De Ster Yffltot Zuiden Tweede Blad, Congres Middenstand. worden gezocht aan gene zijde van de grens, waar men dat slechte vleesch weet te verwerken met wat chemische stoffen en kleurseltjes tot iets. dat eet- baar heet. althans verkoopbaar lijkt. Maardit alles neemt het feit niet weg. dat de beschuldiging van den Groninger in de ,,Kölnische" nog on weersproken' -is gebleven en dus uit Groningen bedorven vleesch wordt uitgevoerd. Dit kan onzen handel schaden, zei den wij. Let men bijv. slechts op de hoeveel- helid, welke uitgevoerd wordt naar Duitschland, een hoeveelheid, die reeds afneemt in de laatste jaren,dan ligt het voor de. hand, dalt dit enorme cijfer niet alleen van bediorven vleesch kan komen, maai- voor het meeren- deel toch wel goed vleesch zal zijn. De uitvoer van Nederland naax Duitschland bedroeg aan rund- en kalfsvleesch in 1899 7.123.500 kg.; in 1900 6.226.100 kg.; in 1901 5.993.900 kg.; varkensvleesch in 1899 9.431.700 kg.; in 1900 5.827.700 kg.; in 1901 6.596.400 kg.; (toebereid varkensvl., ham en spelt in 1899 1.489.400 kg.; in 1900 1.232.300 kg. in 1901 1.331.600 kg. Dit vertegenwoordigde in 1901 geza menlijk een waarde van 8,354.400 gulden! Het is dus geen kleinigheid waarover het gaat. Men heeft het vorige jaar ge zien, dat Duitschland om den Agrariërs te gemoet te komen zelfs tegenover de Amerikaansche vleeschexporteurs is gaan optreden. Allerlei beperkende bepalingen zijn aangenomen, bepalingen, die den uitvoer van geconserveerd vleesch en spek uit Amerika naar Duitschland ge weldig 2Ullen beperken. Men herinnert zich waarschijnlijk nog wel den hevlgen pennestrijd, welke over deze zaait is ge voerd, tusschen de Amerikaansche en Duiitsche bladen. Welnu: Als 't den Agrariërs in Duitsch land wenschelïjk voorkomt om de grens voor vleesch zoowel te sluiten als voor vee, dan zitten we hier in ons veefolt- kend land weer te jammeren. En dat de Westfaalsche pers gretig de zaak heeft warm gehouden, bewijst wel, dat ze blij is een voorwendsel te hebben gevonden in wat de „Groninger" heeft geschreven. Het Nederlandsch vleesch is bedorven! Ze hebben het immers zelf gezegd!! Wat kan er nu gedaan worden om dit dreigend gevaar af,te wenden! Laten daar nu de vakmannen zich eens over uitspreken. Wij meenen, dat men bij vleesch, al evengoed als bij boter ge schiedt of zal geschieden, komen moest t.ot een verplichte keuring van rijkswege. Blijft de keuring 'onuitgevoerd voor vleesch, dat voor export is bestemd, dan ontneemt men den flinken leveranciers, die goede waar leveren, juist door de con currentie van slechte waar toe te laten, het zoo noodige crediet, zonder hetwelk de handel, vooral de exporthandel, niet kan leven. Geeft men daarentegen dien officieelen ijk, dan ontneemt men den nabuur de kans om een voorwendsel te vinden op grond waarvan hij de grenzen zou kun nen gaan sluiten. Letteren en Kunst. Prof. C. L. Dake te Amsterdam heeft met, het oog op het gelukkig herstel en den aanstaanden verjaardag van H. M. de Koningin een zinrijke teekening ge maakt: „Teruggegeven aan haar Volk" (of zooals onder de plaats staat: „Ren du ci son Peuple"). Een engel met breed uitslaande vleugels duwt zacbtkens, met lichte aanraking der hand, Hare Majes teit naar voren, alsof hij Haar uit zijne bescherming teruggeeft aan Haar volk. Donkere wolken aan den horizon trek ken op voor een blijden lichtschijn. Het portret van Hare Majesteit, vriendelijk en opgewekt van gelaatsuitdrukking, is bijzonder goed geslaagd. Naar de teekening zijn door de firma Buffa te Amsterdam foto-gvavures ge maakt, in zwart en in kleur, in groot en klein formaat. Gemengd Nieuws. Dwaze lachlust. Onze taal heeft een schilderachtig woord gevormd, om hen aan Ibe dui den, die door hun ongegronden zou- leloozen lachlust een bedroevend ge tuigenis zoowel van hun geestigheid als van hun levensernst afleggen. Die ongelukkigen heeft zij melt den titel „malloten" bestempeld. Zulke mallo ten waren oudtijds de befaamde Sy- barieten, omtrent wie het volgende verhaald wordt. De Sybarieten hadden geen grein tje ernst in hun aderen. Met alles plachjten zij den draak te steken. Hun raadsheeren strekten niet slechts aan het publiek, dat. hun beuzelachtige handelingen bijwoonde, maar ook aan elkander tot spot. Vreemde ge zanten werden door groolt en klein, oud en jong, nagepraat en nageaapt, zoodat men evengoed een verstandig woord van een papgaai als van een Sybariet kon verwachtten. Geen won der, dat deze zouteloosheid voortdu rend groote verwarring tengevolge had. Zoo onbevredigend! is deze sooift vroolijkheid op den duur, dat de Sybarieten besloten aan het orakel van Delphi om raad te vragen, ten einde hun verderfelijke grappigheid) kwijt te raken. Het antwoord van het o,rakel luidde als volgt: Indien de Sybarieten erin slagen zonder lachen een stier aan Neptunus te offeren, zullen zij ook voor helt vervolg in staat zijn een betamelijk en ernst te vertoonen. Hoewie een offerande uit den aard der zaak geen onderwerp van buiten gewone vermakelijkheid kan genoemd worden, vonden de Sybarieten het toch raadzaam alle mogelijke voor zorgen tot helt behoorlijk volbrengen dier plechtigheid te nemen. Zij beslo ten daarom niet slechjts alle jongelui te weren, maar tot de deelgenooten sleclilbs grijsaards toe te laten die on der den last hunner jaren zuchtten, of wel overladen waren met schulden aan slepende ziekten kwijnden of met booze vrouwen gekweld waren. Toen deze uitgelezen vergadering op helt strand tot den zeegod naderde, om het voorgeschreven offer te brengen, misltrouwden -d'e luchthartige ouden zichzelf nog zoozeer, dat zij, om el kander niet aan te. zien, de oogen strak naar '.den grond richtten en, om nieit in een onverzienen lach uit te barsten, op de lippen beten. Alles zou dan ook naar wensch zijn afge- loopen, zoo niet een jong spottentje, dat aan de waakzaamheid! zijner ou ders ontsnapt was, in de vergadering was binnengeslopen, en, Itoen men hem van daar wilde wegsturen, had uitgeroepen: Waarom jaagt gij mij weg? Zijt gij bang, dat. ik uw stier zal opslok ken? Deze onverwachte grap verdreef in een oogwenk allen ernst. De saamge- nepen, tandelooze monden maakten een geruisch van kwalijk bedwongen lachlust en weldra proestte de gan- sche vergadering helt uit. Zoo was de plechtigheid verstoord en bleven de Sybarieten in het bezit hunner malle vroolijkheid. Dit nuit hebben zij er mee gesticht, dat zij ons toonen, diat het even hin derlijk is door „mallotigheid" ge kweld 'te worden, als moeielijk, om er zich van .te bevrijden. Voor een spot ter is niets gewichtig genoeg, om het meib ernst te volbrengen. Een onbe duidende aanleiding is voldoende om den schijn van ernst te verbreken. En ieder werk, dat zonder gepasten ernst wordt aangevait, loopt onvermijdelijk in het honderd. De waarde van een komma. Een schoolopziener, zoo vertelt de „Na tionale Zlg.", kwam bij den burgemees ter eener kleine stad en verzocht dezen hem te begeleiden op een inspectietocht. De burgemeester was uit zijn humeur en terwijl hij in een andere kamer ging om zich gereed te maken, hoorde de school opziener hem brommen: „Ik zou wel eens willen weten, wat die ezel nu al weer hier moet." De schoolopziener zei niets, maar ging met den burgemeester op stap. In de eer ste school wenschte hij de vorderingen na te gaan door de leerlingen in de in terpunctie gemaakt. „Wij letten niet veel op komma's en dergelijke kleinigheden," mopperde de burgemeester. De opziener riep nu een jongen aan het bord en gaf hem op te schrijven: „De burgemeester van Ritzebtittal zegt de schoolopziener is een ezel". Daarop gelastte hij den knaap, de kom ma te verplaatsen achter het woord Rit- zebüttel en een tweede komma achter opziener te plaatsen, toen luidde de zin: „De burgemeester van Ritzebüttel, zegt de schoolopziener, is een ezel". Nadien' moet 's burgemeesters oordeel over de waarde van den komma gewij zigd zijn. Een avontuur in de Alpen. De bladen verhalen van een avon tuur, dat een stoutmoedige alpinist®, miss Bell. en twee gidsen bij een be klimming van dien Finsteraarhorn overkomen is. Van den Finsteiraar-firn rijzen aan den oostkant twee zware rotsgevaarten naar den top van dien berg op. Tot dusver stond, deze zijdie van den top als onbeklimbaar bekend. Onlangs deed dr. Schafer uit Baden-Baden een poging om langs den nieuwen weg den top te bereiken, het gelukte hem ech ter niet. Den 30en Juli kwam die En- gelsche tourists nn'ss Bell in het Grim. sel-Hospiz aan, met de mededeeling dat zij den tocht wild!© wagen; als gidi sen bracht zij tweo bekende mannen uit Innertkirche mede, de gebroeders Führer. Het was een buitengewoon mooie da~ zoodat het drietal met de beste verwachtingen in den loop__yan den namiddag op weg ging. om hert eerste nachtverblijf, het paviljoen Dollfus, betrekkelijk vroeg te kunnen bereiken. Den volgenden dag om één uur ver trok men vandaar, om over den Fin- steraar-gletscher an den Finsteraor- firri den zuidelijkst gelegen rotswand van dien top te bereiken: langs dezen wand zou men dan naar boven klim men. Hot ging langzaam' en moeilijk, maar rnet gebruikmaking van alle voorzorgen betrekkelijk zeker. Het weer was nog zeer mooi, alleen wekten de vedervormige Föhnwolkjes eenige ongerustheid, ook draaide de wind bij zónder snel. zoodal liet nu eens zeer warm, dan weer buitengewoon koud was. Bij de moeilijkheden van deze klimpartij langs een onbekenden weg moest men telkens ophouden, maar men. kwam toch vooruit. Tegen twee uur had het drietal reeds dan Hugi- nok bereikt, en na een korte pauze werd1 de tocht hervat: een uur later berekende men. dat de top over een uur beklommen zou zijn: drie wegen openden zich luier, en langs alle drie scheen de bestijging uitvoerbaar. Maar nu sloeg het weer plotseling om. Binnen een uur was de hemel van bijna helderblauw nagenoeg zwart geworden. Om den top van dien Fin- steraarhom heen verzamelden zich dreigend de wolken en tegelijkertijd begon een prachtig, maar onrustbarend spel van electrische ontladingen. Vaak stonden de onverschrokken louristen midden in dat geflikker van licht, zoo dat 't hem geheel verblindde. Kort daarna sloegen de bliksemstralen rechts en links van hen in. de rotsen splijtend met. ontzettend gekraak. Groote blokken werden losgerukt en verdwenen met donderend geraas in de diepte. Te midden van dit oproer der ele menten hoorde men een eigenaardig sissend geluid, dat aan de sterke uit- slrooming van electriciteit toegeschre ven werd. De reizigser en baar gid sen hadden intusschen in een spleet tusschen de rotsen huntoevluchl ge zocht Eens sloeg do bliksem in miss Bell's houweel, zonder overigens letsel te veroorzaken. Het. was intusschen bitter koud geworden. De zondvloed, die eerst, neerviel, maakte weldra plaats voor een wilden sneeuwstorm. Er was niet aan te denken, weer op weg te gaan, en daar liet intusschen pikdonker geworden was. bleef er niets anders over dan t usschen de rotsen te bivakkeerenHet was een kwade nacht, maar ook die eindeloos schij nende uren ringen voorbij. Zoodra de ochtendschemering het veroorloofde, werd! d'e terugtocht aan vaard. Ei* was geen sprake van. den aangezien liet geheele rosgevaarte be dekt was met sneeuw, die op vele plaatsen een nieter hoog lag; boven dien waren de krachten der reizigers te zeer uiljgSput door die» doorstane ver moeienissen liet afdalen ging met ontzettende be zwaren gepaard'. Aan weerskanten van liet pad stortten voortdurend •sneeuwvallen naar beneden. Telkens moest, men zich aan de touwen laten afzakken langs die haast, loodrechte hellingen, en dientengevolge werd de voorraad touw steeds geringer, De ge heele derde dag ging daarmede voor bij Men verloor intusschen de moed niet evenmin de opgewektheid: d'e gid sen waren overtuigd, dat zij zeker dien gletscher zouden bereiken, indien zij het maar koudon volhouden. Zij ge tuigden later, dat miss Bell zich be wonderenswaardig gehouden had. Weder viel de avond in. en men was no— niet aan het einde van da uiterst gevaarlijke afdaling gekomen: toen men eindelijk d:en voel zette op den firn, was het pikdonker, Een poging om de lantaarns aan te steken mis lukte. en in het. donker kon men op dal gevaarlijke terrein zich onmogelijk wagen. Hat paviljoen Dollfus was no~ een uur of dtrVe verwijderd en da gl else her was mat verse h gevallen sneeuw bedekt. Er bleef dus niets over dan den nacht op den glatscher door te brongen. Van de nog overge bleven touwen werd een soort van rustbank gemaakt., om beurten strekte men de beenen uit in den slaapzak en overigens kon men niets doen dan diiclit bij elkaar te kruipen en nu en dan weer rond te loepen om zich te behoorende bij „Haarlem'e Dagblad" van Donderdag 28 Aug. 1902. No. 3878 Bij de tweede serie der rapporten van vraagpunten ter behandeling op het derdje internationaal Congres voor den handetdrijvenden midden stand zijn, zooals uilt de opsomming in ons nummer van gisteren bleek, zeer belangrijke, waarvan we thans een overzicht zullen geven. Hoe vej'schaft zich de handeldaöj- vende middenstand! credieft? De be antwoording dezer vraag heeft zich rar. C. A. Wienecke 'tot taak gesteld. Hij komt tot de volgende conclu sies: 1. De tot een macht georganiseerde handeldrijvende middenstand r'iehte als hoofdmiddel om zijn crediet te vestigen en uit te breiden banken op onder vakgenooten, overigens vol gens het type der banken van Schul- ze-Delitzsch. Deze banken zullen ook van nielt-georganiseerden spaar gelden in ontvangst nemen. 2. Aan de regeering worde het ver zoek gericht door de Algemeen© Win- keliers-Vereeniging, om dien veree- nigden banken een garantiefonds te verstrekken door de beschikbaarstel ling van een bed/rag ter belegging van. de inleggelden bij die Rijkspost spaarbank. en 3. om door een staatscommissie, waarin de winkeliers vertegenwoor digd zijn een verder onderzoek in te dtellen, naar het crediet van den mid denstand en het systeem der banken van de middenklassen in Pruisen en andere landen. 4. Er kome een permanent comité toit stand, waarin eenige winkeliers zitting nemen ter bestudeering der onderwerpen van belang voor den middenstand, als: verbeltering van het crediet der kleine burgerij. De heer Louis L. van Emden te Schiedam behandelt het onderwerp ,,De kleine winkelier". Inleider be doelt daaronder den kleinen winke lier in de provincie, ten plattenlande, die het eigenlijke fundament vormt van den koopmansmiddensltand en welke categorie van winkeliers bere kend wordt op een aantal van 25.000. met een jarlijkschen omzet van 1 25.000.000. Dit fundament moet krachtig worden gemaakt, door: lo. handelsonderwijs, in zijn meest prak- tischen en bevattelijksten vorm; 2o. credielverbetering d'oor oprichting van speciale voorschotbanken; 3o. ge- zamenlijken inslag van artikelen. Voorgesteld! wordt, dat het Congres een commissie instelle van onderzoek en advies om te komen Itot een orga nisatie. De heer J. Bieselaar, bestuurslid der Amst. Winkeliersvereeniging, le vert een beschouwing over het Veree- nigingsleven. Uitgaande van de stel ling dat coöperatie „eigen hulp" of hoe men 't noemen wil, de vijand is van den grooten ©n kleinen winkelier beidi'en, moeten dezen daartegen een drachtelijk positie nemen. Ook zij die aan coöperaties als Eigen Hulp" kortingen geven,,, hebben te beseffen, dat zij daarmede medewerken tot den ondergang van hun eigen sltand. Naast de coöperatie zijn het die naam- looze vennootschappen in bat winkel bedrijf en in de toekomst de trusteed, die een ernstig gevaar opleveren. Verder vestigt de heer Bieselaar de aandacht op nog menig ander onder werp, bij welks goede regeling de winkelstand in zijn geheel een zelfde belang heeft ©n concludeert hij tot de oprichting van >een neutralen bond van winlcelliersvelreenigingen over heel het land, ter behartiging van het algemeen belang van (dien winkel stand. De heer Marinus van Hout te Hel mond vat een door hem geleverd be toog tegen het venten als volgt sa men: lo. Het venten is in strijd melt de belangen van den handeldrijvenden middenstand, omdat a. het venten zeer dikwijls een der FesiillsUo si. Vertaald uit het Italiaansch. Neen, gij kunt haar niet spre ken. Doch niet gij zijt hier om te vragen, maar ik mijnheer Castaldi, en dientengevolge verzoek ik u, mij nu eindelijk mee te dleelen, wat u be trekkelijk de bewuste aangelegenheid bekend' is. Don Luigi overlegde een oogenblik en zag den rechter onderzoekend aan Hij had zich voorgesteld, die1 ontdek king, welke door die camorra in dien loop van den dag was gedadn, tegen freule Cosina uit te spelen en nn stond plotseling een rechter van in structie voor hem. Dait bracht dus verandering in zijn plan, en na een pijnlijke pauze zei.de hij langzaam en wel overlegd: Allereerst, mijnheer, deel ik u mee, d'at de briljanten gevonden zijn. Waar? Dat zeg ik u voorloopig nog niet. vormen van oneerlijke concurrentie is en b. de venter minder lasten heeft dan en de lusten geniet van de lasten van den winkelier. 2o. het venten werkt nadeelig voor de geheele maatschappij, omdat a. de onbeperkte vrijheid van ven ten de wetten op de bedelarij ver kracht; b. de onbeperkte vrijheid van ven ten een steun is voor den oneerlijken koopman, die door het venten van on rechtmatig vorkregen goed erena den diefstal in de hand werkt of althans helpt verbergen; c. de onbeperkte vrijheid van. ven ten zeer dikwijls in strijd is met de openbare orde, veiligheid en gezond heid; ©n 3o. Het venten is niet noodzake lijk. zelfs niet nuttig, nóch gewenscht. Om al deze overwegingen wekt de inleider het Congres op, bij de regee ring aan Ite dringen eene wet in het leven te roepen, welke op het voet spoor van Duitschland het venten aan bepalingen en voorwaarden bindit, die in het belang zijn van ge heel de maatschappij in het algemeen en van den handeldrijvenden midden stand in 't bijzonder. Mr. B. J. Polenaar te Amsterdam signaleert in een uitvoerig betoog de nadeelen voor den bona fide winke lier van uitverkoop onder valscho voorgevens, welke hij als een soort van brooddieverij brandlmerkt. Het kwaad, dat zich enkel in de groote centra van bevolking voordoet, neemt verschillende vormen aan. Het ka.n niet voldoende worden bestreden door de bestaande burgerlijke wetgeving en ook niet door een expresse wette lijke bepaling van burgerrechterlij ken. aard; het. ma.g niet worden bestre den door preventieve maatregelen, die door gebod van staking de vrij heid al-te gevoelig aan handen zou den leggen. Eene afdoende bestrij ding is echter, volgens den inleider, mogelijk door een© uitdrukkelijke strafbepaling, maar totdat deze er is, zoude reeds veel gewonnen worden door organisatie en maatregelen van tegenweer van de vereenigde hande laars van strengere zedelijke opvat ting. De heer F. de Beukelaar uit Ant werpen bestrijdt in een rapport: Het werk der bevolking van gevangenis sen en bedelaarsgestichten, helt ver vaardigen door gedetineerden van nijvei'heidsproducten, waarmedie men in mededinging treedt me(t de vrije nijverheid. Hij vestigt de aandacht op het feilt, dat te Mei-xplas door 400 gevangenen 'in 1901 meer dan 8 milli- oen steenen zijn vervaardigd, welke bij aanbestedingen tot zelfs te Breda en Amsterdam de voorkeur behaald hebben. Hij concludeert, diat het be zighouden van vagebonden en opge sloten bedelaars met de ontginning der heidegronden voordeelig zou zijn voor den landbouw en van algemeen nut, terwijl zij de vrije nijverheid van eene geduchte mededinging zou verlossen. Van belang is voorts nog het rap port over de Zondagsrust door Dr. Rudolph, welke kwestie ook door den heer Fiedeldy Dop was onder de oogen gezien. Beiden uitten den wensch, dat de regeering eerlang een zoodanige re geling dezer malterie aan onze Volks vertegenwoordiging aanbiedt, waarin met de bezwaren tegen Zondagsrust, die uit de inrichting van het bedrijf en de noodzakelijke 'behoeften van het publiek voortvloeien, rekening worde gehouden, maar waarin dan ook verder alle niet-noodzakelijke Zondagsarbeid zoowel van patroons als bedienden worde verboden, en waaa-in ook de rechtvaardigheid je gens de verschillende bedrijven worde betracht. De heer C. L. Rambonnet uit Zut- fen komt in een rapport over „De ar beidswetgeving en de Middenstand^' tot de slotsom, dat d,e geest van cen tralisatie, de neiging om de zaken e regelen buiitem de belanghebbenden om, een groolt bezwaar is tegen den goeden invloed der arbeidswetgeving in de praktijk. Niet alleen, diat de meeste wetten eene geheel© reeks van bedrijven, die niets met elkander ge meen hebben, brengen onder eene ru briek of klasse, liet gevolg der centra lisatie is ook, dat men een algemee- nen vorm van draagkracht en van En ik sta er op, diat gij het mij dadelijk zegt. Dat helpt u niet. Integendeel, neemt ge mij gevangen, dan zullen morgen de briljanten weer verdwe nen zijn uiit hun geheime bergplaats. Gij leunt mijn gevangenneming geen uur geheim houd'en, maar ik kan de plaats, waar de briljanten te vindien zijn, wel voor u verzwijgen. Gij zult mij echter volstrekt niet la'ten gevan gen nem'en, als ik u zeg, diat niet al leen het gestolen®, maar ook d'e dief door ons ontdekt is. Wie is het? Ook dat behoud ik mij voor te zeg gen, wanneer ik votor freule Cesina sta. Ik begrijp volstrekt niet, wat die met de zaak te maken heeft. Zeer veel! Maar diat gaat u ni'eits aan. Ik heb u veeleer te vragen, wa't gij voor de terugbezorging van d'e briljanten bi edit. Ah! stiet de rechter eenigszins verrast uit, daar zit hem dus de kneep. Gij wilt zaken doen? Natuurlijk. Niets voor niets. En gij meent, dat ik maar zoo plompverloren zal inlaten met ondier handelingen meit helers en dievenhel- pers? behoeften voorstelt. De inleider is van oordeel, dat: 1. De arbeidswetgeving bëter kan ter hand genomen worden door de belanghebenden zelve dan door het traal gezag. 2. Dit is echter slechts mogelijk door plaatselijke vereenigingen vau alle patroons en alle werklieden in eenzelfde vak werkzaam, aan welke vereenigingen de bevoegdheid worde toegekend om voor allen bindende bepalingen te maken oaider controle van het openbaar gezag. 3. Aangezien de tijd nog niet rijp schijnt voor zoo ingrijpende wijzi ging in de wetgeving, is het wensche- lijlt een bond op te richten van werk gevers en werknemers, welke zich ten doel steltdaarvoor propaganda te maken. De heer m,r. Z. van den Bergh uit Amsterdam sluit de reeks ïnelt een rapport over Snel en Goédkoop Recht komende tot de verklaring, dalt drin gend noodig is een hervorming van ons proces-recht, die voor de gewone zaken een min omslachfigen en min kostbaren procesgang invoert. Nog dienlt. aangestipt., dat die. heer J. R. van Dijk, lid van den gemeen teraad te Amsterdam, aan het Con gres de volgende vragen voorlegt: „Moet bij gemeebtebeheer van d'ie bedrijven, welke uit hun aard. mede dinging uitsluiten, dat beheer zuiver als dat eener coöperatieve onderne ming worden beschouwd., waarbij het behalen van winst is uitgesloten"? Of: „Mag de gemeente, hadalt zij het geen, een dergelijk bedrijf voortbrengt of verschaft, voor een behoorlijken prijs heeft geleverd, met haar beheer winslt behalen ten bate dei- gemeente kas, teneinde niet genoodzaakt te zijn hare belastingen te. verhoogen, in sommige gevallen deze zelfs te kun nen verlagen"? Uit hetgeen d'e inleider tot toelich-1 ting dezer vragen geeft, blijk, dat hij voor zich al moge de coöperatieve opvatting in theorie de meeslt zuivere zijn geneigd is de tweede door hem gestelde vraag toestemmend te beantwoorden en wel omdat hij ver hooging van belasting als een bij uit stek geschikt mididel beschouwt, de gegoede, vermogende en koopkrachti ge burgerij te doen etnigreeren, ten kost© van den winkelstand. Hij her innert er bovendien aan, dalt Berlijn in 1896-97 uit zijn gaswerken, boven rente en aflossing, een bedrag van 4.116.685 M., Hamburg 3.593.194 M., Keulen 815.765 en Barmen 417.183 M. in de gemeentekas deedi vloeien. Uit het kapitaal in den aanleg der water leidingen gestoken. |trok Hannover 14, Aken 17, Halle 22. Mannheim 53, Keulen 58, Dusseldorf 76 Binnenland. Yleeschnitvoer naai' Duitschland Het „Nieuwsblad voor het Noorden" is in debat met een Groninger, die in de „Ivöln. Zeitung" den uitvoer van vleesch naar Duitschland heeft besproken. Die Groninger betoogde daarin, dat bij de zen handel praktijken geschieden, scha delijk voor den goeden naam van Neder land. Het „Nieuwsblad voor het Noorden" nu brengt in het. midden dat het onvoor zichtig is dit eerst in een Duitsch blad 1:e bespreken en betoogt vooivts: Maar in d'e tweede plaats, en dat is erger, heeft ook de Westfaalsche pers de aandacht op het feit gevestigd Eergisteren heeft men in ons blad een stukje kunnen lezen uit de „Munsteri- sche Anzeiger'. waarin duidelijk wordt gemaakt, hoe 1. d'e vleeschkeur aan de grens zeer veel te wenschen over laat, en 2. hoe die vleeschkeur bedui dend verscherpt zal worden, voor ver duurzaamd vleesch reeds met 1 Octo ber a.s. en voor alle andere soorten en kwaliteiten met April 1903. Het blad voegt er niet zonder leedvermaak bii, dat het rijk van de Groningsche ex. porteurs dan uit zal zijn. In dlit verband spreekt het blad zelfs van ..gewetenlooze" exporteurs. Nu zal dit wel zoo'n vaart niet loopen. Wij vermoeden, dat de Duitsche afne mers heel goed weten, wat ze krijgen. Vooral voor de worstfabricatie wordt in Duitschland zeer veel gebruik.!, dat hier beslist zou worden afgekeurd. Dit blijkt bijvooi-beeld reeds uit het feit, dat in de abattoirs in Saksen ook honden kunnen worden geslacht en voor de consumptie kunnen worden goedgekeurd. Wij vermoeden dus, dat de .gewetenloosheid" eerder moet Neen, dat, denk ik nielt, maar daar hebben wij het nu ook volstrekt niet over. Gij zelf hebt mijn vader verzocht, tot opsporing van het gesto len©, en zich met dat doel in connec tie te stellen met de camorra. En het is u nieit onbekend, diat dergelijke bemo'eiingen in Napels geld kosten. Natuurlijk zult gij er niets bij verliezen. Ha, ha. ha! Dat 'ontbrak er nog aan! Wij willen profiteeren, mijn heer, de zaak staat gunstig voor ons. Wij willen voor onze moeite en voor onze handigheid betaald worden. De briljanten zijn, verpand, en wanneer gij ze terug wilt, hebben, mo'et gij ze inlossen en bovendien ons en de ca morra betalen. Hoeveel vordert gij, mijnheer Castaldi? Tweemaal honderd duizend lire. De rechter trad verschrikt een stap terug. Gij schijnt van ronde sommen te houden, mijnheer Castaldi! zeide hij na een kleine pauze spottend'. U soms niet? En ik ben ook vol strekt nieit hier, om mij te laten af dingen. Dat. is de prijs. Er gaat geen soldo af. Dat staat vast. Gij vergist u alweer, mijnheer Castaldi. Want gij zult mij heden avond nog een veel bescheidener som noemen. Hoe zou ik daartoe komen? Omdat, ik u nu voor mijn ge vangene verklaar. In naam des ko- nings volg mij. Daarbij legde de rechter zijn hand zwaar op den schouder van den jon gen man. Deze verbleekte eenigszins en zijne oogen vestigden zich somber en dreigend' op Ghilazzi. Gij durft het werkelijk wagen? étoiuterde hij in den eersten schrik. Wat zou ik er bij wagen? Denkt ge soms, dat ik bevreesd ben, voor uwei bandietenbende? Volg mij. Ik lever u aan den politiepost hier dicht bij over, die ai naar de gevangenis zal brengen. Als er opzien door ont staat, zult gij het u zelf fte wijten hebben. Goed. Laat ons gaan, mijnheer. Maar ik geef er u mijn woord op, het zal u berouwen. De beide heeren waren, juist op heit punt om te gaan, toen zij uit de zij kamer, die in plaats van een deur slechts door een zwaar gordijn van heit salon was gescheiden, de stern van den jongen hertog hoorden, die haastig en gejaagd zeide: God zij dank. Emilio, dat, gij er weer zijt. Ik heb den geheelen dag op heet© kolen gezeten. Kom hier binnen, boven is alles vol gasten. Al les is Itoch goed gegaan? Alles goed. Maar Attilio, een tweeden keer zou ik mij met zulk een commissie niet gaarne belasten. Uw moeder weende... Bij d'eze woorden traden de beide heeren haasiig door de portière in het salon. Verbaasd hield graaf Tozzo eensklaps op. Wij zijn niet alleen! liet hij er na een klein© pauze op volgen. Wat gebeurt er hier, mijnheer Ghilazzi? vroeg Attilio verrast, wat doet. gij hier mijnheer Castaldi? Don Luigi's oogen kregen weer een vaste en vei-metele uitdrukking. Hoen hij den hertog Attilio door de por tière zag binnenkomen. Hij herwon op eenmaal al zijne onbeschaamd heid, waarmee hij reed's vroeger den rechter van instructie had geïmpo neerd. Wat zal hier verder gebeuren, hertog? zeide hij met nadruk, het, is weer de oude geschiedenis. Omdat1 men den rechten dief niet vinden kan, stopt, uien den eersten den bes ten onschuldige in de doos. Wat zegt gij van zoo iets, hertog? Ik begrijp u niet stotterde At tilio verlegen. Mijnheer Castaldi heeft mij zoo even verklaard, sprak nu de rechter tof opheldering, dat hij zoowel de briljanten als den dief ervan heeft ontdekt, maar hij wil noch den laat ste noemen, noch de eerste zonder een aanzienlijk losgeld afgeven. Derhal ve heb ik besloten, hem gevangen te nemen. Maar hertog, ging don Luigi weer scherp en bijtend voort, gij weet immers zelf het best, hoe onschuldig ilc aan den diefstal ben. Ik beroep mij op uw getuigenis- om mijn on schuld te bewijzen. Mocht uw getui genis mijne vrijlating niet. bewerken, dan zou ik genoodizaakt zijn, den wa ren diicf te noemen. Mijne heeren, begon Attilio eenigszins hakkelend, maar bij élk woord met meer vastheid in zijn stem gij verkeert beiden in eene zeer be grijpelijke dwaling. Zooals ik name lijk zooeven verneem, heeft men het kistje in het kasfeel van Positano te ruggevonden, en is het, zooals mij mijne moeder uitdrukkelijk laat zeg gen, vermoedelijk al dien tijdl niet uit het kasteel weg geweest. Er kan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 5