De deserteur.
Van alle tijden.
Voor alle tijden.
ALLERLEI.
Uit de Moppentrommel
Prijsraadsel.
steden en dorpen onder hem weggleden,
begon hij duizelig te worden en omklem
de krampachtig de spits zijner pijp.
Voort ging 't, immer verder, immer hoo-
ger. Nu kwamen ze aan een wolkenlaag,
't waren naar den reuk te oordeelen ta
bakswolken.
„Wij hebben dra ons doel bereikt," zei
de elfe, „houd moed". Dan drong ze door
den rook heen, zoodat onze avonturier
meende te stikken. Sidderend en bevend
sloot hij de oogen.
„Halt", riep zijn geleidster en als een
gedreseserd paard hield de tabakspijp
met haar berijder stil.
De arme jongen opende de oogen. Voor
hem zat op een reusachtige tabaksrol
koning Kanaster. Zijn gelaat was bruin
als doorrookt meerschuim, geel was zijn
mantel, op het hoofd droeg hij een kroon
van karbonkelsteenen, en tusschen de
lippen hield hij een geweldige tabaks
pijp, die gloeide als een hoogoven.
„Wees gegroet," sprak de koning, ,,u
wacht een groote onderscheiding, ik heb
u tot mijn pijpenstopper verkoren".
Dit zeggende pakte hij den bevenden
knaap aan zijne krullen en hield hem
boven zijne dampende pijp. De jongen
wilde schreeuwen, doch rook en hitte
sloten hem den mond: hij meende, dat
zijn laatste uur daar was Eensklaps
nochtans drong de heerlijke geur van
pas gebrande koffie tot hem door.
Ook Zijne Majesteit scheen die geur
waar te nemen.
„Daar is de fee Mokka! mijne vijan
din!" mompelde hij wrevelig.
Het blauwige wolkje, aat den verkwik-
kenden geur verspreidde, kwam nader en
een knappe donker gekieede vrouw met
zachte oogen trad te voorschijn. In de
hand droeg ze een groote zilveren kof
fielepel.
„Laat los!" riep de goede fee. „Laat
los wreede koning. Uw slachtoffer staat
onder mijne bescherming."
Zij raakte met de zilveren lepel 's ko-
nings arm aan, zoodat deze zijn vuist,
die nog steeds den jeugdigen rooker om
kneld hield, losliet en deze halsoverkop
in de duizelingwekkende diepte neer
stortte.
Door den val tot bezinning gekomen,
bemerkte hij op dezelfde plaats aange
land te zijn, vanwaar hij met de fee Ni-
cotiana opgestegen was.
Rondkijkende bespeurde hij, dat hij on
der de tafel lag, waaraan hij een kwar
tier geleden had zitten dampen, naast
hem lag zijne gebroken pijp. Hij kroop
onder de tafel uit en richtte zich
Moeizaam sleepte hij zich voort naar
den naasten boom en leunde mei het
hoofd tegen den stam.
Op den drempel der herberg echter
verscheen de waardin met eene dampen
de kom in de hand.
„Hier jongeheer," sprak ze goedi,
heb een sterk kop koffie gezet, ik had
wel voorzien, dat het zoo zou afloopen".
En liefderijk goot ze hem den heilza-
men zwarten drank tusschen de bleeke
lippen.
X. IJ. Z.
Werda? riep een ruwe stem.
De jager hoorde het woord niet. Met
rassche sprongen zocht hij dekking ach
ter een boom, greep zijn geweer van den
schouder en legde aan.
Weg met dat geweer, of ik schiet,
klonk de onbekende stem nu dreigend.
Eindelijk hoorde de jager de waarschu
wing: hij keek rond en liet het geweer
zakken. Een oogenblik later werd in zijn
nabijheid gefluisterd:
Dat is hij niet, dat is hij niet, dat is
de jager van den graaf.
Twee donkere ge-stalten doken plotse
ling uit het bosch te voorschijn: de bri
gadier der maréchaussees Simon, verge
zeld van twee veldwachters.
Wat is dat nu voor gekheid? lachte
de jager. Meent gij, dat ik voor schijf wil
dienen voor uw proeven in de schiet-
kunst? Wat komt ge hier samen zoeken?
Volstrekt geen kwaad, mijnheer Ber-
ton, stamelde de commandant, kuchend,
maar maar, als het zoo duister is, kan
mén zich licht in den persoon vergissen.
Zijn stem werd hoe langer hoe zachter.
Ten slotte vroeg hij den jager den weg
naar het hooge plateau op den Hellen-
berg, dat grensde aan den Helbeekaf-
grond.
Ik denk wel dat het pad begaanbaar
is, antwoordde de jager, maar als ik
vragen mag, wat wilt gij ..eigenlijk bij
den grenspas doen? Zijt gij een smokke
laar op het spoor?
O! jammerde Simon, ik zou liever een
geheele smokkelaarsbende najagen, dan
den man dien wij daar zoeken moeten!
Wat hebt gij dan aan de hand?
Wij maken jacht op Ferdinand Fink,
onzen dorpsgenoot, die van zijn regi
ment gedeserteerd is en op wien boven
dien een vreeselijke verdenking van
moord rust!
Ferdel mijn kameraad en hij
gedeserteerd, riep de jager verschrikt
kan niet waar zijn.
En toch is de zaak niet anders, ging
Simon voort, reeds wilde hij uitvoerig
verslag doen, toen een schel gefluit van
zijn makker hem tot spoed aanzette.
De jager hoorde niet meer dat de po
litieman afscheid van hem nam. Hij
stond in gepeins verzonken voor zich uit
te staren. Toen hij eindelijk opschrikte
met een vraag op de lippen, zag hij dat
hij alleen was.
Hij stiet den bergstok in het mos en
ging op een boomstam zitten.
Ferdel... en gedeserteerd! Ik kan het
niet begrijpen. En dan hij onder ver
denking van moord?!
Ben ik hier terecht bij boer George
Fink, vroeg de postbode.
Ja, die woont hier, zeide de boer.
Hier heb ik een brief met expresse
bestelling voor u en het kost één gulden
tachtig voor directe bezorging.
Dat. is toch wel een beetje te veel!
bromde George, die met bevende han
den den brief aannam.
Nu, mij dunkt, dat het weinig ge
noeg is, voor een afstand van drie uur
van het station naar hier.
George tastte in den zak en gaf den
man zijn geld. Haastig ging hij in huis
en hij kon de eerste regels nauwelijks
doorgelezen hebben, toen zijn gelaat
doodsbleek werd en zijn hand naar een
steunpunt zocht.
Weder begon hij te lezen: als je de
zen brief ontvangt, zal ik waarschijnlijk
niet meer in leven zijn. Ik ben op de
vlucht om zoo spoedig mogelijk de grens
te bereiken. In een vlaag van drift gaf ik
kapitein Von Grawert een slag met mijn
sabel, die den kwelgeest den schedel ver
pletterde
O God! Hoe kan zoo iets gebeuren?
hijgde de boer. De handen tot vuisten ge
bald, zonken op tafel neer en snikkend
verborg hij het gelaat in beide armen.
Mijn arme broeder, ongelukkige
dTifikop! De volgende week was zijn
diensttijd ten einde, dan zou men hem
hier op den Crayenhof feestelijk ontvan
gen en nu
Baas!
Wat wilt ge? riep George met hee-
jsche stem en hij staarde met verglaasde
oogen de verschrikte boerenmeid aan.
Haastig verborg George den noodlotti- i
gen brief.
Ik wilde de tafel dekken het
avondeten is klaar.
Zoo zoo! stamelde boer George
ja goed zorg maar dat de
kinderen wat te eten krijgen.
Buiten klonk de snelle hoefslag van
een paard.
Boer George keek op met een angstig
voorgevoel. De hofhond sloeg aan. Een
vreemde, zachte stem vermaande den,
hond het luide geblaf veranderde in
een geknor van vreugde.
Daar knarste die kliink van die deur
dtoch van binnen was die grendel
voorgeschove.n. maar onder den krach-
tigen druk bezweek het. ijzer en in het
doffe schijnsel van de walmende lan
taarn verscheen Ferdinand bloots
hoofds. doodsbleek gelaat, van de sol-
datankleeren, die zijn anders zoo
slanke, krachtige gestalte omhulden,
hingen de' flarden neer en ond'er de ge
scheurde jas kwam de borst door het,
opengereten hemd...
George stamelde die jonge man
en strekte die handen uit naar boer
George die snikkend naar hem toe-
wankelde.
Ferdel, arme broer wat een
ongeluk.
Zij klemden elkaar in die armen.
Eindelijk richtte George zich weer op
Kom. kom nu! Ferdel! kwam het
haastig over zijn lippen.
In den keuken vangden |Sultan.
Voor de derde maal dreunden vuist
slagen op de voordeur.
Krachtig richtte George zich op en
ging naar de deur.
Wie is daar en wat wil men van
mij zoo midden in den nacht'?
Een vreemde scherpklinkende stem
antwoordde:
George Fink, in naam der wet
open de deur!
Kalm schoof de boer de grendels
weg. alsof er niets was voorgevallen:
de eerste schok van de gewetldlige ont-
roering was voorbij nu hij Ferdinand,
voorzien van geld, kleeren en mondhe-
hoef ten. reeds over de grenzen waan
de.
De deur is open... rnaar vóór gij
een voet over den drempel zet, wil ik
weten, wat dit alles te beduiden heeft
en wat heeft een gendarme midden in
den nacht in mijn huis te zoeken?
Wij hebben geen tijd te verliezen.
George Flink, in naam der wet eisch
ik van u. mij op te geven, wat gij
weet van de tegenwoordige verblijf
plaats van den onderofficier Ferdi
nand Flink, die twee dagen geleden
kapitein Von Grawert heeft doodge
slagen...
Boer George keek den politiedienaar
met diepe verachting aan en zeide
schouderophalend: Doorzoekt het
huis. gij zult niet. veel wijzer worden.
Stil en donker lag de nacht over het
dorp, slechts enkele bergtoppen ver
hieven zich met een mat. vaal licht uit
het omringende donker.
Zacht ruischemd trok een koele wind
over de d/onkere hellingen en suisde
oort door dte spaarzaam met loof be
dekte boomen van het park, dat zich
in de richting van het dal uitstrekte.
De jager verliet weder zijn jacht
huis nog in somher gepeins over de
verpletterende tijding die men hem
den vorigen dag van zijn vriend der
jeugd. Ferdel. gebracht had.
Rondom ontwaakte langzaam die
geheele natuur in het daglicht. Een
rood schijnsel kleurde dien hemel en
stroomde over het bergwoud1, om dan
weder te verbleeken voor de helder
lichte stralen die in het Oosten uit
het firmament te voorschijn kwam,
zag er uit. alsof hij een reuzenkroon
droeg van witgloeiend erts.
In onbeschrijfelijke schoonheid
speelde het licht tusschen de twijgen
der boomen door over het mos, waar
aan helder dauwdroppls als paarlen
glinsterden.
Dan klonk plotseling van een ver
wijderde rotshoogte een dof gebrom
en gekraak. De jager sprong op, daar
boven moest over een der steile hellin
gen een sneeuw- of steenlawine neer
gestort zijn. Waardoor kon dte losge
raakt zijn? Een vluchtende gems... of
Bedacht hij ineens of het soms zijn
opgejaagde vriend Ferdlel kon zijn?
■Haastig bracht hij zijn verrekijker
Machtig 'is die pad'isjah en groot is j Abdul Hamid
het Ottomaansche rijk, maar machtMen hoore slechts, welke voorzorgs-
en een groot aantal lijfwachten en die- iniae/ireigellcöi bijvoorbeeld noodzake
naren zijn niet voldoende, om het le
ven van de sultan van Turkije te be
schermen tegen zijn vijanden die ve
len zijn en tot in zijn naaste omgeving
huizen. In stagen angst voor zijn leven
heerscht dfe Turksche sultan. Het is
niet overdreven te beweren, dat e<en
eenvoudige werkman, die een zwaren gebracht, en daar door den chef-kok
strijd om het bestaan te strijden heeft, achtereenvolgens geproefd. Dan wor-
in aangenamer condities verkeert dan dien de schotels voor hoogwaardigheids
lijk zijn bij de bereiding van de spijzen
voor 's heerschers tafel. De gerechten
worden, zooals op de plaat, die de.
keuken van Yildiz Kiosk, het paleis
van den sultan voorstelt, te' zien is,
tusschen een dubbel gelid van lijf
wachten. naar dein palaiscommandant
bekleeders met een lang lint omwon
den en iedere schotel wordt, afzonder
lijk met een aantal zegels gesloten. De
uiteinden van de linten houdt de pa
leiscommandant in handen. De spijzen
voor den sultan worden tusschen sol
daten met die sabel m de vuist opge
dragen. Dan worden in tegenwoordig
heid' van den sultan de zegels afgeno
men, dei spijzen nogmaals geproefd
dooi- den paleiiscommandant en dan
eerst is voldóende bewezen, diat zij
niet vergiftigd zijn.
aan het oog en richtte hem op het
zwarte beweeglijke punt, dat hij op
de gespleten rots daar boven had
waargenomen.
Ja, groote Goddat is Ferdel
waarom houdt hij zich in hemelsnaam
niet schuil 1 Men zit hem waarschijn
lijk op de hielen.
Met bevende hand haalde de jager
uit zijn zak een stukje berkenbast te
voorschijn, hij bracht het aan den
mond, een scherp geluid weerklonk.
Driemaal herhaalde hij dit waarschu-
wingsteeken.
ipeens zag de jageT. dat Ferdel
bleef staan in de richting van het dal
hij stormde, op gevaar af den nek te bre
ken op het rotsachtige bergpad.
De jager kon hat niet langer aanzien
en ijlde den jongen man onder het uit
gillen van zijn naam tegemoet. Hij
wrong zich tusschen rotsblokken door.
strompelde over losse steenen en snel
de voort naar den Helbeek-afgrond.
Het donderend geraas van het water
dat naast hem door een onpeilbare
diepte voorfbruischte, en schuimend
tegen de wanden opspatte, maakte elk
geluid onhoorbaar. Men behoefde het
vaste oog van den jager, die van geen
duizeling wist», en diens zekeren voet,
om met zooveel snelheid voort te ijlen.
Er was nergens een brug over deze
bodemlooze diepte, waarin de melk
witte branding kookte. Nog verder ver
dween de Stroom met dof gebrom ge
heel onder de neerhangende rotsen.
Overal steeg een ijzige kou uit den af
rond, een dunne nevel zweefde er
overheen.
Nog eenige minuten klimmen, dan
moest de jager de onbenkende schuil
plaats bereiken. Daar stond hij reeds
op de open steenachtige vlakte toen
bleef hij eensklaps als aan den grond
vastgenageld staan.
Aan den anderen kant van den af
grond zag hij den brigadier Simon met
het geweer in de hand. loerende achter
een steenblok, hij richtte zich haastig
op, want in het kreupelhout daarginds
klonk het geluid van rollende steenen
en brekende takken.
Hal'tklonk een luide stem.
De takken werden terzijde geschoven
en gelijk een stuk wild, dat door de
honden achtervolgd werd, verscheen
Ferdel, wankelend, hijgend. Een
oogenblik bleef hij staan, om adem te
scheppen, dan wilde hij verder het dal
in vluchten, maar daar sprong Simon
uüt zijn schuilhoek te voorschijn en
versperde hem den weg.
In naam der wet, geef u over,
Ferdinand Fink, er i9 geen uitweg
meer voor u
Ferdel deinsde terug, staarde met
woeste oogen om zich heen en vloog
met een schreeuw van vertwijfeling
naar den rand van den Helbeekaf-
grond. Op dit oogenblik ontwaakte de
jager aan den anderen kant van den
afgrond uit zijn verstomming en gilde
Ferdel, om GodswilDaar komt
nog geen hert over
De waarschuwting kwam te laat
Reed's had de vluchteling den vreese-
lijken sprong gewaagd, hij bereikte
met de voeten den anderen kant, doch
machteloos bogen zich zijne knieën en
het lichaam verdween, voordat de ja.
ger het had kunnen grijpen
O Godmijn broeder George, was
de laatste gillende uitroep van den
ongelukkigen Ferdel.
Een doffe, dreunende slag, het ach
terna rollen van eenige steenen en in
de diepte was nog slechts het bruisen
van den stroom te hooren.
Uit 'is het, stamelde de jager.
God moge zijn ziel genadig zijn
Hij hief de hand op, bracht die aan
het bleeke gelaat en zonk neer op de
knieën.
De Liefde was de oorsprong aller din
gen en in de Liefde zullen alle dingen
hun hoogste volmaking vinden. De eer
ste ideale band tusschen man en vrouw
was gelegd door de Liefde, vastgesnoerd
door de Liefde, gesterkt door de Liefde;
en door dien heiligen invloed moest het
menschdom worden opgevoerd tot de
volle openbaring der Goddelijke Liefde.
Voor ieder echtpaar komt er wel een
gewichtig oogenblik in het leven, dat zij
een geheimzinnige stem hooren fluiste
ren, die hen waarschuwt hun ideaal hoo-
ger te stellen en buiten de grenzen van
het dagelijksch leven iets schooners, ede-
Iers en standvastigers te zoeken, dan
sterfelijke oogen ooit zagen. En geen
ziel heeft dien straal van het onzienlijke
en onbereikbare gevoeld, of ze is daar
door gesterkt geworden tot den strijd te
gen het kwade, en getrouwer in de ver
vulling der naastbijliggende plichten.
Mrs. Frances Swiney.
Door alle eeuwen was de moeder de
onderhoudster, de verzorgster, de leer
meesteres der menschheid. De hare is in
derdaad de gewichtigste rol geweest, ge
speeld op het schouwtooneel der geschie
denis van het menschdom; de waakster
over de wieg heeft steeds, onbewust en
vaak onwetend, den vooruitgang der we
reld bestuurd, of dien in onwetendheid
eeuwen lang vertraagd. De Moeder, dat
wil zeggen het Tehuis; dit woord noemt
den kern, waaromheen zich het begin
van het maatschappelijk leven, de gezel
ligheid van den haard, de eerste vreugde
en genoegens der jeugd, het opgroeien
van zedelijke en groote kracht, groepee-
ren. De moeder is de aanbrengster der
beschaving geweest, zij heeft 't mensch
dom uit den toestand der mildheid tot
verlichting, uit barbaarschheid tot hoo-
ger leven opgevoerd.
Mrs. Frances Swiney.
Amerika.
De oudste kaart met den naam „Ame
rika" uit het jaar 1507, de „wereldkaart"
van den Duitscben cosmograaf Martin
Waldseemüller, of naar hij zichzelf
noemt, Hacomilus, is onlangs gevonden.
Waldseemüller, van wien in de meeste
kringen slechts het feit bekend is, dat
hij het eerst voorstelde de nieuwe we
reld naar den vermoedelijken eersten ont
dekker Americus Vespucius den naam
„Amerika" te geven, die echter ook op
het gebied van kaarten-maken als baan
breker heeft gewerkt, maakte drie groo
te kaarten: De wereldkaart van 1507, de
Carta itmeraria Europae, en de Carta Ma
rina. Van al deze kaarten bestonden tot
nu slechts beschrijvingen en copieën.
Voor een paar jaar heeft nu prof. dr. R.
v. Wieser de „Carta itineraria" ontdekt,
en nu heeft prof. dr. Fischer in Feld-
kirseh ook de beide andere kaarten ge
vonden, en wel in de bibliotheek van
vorst Waldburg op slot Wolfegg in Wur-
temberg.
Beide kaarten zijn van belang voor
de geschiedenis der landkaarten, vooral
de kaarten van 1507, omdat de niéuwe
transatlantische ontdekkingen daarop
voorkomen, Dit is de oudste gedrukte
kaart, waar deze op staan en ook de eer
ste waarop de nieuwe wereld Amerika
genoemd wordt. Beide kaarten zijn hout-
sneedrukken.
Elk der twee bestaat uit 12 folio bladen
die aan elkaar passen. Aan den bin
nenkant is het bekende „ex libris" van
Johannes Schöner opgeplakt. Hem be
hoorden dus de beide ^femplaren.
Na zoo lang verborgen geweest te zijn,
zullen er nu getrouwe facsimile-repro
ducties van gemaakt worden, waarna ze
weer door de swaeerenden gebruikt kun
nen worden.
Vorst Waldburg Wolfegg heeft zijn
toestemming voor het publiceeren reeds
gegeven.
in den bond der deugd der „Arcadische
Gezelschap Philandria" opgenomen te
worden.
Een buitengewoon beminnelijke open
baring bieden de brieven aan, die hij als
jong student te Leipzig aan zijn zuster
Cornelia schreef en waarin hij, terwijl
hij zich meermalen van de Frafrtche en
de Engelsche taal bedient, de geestelij
ke ontwikkeling van haar leidt. De cor
respondentie met en over Këthe Schön-
kopf is een hoogst opmerkingswaardige
zielenschil'rterij, gemengd met bekoorlij
ken humor, sierlijke verliefdheid en de
flikkerende onrust van een jongelings
ziel. Verder bevat het eerste deel de ei
genaardige correspondentie met Charlot
te Buff en haar bruidegom Kestner, die
later haar man werd. Door doeltreffende
opmerkingen brengt de uitgever de brie
ven in samenhang met de bekende bio
grafische feiten.
Hef boom-kur ketrekker.
Het aantal werktuigjies van dage
lijksch gebruik is weer meit een nieu
we. verbeterde uitgaaf vermeerderd:
een kurketrekker, als op het plaatje
is afgebeeld en waarhij die hefboom-
eigenschappen zijn toegepast.
Zooals men ziet. zit die trekking aan
den eigenlijken kurketrekker vast dioor
middel van een reeks stevige stalen
staafjes, die over elkaar zijn gevou-
wien. Als men aan dien ring trekt, om
een kurk uit te haden. gaan d'e staaf
jes uit elkaar op de wijze als bij dat
kindrfRspeelïgioed', waarbij soldaatjes
op beweegbare voetstukjes zijn beves.
tigdl. Door de werking dier staafjes, die
een reeks hefboompjes vormen, wordt
de op dien trekleer uitgeoefende kracht
vertienvoudigd, zoodiat een kind met
dezen kurketrekker gemakkelijk een.
flesch kan openmaken.
KAZERNEBLOEMPJE
Sergeant (tot een recrmit. die eene ge
commandeerde oefening onuitgevoerd
laat). Zeg 'reis daar. mijnheer, jij
beschouwt je zeker als de stille ven
noot bij onze compagnie.
Scheiding goed in het midden,,
hoor!
Waar moet dat vijfde haartje, me
neer? Rechts of links?
NIEUWE UITDRUKKING.
Emi'le. Waarheen is je huwelijks-
reisje geweest, Hortense?
Hortense. O, we zijn 'n beetje door
Zwitserland en Tirol getunneld.
A. Waarom masseert juffrouw
Co mei ie zich in het gezicht?
B. Zij heeft chronische tandpijn!
A. Dan moet zij dien zieken tand
laten trekken!
B. Ja maar, 't is de tand1 des tij dis.
ENFANT TERRIBLE.
Bezoekster. Wat lieve kinderen
en zoo beleefd!
Heer des huizes. Ja, mijne kinde
ren ontvangen van mijn vrouw 'n uit
stekende opvoeding.
Kleine Mien. U niet minden', papa!
Oude juffrouw. Neem mij niet
kwalijk, mijnheer, dat ik u mijn rug
moet toedraaien.
Heer. O, volstrekt niet zeer
aangenaam!
Brieven van Goethe.
De uitgever Otto Eisner te Berlijn heeft
een groot werk ondernomen. Philips
Stein wil in acht deelen de gezamenlijke
brieven van Goethe publiceeren. Deze
brieven zijn, naar bekend is, eerst na
den dood van den laatsten kleinzoon van
Goethe voor het publiek toegankelijk ge
worden en zullen in de groote, zooge
naamde „Sophie-uitgaaf" van de werken
van Goethe worden gepubliceerd. Daar
echter deze uitgave niet voor uitgebreide
kringen toegankelijk zal zijn, moet men
het zeer toejuichen, als zij op een an
dere manier op de boekenmarkt zal ko
men.
Goethe's brieven maken het beeld, dat
wij uit zijn kunstenaarsuitingen en uit
de mededeelingen van zijn biografen
hebben gekregen, volledig, op gewichtige
wijze, daar zij ons onmiddellijk in de na
bijheid van den mensch Goethe brengen.
Dat openbaart zich reeds zeer duidelijk
in het pas uitgekomen eerste deel, dat
de brieven van den „jongen Goethe" be
vat. De eerste van deze brieven., die ook
in handschrift wordt medegedeeld, is van
Goethe toen hij nog geen 15 jaar was,
toen hij in stijven, ceremonieelen toon
aan den 17jarigen Von Bar schreef, om
De oplossing van ons vorig Prijs
raadsel is:
HOEDENMAKER.
De prijs is gewonnen door mej.
ROSA WEILL, Gr. Houtstraat 48.
Ons nieuwe Prijsraadsel luidt als
volgt:
Mijn geheel bestaat uit 28 leftlters en
is de naam van eene gemeente in de
omstreken van Haarlem.
D© meeste menschen hooren gaar
ne schoone 5, 12, 15, 27, 6, 22, 9, 23.
18, 19, 2 3, 10, 17, 28 is een water.
's Zomers is het in 'tt 24, 25, 26, 14
heerlijk koel.
8, 20, 21, 18 is een rivier.
In ons land is veel 1, 16, 12, 14, 9.
4 gelijk 10.
7 gelijk 8.
13 gelijk 28.
11 gelijk 5.
Oplossingen worden ingewacht tot
Woensdag a.s.
Als prijs loven wij uit
EEN KOP EN SCHOTEL.