DE ZATERDAGAVOND GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD' Letterkundig Weekbiad voor Jong en Oud. Haarlemmer Halletjes No. 905. Zaterdag S September. 1902. IVIeest gelezen Dagblad in Haarlenn en Omstreken. ALLERLEI. De ongeluksvogel. I-Iet was in de middeleeuwen... Als ergens in een dorp van belt dak van een huis de schoorsteenen neer ploften, of één der zware kettingen waaraan de lantaren hingen, berst ten en hun laslt lieten vallen, Of 'een kuis in aanbouw instortte, altijd was het zeker op een oogenblik dat de „on geluksvogel" de plaats passeerde. De ongeluksvogel was een mensch op wien zich alle jammer, diie maar een inensc-h treffen kan, vereenigde. Zijn lichaam was bedekt met littee- kens, rijn ledematen, voor zoover voorhanden, ontzelt of aangenaaid. Alle deze gebrekigheden had' de on gelukkige uit tal van accidenten mee genomen. Van zijn jeugd af was hij vervolgd. Maar hij leefde... En dat was juist het wonderbare, heit onaangename aan dezen mensch, dat hij, hoe vaak ook dood'elijk gekwetst, en stuk voor stuk zijn ledematen inboekend, tóch niet te: gronde ging. Men begon dus te vermoeden, dat- de betrekking \tusschen den ongeluks vogel en het onheil onmogelijk een toevallige kon zijn. Anders hadi het hem niet zóó dikwijls kunnen tref fen. De ongeluksvogel" had zich bijv. juist van helt trottoir verwijderd, waar hij door de ervaring wijs een in aanbouw zijnd huis uit den weg ging en als hij op het andere trottoir aankwam, viel dlaar een bloempot omlaag, die hem een gat in het hoofd sloeg. Onder zulke omstandigheden ver diende de- arme kerel toch zeker me delijden. Maar neep men vervolg de hem nie,t alleen met hoon, men be gon hem voor de schade aansprake lijk te stellen. Men noemde hem eerst in scherts den „ongeluksvogel" maar later, met bedreigingen, den onge schikte, den „domkop"! Mettertijd laadde men zelfs zulke gevallen op zijn schouders, waarbij hij heelemaal niet tegenwoordig was geweest. Men noemde hem ,,van satan bezejtem" en probeerde tot zijn bestwil den duivel uit te drijven, door hem halfdood1 te slaan. Toen op een dag helt dak van een huis op zijn hoofd neerviel en de „on geluksvogel" bewusteloos en uit vele wonden bloedend opgenomlem werd, blies het woedende volk hem het over gebleven glansje levenslicht uit door zich op hem te werpen en te slaan en te trappen. Zonder zich lang te bezin nen, ja, zonder te zien of de stumperd werkelijk d'ood was, ging 'men hem begraven. Onderweg brak een wiel van den lijkwagen. Toen de kist zou worden neergelaten, liet de doodgra ver het touw glippen, de kist kantel de... Maar er waren een massa men sch en op de been, die weten wilden of de ongeluksvogel waarlijk dood was. Ieder stelde er prijs op een handvol aarde op de kist tie werpen. Men was ontroerd, ombelsdle elkaar, en sprak met eerbied van den doode, die toch zijn goede eigenschappen had gehad. Toen ging men huis waarts en vreugde heerschte in de gansche streek. Doch, alles bleef bij heft. oude. Er verging ge,eni d:ag of er stortte een huis in, er barstte een ketting, er woei een schoorsteen om. De herinnering aan den „ongeluksvogel" werd: weder wakker en spoedig was men het er over eens, dat zijn geest ommedwaal- de. En toen op een dag het stadhuis instortte, en burgemeester en wethou ders en vele raadsleden onder de stee- nen begraven werden, was de ontzet ting waarlijk vreeselijlc.Eenige raads leden, die gelukkig gered1 waren, spraken een wij si woord en de menig te geloofde hen: de. geest des onge luksvogels had geen rusit, omdat die schelm van een doodgraver de kist had- laten vallen, men moest den ke rel ophangen. En ook del eigenaar van het huis, dat het laatslt ingestort was op zijn hoofd had schuld en be hoorde gebrandmerkt te worden. De geest vanden ongeluksvogel zou nieit éér rust hebben. ...Het is alles lang geleden. Het was in de middeleeuwen. Koninklijke verstrooidheid. Men verhaalt van een koning van een kleinen staat in het Noorden van Europa zonderlinge staalitj.es van ver strooidheid. Als gast van president Loubetwerd aan hem eens voorgesteld! Paul Her- vieu, de gevierde schrijver van ,,1'E- nigmie". De vorst groette glimlachend,reik te hem de hand en sprak met bemin nelijke stem: O! wat doet het mij een genoe gen melt u kennis te maken, nu ik juist uw succes vernam, diat uw werk „le Nuage" bij de Comédïe Franchise behaalde! De overige gasten zwegen of glim lachten, maar een wolk van misnoe gen nu een werkelijke wolk gleed over Hervieu's voorhoofd... Een poosje later stelt men aan den vorst een generaal voor, beroemd door zijn krijgsgeluk, doch ook alge meen bekend om zijn onfortuinlijk huwelijk. Met diezelfde gebaren van zooeven treedt de vorst op hem toe en zegt minzaam: Mijn waarde generaal, ik ben opgetogen u te zien, hoe maaktt. het uw echtgenoote, die ik zeer goed ken! De generaal verbaasd: Hebt u ze dan... goed gekend... sire? Zeer zeker, mijn waarde..., heel goed... Welnu, sire, dian zijt gij gelukki ger dan haar echtgenoot, want ik ken haar slechts van verrel Ten slotte vertelt men, dat toen de zelfde vorst den dood van mme. Char cot vernam, hij in een salon van het Elysée Waldeck Rousseau aansprak, in allen ei-.nslt met een vochtig oog en bewogen stem: - O! mijnheer de minister-presi- dlent, ik vernam juist het smartelijk verlies, dat u treilt door het overlij den van uw schoonmoeder!... Wees overtuigd dat ik diep begaan ben... En na een oogenblik ie hebben na gedacht, ging hij voort: Neen! Er is geen grooter man in deze eeuw dian Parteur! Grafheuvels. In de laatste vergadering .dier Ber- lijxische vereeniging voor Anthropo logic sprak dir. Trager over vondsten van graven in Albanië, Thieissalië, en Macedonië. Op het zuidelijke Balkan- schiereiland, vooral in Macedtonië, vindt men regelmatige heuvels va-n meest ongeveer 10 melfeer hoogte,maar er zijn ook hoogere en zelfs eeni-ge van 50 meter hoogte, tot aan 1000 M. omvang. Tot nog toe heeft men ze voor grafheuvels gehouden, daar zij ongetwijfeld zeer kunstig gemaakt zijn, maar onderzoekingen .lieten maar zelden grafkamertjes van bin nen bespeuren. Ook werd tevergeefs gezocht naar scherven of beender- overblijfselen, wel echter vond! men. in hun omgeving bronzen, ceramische overblijfselen, enz. -enz. Daaruit, evenals uit de waarneming dat deze heuvels op laag land en in de nabijheid van moerassen en me ren sltaan, maakt de spreker op, dat men in de meeste gevallen hier niet met echte „Tumuli", dlw.z. grafheu vels te doen heeft maar met verou derde neerzeljtingsplaatsen, die bij vr,negeren grooteren rijkdom aan wa ter in zekeren zin als pendanten van de paalbouwingen zouden zijn aange Iegd. Hiermede kan men biet echter moeilijk eens zijn, want men vindt ze niet slechts in moerassige en wa terrijke streken, maar ook, zooals bij voorbeeld in Donau-Bulgarije, op plaatsen, die volgen-s haar geologi sche- geaardheid, nooit rijk aa-n water j geweest kunnen zijn en naar baar op- i pervlaklcige gedaante te oo-rdeelen, geheel helt tegen oVergesteide van poelen of moerassen zijn. Wanneer men verd'er zou willen aannemen, dat zij in water zijn opge-, slagen, behoeft men slechts aan heit oneindig aantal scheepsladingen te denken, die, daartoe noodig zouden zijn om dieze gedachte terstond t-e la ten varen. Met de in dien tijd nog ge bruikte vlotten kon men natuurlijk Een- gepantserde automobiel. Een gepantserde automobiel voor oor- logsgebruik is het nieuwste op het. ge bied der krijgstechniek. De uitvinder is een Amerikaan, Frederik Simms ge naamd en de eerste auto van dien aard is vervaardigd door de bekende Engel- sche kanonnenfirma Viokers Sons and Maxim Limited. De wagen is bewapend met twee pom- De constructie is eenvoudig. Een pant-1 poms en twee maxims. Hij is bestemd ser van staal, ter dikte van 16 m.M., om- voor de Engelsche kustverdediging en geeft het geheeie rijtuig en is er aan b? kan niet alleen over vlakke wegen, doch vestigd met half-ovale veeren. Het pant- ook over hobbelig terrein en akkers rij- ser beschermt tegen projectielen uit ka--den. nonnen van klein kaliber. geen aarde aanbrengen. De heuvels kunnen dus niet anders dan op droog landi zijn opgeslagen. Hun op er Vlak te is echter meiestal veel te klein om voor woning te dienen; hef. is ondenk baar diat een familie alleen zulke een aanzienlijken berg zou hebben opgehoogd en. meer d-an een huis met een schuur kon daarboven niet ge staan hebben. Buitendien is het niet te begrijpen, waarom men nnet zoo oneindig -veel moeil'-e een heuvel beeft opgebouwd, alleen om op liet droge te, zitten, terwijl toch dikwijls, zooals bijv. in het noordien van Macedonië, natuurlijke bergen en hoogjten op maar een paar honderd schreden af stand te bereiken zijn. Eindelijk is o-ok de waarneming dat men binnen in menigmaal geen overblijfsels van graven gevonden beeft, alleen niet ge heel v/ertrouwbaa-r, want aan den eenen kant heeft men ze in eenige heuvels immers toch aangetroffen waaruit dr. Trager had moeten op maken, dat er tweeërlei soort van zulke heuvels zijn: grafheuvels en woonheuvels en -dan zijn ou-de be graafplaatsen volgens dei -ondervin ding steeds het doel geweest van op buit beluste roovers. Om dezelfde reden zou men ook voor een ge-die-elte der Egp'tische gra ven een andere verklaring moeten zoeken, -daar van deze reeds vele leeg waren, toen onderzoekers uit den -te gen'woordigen /tijd ze bereikten. Fir i!e Moppentrommel, SNUGGER. Jansen is getrouwd, wat hem niet belet, een vrijgezellenlev.en te blijven leiden en. zijn nachten in de sociëteit door te brengen, Je moet mie toch eens zeggen, vraagt een vriend! hem, wat je doet, als je vrouw je snapt, als je 's mor gens thuis komt. O, ik neem mijn voorzorgen! 's Morgens loop ik altijd achteruit, de trap op, dan denkt mijn vrouw, dat ik al uitga! MODERN MISVERSTAND. Vrouwelijke rechter van instruc tie: Ik herinner je er aan, dat het het best voor je is, als je dadelijk een verklaring doet, Landlooper (d'e hand op het hart drukkend): O, met genoegen! Gij zijt het heerlijkste wezen, dat ik ooit ont moet heb, ik bemin u tot waanzinnig- word ens toe. OORZAAK EN GEVOLG. Kunstschilder: Het publiek betaalt niet, tegenwoordig! Huisbaas: En de schilders uog min der. NIET GALANT. Heer: Juffrouw, zoudt- u de mijne willen worden... Jongedame: O, zeker,.. I-leer: Pardon, ik had nog niet. uit gesproken... zoudt u de mijne willen worden, als ik een bochel had? Jongedame: O, zeker... 1-Ieer: Gelukkig, dat ik dan geen bochel heb. BOEMELBAAN. Spoorwegambten aai- (aan het loket, tof reiziger, die een retourkaartje ver langt): Weeft- u wat, mijnheer, ik zal u maar alleen een heenreis ge ven. Op onzen spoorweg rijdt u toch niet terug. IN DEN ROES. Koetsier (tot beschonken passagier) Waar moet ik u heenbrengen? Breng me maar naar no. 45, de straat zal ik je later wel zeggen. BOOSAARDIG. Sergeant (tot collega): Ken je re- cruut Meier van mijn compagnie? Neen, zoover reikt mijn dierkun dige kennis niet. PRETTIG. Dokter Pil (thuiskomend, tot zijn vrouw): Nu, vrouwtje, ik heb einde lijk mij n zieke gered en ik verzeker je, dat het een lasjtige karwei is ge weest. Mevrouw Pil. Dat verbaast me niet; iedereen zegt, daJt je zoo'n goed dokter bent. O, had ilc je maar 5 jaar geleden gekend! Ik weet zeker, dat mijn eerste man, mijn arme Thomas, dan nog in Leven zou zijn! HATELIJK. Vader (tot zijn bejaarde dochter, nadat zij voor de derde maal het lied „Bijna 30 jaar ben ik oud" heeft ge zongen): Schei nu toch in 's he melsnaam uit met je... jeugdherinne ringen. OPENHARTIG. Vriendin: Je beminde, lieve Rosa, bevalt mij, in vertrouwen gezegd, vol strekt niet. Rosa: Alg het jouw beminde was, zou hij mij, eerlijk gezegd, ook niet bevallen. Een Zaltrdag avondpraat]e. Er zijn nu eenmaal menschen, die het kwalijk kunnen verkroppen dat een an der feestviert. Om welke reden dan ook: •afgunst, jaloerschheid, een zekere aan geboren lcarakterzuurheid, geven ze altijd, •af op de feesten van een ander. 1-Ioe dik wijls hooren we niet zeggen: die of die heeft een partijtje gegeven, maar hij deed beter met dit of dat te doen. Volgt dan, wat de persoon in quaestie naar de mee ning van den beoordeelaar behoorde te doen. Hoe grooter het feest Is, des te grooter is natuurlijkerwijs de kritiek. En zoo wordt er geregeld elk jaar gespot met de feesten op den Koninginnedag. Er zijn menschen, die om deze feesten lachen, wei te verstaan als een boer die kiespijn beeft. Waarom ze dat doen is niet heel duidelijk. Niemand vraagt bun immers om mee te doen! Willen zij, in een slap en vaag internationalisme, niets gevoelen voor vaderland en vorstenhuis, welnu dan moeten ze het laten. Maar dat. behoeft nog geen reden te wezen, om smadelijk van anderen te spreken, die daar wel hart voor hebben-. Wie van eèns anders feestvieren zegt, da.t het kunst matig is, laat wel wat al te duidelijk merken, dat die feesten hem persoonlijk hinderen en dat hij die veel liever zag mislukken. VooTal in dezen tijd is de feestviering op den Koninginnedag het tegendeel van opgeschroefd. Ieder die daaraan mee werkt, doet dat volkomen vrijwillig en van ganscher harte, ja het Bestuur van de vereeniging Koninginnedag is zóo weinig gesteld op lauwe of onverschil lige elementen, dat elk Jaar de verschil lende Commissies opnieuw worden be noemd, om zoodoende juist hen, die e-r koud onder blijven, niet meer mee las tig te vallen. Er is nog 'iets Verbeterd. Vroeger werd voor de kinderfeesten aan alle kanten gevraagd om giften en bij dragen in natura: broodjes, krenten broodjes, vleeseh, limonade en wat al niet meer en de handelaars in deze artikelen, die ook nog als lid contribueerden, droe gen op deze manier dubbel bij. Eigenlijk waren zij het, die grootendeels het kin derfeest gaven. Hoewel in den regel deze bijdragen werden gegeven van ganscher harte, mocht dit toch op den duur niet van de handelaars gevergd worden. De voorzitter Mr. van der Mersch is daar zelf zeer tegen en het is dan ook dit jaar niet meer gebeurd, 't Is te verwachten, dat; ais voortaan weer een kinderfeest gegeven wordt, dit geschieden zal op kosten van de vereeniging en niet op die van winkeliers en neringdoenden, die in de meeste gevallen moeilijk weigeren kunnen en aan wie men het- juist daar om niet vragen moést. Ja maar, zeggen er, de menschen schroeven hun plezier met sterken drank op. Nu moet ik dan toch zeggen, dat ik Maandag nagenoeg geen beschonken menschen heb gezien. En zelfs al waren er geweest, dan kunnen die niet op re kening van den Koninginnedag worden geboekt. lederen Maandag weer kunnen we ettelijke arbeiders, vooral ond-er de zoogenaamde witbroeken, in een roes de straten door zien zeilen. Daar hebben ze wezenlijk geen nationalen feestdag voor noodig. Mochten de bestrijders van het Koninginnefeest het zoover kunnen bren gen, dat zij deze liefhebbers afkeerig maakten van de fiesch, dan zouden ze heelwat nuttiger vyerk doen, dan schim pen op andermans feestelijkheden. Verder zijn er nog de ongewenschte raadgevers. Zij zouden bijvoorbeeld wen- schen, dat op een concert in de Groote Kerk zoo goed als geen buitenlandsche composities werden uitgevoerd, „Eigen Nederlandsche werken moeten het we zen!" Dat lijkt nu wel heel wijs en fraai, maar is in de praktijk onuitvoerbaar, om de eenvoudige reden dat geen enkele feestcommissie aan de uitvoerenden kan voorschrijven welke stukken ze moeten uitvoeren en dat de uitvoerenden op hun beurt kiezen, wat hun het liefst is en dat zijn uit den aard van de zaak niet altijd Nederlandsche composities. Dit is nu zoo'n dood eenvoudige verklaring van de reden, waarom ieder programma van een dergelijk concert er altijd zoo inter nationaal uitziet, dat we ons er over ver wonderen, dat de man die de aanmer king maakte zelf niet op het idee geko men is. Maar helaas, sommige menschen vinden het wel eens gemakkelijk, niet verder te kijken dan hun neus lang en houden zich soms graag van den domme. Op de dommen speculeert ook een meisje van een jaar of negen, dat hiej bij voorkeur dames aanklampt met de snikkende verklaring: „ik heb een dub beltje verloren en ik kan het niet weer vinden!" Hier volgt. dan. een kleine pau ze, om aan het medelijden gelegenheid te geven uit. d-en grond van het hart van de toehoorders op te borrelen. Gebeurt dat niet gauw, dan laat het kind er op volgen: „heeft u ook een dubbeltje voor me?" Dat overkwam een van mijn kennissen, maar deze die de traan welke ze uit haar ooghoek wreef, een beetje droog van aard vond, zei: ...ie moet nog maar eens zoeken" en ging cloor. Toen ze een eind verder omkeek zag ze het. kind nog pre cies op dezelfde plaats. Het maakte vol strekt geen aanstalten tot zoeken. En toen ze het kind een paar dagen later in. een heel ander stadskwartier weer ontmoette, wreef het weer dezelfde droge traan weg en snikte even rampzalig: „ik heb een dubbeltje verloren!" D? lezeressen weten nu wat er van dat dubbeltje aan is. Natuurlijk is er niets moeilijker, dan een dubbeltje te vinden dat nooit verlo ren werd. Intusschen is hel evenmin ge makkelijk om aan ons postkantoor dub bele briefkaarten te krijgen. Een firma in de stad had er een dikke tweehonderd noodig. Niet zoo'n verbazend groote hoe veelheid zou men zeggen. Maar toch wa ren ze niet voorhanden. Enfin, de groot ste koopman kan op een gegeven mo ment uitverkocht wezen en de kooper maakte daarop dan ook geen aanmer king, maar ging rustig heen met de bood schap, dat hij ze dan en dan (eenige uren later) ontvangen kon. Maar toen hij terugkwam waren er niet. meer da.n honderd en bleef hem dus niets anders over, dan de depöthouders af te draven en de kaarten daar bijeen te verzamelen. Zoo kwamen ze bij stukjes en beetjes bij elkaar. Wel wat vreemd, dat een groot kantoor zóo slecht gesorteerd is en nóg vreemder, dat het niet mogelijk is, in den tijd van drie uur twee honderd dubbele briefkaarten in te slaan. Als een winkelier zóo leverde, raakte hij zeker de klandisie kwijt. Gelukkig voor den Staat, dat hij een monopolist is en dus daarvoor niet bang behoeft te wezen! De Staat is, zooals we weten, ook nog monopolist in andere dingen, o. a. op het stuk van belastingheffing en van bet- houden en exploiteeren van gevangenis sen. Met de eersten hebben we allen tot ons verdriet min of meer kennis ge maakt. Van de laatsten blijven we maar liever vrij. Het gezelschap daar is, hoe zal ik het zeggen, een weinig gemêleerd. Je hebt er onder anderen Frans Rosier, die zeker uit een oogpunt van zielkun dige studie wel merkwaardig, maar als geregelde conversatie toch minder wen- schelijk is. Hij zal dan nu den 25sten van deze maand terecht staan. Natuurlijk zijn alle Haarlemmers zeer benieuwd, of de justi tie hem voor de beschuldiging van af dreiging bij de weduwe van Dregt zal kunnen veroordeelen. Hij ontkent alles stijf en sterk, maar zoowel Mej. van Dregt als Mej. Lenteman hebben hem herkend en het is een bewijs van schuld, dat hij zelfs loochent op dien dag te Haarlem geweest te zijn. Rosier is zonder twijfel een van de ge vaarlijkste sujetten die de samenleving onveilig maken. Wanneer er iets bestaat als de „geboren misdadiger", zou hij daarvoor kunnen doorgaan. In zijn jeugd was hij niet buitengewoon vlug, maar evenmin dom: een van de talrijke mid- delmatigen. Maar tevens speelde hij toen al den dief en deed niets liever, dan de jaszakken van zijn medeleerlingen in de gang nasnuffelen, wanneer hij daar in een onbewaakt oogenblik kans toe zag. De heer Jenny Weijerman heeft een poos lang dit beminnelijke jongmensch onder zijn leerlingen gehad. Wat, de andere hoeven betreft, die de diefstallen en inbraken van den laatsten tijd op hun geweten hebben, zij zijn niet, zooals men wel eens meent, Amsterdam mers, maar wonen kalmpjes in Haarlem. Althans dat vermoedt de justitie. Maar de moeielijkheid is natuurlijk om den kerels te bewijzen, dat ze aan die misdrij ven schuldig zijn! Ze hebben te veel handlangers! FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 5