De Ster Yffltot Zuiden
Tweede Blad,
Congres Middenstand.
worden gezocht aan gene zijde van de
grens, waar men dat slechte vleesch
weet te verwerken met wat chemische
stoffen en kleurseltjes tot iets. dat eet-
baar heet. althans verkoopbaar lijkt.
Maardit alles neemt het feit niet
weg. dat de beschuldiging van den
Groninger in de ,,Kölnische" nog on
weersproken' -is gebleven en dus uit
Groningen bedorven vleesch
wordt uitgevoerd.
Dit kan onzen handel schaden, zei
den wij.
Let men bijv. slechts op de hoeveel-
helid, welke uitgevoerd wordt naar
Duitschland, een hoeveelheid, die
reeds afneemt in de laatste jaren,dan
ligt het voor de. hand, dalt dit enorme
cijfer niet alleen van bediorven vleesch
kan komen, maai- voor het meeren-
deel toch wel goed vleesch zal zijn.
De uitvoer van Nederland naax
Duitschland bedroeg aan rund- en
kalfsvleesch in 1899 7.123.500 kg.; in
1900 6.226.100 kg.; in 1901 5.993.900
kg.; varkensvleesch in 1899 9.431.700
kg.; in 1900 5.827.700 kg.; in 1901
6.596.400 kg.; (toebereid varkensvl.,
ham en spelt in 1899 1.489.400 kg.; in
1900 1.232.300 kg. in 1901 1.331.600 kg.
Dit vertegenwoordigde in 1901 geza
menlijk een waarde van 8,354.400 gulden!
Het is dus geen kleinigheid waarover
het gaat. Men heeft het vorige jaar ge
zien, dat Duitschland om den Agrariërs
te gemoet te komen zelfs tegenover de
Amerikaansche vleeschexporteurs is gaan
optreden. Allerlei beperkende bepalingen
zijn aangenomen, bepalingen, die den
uitvoer van geconserveerd vleesch en
spek uit Amerika naar Duitschland ge
weldig 2Ullen beperken. Men herinnert
zich waarschijnlijk nog wel den hevlgen
pennestrijd, welke over deze zaait is ge
voerd, tusschen de Amerikaansche en
Duiitsche bladen.
Welnu: Als 't den Agrariërs in Duitsch
land wenschelïjk voorkomt om de grens
voor vleesch zoowel te sluiten als voor
vee, dan zitten we hier in ons veefolt-
kend land weer te jammeren. En dat de
Westfaalsche pers gretig de zaak heeft
warm gehouden, bewijst wel, dat ze blij
is een voorwendsel te hebben gevonden
in wat de „Groninger" heeft geschreven.
Het Nederlandsch vleesch is bedorven!
Ze hebben het immers zelf gezegd!!
Wat kan er nu gedaan worden om dit
dreigend gevaar af,te wenden! Laten
daar nu de vakmannen zich eens over
uitspreken. Wij meenen, dat men bij
vleesch, al evengoed als bij boter ge
schiedt of zal geschieden, komen moest
t.ot een verplichte keuring van rijkswege.
Blijft de keuring 'onuitgevoerd voor
vleesch, dat voor export is bestemd, dan
ontneemt men den flinken leveranciers,
die goede waar leveren, juist door de con
currentie van slechte waar toe te laten,
het zoo noodige crediet, zonder hetwelk
de handel, vooral de exporthandel, niet
kan leven.
Geeft men daarentegen dien officieelen
ijk, dan ontneemt men den nabuur de
kans om een voorwendsel te vinden op
grond waarvan hij de grenzen zou kun
nen gaan sluiten.
Letteren en Kunst.
Prof. C. L. Dake te Amsterdam heeft
met, het oog op het gelukkig herstel en
den aanstaanden verjaardag van H. M.
de Koningin een zinrijke teekening ge
maakt: „Teruggegeven aan haar Volk"
(of zooals onder de plaats staat: „Ren
du ci son Peuple"). Een engel met breed
uitslaande vleugels duwt zacbtkens, met
lichte aanraking der hand, Hare Majes
teit naar voren, alsof hij Haar uit zijne
bescherming teruggeeft aan Haar volk.
Donkere wolken aan den horizon trek
ken op voor een blijden lichtschijn. Het
portret van Hare Majesteit, vriendelijk
en opgewekt van gelaatsuitdrukking, is
bijzonder goed geslaagd.
Naar de teekening zijn door de firma
Buffa te Amsterdam foto-gvavures ge
maakt, in zwart en in kleur, in groot en
klein formaat.
Gemengd Nieuws.
Dwaze lachlust.
Onze taal heeft een schilderachtig
woord gevormd, om hen aan Ibe dui
den, die door hun ongegronden zou-
leloozen lachlust een bedroevend ge
tuigenis zoowel van hun geestigheid
als van hun levensernst afleggen. Die
ongelukkigen heeft zij melt den titel
„malloten" bestempeld. Zulke mallo
ten waren oudtijds de befaamde Sy-
barieten, omtrent wie het volgende
verhaald wordt.
De Sybarieten hadden geen grein
tje ernst in hun aderen. Met alles
plachjten zij den draak te steken. Hun
raadsheeren strekten niet slechts aan
het publiek, dat. hun beuzelachtige
handelingen bijwoonde, maar ook
aan elkander tot spot. Vreemde ge
zanten werden door groolt en klein,
oud en jong, nagepraat en nageaapt,
zoodat men evengoed een verstandig
woord van een papgaai als van een
Sybariet kon verwachtten. Geen won
der, dat deze zouteloosheid voortdu
rend groote verwarring tengevolge
had. Zoo onbevredigend! is deze
sooift vroolijkheid op den duur, dat
de Sybarieten besloten aan het orakel
van Delphi om raad te vragen, ten
einde hun verderfelijke grappigheid)
kwijt te raken. Het antwoord van het
o,rakel luidde als volgt: Indien de
Sybarieten erin slagen zonder lachen
een stier aan Neptunus te offeren,
zullen zij ook voor helt vervolg in
staat zijn een betamelijk en ernst te
vertoonen.
Hoewie een offerande uit den aard
der zaak geen onderwerp van buiten
gewone vermakelijkheid kan genoemd
worden, vonden de Sybarieten het
toch raadzaam alle mogelijke voor
zorgen tot helt behoorlijk volbrengen
dier plechtigheid te nemen. Zij beslo
ten daarom niet slechjts alle jongelui
te weren, maar tot de deelgenooten
sleclilbs grijsaards toe te laten die on
der den last hunner jaren zuchtten,
of wel overladen waren met schulden
aan slepende ziekten kwijnden of met
booze vrouwen gekweld waren. Toen
deze uitgelezen vergadering op helt
strand tot den zeegod naderde, om
het voorgeschreven offer te brengen,
misltrouwden -d'e luchthartige ouden
zichzelf nog zoozeer, dat zij, om el
kander niet aan te. zien, de oogen
strak naar '.den grond richtten en,
om nieit in een onverzienen lach uit
te barsten, op de lippen beten. Alles
zou dan ook naar wensch zijn afge-
loopen, zoo niet een jong spottentje,
dat aan de waakzaamheid! zijner ou
ders ontsnapt was, in de vergadering
was binnengeslopen, en, Itoen men
hem van daar wilde wegsturen, had
uitgeroepen:
Waarom jaagt gij mij weg? Zijt
gij bang, dat. ik uw stier zal opslok
ken?
Deze onverwachte grap verdreef in
een oogwenk allen ernst. De saamge-
nepen, tandelooze monden maakten
een geruisch van kwalijk bedwongen
lachlust en weldra proestte de gan-
sche vergadering helt uit. Zoo was de
plechtigheid verstoord en bleven de
Sybarieten in het bezit hunner malle
vroolijkheid.
Dit nuit hebben zij er mee gesticht,
dat zij ons toonen, diat het even hin
derlijk is door „mallotigheid" ge
kweld 'te worden, als moeielijk, om er
zich van .te bevrijden. Voor een spot
ter is niets gewichtig genoeg, om het
meib ernst te volbrengen. Een onbe
duidende aanleiding is voldoende om
den schijn van ernst te verbreken. En
ieder werk, dat zonder gepasten ernst
wordt aangevait, loopt onvermijdelijk
in het honderd.
De waarde van een komma.
Een schoolopziener, zoo vertelt de „Na
tionale Zlg.", kwam bij den burgemees
ter eener kleine stad en verzocht dezen
hem te begeleiden op een inspectietocht.
De burgemeester was uit zijn humeur en
terwijl hij in een andere kamer ging om
zich gereed te maken, hoorde de school
opziener hem brommen: „Ik zou wel
eens willen weten, wat die ezel nu al
weer hier moet."
De schoolopziener zei niets, maar ging
met den burgemeester op stap. In de eer
ste school wenschte hij de vorderingen
na te gaan door de leerlingen in de in
terpunctie gemaakt.
„Wij letten niet veel op komma's en
dergelijke kleinigheden," mopperde de
burgemeester.
De opziener riep nu een jongen aan
het bord en gaf hem op te schrijven: „De
burgemeester van Ritzebtittal zegt de
schoolopziener is een ezel".
Daarop gelastte hij den knaap, de kom
ma te verplaatsen achter het woord Rit-
zebüttel en een tweede komma achter
opziener te plaatsen, toen luidde de zin:
„De burgemeester van Ritzebüttel, zegt
de schoolopziener, is een ezel".
Nadien' moet 's burgemeesters oordeel
over de waarde van den komma gewij
zigd zijn.
Een avontuur in de Alpen.
De bladen verhalen van een avon
tuur, dat een stoutmoedige alpinist®,
miss Bell. en twee gidsen bij een be
klimming van dien Finsteraarhorn
overkomen is.
Van den Finsteiraar-firn rijzen aan
den oostkant twee zware rotsgevaarten
naar den top van dien berg op. Tot
dusver stond, deze zijdie van den top
als onbeklimbaar bekend. Onlangs
deed dr. Schafer uit Baden-Baden een
poging om langs den nieuwen weg den
top te bereiken, het gelukte hem ech
ter niet. Den 30en Juli kwam die En-
gelsche tourists nn'ss Bell in het Grim.
sel-Hospiz aan, met de mededeeling
dat zij den tocht wild!© wagen; als gidi
sen bracht zij tweo bekende mannen
uit Innertkirche mede, de gebroeders
Führer.
Het was een buitengewoon mooie
da~ zoodat het drietal met de beste
verwachtingen in den loop__yan den
namiddag op weg ging. om hert eerste
nachtverblijf, het paviljoen Dollfus,
betrekkelijk vroeg te kunnen bereiken.
Den volgenden dag om één uur ver
trok men vandaar, om over den Fin-
steraar-gletscher an den Finsteraor-
firri den zuidelijkst gelegen rotswand
van dien top te bereiken: langs dezen
wand zou men dan naar boven klim
men. Hot ging langzaam' en moeilijk,
maar rnet gebruikmaking van alle
voorzorgen betrekkelijk zeker. Het
weer was nog zeer mooi, alleen wekten
de vedervormige Föhnwolkjes eenige
ongerustheid, ook draaide de wind bij
zónder snel. zoodal liet nu eens zeer
warm, dan weer buitengewoon koud
was. Bij de moeilijkheden van deze
klimpartij langs een onbekenden weg
moest men telkens ophouden, maar
men. kwam toch vooruit. Tegen twee
uur had het drietal reeds dan Hugi-
nok bereikt, en na een korte pauze
werd1 de tocht hervat: een uur later
berekende men. dat de top over een
uur beklommen zou zijn: drie wegen
openden zich luier, en langs alle drie
scheen de bestijging uitvoerbaar.
Maar nu sloeg het weer plotseling
om. Binnen een uur was de hemel
van bijna helderblauw nagenoeg zwart
geworden. Om den top van dien Fin-
steraarhom heen verzamelden zich
dreigend de wolken en tegelijkertijd
begon een prachtig, maar onrustbarend
spel van electrische ontladingen. Vaak
stonden de onverschrokken louristen
midden in dat geflikker van licht, zoo
dat 't hem geheel verblindde. Kort
daarna sloegen de bliksemstralen
rechts en links van hen in. de rotsen
splijtend met. ontzettend gekraak.
Groote blokken werden losgerukt en
verdwenen met donderend geraas in
de diepte.
Te midden van dit oproer der ele
menten hoorde men een eigenaardig
sissend geluid, dat aan de sterke uit-
slrooming van electriciteit toegeschre
ven werd. De reizigser en baar gid
sen hadden intusschen in een spleet
tusschen de rotsen huntoevluchl ge
zocht Eens sloeg do bliksem in miss
Bell's houweel, zonder overigens letsel
te veroorzaken. Het. was intusschen
bitter koud geworden. De zondvloed,
die eerst, neerviel, maakte weldra
plaats voor een wilden sneeuwstorm.
Er was niet aan te denken, weer op
weg te gaan, en daar liet intusschen
pikdonker geworden was. bleef er niets
anders over dan t usschen de rotsen te
bivakkeerenHet was een kwade
nacht, maar ook die eindeloos schij
nende uren ringen voorbij.
Zoodra de ochtendschemering het
veroorloofde, werd! d'e terugtocht aan
vaard. Ei* was geen sprake van. den
aangezien liet geheele rosgevaarte be
dekt was met sneeuw, die op vele
plaatsen een nieter hoog lag; boven
dien waren de krachten der reizigers
te zeer uiljgSput door die» doorstane ver
moeienissen
liet afdalen ging met ontzettende be
zwaren gepaard'. Aan weerskanten
van liet pad stortten voortdurend
•sneeuwvallen naar beneden. Telkens
moest, men zich aan de touwen laten
afzakken langs die haast, loodrechte
hellingen, en dientengevolge werd de
voorraad touw steeds geringer, De ge
heele derde dag ging daarmede voor
bij Men verloor intusschen de moed
niet evenmin de opgewektheid: d'e gid
sen waren overtuigd, dat zij zeker dien
gletscher zouden bereiken, indien zij
het maar koudon volhouden. Zij ge
tuigden later, dat miss Bell zich be
wonderenswaardig gehouden had.
Weder viel de avond in. en men was
no— niet aan het einde van da uiterst
gevaarlijke afdaling gekomen: toen
men eindelijk d:en voel zette op den
firn, was het pikdonker, Een poging
om de lantaarns aan te steken mis
lukte. en in het. donker kon men op
dal gevaarlijke terrein zich onmogelijk
wagen. Hat paviljoen Dollfus was
no~ een uur of dtrVe verwijderd en da
gl else her was mat verse h gevallen
sneeuw bedekt. Er bleef dus niets
over dan den nacht op den glatscher
door te brongen. Van de nog overge
bleven touwen werd een soort van
rustbank gemaakt., om beurten strekte
men de beenen uit in den slaapzak en
overigens kon men niets doen dan
diiclit bij elkaar te kruipen en nu en
dan weer rond te loepen om zich te
behoorende bij
„Haarlem'e Dagblad"
van
Donderdag 28 Aug. 1902.
No. 3878
Bij de tweede serie der rapporten
van vraagpunten ter behandeling op
het derdje internationaal Congres
voor den handetdrijvenden midden
stand zijn, zooals uilt de opsomming
in ons nummer van gisteren bleek,
zeer belangrijke, waarvan we thans
een overzicht zullen geven.
Hoe vej'schaft zich de handeldaöj-
vende middenstand! credieft? De be
antwoording dezer vraag heeft zich
rar. C. A. Wienecke 'tot taak gesteld.
Hij komt tot de volgende conclu
sies:
1. De tot een macht georganiseerde
handeldrijvende middenstand r'iehte
als hoofdmiddel om zijn crediet te
vestigen en uit te breiden banken op
onder vakgenooten, overigens vol
gens het type der banken van Schul-
ze-Delitzsch. Deze banken zullen
ook van nielt-georganiseerden spaar
gelden in ontvangst nemen.
2. Aan de regeering worde het ver
zoek gericht door de Algemeen© Win-
keliers-Vereeniging, om dien veree-
nigden banken een garantiefonds te
verstrekken door de beschikbaarstel
ling van een bed/rag ter belegging
van. de inleggelden bij die Rijkspost
spaarbank. en
3. om door een staatscommissie,
waarin de winkeliers vertegenwoor
digd zijn een verder onderzoek in te
dtellen, naar het crediet van den mid
denstand en het systeem der banken
van de middenklassen in Pruisen en
andere landen.
4. Er kome een permanent comité
toit stand, waarin eenige winkeliers
zitting nemen ter bestudeering der
onderwerpen van belang voor den
middenstand, als: verbeltering van
het crediet der kleine burgerij.
De heer Louis L. van Emden te
Schiedam behandelt het onderwerp
,,De kleine winkelier". Inleider be
doelt daaronder den kleinen winke
lier in de provincie, ten plattenlande,
die het eigenlijke fundament vormt
van den koopmansmiddensltand en
welke categorie van winkeliers bere
kend wordt op een aantal van 25.000.
met een jarlijkschen omzet van
1 25.000.000. Dit fundament moet
krachtig worden gemaakt, door: lo.
handelsonderwijs, in zijn meest prak-
tischen en bevattelijksten vorm; 2o.
credielverbetering d'oor oprichting
van speciale voorschotbanken; 3o. ge-
zamenlijken inslag van artikelen.
Voorgesteld! wordt, dat het Congres
een commissie instelle van onderzoek
en advies om te komen Itot een orga
nisatie.
De heer J. Bieselaar, bestuurslid
der Amst. Winkeliersvereeniging, le
vert een beschouwing over het Veree-
nigingsleven. Uitgaande van de stel
ling dat coöperatie „eigen hulp" of
hoe men 't noemen wil, de vijand is
van den grooten ©n kleinen winkelier
beidi'en, moeten dezen daartegen een
drachtelijk positie nemen. Ook zij die
aan coöperaties als Eigen Hulp"
kortingen geven,,, hebben te beseffen,
dat zij daarmede medewerken tot den
ondergang van hun eigen sltand.
Naast de coöperatie zijn het die naam-
looze vennootschappen in bat winkel
bedrijf en in de toekomst de trusteed,
die een ernstig gevaar opleveren.
Verder vestigt de heer Bieselaar de
aandacht op nog menig ander onder
werp, bij welks goede regeling de
winkelstand in zijn geheel een zelfde
belang heeft ©n concludeert hij tot de
oprichting van >een neutralen bond
van winlcelliersvelreenigingen over
heel het land, ter behartiging van het
algemeen belang van (dien winkel
stand.
De heer Marinus van Hout te Hel
mond vat een door hem geleverd be
toog tegen het venten als volgt sa
men:
lo. Het venten is in strijd melt de
belangen van den handeldrijvenden
middenstand, omdat
a. het venten zeer dikwijls een der
FesiillsUo si.
Vertaald uit het Italiaansch.
Neen, gij kunt haar niet spre
ken. Doch niet gij zijt hier om te
vragen, maar ik mijnheer Castaldi,
en dientengevolge verzoek ik u, mij
nu eindelijk mee te dleelen, wat u be
trekkelijk de bewuste aangelegenheid
bekend' is.
Don Luigi overlegde een oogenblik
en zag den rechter onderzoekend aan
Hij had zich voorgesteld, die1 ontdek
king, welke door die camorra in dien
loop van den dag was gedadn, tegen
freule Cosina uit te spelen en nn
stond plotseling een rechter van in
structie voor hem. Dait bracht dus
verandering in zijn plan, en na een
pijnlijke pauze zei.de hij langzaam en
wel overlegd:
Allereerst, mijnheer, deel ik u
mee, d'at de briljanten gevonden zijn.
Waar?
Dat zeg ik u voorloopig nog niet.
vormen van oneerlijke concurrentie
is en
b. de venter minder lasten heeft
dan en de lusten geniet van de lasten
van den winkelier.
2o. het venten werkt nadeelig voor
de geheele maatschappij, omdat
a. de onbeperkte vrijheid van ven
ten de wetten op de bedelarij ver
kracht;
b. de onbeperkte vrijheid van ven
ten een steun is voor den oneerlijken
koopman, die door het venten van on
rechtmatig vorkregen goed erena den
diefstal in de hand werkt of althans
helpt verbergen;
c. de onbeperkte vrijheid van. ven
ten zeer dikwijls in strijd is met de
openbare orde, veiligheid en gezond
heid;
©n 3o. Het venten is niet noodzake
lijk. zelfs niet nuttig, nóch gewenscht.
Om al deze overwegingen wekt de
inleider het Congres op, bij de regee
ring aan Ite dringen eene wet in het
leven te roepen, welke op het voet
spoor van Duitschland het venten
aan bepalingen en voorwaarden
bindit, die in het belang zijn van ge
heel de maatschappij in het algemeen
en van den handeldrijvenden midden
stand in 't bijzonder.
Mr. B. J. Polenaar te Amsterdam
signaleert in een uitvoerig betoog de
nadeelen voor den bona fide winke
lier van uitverkoop onder valscho
voorgevens, welke hij als een soort
van brooddieverij brandlmerkt. Het
kwaad, dat zich enkel in de groote
centra van bevolking voordoet, neemt
verschillende vormen aan. Het ka.n
niet voldoende worden bestreden door
de bestaande burgerlijke wetgeving
en ook niet door een expresse wette
lijke bepaling van burgerrechterlij
ken. aard; het. ma.g niet worden bestre
den door preventieve maatregelen,
die door gebod van staking de vrij
heid al-te gevoelig aan handen zou
den leggen. Eene afdoende bestrij
ding is echter, volgens den inleider,
mogelijk door een© uitdrukkelijke
strafbepaling, maar totdat deze er is,
zoude reeds veel gewonnen worden
door organisatie en maatregelen van
tegenweer van de vereenigde hande
laars van strengere zedelijke opvat
ting.
De heer F. de Beukelaar uit Ant
werpen bestrijdt in een rapport: Het
werk der bevolking van gevangenis
sen en bedelaarsgestichten, helt ver
vaardigen door gedetineerden van
nijvei'heidsproducten, waarmedie men
in mededinging treedt me(t de vrije
nijverheid. Hij vestigt de aandacht
op het feilt, dat te Mei-xplas door 400
gevangenen 'in 1901 meer dan 8 milli-
oen steenen zijn vervaardigd, welke
bij aanbestedingen tot zelfs te Breda
en Amsterdam de voorkeur behaald
hebben. Hij concludeert, diat het be
zighouden van vagebonden en opge
sloten bedelaars met de ontginning
der heidegronden voordeelig zou zijn
voor den landbouw en van algemeen
nut, terwijl zij de vrije nijverheid
van eene geduchte mededinging zou
verlossen.
Van belang is voorts nog het rap
port over de Zondagsrust door Dr.
Rudolph, welke kwestie ook door den
heer Fiedeldy Dop was onder de
oogen gezien.
Beiden uitten den wensch, dat de
regeering eerlang een zoodanige re
geling dezer malterie aan onze Volks
vertegenwoordiging aanbiedt, waarin
met de bezwaren tegen Zondagsrust,
die uit de inrichting van het bedrijf
en de noodzakelijke 'behoeften van
het publiek voortvloeien, rekening
worde gehouden, maar waarin dan
ook verder alle niet-noodzakelijke
Zondagsarbeid zoowel van patroons
als bedienden worde verboden, en
waaa-in ook de rechtvaardigheid je
gens de verschillende bedrijven worde
betracht.
De heer C. L. Rambonnet uit Zut-
fen komt in een rapport over „De ar
beidswetgeving en de Middenstand^'
tot de slotsom, dat d,e geest van cen
tralisatie, de neiging om de zaken e
regelen buiitem de belanghebbenden
om, een groolt bezwaar is tegen den
goeden invloed der arbeidswetgeving
in de praktijk. Niet alleen, diat de
meeste wetten eene geheel© reeks van
bedrijven, die niets met elkander ge
meen hebben, brengen onder eene ru
briek of klasse, liet gevolg der centra
lisatie is ook, dat men een algemee-
nen vorm van draagkracht en van
En ik sta er op, diat gij het mij
dadelijk zegt.
Dat helpt u niet. Integendeel,
neemt ge mij gevangen, dan zullen
morgen de briljanten weer verdwe
nen zijn uiit hun geheime bergplaats.
Gij leunt mijn gevangenneming geen
uur geheim houd'en, maar ik kan de
plaats, waar de briljanten te vindien
zijn, wel voor u verzwijgen. Gij zult
mij echter volstrekt niet la'ten gevan
gen nem'en, als ik u zeg, diat niet al
leen het gestolen®, maar ook d'e dief
door ons ontdekt is.
Wie is het?
Ook dat behoud ik mij voor te zeg
gen, wanneer ik votor freule Cesina
sta.
Ik begrijp volstrekt niet, wat die
met de zaak te maken heeft.
Zeer veel! Maar diat gaat u ni'eits
aan. Ik heb u veeleer te vragen, wa't
gij voor de terugbezorging van d'e
briljanten bi edit.
Ah! stiet de rechter eenigszins
verrast uit, daar zit hem dus de
kneep. Gij wilt zaken doen?
Natuurlijk. Niets voor niets.
En gij meent, dat ik maar zoo
plompverloren zal inlaten met ondier
handelingen meit helers en dievenhel-
pers?
behoeften voorstelt. De inleider is
van oordeel, dat:
1. De arbeidswetgeving bëter kan
ter hand genomen worden door de
belanghebenden zelve dan door het
traal gezag.
2. Dit is echter slechts mogelijk
door plaatselijke vereenigingen vau
alle patroons en alle werklieden in
eenzelfde vak werkzaam, aan welke
vereenigingen de bevoegdheid worde
toegekend om voor allen bindende
bepalingen te maken oaider controle
van het openbaar gezag.
3. Aangezien de tijd nog niet rijp
schijnt voor zoo ingrijpende wijzi
ging in de wetgeving, is het wensche-
lijlt een bond op te richten van werk
gevers en werknemers, welke zich
ten doel steltdaarvoor propaganda te
maken.
De heer m,r. Z. van den Bergh uit
Amsterdam sluit de reeks ïnelt een
rapport over Snel en Goédkoop Recht
komende tot de verklaring, dalt drin
gend noodig is een hervorming van
ons proces-recht, die voor de gewone
zaken een min omslachfigen en min
kostbaren procesgang invoert.
Nog dienlt. aangestipt., dat die. heer
J. R. van Dijk, lid van den gemeen
teraad te Amsterdam, aan het Con
gres de volgende vragen voorlegt:
„Moet bij gemeebtebeheer van d'ie
bedrijven, welke uit hun aard. mede
dinging uitsluiten, dat beheer zuiver
als dat eener coöperatieve onderne
ming worden beschouwd., waarbij
het behalen van winst is uitgesloten"?
Of:
„Mag de gemeente, hadalt zij het
geen, een dergelijk bedrijf voortbrengt
of verschaft, voor een behoorlijken
prijs heeft geleverd, met haar beheer
winslt behalen ten bate dei- gemeente
kas, teneinde niet genoodzaakt te zijn
hare belastingen te. verhoogen, in
sommige gevallen deze zelfs te kun
nen verlagen"?
Uit hetgeen d'e inleider tot toelich-1
ting dezer vragen geeft, blijk, dat hij
voor zich al moge de coöperatieve
opvatting in theorie de meeslt zuivere
zijn geneigd is de tweede door
hem gestelde vraag toestemmend te
beantwoorden en wel omdat hij ver
hooging van belasting als een bij uit
stek geschikt mididel beschouwt, de
gegoede, vermogende en koopkrachti
ge burgerij te doen etnigreeren, ten
kost© van den winkelstand. Hij her
innert er bovendien aan, dalt Berlijn
in 1896-97 uit zijn gaswerken, boven
rente en aflossing, een bedrag van
4.116.685 M., Hamburg 3.593.194 M.,
Keulen 815.765 en Barmen 417.183 M.
in de gemeentekas deedi vloeien. Uit
het kapitaal in den aanleg der water
leidingen gestoken. |trok Hannover
14, Aken 17, Halle 22. Mannheim 53,
Keulen 58, Dusseldorf 76
Binnenland.
Yleeschnitvoer naai' Duitschland
Het „Nieuwsblad voor het Noorden"
is in debat met een Groninger, die in de
„Ivöln. Zeitung" den uitvoer van vleesch
naar Duitschland heeft besproken. Die
Groninger betoogde daarin, dat bij de
zen handel praktijken geschieden, scha
delijk voor den goeden naam van Neder
land.
Het „Nieuwsblad voor het Noorden"
nu brengt in het. midden dat het onvoor
zichtig is dit eerst in een Duitsch blad
1:e bespreken en betoogt vooivts:
Maar in d'e tweede plaats, en dat is
erger, heeft ook de Westfaalsche pers
de aandacht op het feit gevestigd
Eergisteren heeft men in ons blad een
stukje kunnen lezen uit de „Munsteri-
sche Anzeiger'. waarin duidelijk wordt
gemaakt, hoe 1. d'e vleeschkeur aan
de grens zeer veel te wenschen over
laat, en 2. hoe die vleeschkeur bedui
dend verscherpt zal worden, voor ver
duurzaamd vleesch reeds met 1 Octo
ber a.s. en voor alle andere soorten en
kwaliteiten met April 1903. Het blad
voegt er niet zonder leedvermaak bii,
dat het rijk van de Groningsche ex.
porteurs dan uit zal zijn.
In dlit verband spreekt het blad zelfs
van ..gewetenlooze" exporteurs. Nu
zal dit wel zoo'n vaart niet loopen.
Wij vermoeden, dat de Duitsche afne
mers heel goed weten, wat ze krijgen.
Vooral voor de worstfabricatie wordt
in Duitschland zeer veel gebruik.!, dat
hier beslist zou worden afgekeurd.
Dit blijkt bijvooi-beeld reeds uit het
feit, dat in de abattoirs in Saksen ook
honden kunnen worden geslacht en
voor de consumptie kunnen worden
goedgekeurd. Wij vermoeden dus, dat
de .gewetenloosheid" eerder moet
Neen, dat, denk ik nielt, maar
daar hebben wij het nu ook volstrekt
niet over. Gij zelf hebt mijn vader
verzocht, tot opsporing van het gesto
len©, en zich met dat doel in connec
tie te stellen met de camorra. En het
is u nieit onbekend, diat dergelijke
bemo'eiingen in Napels geld kosten.
Natuurlijk zult gij er niets bij
verliezen.
Ha, ha. ha! Dat 'ontbrak er nog
aan! Wij willen profiteeren, mijn
heer, de zaak staat gunstig voor ons.
Wij willen voor onze moeite en voor
onze handigheid betaald worden. De
briljanten zijn, verpand, en wanneer
gij ze terug wilt, hebben, mo'et gij ze
inlossen en bovendien ons en de ca
morra betalen.
Hoeveel vordert gij, mijnheer
Castaldi?
Tweemaal honderd duizend lire.
De rechter trad verschrikt een stap
terug.
Gij schijnt van ronde sommen te
houden, mijnheer Castaldi! zeide hij
na een kleine pauze spottend'.
U soms niet? En ik ben ook vol
strekt nieit hier, om mij te laten af
dingen. Dat. is de prijs. Er gaat geen
soldo af. Dat staat vast.
Gij vergist u alweer, mijnheer
Castaldi. Want gij zult mij heden
avond nog een veel bescheidener som
noemen.
Hoe zou ik daartoe komen?
Omdat, ik u nu voor mijn ge
vangene verklaar. In naam des ko-
nings volg mij.
Daarbij legde de rechter zijn hand
zwaar op den schouder van den jon
gen man. Deze verbleekte eenigszins
en zijne oogen vestigden zich somber
en dreigend' op Ghilazzi.
Gij durft het werkelijk wagen?
étoiuterde hij in den eersten schrik.
Wat zou ik er bij wagen? Denkt
ge soms, dat ik bevreesd ben, voor
uwei bandietenbende? Volg mij. Ik
lever u aan den politiepost hier dicht
bij over, die ai naar de gevangenis
zal brengen. Als er opzien door ont
staat, zult gij het u zelf fte wijten
hebben.
Goed. Laat ons gaan, mijnheer.
Maar ik geef er u mijn woord op, het
zal u berouwen.
De beide heeren waren, juist op heit
punt om te gaan, toen zij uit de zij
kamer, die in plaats van een deur
slechts door een zwaar gordijn van
heit salon was gescheiden, de stern
van den jongen hertog hoorden, die
haastig en gejaagd zeide:
God zij dank. Emilio, dat, gij er
weer zijt. Ik heb den geheelen dag
op heet© kolen gezeten. Kom hier
binnen, boven is alles vol gasten. Al
les is Itoch goed gegaan?
Alles goed. Maar Attilio, een
tweeden keer zou ik mij met zulk een
commissie niet gaarne belasten. Uw
moeder weende...
Bij d'eze woorden traden de beide
heeren haasiig door de portière in
het salon. Verbaasd hield graaf Tozzo
eensklaps op.
Wij zijn niet alleen! liet hij er
na een klein© pauze op volgen.
Wat gebeurt er hier, mijnheer
Ghilazzi? vroeg Attilio verrast, wat
doet. gij hier mijnheer Castaldi?
Don Luigi's oogen kregen weer een
vaste en vei-metele uitdrukking. Hoen
hij den hertog Attilio door de por
tière zag binnenkomen. Hij herwon
op eenmaal al zijne onbeschaamd
heid, waarmee hij reed's vroeger den
rechter van instructie had geïmpo
neerd.
Wat zal hier verder gebeuren,
hertog? zeide hij met nadruk, het, is
weer de oude geschiedenis. Omdat1
men den rechten dief niet vinden
kan, stopt, uien den eersten den bes
ten onschuldige in de doos. Wat zegt
gij van zoo iets, hertog?
Ik begrijp u niet stotterde At
tilio verlegen.
Mijnheer Castaldi heeft mij zoo
even verklaard, sprak nu de rechter
tof opheldering, dat hij zoowel de
briljanten als den dief ervan heeft
ontdekt, maar hij wil noch den laat
ste noemen, noch de eerste zonder een
aanzienlijk losgeld afgeven. Derhal
ve heb ik besloten, hem gevangen te
nemen.
Maar hertog, ging don Luigi
weer scherp en bijtend voort, gij weet
immers zelf het best, hoe onschuldig
ilc aan den diefstal ben. Ik beroep
mij op uw getuigenis- om mijn on
schuld te bewijzen. Mocht uw getui
genis mijne vrijlating niet. bewerken,
dan zou ik genoodizaakt zijn, den wa
ren diicf te noemen.
Mijne heeren, begon Attilio
eenigszins hakkelend, maar bij élk
woord met meer vastheid in zijn stem
gij verkeert beiden in eene zeer be
grijpelijke dwaling. Zooals ik name
lijk zooeven verneem, heeft men het
kistje in het kasfeel van Positano te
ruggevonden, en is het, zooals mij
mijne moeder uitdrukkelijk laat zeg
gen, vermoedelijk al dien tijdl niet
uit het kasteel weg geweest. Er kan