Het tweede intusschen geeft
Een rijken overvloed aan al wat 'adem
heeft,
Van nooddruft en genoeglijkheden.
Als prijs loven wij uit
EEN ZAKSCHAARTJE.
Papa Hoe komt die groote inktvlek
op je cahier?
Pietje Er zit een negerjongen na«,
mij op school, en die heeft uit zijn
neus gebloed.
Ge zijt niet wijs, Checco. Ga
heen, als ge zulke dingen nog een
maal zegt, dan spreek ik nooit, nooit
meer met je.
Toen greep hij haar eensklaps bij
de hand', (trok haar naar zich toe en
fluisterde vurig en hartstochtelijk:
Ge moet de mijne worden, Car-
mela.
Laat mij los...
Bij aLle heiligen in den hemel.
De mijne zijt gij en de mijne blijft
gij-
Zij trachtte zich los te maken, en
toen ze eindelijk die hand vrij had:,
gaf zij hem onverhoeds een klinken
de oorvijg.
Wilt gij mij loslatten, Checco?
vroeg zij toornig.
Carmela, smeekte hij half schrei
end! met bevende stem.
Ik houd veel van u, Checco,
meer dan van alle jongens in Posita-
no, ja van allen. Maar als ge weer
zulke dwaasheden uithaalt, dan zult
ge zien, wat er gebeurt.
Hij had haar nu weer losgelaten,
alleen haar hand hieldi hij nog vast,
alsof hij bang was, dat zij hem in de
duisternis zou ontsnappen. Het
maakte een koddigen indruk, zooals
het kleine, kranige meisje den groo-
ten jongen tiranniseerde.
Carmela, zeide hij nogmaals,
waarom wilt ge mij niet Krouwen, als
ge veel van mij houdt?
Omdat gij niets hebt, antwoord
de zij kortaf.
Ik heb zooveel als we noodig
hebben.
Zoo, denkt ge misschien dat ik
te Positano wil blijven tot ik witte
haren heb en geen tand meer in der-
mond'? Dan vergist gij u zeer. Ik
wedt heel goed, hoe het in de wereld
toegaat. Ik trouw geen visscher in
Positano, waar iemand dé dag wel
eens zoo lang valt als ergens anders
Ik wil naar Sorento, naaf Napels,
naar... kortom, waar heft mooi is,
mooier dan hier. Waarom gaat ge
niet naar Napels om geld te verdie
nen? Waarom blijft ge lui en suffe
rig jaar in jaar uit in dit ellendige
Po siftan o hangen, waar niets te ver
dienen is? Als gij geld hebt, trouw ik
met u, Checco, anders niet.
Men zag het deze zeventienjarige
wijsheid aan, dat zij zich op haar
kennis van wereld en menschen veel
liét voorstaan. Zij was er trotsch op
en het kleine mondje roerde zich met
zekere zelfbewuste beslistheid. Mis
schien had zij wel eens gehoord dat
deze of gene veel geld had verdiend
en nu meende zij dat dit heel gemak
kelijk ging. Men behoefde slechjts te
willen. Dat de weg naar die fortuin
over klippen en afgronden voert, die
zoovelen ten gronde doen gaan, daar
van had zij volstrekt geen vermoe
den.
Checco werd nadenkend.
En gij wilt wachtten, Carmela,
tot ik terug kom om u te halen? vroeg
hij eindelijk na een poos.
Ja, antwoordde zij haastig en
losweg.
Checco zag haar in hét fijne fris-
sche gezichtje, waarin de donker
overschaduwde oogen zoo verleidelijk
en veelbelovend schitterden. Hij wil
de trachten den kostbaren prijs ie
winnen. Beiden hadden melt de
meeste Italianen de luchthartigheid
gemeen, waarmee zij het doel in het
oog vatlten, zonder eenigszins na te
denken over de middelen en wegen die
noodig zijn om het te bereiken, of
zich rekenschap te geven van de be
zwaren, die er aan verbonden zijn.
Evenals kinderen,' die hun handjes
uitsteken naar de sterren, zoo stton-
den ook Checco en Carmela onder
den betooverenden invloed hunner
wenschen, die zoo vurig en zoo groot
waren,dat zij zich aan zelfverblinding
schuldig maakten omtrent de moge
lijkheid der vervulling.
Driftig greep Checco tóen het meis
je weer bij de schouders.
Ik verlaat mij op u, Carmela,
fluisterde hij haar haastig in het oor.
Hoort ge? Ik ga heen en kom terug,
om je te halen, zoodra ik rijk ben.
Je blijft mij trouw, Carmela, niet
waar? En gij zult mij eeuwig, eeuwig
beminnen.
Laat mij toch los, Checco. Zijt
ge dol? Laat me los, zeide zij weer,
maar veel zachter en meer gelaten
dan zooeven, toen zij liem een klap
had' gegeven. Ik blijf u trouw, maar
ge rooogtfc niet lang wegblijven. Hoort
ge?
En ge wilt niets meer te dóen
hebben met Luigi, niet waar Carme
la?
Oef, riep zij speelsch, alsof zij
dreigde te stikken, maar laait mij nu
los, of ik geef je nog weer een klap.
Ga nu naar huis, Checco. We ziein
elkaar nog wel eer je weggaat. Ga.
ga nu. Checco, Goeden nacht.
Carmela.. begon hij opnieuw,
maar zij ontglipte behendig zijn arm
en vloog het huis in.
IV.
Het geslacht der hertogen dei Ti-
baldi behoorde tot den oudsten en
besten adél van Zuid-Italië, en het
•stamslot op de hoogte van Positano
maakte bij den eersten aanblik dén
indruk van een middeleeuwsche feu
dale slterkte. De grauwe, verweerde
kolossale muren herinnerden aan
den strijd tegen zeeroovers in vroe
gere eeuwen, Itoen de adel het zich
tot taak had gesteld, de kustbewo
ners en hun have tegen de roofzuch
tige invallen van vreemde half bar-
baarsche volken te beschermen. Maar
reeds de vader van den tegenwoordi-
gen hertog Cesare, hertog Massimili-
•ano dei Tibaldi had melt veel kosten
het inwendige van het kasteel vol
gens dé behoeften en eischen van
den tegenwoordligen tijd ingericht,
en met moderne meubelen en kunst
schatten versierd, en ook hertog Ce
sare had van den vooruitgang der be
schaving partij getrokken, om zijn
voorvaderlijk kasteel volgens de he-
dendaagschje begrippen bewoonbaar
en gezellig ite maken.
En zoo vond men binnen deze grau
we, sombere muren, zonnige vroolij-
ke en vriendelijke vertrekken, waar-
kunstvoortbrengselen van de beste
Duitsche en Italiaansche fabrieken
waren bijeengebracht. Een der pret
tigste vertrekken was een torenkamer
op het zuiden, waarin gewoonlijk de
eenige dochter van hertog Cesare,
hertogin Cesina, verblijf hield —niet
alleen vanwege het prachtige uitzicht
dat het bood over zee en land' over de
kusten van dé geheele golf von Saler
no (tot aan de schilderachtige melan
cholieke puinhoopen van dén tempel
van Paestum diep in de laagte.
De jonge dame, die een zorgvuldige
opvoeding had genoten, dlweepte met
de nalfcuur en inzonderheid' met hel
Italiaansche landschap.
(Wordt vervolgd.)