life Licht en Schaduw. VERGIFTIGD. Rubriek voor Dames, Twintig jaar geleden, toen in ieder echt Hollandsch huishouden de bleeker nog een vreemdeling was en iederen Maandag de waschvrouw aan huis kwam om het linnen of wat voor linnen door ging der respectieve huisgenooten te was- schen; in dien ouden tijd zeg ik, kon het ondergoed zonder eenig merkteeken tot den laatsten draad toe versleten worden. Dat werd anders, toen men het vuile goed zonder blikken of blozen de deur uitstuurde om het niet dan geheel ge reinigd terug te ontvangen. Toen werd het noodig om het kind, in dit geval het waschgoed, een naam te geven en zoo werden hemden, flanellen, lakens en sloopen, handdoeken en servetten ge merkt met een rood merkteeken, ten be wijze, dat ze tot een zelfde familie be hoorden. Dat werd toen door de huis vrouw zelve gedaan met eenvoudig rood merkkatoen. Dat vergde echter veel van de oogen, er werd iets gemakkelijkers ge zocht, toen verkocht men de machinaal bewerkte bandjes met allerlei letters. Daarmee was echter aan het gemak, de netheid opgeofferd, want zoo'n tegenge- naaid bandje heeft voor ons oog iets slordigs. Daardoor is men waarschijn lijk overgegaan tot het veel sierlijker, maar ook veel bewerkelijker, borduren met wit katoen en dat mocht langzamer hand niet meer met twee letters, recht en slecht naast elkaar gebeuren, neen. zij moesten inéén gestrengeld zijn en vormden zoo een monogram. Van dien tijd af heeft het monogram burgerrecht gekregen niet alleen om zijn bovenom schreven nut, maar vooral om zijn j sierlijkheid. Langzamerhand is het mo-i nogram een onmisbare garneering ge-1 worden, zoo zelfs, dat de Engelsche da- i mes tegenwoordig haar blouses en rok-1 ken, haar kousen en badcostumes, ja J zelfs haar schoenen met monogrammen I versieren. De blouse draagt het monogram vóór I op de borst of op de schouder, op het ceintuur of de mouw, terwijl het mono gram van de schoen aan de kant zit of bij knooplaarzen op de knoopjes. Zoo ziet men maar hoe het oorspron kelijk doel van een dergelijk gebruik ver loren kan gaan door den tijd en hoe eigenlijk alles in de vrouwenkleeding gedirigeerd wordt door de zucht naar elegance. Weer een stokpaardje te meer hij het heele regiment van die diertjes, dat de philosoof er op nahoudt, als hij on,ze he- dendaagsche jonge dames wil afschilde ren. HL ISHOUDEL1JKE WENKEN I. Een japon moet. men liever in de breedte dan in de lengte op vouwen. Door het dragen rekt het goed altijd in de lengte, door een opvouwen in de breedte wordt het weer in de gewenschte vorm teruggebracht. II. Om een gekleurde blouse te strij ken moet men nooit een heeten bout ge bruiken. Een heet ijzer tast de kleur aan en maakt daardoor de blouse verlept. De oorringen schijnen weer in de mode te komen. Reeds lang heeft daarvoor ze kere neiging in de vrouwenwereld be staan en de eenige reden, dat die neiging bij vele geen ingang heeft gevonden is waarschijnlijk de hooge kosten van een juweelen knopje, dat eigenlijk het eenige sierlijke oorornament vertegenwoordigt. Gelukkig is het tegenwoordig niet meer noodig het oor te doorsteken, hetgeen mij altijd een vrij barbaarsclie gewoonte heeft toegeschenen. Ik heb mij laten vertellen, dat de re den, waarom wij lelletjes aan onze ooren hebben is, dat onze voorouders zulke zware oorbellen droegen, dat de ooren naar beneden uitzakten en op die ma nier het lelletje gevormd werd. Evenals men wel eens beweert, dat bet reizen, het klagen, het stelen enz. epide misch kan zijn, zoo schijnt er ook een epidemie in de liefde te bestaan. De juweliers in Berlijn, en dat zijn toch mannen, die het kunnen weten, hebben zich verbaasd over het groote aantal en gagementen dat in betrekkelijk korten tijd te Berlijn gesloten werd. Tengevolge daarvan was er namelijk een kolossaie vraag naar engagements- ringen. Geen hunner had ooit zooveel liefhebberij voor dat artikel beleefd en een juwelier beweerde, dat hij sinds het begin van dit jaar achttienduizend enga- gementsringen had verkocht. Dat betee- kent echter niet 18.000 voorgenomen hu welijken, maar het vierde deel daarvan, want in Duiischland is het algemeen ge woonte, dat men eerst verlovingsringen en daarna trouwringen wisselt. Waarschijnlijk is de reden van die en gagementsepidemie een toenemen van de stoffelijke welvaart, want het is niet te ontkennen, dat een man. die ruim geld verdient direct een vrouw noodig heeft om dat zoo aangenaam mogelijk met hem ui: te geven. Het spijt me. u nogmaals het te moeten herhalen, maar u krijgt mijn dochter nieten de corpulente ont vanger isprong op van zijn stoel, waar in hij gedurende de laatste minuten onrustig zich bewogen had. en liep een paar maal de kamer op en neer. Wat heeft u dan tegen me, ouwe heer? Ik ben geen ouwe lieer! Nu dan. ging de jeugdige dokte- met onverstoorbare' klamte voort ongenaakbare beer. Zeg mij ten min ste. wat u tegen me heeft. Waarom weigert u mij de hand uwer dochter De ontvanger staakte zijn wandeling door de kamer en bleef vlak voor den jeugdigen arts staan. De reden daarvan wilt gij weten gromde hij. Ik heb een onoverwinne- lijlten afkeer tegen doctorenmijn vrouw hebben ze verkeerd behandeld, anders leefde ze nogmijn zuster heb ben ze oud voor. haar tijd gemaakt, en nu zou mijn. dochter een arts hu wen. neen, ik gedoog het nieten hij stampte op den grond en vervolgde zijn wandeling. Ik moet u toch verzoeken onder scheid te maken, zei dokter W., die een kleur van verontwaardiging ge kregen had, de hemel weet, in wel ke kwakzalvershanden uw vrouw en zuster gevallen zijn. Oho, maagbederverriep de ont vanger ontstemd uit'k wil zeggen waarde dokterWil mij gelooven dat het beroemde en vertrouwbare art sen waren ook een professor is er bij gebaald, maar mijn vrouw hebben ze niet in 't leven kunnen houden. Zijn stem trilde bij die woorden, doch hij overmande zich en op hefti. gen toon liet hij er op volgen Ik houd te veel van mijn kind, om het aan nog iets ergers bloot te stellen Maar JHelene bemint mij Dat wit ik wel geloovenzij be mint ,,u" maar niet den arts. Ik heb ook niets tegen u, maar tegen uwe wetenschap, tegen de geheel© facul teit heb ik een onoverwinnelijken af keer. Een pijnlijke pauze volgde. Dr. W. was opgestaan en keek somber voor zich uitde ontvanger stond voor bet venster en trommelde op de ruiten. En kunt u mij geen hoop geven Niet de minste hoop dus kwam hei aarzelend van des geneesheers lippen. Ook nog hoop bromde de hypc- gondrifet, dat ontbrak er nog maar aan. Neen neen. ja toch. en een ironisch lachje speelde om zijn mond, éene hoop wil ik u geven wanneer ge mij eens van den dood redt, geef ik u mijn dochter. Maar vooruit zeg ik, u, niet zooveel en hij knipte met de vingers geef ik voor uwe kunstik zal u n'iet lastig vallen om je likke potten De dokter hoorde ternauwernood di: laatste woordienhij wist nu, dat He lena's hand hem geweigerd - was. Langzaam, als in gedachten verzonken, sprak hij slechts Vaarwelen verliet de kamer. De ander stond nog aan het venster en trommelde niet meer op de ruiten hïi had het afscheidswoord van den bezoeker gehoord, doch tevens het on derdrukt ween en van zijn eenig. blond dochtertje, dat in de aangrenzende ka mer het gesprek had gehoord. Zijn oogen werden vochtig, maar weldra hernam de eigenzinnigheid weer hare rechten en gramstorig mompelde hij En hij krijgt haar tóch niet 'ii lli'iinmiiBllllllnmnimiiiiJiiiaiiiiiiiimiiuiMu Generaal SSe Villeboie KSssr-euil, gehuldigd. Het Fransche stadje Montaigu, n oe Vendée, heeft een standbeeld opgeri ;nt ter eere van den Franschen kolonel De Villebois Mareuil, die, als, chef van den generalen staf van het Boerenleger in den rang van generaal, den 5den April 1900 aan het hoofd Van 80 man gesneu veld is bij Boshof, in het westen van den Vrijstaat in een heldhaftig gevecht tegen een groote Britsche overmacht. Het. standbeeld is van brons en werd uitge voerd door den beeldhouwer Guénibt. Wij geven er hier een afbeelding van. De Villebois Mareuil is voorgesteld in veldtenue en met opgericht hoofd, de sa bel in de vuist hoog opgeheven, schijnt hij het sein te geven tot. den aanval. Op één der zijden van het hooge voetstuk prijkt de inscriptie: „A Villebois Ma reuil 1347—1900" en aan de achterzijde staan twee plaatsnamen met twfee data: „Blois 1871, Boshof 1900". Wat Boshof beteekent weel ieder en Blois herinnert er aan, dat in één der voorsteden dier Fransche stad in 1871 De Villebois Mareuil, die toen luitenant was bij de jagers te voet van het Loire-leger, in een gevecht tegen de Duitschers ern stig gewond werd, terwijl hij zijn jon gen soldalen, die nog niet in het vuur geweest waren, een prachtig voorbeeld van moed en gevaarsverachting gaf. Den avond van den dag. waarop hij gewond was, werd de jonge officier bevorderd tot kapitein en benoemd tot ridder in het Legioen van Eer. Oef, nef, dat is gelukkig achter den rug. en de ontvanger wierp al de kussens en reisdekens weg. en klom langzaam uit het rijtuig. O, miin arm lichaam ik ben geradbraakt Hij wreef zich de istram geworden leden na den langdurigen rit Kom Anton, riep hij in het rij tuig, de sneeuw ligt een voet hoog en ,,Pe rustende Os", zoo heette het eenige logement 'in de kleine stad, waar het rijtuig stil hield zal je onder zijn beschermend dak nemen. Toe, haast je wat, en hij stampte met beide voeten beurtelings op den bevro ren grond, om zich wat te verwannen. Anton, wat voer je nog in 't rijtuig uit. en hij trachtte' het portier weer te openen, om zijn vriend die met hem meegereden was, te laten uitstappen. In hetzelfde oogenblik werd een der vensters van de gelagkamer van het logement geopend en een stem klonk Maar amice, op wien wacht je'? De ontvanger keerde zich snel om het vollemaansgezicht van zijn vriend, den controleur B., keek door het ge opende raam. De duivel mag je halen met .e flauwe aardighedengromde de ge fopte, die, terwijl zijn metgezel hei melijk door het andere' portier de koets verlaten had, inmiddelis in de koude stond te wachten, tot het diezen zou behagen om uit te stappen. Ik zal je ook wel eens krijgen, wacht maar dacht hij en zonder zijn ergernis verder te openbaren, nam hij tegenover zijn vriend plaats. Zij namen een flinke hartversterking in den vorm van cognac en de glaas jes werden, met het oog op de tempe ratuur buiten, nog eens gevuld. Beide werden vroolijlc maar niettegenstaan de de ontvanger zoodoende weer in zijn humeur kwam, kon hij den streek welke hem zo'oeven gespeeld was, niet vergeten. Maar wachthing daar niet de mantel van den controleur, en puilden niet uit een der zakken verlok kend de in wit papier gewikkelde- broodjes. düe de eigenaar had meege nomen, om gedurende de terugreis, den inwendïgen mensch te sterken?! De controleur had, wanneer de reis nu niet naar een wereldstad was, al tijd. de voorzichtigheid, eenige victua liën mede te nemen, drank is in ons vaderland' overal te bekomen. Wraak is zoetdacht de ontvan ger onder een 'of ander voorwendsel stond hij op en ging met een kleinen omweg de deur uit, om buiten de broodjes, die hij in 't voorbijgaan han dig uit den zak had gehaald, in aller- eil op te eten. Zelden had 'n eenvou dig cadetje hem zoo lekker gesmaakt, en in gedachte stelde hij zich de er gernis van zijn vriend voor, wanneer die straks onder weg honger zou krij gen, naar de broodjes z'ocht en niet. zou vinden. De.controleur evenwel had den snoo- den diefstal door een spiegel aan den wand gezien en grijnzend sprak hij Dat zal je slecht bekomen. Men zou opstappenelk hunner had he| een en ander te verrichten. Ik moet even naar mijn neef, sprak de controleur zonder erg. Een mooie opdracht heeft die mij gedaan 1 Wat dan? Ik moet. hem broodjes met stry chine brengen, die bij me gevraagd heeft. Stryc-h Ja, stry chine, omdat hij zooveel ratten in huis heeft. Alle andere mid delen hieven doelloos. De ontvanger weTd doodsbleek en zag zijn vriend na. Zijn gelaat was vaal geworden, handen en voeten tril den, en uit alle poriën kwam het agstzweet. In dit oogenblik wendde de contro leur met schijnbaar ontsteld gelaat zich om. Om 's hemels wil. onvoorzichtige die ik was jammerde hij. De brood jes zijn verdwenen, dik met strychiue bestrooid wie ze weggenomen heeft en opeet, is een kind des doodsO, ik ongelukkige, als dat een politiezaak wordt De ontvanger kon zich niet meer overeind houden de beenen weiger den hun dienst en zwaar viel hij op een stoel neer. Strychynevergiftigd ben ik stamelde hij met gebroken stem. i Rampzalige, jij Vergiftstrychinehet gloeit, het brandt I-Ielp spoedig een glas water Een dokter, gauw De ontvanger kon van schrik geen woord uitbrengen en sloot de oogen. Eenige ijlings toegeschoten personen hadden zich om de groep verzameld. Een dokter riepen allen doorel kander. Onze dokier hier is vanmorgen vroeg al uitgereden, zeide de loge menthouder. Toch is er misschien eenriep zijn vrouw. Daar straks zag ik dr. W., die hier een patient heeft, door de straat, rijden. De kleine Mina. De controleur was al d'e deur u'itge. istoven. De wel wat gewaagde grap berouwde hem reeds, maar hij kon nu niet, meer schuld bekennen. Weldra liad hij in de kleine stad dsn jongen dokter gevondenonder weg verhaalde hij. hoe de vork in] den steel zat en hij moest er een ern stig woord over hoorenten slotte echter nam de dokter het geheel® ge val als een vrij onschuldige grap op. Doch plotseling schoot hem, iets te bin nen wat had de oude heer hem bij het heengaan gezegd van levensredding en dergelijke voorwaarden? Een blijmoedig lachje verhelderde zijn gezicht. Maar dit was weer naar behooren in de plooi, toen hij bij den ontvanger kwam. die reeds meende, dat zijn laatste oogenblik gekomen was en wee moedig de hand naar hem uitstrekte. Met mijloopt het ten einde, waarde dokter, steunde die patiënt, angstig. Is stry chine een hui vering ging hem door de leden al tijd doodelijk? O neen, antwoordde dr. W., die nauwelijks zijn. lachen kon bedwin gen wanneer onmiddellijk door een d e u g d e 1 ij k arts (Hïi drukte met voordracht, op dit woord) de noodige middelen worden aangewend, is red ding niet onmogelijk. Spoedig, een kan melk, en dit recept (het was bruispoeder, dat hij haastig voor schreef) laat gij dadelijk in de apo theek gereed magen. Maar zonder tijdverlies, anders sta ik voor niets in De melk werd gehaald, en begeerig, zooals nog nooit van zijn leven, dronk de lijder de kan geheel ledig. Niet waar, dat doet goed? Ge- yoelt ge u al iels beter vroeg de arts. O ja,de kramp.wordt, al minder ook de loomheid in de voeten is al ietsminder geworden. Nu dit poeder ingenomen. Hij schudde het. uit. de naburige apotheek gebaalde bruispoeder in een glas wa ter en bood bet den patient aan. O, wat verzacht dit. dokter waarde dokterhoe zal ik u dan ken Kalmte nu, vooral rust en kalmte. Drink nu nog .snel dien kop heete melk. Laat nu den pols nog eens voe len hm. dat gaat goéd, de tong ook in orde. Nu maar langzaam, dé' kamer op en neer gaan. De ontvanger deed1, wat de dokter hem bevolen had de controleur on dersteunde hem. Na eenige minuten liet de lijder zich weer in den stoel vallen. De dokter voelde hem opnieuw dec pols. Nu, gelukkig schijnt de crisis te zijn overwonnen. De patient zag mat vochtige oogen hem aan. Hoe zal ik u mijn dankbaarheid toonen sprak hij op geroerden toon - gij hebt mij het leven gered. Maar het dierbaarste, dat ik bezit, zult ge daar voor hebben mijn dochter. Maak haar gelukkig En aangedaan stak hij de béide handen naar den redder zijns levens uit. Deze sloeg van harte toe en zeide tot den logementhouder Een flesch wijn, de beste die ie hebt I Laat ons een glas drinken op bet welzijn van het jonge paar! liet de controleur hooren, die begreep, dat men het ijzer moest smeden, wanneer het heet is. De ontvanger heeft tot dusverre nooit den streek vernomen, dien men hem gespeeld heeftwant toen hij aan het doopmaal van zijn eerste kleinkind zat en men aan tafel schertsend vroeg, wat de jongen zou moeten worden, sprak hij op den toon van een dictator Die jongen? Wel. dokter na tuurlijk! De vrees voor net blozen. Aan geen verandering in de uitdruk king van übt geiaat wordt een zoo groote beteekenis toegekend ais aan liet blozen. Men brengt het in onmiddellijk verband met wat er in 's mensehen ziel moet om gaan, men grondi er aanklachten en ver- oordeelingen op, geen wonder dus, dat het blozen in weiniger gunst zich mag verheugen. Voor kinderen -en vrouwen is het blozen niet zoo erg. Kinderen merken er zeiden iets van, daar zij- minder ge woon zijn, ziehzélven gade te slaan en vrouwen weten, dat in een aantal geval len het biozen haar goed staat. Spoedig blozende mannen zijn meest zichzelven en anderen een gruwel. Dat zijn alle be kende waarheden uit het dagelijksch le ven. Minder bekend is het evenwel, dat de vrees voor het blozen een hoogte be reiken kan, waarop zij tof een onderwerp van medisch toezicht gemaakt behoort te worden. Deskundigen spreken in dit ver band van Ereuiliophobie of Erytrophobie. De eerste uitdrukking' is juister, wijl zij naar de Grieksche beteekenis van het te pas gebrachte woord doelt op blozen van schaamte, terwijl de laatste slechts een vrees voor .de roode kleur kenschetst, die overigens eveneens met zelden voor komt. In een uitvoerig opstel, dat dr. I-Iaskovec uit Praag in oe „Wiener Kli nische Rundschau" heeft geschreven, wordt alleen van de vrees voor het blo zen gesproken, die daarin zoo uitvoerig behandeld wordt, als wellicht nog niet het geval geweest. Is. De Praager genees heer vertelt daarin van een door hem zei ven behandeld geval, dat betrekking heeft op een 21jarigen student. Terwijl deze zich van zijn jeugd af aan tot aan het overgangstijdperk volkomen frischen gezond gevoeld had, verviel hij-op onge veer 17j arigen leeftijd in een eigenaar dige zwaarmoedigheid. En langzamer hand deed zich het besproken verschijn sel bij hem voor. Hij werd, als hij op straat iemand ontmoetie, een merkwaar dig gevoel van schuchterheid en vrees voor het blozen gewaar, die hem als 't ware onverwachts overvielen, en dit, ge voel was dikwijls zoo sterk, dat hij uit een drukke straat naar een stille vlucht te. Kon hij een ontmoeting niet vermij den, dan beproefde bij hardnekkig een andere richting uit te kijken, dan echter ondervond hij een gewaarwording, alsof hij door den hem naderenden persoon ge fixeerd werd, hij voelde zich daardoor uiterst onrustig en deed alle mogelijke krampachtige bewegingen met zijn ge zichtsspieren om het blnzen. dat hij voel de aankomen, te vermijden. Hij was zich zijn belachelijken toestand zeer goed be wust, zonder zich nochtans te kunnen bedwingen. Zulk een toestand heelt reeds een groote overeenkomst met dien wel ken de mannen van de wetenschap als obsessie (toestand van nezetenheid) aan duiden. De literatuur over zul'ke gevallen is niet omvangrijk, maar zeer interes sant. Dr. Haskovee onderscheidt drie soroten van blozen: een licht blozen, dat een gevolg kan zijn van de meest uiteen- loopende oorzaken en spoorloos weer verdwijnt; een blozen uit opwinding zon der verontrustend gevoel, zooals het zich bij vele zieken voordoet, in het bijzonder bij zenuwlijders, zwakke- menschen of bleekzuehtigen, ook bij menschen, die lijden aan jicht en tuberculose. Dan het eigenlijk angstig blozen, dat als een wer kelijke ziekte behandeld worden moet. Het is opvallend en niet van belang ont bloot, dat het laatste tot heden uitslui- Schetsen van DKKA. Een schilderijtje. De kermis gilde met stoomfluiten en wilde kelen, de kermis bonkte met Turk- scbe trommen en berstte van zware mu ziek. Maar hier in 't kleine lmnen-tentje drong slechts een nagalm van al het la waai door; het was als eene branding van heel ver gehoord. Want het tentje waarin lever, zuur en eieren werden verkocht stond heelemaal achteraf, op den hoek van een donkeren zijstraat nog wel. De verlichting was niet grandioos,twee lange kaarsen met een be scherming van witte zakken. Maar toch was het er erg intiem. Dat kwam ook door de binnenzittenden, grootvader en klein-dochter. Grootvader was metselaar geweest, maar had nu van de heeren een pensioentje gekregen, en ventte nog zoo wat. Grootvader had iets deftigs. Je kon het hem aanzien dat hij geld bezat. Voor hem die zijn heele leven gezwoegd had om centje bij centje te voegen en aldus net de week zonder honger door te ko men, voor hem was het een hemelsche verrassing geweest, toen dit aanbod hem gedaan werd. Goeie help, wat een geld! En zooveel geld waar je niks voor deed. Dat je maar kwam halen; waar je een mooie pet en een zwarte jas voor kon koopen, en een horlogeketting. De wijde, witte baard van grootvader krulde vanavond bijzonder genoegelijk over zijn zwarte jas. Het ging best met 't zaakje. Hé, zoo iederen dag kermis! Dan zou hij rijk worden. Rijk, hij was toch rijk. Tweehonderd gulden in het jaar waar hij niets voor deed. Nou ja, nog rij ker dan. Lekker sigaartje! Dat had hij bij dien koopman naast den draaimolen gekocht. Krijtwitte asch, iets echt fijns, hoor. Nou hij ging ereis een stappie opdoen. Zijn beenen werden, stijf. Marietje wist nu goed hoeveel alles kostte, en niet te veel centen teruggeven als ze moest wisselen, en opletten dat er niet gegapt werd, en hoeveel de menschen aten, en netjes de eieren pellen. Marietje knikte blij, maar toch ook wel een beetje angstig. Mijn nemel. wat had je een boel te onthouden! En dan. al die herrie ze was eigenlijk wei wat bang; zoo alleen in de tent. Telkens als er een troepje lawaai-schonpers voorbij zwaai de. zag je het gezichtje schielijk ophef fen, en angstig keken de groote, glin sterende oogen in het duister. Mooi schil derijtje, zooais ze daar zat, met het fris- sche volle kindergezichtje en daaronder het prachtige, helderwitte Zondagsche boezelaar. Daar kwam een troep jongens aangie ren. Bons, tegenjxet stalletje aan. Ze gaf haast een schreeuw van schrik, greep de tafel vast en keek bezorgd naar het schommelend nat in de schotels. Zulke lomperds. O hemel, ze gingen ook nog eten. Dat vertrouwde ze niet. Es kijken. Die lange bleeke at-maar eventjes een komkommer, twee eieren en een .stuk biet, en die kleine rooie twee stukken biet. en die kromme een ei en een kom kommer. En nou trakteerde de oudste nog. Konden zulke kleine jongens zoo veel geld bij zich hebben? 't Was haast zooveel als grootvader in het, kistje had. Gelukkig, ze betaalden en gingen er van door. Nou eens zien hoeveel er in het kistje was. Eerst keek ze. rnet een poging om heel gewoon te doen, eens rond of er niemand in de nabijheid was. Maar juist lichtte ze het dekseltje op om de centjes te liefkoozen. toen opeens een donkere schaduw voor de tent kwam. Nou schrok ze werkelijk, maar de goe dige bromstem van grootvader bracht haar weldra tot kalmte. Die lachtte vrien delijk, en schoof met een prettig praatje hei tentje binnen, om wat warme brood-, jes te brengen. Had kleintje goed opge past, en was er niets gestolen? Nou lek ker, grootma, wel 15 centen! En zou Ma rietje wel ereis even een oliebol lusten. Hier, daar had ze vijf centen. Dan mocht zij voor de kermis eens een groote ne men met krenten en sucade. O, maar ze had liever twee van een cent, en een zure bol, en een stukje spek, en een kaneelpijp. i Grootmoeder vond het goed en kreeg dus de alleenheerschappij over de zaak. Maar even. want de oude man bleef niet! lang uit. Langzaam en genoegelijk scho ven zijn klompige schoenen weldra na der. Er scheen haast geen ruimte voor twee, maar toch grootmoeder trok haar rokken wat glad, en grootvader stak zijn beenen onder het zeil door zóo ging het! Weer een schilderijtje, dat oude te vreden, welverzorgde paar. Doe je doek toch wat mee.r dicht, vrouw, zei groot vader, met jonge zorgvuldigheid moet je het morgen weer bezuren! Och jij, je denkt geloof ik dat, ik een speelpopje ben. Tk hen 'nog éven flink als jij hoor! Moet jij de kermis niet eens op moeder?' Och, ik ben er al eens langs geloopen. 't Is zoo voldoende. We worden een dagje ouder. Haha, Jachte de oude man nu, terwijl zijn oogen ondeugend glinsteren. Nou be ken je toch dat je oud wordt moedertje. Dan ga ik er alleen nog eens op uit. Al dat licht en die muziek maken me bee nen los. Ik verlang naar een potje bier en een mooi meisje. Dan ga ik mee,- zei ze opeens, nog ja- Joersch door haar trouwe liefde. Twee zijn in alle gevalle meer waard dan een. Er loopt 's nachts zulk raar volk op de kermis rond, en een oude vrouw en een ouden man molesteeren ze 'niet zoo gauw samen dan alleen. En dan eens een wafeltje gaan eten, vroeg hij lachend, met een eïlehoogstootjp in haar zij.Zoo'n lekker, knappend wafel tje. Als we nou eens om half twaalf de boel sloten, en het kind meenamen. Zou het niet te laat voor haar worden, ouwe? Wat zou dat. ze is jong en gezond. Dan slaapt ze morgen maar uit. ïk wou zoo graag nog eens doorgaan voor een jon gen man met vrouw en kind. Er zullen er nog wel zijn die er slechter uitzien dan wij, wat jij wijf? Dat geloof ik ook, zei ze, met een zucht. 't Is velen slechter gegaan dan ons. Op de vorige kermis waren Jan en Marie er nog vader, en was Marietje nog geen wees. Hij rukte wat aan zijn das. Die zat hem benauwd. Jaberoerd gevalmaar niks aan te doen. Wij moeten er ons bij neerleg gen, moeder. En laat het kind er niets van zien. Dan is haar geheele avond bedorvenl Och, ik denk toch maar niet dat ik meega, man. Ik ben toch te moe. Neen vrouw, dat zijn de zenuwen. Kom zet je over het onvermijdelijke heen. We hebben Marie beloofd uat wij een vader en moedervoor ons kleinkind zouden zijn. Laten wij haar deel ook in vroolijkheid geven. Van avond gaan we wafels eten, wat Marie?, riep hij vroolijk tegen het kind dat juist binnenkwam, de handen vol lekkers. Wat! Ook nog wafels eten, met grootvader en moeder. Haast trok haar gezichtje ernstig. Goeie help, daar was haast geen doorkomen aan al die lekkere dingen. Enfin, dan at ze mor genochtend maar geen boterham. Net toen het half twaalf was gingen in het tentje de kaarsen uit. en viel het doek voor mijn schilderijtje.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 6