life
Licht en Schaduw.
VERGIFTIGD.
Rubriek voor Dames,
Twintig jaar geleden, toen in ieder
echt Hollandsch huishouden de bleeker
nog een vreemdeling was en iederen
Maandag de waschvrouw aan huis kwam
om het linnen of wat voor linnen door
ging der respectieve huisgenooten te was-
schen; in dien ouden tijd zeg ik, kon het
ondergoed zonder eenig merkteeken tot
den laatsten draad toe versleten worden.
Dat werd anders, toen men het vuile
goed zonder blikken of blozen de deur
uitstuurde om het niet dan geheel ge
reinigd terug te ontvangen. Toen werd
het noodig om het kind, in dit geval het
waschgoed, een naam te geven en zoo
werden hemden, flanellen, lakens en
sloopen, handdoeken en servetten ge
merkt met een rood merkteeken, ten be
wijze, dat ze tot een zelfde familie be
hoorden. Dat werd toen door de huis
vrouw zelve gedaan met eenvoudig rood
merkkatoen. Dat vergde echter veel van
de oogen, er werd iets gemakkelijkers ge
zocht, toen verkocht men de machinaal
bewerkte bandjes met allerlei letters.
Daarmee was echter aan het gemak, de
netheid opgeofferd, want zoo'n tegenge-
naaid bandje heeft voor ons oog iets
slordigs. Daardoor is men waarschijn
lijk overgegaan tot het veel sierlijker,
maar ook veel bewerkelijker, borduren
met wit katoen en dat mocht langzamer
hand niet meer met twee letters, recht
en slecht naast elkaar gebeuren, neen.
zij moesten inéén gestrengeld zijn en
vormden zoo een monogram. Van dien
tijd af heeft het monogram burgerrecht
gekregen niet alleen om zijn bovenom
schreven nut, maar vooral om zijn j
sierlijkheid. Langzamerhand is het mo-i
nogram een onmisbare garneering ge-1
worden, zoo zelfs, dat de Engelsche da- i
mes tegenwoordig haar blouses en rok-1
ken, haar kousen en badcostumes, ja J
zelfs haar schoenen met monogrammen I
versieren.
De blouse draagt het monogram vóór I
op de borst of op de schouder, op het
ceintuur of de mouw, terwijl het mono
gram van de schoen aan de kant zit of
bij knooplaarzen op de knoopjes.
Zoo ziet men maar hoe het oorspron
kelijk doel van een dergelijk gebruik ver
loren kan gaan door den tijd en hoe
eigenlijk alles in de vrouwenkleeding
gedirigeerd wordt door de zucht naar
elegance.
Weer een stokpaardje te meer hij het
heele regiment van die diertjes, dat de
philosoof er op nahoudt, als hij on,ze he-
dendaagsche jonge dames wil afschilde
ren.
HL ISHOUDEL1JKE WENKEN
I. Een japon moet. men liever in de
breedte dan in de lengte op vouwen.
Door het dragen rekt het goed altijd in
de lengte, door een opvouwen in de
breedte wordt het weer in de gewenschte
vorm teruggebracht.
II. Om een gekleurde blouse te strij
ken moet men nooit een heeten bout ge
bruiken. Een heet ijzer tast de kleur aan
en maakt daardoor de blouse verlept.
De oorringen schijnen weer in de mode
te komen. Reeds lang heeft daarvoor ze
kere neiging in de vrouwenwereld be
staan en de eenige reden, dat die neiging
bij vele geen ingang heeft gevonden is
waarschijnlijk de hooge kosten van een
juweelen knopje, dat eigenlijk het eenige
sierlijke oorornament vertegenwoordigt.
Gelukkig is het tegenwoordig niet meer
noodig het oor te doorsteken, hetgeen
mij altijd een vrij barbaarsclie gewoonte
heeft toegeschenen.
Ik heb mij laten vertellen, dat de re
den, waarom wij lelletjes aan onze ooren
hebben is, dat onze voorouders zulke
zware oorbellen droegen, dat de ooren
naar beneden uitzakten en op die ma
nier het lelletje gevormd werd.
Evenals men wel eens beweert, dat bet
reizen, het klagen, het stelen enz. epide
misch kan zijn, zoo schijnt er ook een
epidemie in de liefde te bestaan.
De juweliers in Berlijn, en dat zijn toch
mannen, die het kunnen weten, hebben
zich verbaasd over het groote aantal en
gagementen dat in betrekkelijk korten
tijd te Berlijn gesloten werd.
Tengevolge daarvan was er namelijk
een kolossaie vraag naar engagements-
ringen. Geen hunner had ooit zooveel
liefhebberij voor dat artikel beleefd en
een juwelier beweerde, dat hij sinds het
begin van dit jaar achttienduizend enga-
gementsringen had verkocht. Dat betee-
kent echter niet 18.000 voorgenomen hu
welijken, maar het vierde deel daarvan,
want in Duiischland is het algemeen ge
woonte, dat men eerst verlovingsringen
en daarna trouwringen wisselt.
Waarschijnlijk is de reden van die en
gagementsepidemie een toenemen van
de stoffelijke welvaart, want het is niet
te ontkennen, dat een man. die ruim geld
verdient direct een vrouw noodig heeft
om dat zoo aangenaam mogelijk met hem
ui: te geven.
Het spijt me. u nogmaals het te
moeten herhalen, maar u krijgt mijn
dochter nieten de corpulente ont
vanger isprong op van zijn stoel, waar
in hij gedurende de laatste minuten
onrustig zich bewogen had. en liep
een paar maal de kamer op en neer.
Wat heeft u dan tegen me, ouwe
heer?
Ik ben geen ouwe lieer!
Nu dan. ging de jeugdige dokte-
met onverstoorbare' klamte voort
ongenaakbare beer. Zeg mij ten min
ste. wat u tegen me heeft. Waarom
weigert u mij de hand uwer dochter
De ontvanger staakte zijn wandeling
door de kamer en bleef vlak voor den
jeugdigen arts staan.
De reden daarvan wilt gij weten
gromde hij. Ik heb een onoverwinne-
lijlten afkeer tegen doctorenmijn
vrouw hebben ze verkeerd behandeld,
anders leefde ze nogmijn zuster heb
ben ze oud voor. haar tijd gemaakt,
en nu zou mijn. dochter een arts hu
wen. neen, ik gedoog het nieten hij
stampte op den grond en vervolgde
zijn wandeling.
Ik moet u toch verzoeken onder
scheid te maken, zei dokter W., die
een kleur van verontwaardiging ge
kregen had, de hemel weet, in wel
ke kwakzalvershanden uw vrouw en
zuster gevallen zijn.
Oho, maagbederverriep de ont
vanger ontstemd uit'k wil zeggen
waarde dokterWil mij gelooven
dat het beroemde en vertrouwbare art
sen waren ook een professor is er
bij gebaald, maar mijn vrouw hebben
ze niet in 't leven kunnen houden.
Zijn stem trilde bij die woorden,
doch hij overmande zich en op hefti.
gen toon liet hij er op volgen
Ik houd te veel van mijn kind,
om het aan nog iets ergers bloot te
stellen
Maar JHelene bemint mij
Dat wit ik wel geloovenzij be
mint ,,u" maar niet den arts. Ik heb
ook niets tegen u, maar tegen uwe
wetenschap, tegen de geheel© facul
teit heb ik een onoverwinnelijken af
keer.
Een pijnlijke pauze volgde. Dr. W.
was opgestaan en keek somber voor
zich uitde ontvanger stond voor bet
venster en trommelde op de ruiten.
En kunt u mij geen hoop geven
Niet de minste hoop dus kwam hei
aarzelend van des geneesheers lippen.
Ook nog hoop bromde de hypc-
gondrifet, dat ontbrak er nog maar
aan. Neen neen. ja toch. en een
ironisch lachje speelde om zijn mond,
éene hoop wil ik u geven wanneer ge
mij eens van den dood redt, geef ik
u mijn dochter. Maar vooruit zeg ik,
u, niet zooveel en hij knipte met de
vingers geef ik voor uwe kunstik
zal u n'iet lastig vallen om je likke
potten
De dokter hoorde ternauwernood di:
laatste woordienhij wist nu, dat He
lena's hand hem geweigerd - was.
Langzaam, als in gedachten verzonken,
sprak hij slechts
Vaarwelen verliet de kamer.
De ander stond nog aan het venster
en trommelde niet meer op de ruiten
hïi had het afscheidswoord van den
bezoeker gehoord, doch tevens het on
derdrukt ween en van zijn eenig. blond
dochtertje, dat in de aangrenzende ka
mer het gesprek had gehoord. Zijn
oogen werden vochtig, maar weldra
hernam de eigenzinnigheid weer hare
rechten en gramstorig mompelde hij
En hij krijgt haar tóch niet
'ii lli'iinmiiBllllllnmnimiiiiJiiiaiiiiiiiimiiuiMu
Generaal SSe Villeboie KSssr-euil, gehuldigd.
Het Fransche stadje Montaigu, n oe
Vendée, heeft een standbeeld opgeri ;nt
ter eere van den Franschen kolonel De
Villebois Mareuil, die, als, chef van den
generalen staf van het Boerenleger in
den rang van generaal, den 5den April
1900 aan het hoofd Van 80 man gesneu
veld is bij Boshof, in het westen van den
Vrijstaat in een heldhaftig gevecht tegen
een groote Britsche overmacht. Het.
standbeeld is van brons en werd uitge
voerd door den beeldhouwer Guénibt.
Wij geven er hier een afbeelding van.
De Villebois Mareuil is voorgesteld in
veldtenue en met opgericht hoofd, de sa
bel in de vuist hoog opgeheven, schijnt
hij het sein te geven tot. den aanval. Op
één der zijden van het hooge voetstuk
prijkt de inscriptie: „A Villebois Ma
reuil 1347—1900" en aan de achterzijde
staan twee plaatsnamen met twfee data:
„Blois 1871, Boshof 1900".
Wat Boshof beteekent weel ieder en
Blois herinnert er aan, dat in één der
voorsteden dier Fransche stad in 1871 De
Villebois Mareuil, die toen luitenant was
bij de jagers te voet van het Loire-leger,
in een gevecht tegen de Duitschers ern
stig gewond werd, terwijl hij zijn jon
gen soldalen, die nog niet in het vuur
geweest waren, een prachtig voorbeeld
van moed en gevaarsverachting gaf. Den
avond van den dag. waarop hij gewond
was, werd de jonge officier bevorderd
tot kapitein en benoemd tot ridder in het
Legioen van Eer.
Oef, nef, dat is gelukkig achter
den rug. en de ontvanger wierp al de
kussens en reisdekens weg. en klom
langzaam uit het rijtuig. O, miin
arm lichaam ik ben geradbraakt
Hij wreef zich de istram geworden
leden na den langdurigen rit
Kom Anton, riep hij in het rij
tuig, de sneeuw ligt een voet hoog en
,,Pe rustende Os", zoo heette het
eenige logement 'in de kleine stad,
waar het rijtuig stil hield zal je
onder zijn beschermend dak nemen.
Toe, haast je wat, en hij stampte met
beide voeten beurtelings op den bevro
ren grond, om zich wat te verwannen.
Anton, wat voer je nog in 't rijtuig uit.
en hij trachtte' het portier weer te
openen, om zijn vriend die met hem
meegereden was, te laten uitstappen.
In hetzelfde oogenblik werd een der
vensters van de gelagkamer van het
logement geopend en een stem klonk
Maar amice, op wien wacht je'?
De ontvanger keerde zich snel om
het vollemaansgezicht van zijn vriend,
den controleur B., keek door het ge
opende raam.
De duivel mag je halen met .e
flauwe aardighedengromde de ge
fopte, die, terwijl zijn metgezel hei
melijk door het andere' portier de
koets verlaten had, inmiddelis in de
koude stond te wachten, tot het diezen
zou behagen om uit te stappen.
Ik zal je ook wel eens krijgen,
wacht maar dacht hij en zonder zijn
ergernis verder te openbaren, nam hij
tegenover zijn vriend plaats.
Zij namen een flinke hartversterking
in den vorm van cognac en de glaas
jes werden, met het oog op de tempe
ratuur buiten, nog eens gevuld. Beide
werden vroolijlc maar niettegenstaan
de de ontvanger zoodoende weer in
zijn humeur kwam, kon hij den streek
welke hem zo'oeven gespeeld was, niet
vergeten. Maar wachthing daar
niet de mantel van den controleur, en
puilden niet uit een der zakken verlok
kend de in wit papier gewikkelde-
broodjes. düe de eigenaar had meege
nomen, om gedurende de terugreis, den
inwendïgen mensch te sterken?!
De controleur had, wanneer de reis
nu niet naar een wereldstad was, al
tijd. de voorzichtigheid, eenige victua
liën mede te nemen, drank is in ons
vaderland' overal te bekomen.
Wraak is zoetdacht de ontvan
ger onder een 'of ander voorwendsel
stond hij op en ging met een kleinen
omweg de deur uit, om buiten de
broodjes, die hij in 't voorbijgaan han
dig uit den zak had gehaald, in aller-
eil op te eten. Zelden had 'n eenvou
dig cadetje hem zoo lekker gesmaakt,
en in gedachte stelde hij zich de er
gernis van zijn vriend voor, wanneer
die straks onder weg honger zou krij
gen, naar de broodjes z'ocht en niet.
zou vinden.
De.controleur evenwel had den snoo-
den diefstal door een spiegel aan den
wand gezien en grijnzend sprak hij
Dat zal je slecht bekomen.
Men zou opstappenelk hunner had
he| een en ander te verrichten.
Ik moet even naar mijn neef,
sprak de controleur zonder erg. Een
mooie opdracht heeft die mij gedaan 1
Wat dan?
Ik moet. hem broodjes met stry
chine brengen, die bij me gevraagd
heeft.
Stryc-h
Ja, stry chine, omdat hij zooveel
ratten in huis heeft. Alle andere mid
delen hieven doelloos.
De ontvanger weTd doodsbleek en
zag zijn vriend na. Zijn gelaat was
vaal geworden, handen en voeten tril
den, en uit alle poriën kwam het
agstzweet.
In dit oogenblik wendde de contro
leur met schijnbaar ontsteld gelaat
zich om.
Om 's hemels wil. onvoorzichtige
die ik was jammerde hij. De brood
jes zijn verdwenen, dik met strychiue
bestrooid wie ze weggenomen heeft
en opeet, is een kind des doodsO,
ik ongelukkige, als dat een politiezaak
wordt
De ontvanger kon zich niet meer
overeind houden de beenen weiger
den hun dienst en zwaar viel hij op
een stoel neer.
Strychynevergiftigd
ben ik stamelde hij met gebroken
stem. i
Rampzalige, jij
Vergiftstrychinehet gloeit,
het brandt
I-Ielp spoedig een glas water
Een dokter, gauw
De ontvanger kon van schrik geen
woord uitbrengen en sloot de oogen.
Eenige ijlings toegeschoten personen
hadden zich om de groep verzameld.
Een dokter riepen allen doorel
kander.
Onze dokier hier is vanmorgen
vroeg al uitgereden, zeide de loge
menthouder.
Toch is er misschien eenriep
zijn vrouw. Daar straks zag ik dr.
W., die hier een patient heeft, door
de straat, rijden. De kleine Mina.
De controleur was al d'e deur u'itge.
istoven. De wel wat gewaagde grap
berouwde hem reeds, maar hij kon
nu niet, meer schuld bekennen.
Weldra liad hij in de kleine stad
dsn jongen dokter gevondenonder
weg verhaalde hij. hoe de vork in]
den steel zat en hij moest er een ern
stig woord over hoorenten slotte
echter nam de dokter het geheel® ge
val als een vrij onschuldige grap op.
Doch plotseling schoot hem, iets te bin
nen wat had de oude heer hem bij
het heengaan gezegd van levensredding
en dergelijke voorwaarden?
Een blijmoedig lachje verhelderde
zijn gezicht.
Maar dit was weer naar behooren
in de plooi, toen hij bij den ontvanger
kwam. die reeds meende, dat zijn
laatste oogenblik gekomen was en wee
moedig de hand naar hem uitstrekte.
Met mijloopt het ten einde,
waarde dokter, steunde die patiënt,
angstig. Is stry chine een hui
vering ging hem door de leden al
tijd doodelijk?
O neen, antwoordde dr. W., die
nauwelijks zijn. lachen kon bedwin
gen wanneer onmiddellijk door een
d e u g d e 1 ij k arts (Hïi drukte met
voordracht, op dit woord) de noodige
middelen worden aangewend, is red
ding niet onmogelijk. Spoedig, een
kan melk, en dit recept (het was
bruispoeder, dat hij haastig voor
schreef) laat gij dadelijk in de apo
theek gereed magen. Maar zonder
tijdverlies, anders sta ik voor niets in
De melk werd gehaald, en begeerig,
zooals nog nooit van zijn leven, dronk
de lijder de kan geheel ledig.
Niet waar, dat doet goed? Ge-
yoelt ge u al iels beter vroeg de arts.
O ja,de kramp.wordt, al
minder ook de loomheid in de
voeten is al ietsminder geworden.
Nu dit poeder ingenomen. Hij
schudde het. uit. de naburige apotheek
gebaalde bruispoeder in een glas wa
ter en bood bet den patient aan.
O, wat verzacht dit. dokter
waarde dokterhoe zal ik u dan
ken
Kalmte nu, vooral rust en kalmte.
Drink nu nog .snel dien kop heete
melk. Laat nu den pols nog eens voe
len hm. dat gaat goéd, de tong
ook in orde. Nu maar langzaam, dé'
kamer op en neer gaan.
De ontvanger deed1, wat de dokter
hem bevolen had de controleur on
dersteunde hem.
Na eenige minuten liet de lijder zich
weer in den stoel vallen.
De dokter voelde hem opnieuw dec
pols.
Nu, gelukkig schijnt de crisis te
zijn overwonnen.
De patient zag mat vochtige oogen
hem aan.
Hoe zal ik u mijn dankbaarheid
toonen sprak hij op geroerden toon -
gij hebt mij het leven gered. Maar het
dierbaarste, dat ik bezit, zult ge daar
voor hebben mijn dochter. Maak
haar gelukkig
En aangedaan stak hij de béide
handen naar den redder zijns levens
uit.
Deze sloeg van harte toe en zeide
tot den logementhouder
Een flesch wijn, de beste die ie
hebt I
Laat ons een glas drinken op bet
welzijn van het jonge paar! liet de
controleur hooren, die begreep, dat
men het ijzer moest smeden, wanneer
het heet is.
De ontvanger heeft tot dusverre nooit
den streek vernomen, dien men hem
gespeeld heeftwant toen hij aan het
doopmaal van zijn eerste kleinkind zat
en men aan tafel schertsend vroeg, wat
de jongen zou moeten worden, sprak
hij op den toon van een dictator
Die jongen? Wel. dokter na
tuurlijk!
De vrees voor net blozen.
Aan geen verandering in de uitdruk
king van übt geiaat wordt een zoo groote
beteekenis toegekend ais aan liet blozen.
Men brengt het in onmiddellijk verband
met wat er in 's mensehen ziel moet om
gaan, men grondi er aanklachten en ver-
oordeelingen op, geen wonder dus, dat
het blozen in weiniger gunst zich mag
verheugen. Voor kinderen -en vrouwen is
het blozen niet zoo erg. Kinderen merken
er zeiden iets van, daar zij- minder ge
woon zijn, ziehzélven gade te slaan en
vrouwen weten, dat in een aantal geval
len het biozen haar goed staat. Spoedig
blozende mannen zijn meest zichzelven
en anderen een gruwel. Dat zijn alle be
kende waarheden uit het dagelijksch le
ven. Minder bekend is het evenwel, dat
de vrees voor het blozen een hoogte be
reiken kan, waarop zij tof een onderwerp
van medisch toezicht gemaakt behoort te
worden. Deskundigen spreken in dit ver
band van Ereuiliophobie of Erytrophobie.
De eerste uitdrukking' is juister, wijl zij
naar de Grieksche beteekenis van het te
pas gebrachte woord doelt op blozen van
schaamte, terwijl de laatste slechts een
vrees voor .de roode kleur kenschetst,
die overigens eveneens met zelden voor
komt. In een uitvoerig opstel, dat dr.
I-Iaskovec uit Praag in oe „Wiener Kli
nische Rundschau" heeft geschreven,
wordt alleen van de vrees voor het blo
zen gesproken, die daarin zoo uitvoerig
behandeld wordt, als wellicht nog niet
het geval geweest. Is. De Praager genees
heer vertelt daarin van een door hem
zei ven behandeld geval, dat betrekking
heeft op een 21jarigen student. Terwijl
deze zich van zijn jeugd af aan tot aan
het overgangstijdperk volkomen frischen
gezond gevoeld had, verviel hij-op onge
veer 17j arigen leeftijd in een eigenaar
dige zwaarmoedigheid. En langzamer
hand deed zich het besproken verschijn
sel bij hem voor. Hij werd, als hij op
straat iemand ontmoetie, een merkwaar
dig gevoel van schuchterheid en vrees
voor het blozen gewaar, die hem als 't
ware onverwachts overvielen, en dit, ge
voel was dikwijls zoo sterk, dat hij uit
een drukke straat naar een stille vlucht
te. Kon hij een ontmoeting niet vermij
den, dan beproefde bij hardnekkig een
andere richting uit te kijken, dan echter
ondervond hij een gewaarwording, alsof
hij door den hem naderenden persoon ge
fixeerd werd, hij voelde zich daardoor
uiterst onrustig en deed alle mogelijke
krampachtige bewegingen met zijn ge
zichtsspieren om het blnzen. dat hij voel
de aankomen, te vermijden. Hij was zich
zijn belachelijken toestand zeer goed be
wust, zonder zich nochtans te kunnen
bedwingen. Zulk een toestand heelt reeds
een groote overeenkomst met dien wel
ken de mannen van de wetenschap als
obsessie (toestand van nezetenheid) aan
duiden. De literatuur over zul'ke gevallen
is niet omvangrijk, maar zeer interes
sant. Dr. Haskovee onderscheidt drie
soroten van blozen: een licht blozen, dat
een gevolg kan zijn van de meest uiteen-
loopende oorzaken en spoorloos weer
verdwijnt; een blozen uit opwinding zon
der verontrustend gevoel, zooals het zich
bij vele zieken voordoet, in het bijzonder
bij zenuwlijders, zwakke- menschen
of bleekzuehtigen, ook bij menschen, die
lijden aan jicht en tuberculose. Dan het
eigenlijk angstig blozen, dat als een wer
kelijke ziekte behandeld worden moet.
Het is opvallend en niet van belang ont
bloot, dat het laatste tot heden uitslui-
Schetsen van DKKA.
Een schilderijtje.
De kermis gilde met stoomfluiten en
wilde kelen, de kermis bonkte met Turk-
scbe trommen en berstte van zware mu
ziek. Maar hier in 't kleine lmnen-tentje
drong slechts een nagalm van al het la
waai door; het was als eene branding
van heel ver gehoord.
Want het tentje waarin lever, zuur en
eieren werden verkocht stond heelemaal
achteraf, op den hoek van een donkeren
zijstraat nog wel. De verlichting was niet
grandioos,twee lange kaarsen met een be
scherming van witte zakken. Maar toch
was het er erg intiem. Dat kwam ook
door de binnenzittenden, grootvader en
klein-dochter. Grootvader was metselaar
geweest, maar had nu van de heeren een
pensioentje gekregen, en ventte nog zoo
wat. Grootvader had iets deftigs. Je kon
het hem aanzien dat hij geld bezat. Voor
hem die zijn heele leven gezwoegd had
om centje bij centje te voegen en aldus
net de week zonder honger door te ko
men, voor hem was het een hemelsche
verrassing geweest, toen dit aanbod hem
gedaan werd. Goeie help, wat een geld!
En zooveel geld waar je niks voor deed.
Dat je maar kwam halen; waar je een
mooie pet en een zwarte jas voor kon
koopen, en een horlogeketting.
De wijde, witte baard van grootvader
krulde vanavond bijzonder genoegelijk
over zijn zwarte jas. Het ging best met 't
zaakje. Hé, zoo iederen dag kermis! Dan
zou hij rijk worden. Rijk, hij was toch
rijk. Tweehonderd gulden in het jaar
waar hij niets voor deed. Nou ja, nog rij
ker dan.
Lekker sigaartje! Dat had hij bij dien
koopman naast den draaimolen gekocht.
Krijtwitte asch, iets echt fijns, hoor. Nou
hij ging ereis een stappie opdoen. Zijn
beenen werden, stijf. Marietje wist nu
goed hoeveel alles kostte, en niet te veel
centen teruggeven als ze moest wisselen,
en opletten dat er niet gegapt werd, en
hoeveel de menschen aten, en netjes de
eieren pellen.
Marietje knikte blij, maar toch ook wel
een beetje angstig. Mijn nemel. wat had
je een boel te onthouden! En dan. al die
herrie ze was eigenlijk wei wat bang;
zoo alleen in de tent. Telkens als er een
troepje lawaai-schonpers voorbij zwaai
de. zag je het gezichtje schielijk ophef
fen, en angstig keken de groote, glin
sterende oogen in het duister. Mooi schil
derijtje, zooais ze daar zat, met het fris-
sche volle kindergezichtje en daaronder
het prachtige, helderwitte Zondagsche
boezelaar.
Daar kwam een troep jongens aangie
ren. Bons, tegenjxet stalletje aan. Ze gaf
haast een schreeuw van schrik, greep
de tafel vast en keek bezorgd naar het
schommelend nat in de schotels. Zulke
lomperds. O hemel, ze gingen ook nog
eten. Dat vertrouwde ze niet. Es kijken.
Die lange bleeke at-maar eventjes een
komkommer, twee eieren en een .stuk
biet, en die kleine rooie twee stukken
biet. en die kromme een ei en een kom
kommer. En nou trakteerde de oudste
nog. Konden zulke kleine jongens zoo
veel geld bij zich hebben? 't Was haast
zooveel als grootvader in het, kistje had.
Gelukkig, ze betaalden en gingen er van
door.
Nou eens zien hoeveel er in het kistje
was. Eerst keek ze. rnet een poging om
heel gewoon te doen, eens rond of er
niemand in de nabijheid was. Maar juist
lichtte ze het dekseltje op om de centjes
te liefkoozen. toen opeens een donkere
schaduw voor de tent kwam.
Nou schrok ze werkelijk, maar de goe
dige bromstem van grootvader bracht
haar weldra tot kalmte. Die lachtte vrien
delijk, en schoof met een prettig praatje
hei tentje binnen, om wat warme brood-,
jes te brengen. Had kleintje goed opge
past, en was er niets gestolen? Nou lek
ker, grootma, wel 15 centen! En zou Ma
rietje wel ereis even een oliebol lusten.
Hier, daar had ze vijf centen. Dan mocht
zij voor de kermis eens een groote ne
men met krenten en sucade.
O, maar ze had liever twee van een
cent, en een zure bol, en een stukje
spek, en een kaneelpijp. i
Grootmoeder vond het goed en kreeg
dus de alleenheerschappij over de zaak.
Maar even. want de oude man bleef niet!
lang uit. Langzaam en genoegelijk scho
ven zijn klompige schoenen weldra na
der. Er scheen haast geen ruimte voor
twee, maar toch grootmoeder trok haar
rokken wat glad, en grootvader stak zijn
beenen onder het zeil door zóo ging
het! Weer een schilderijtje, dat oude te
vreden, welverzorgde paar. Doe je doek
toch wat mee.r dicht, vrouw, zei groot
vader, met jonge zorgvuldigheid moet
je het morgen weer bezuren! Och jij, je
denkt geloof ik dat, ik een speelpopje
ben. Tk hen 'nog éven flink als jij hoor!
Moet jij de kermis niet eens op moeder?'
Och, ik ben er al eens langs geloopen.
't Is zoo voldoende. We worden een
dagje ouder.
Haha, Jachte de oude man nu, terwijl
zijn oogen ondeugend glinsteren. Nou be
ken je toch dat je oud wordt moedertje.
Dan ga ik er alleen nog eens op uit. Al
dat licht en die muziek maken me bee
nen los. Ik verlang naar een potje bier
en een mooi meisje.
Dan ga ik mee,- zei ze opeens, nog ja-
Joersch door haar trouwe liefde. Twee
zijn in alle gevalle meer waard dan een.
Er loopt 's nachts zulk raar volk op de
kermis rond, en een oude vrouw en een
ouden man molesteeren ze 'niet zoo gauw
samen dan alleen.
En dan eens een wafeltje gaan eten,
vroeg hij lachend, met een eïlehoogstootjp
in haar zij.Zoo'n lekker, knappend wafel
tje. Als we nou eens om half twaalf de
boel sloten, en het kind meenamen.
Zou het niet te laat voor haar worden,
ouwe?
Wat zou dat. ze is jong en gezond. Dan
slaapt ze morgen maar uit. ïk wou zoo
graag nog eens doorgaan voor een jon
gen man met vrouw en kind. Er zullen
er nog wel zijn die er slechter uitzien dan
wij, wat jij wijf?
Dat geloof ik ook, zei ze, met een zucht.
't Is velen slechter gegaan dan ons. Op
de vorige kermis waren Jan en Marie er
nog vader, en was Marietje nog geen
wees.
Hij rukte wat aan zijn das. Die zat hem
benauwd.
Jaberoerd gevalmaar niks aan
te doen. Wij moeten er ons bij neerleg
gen, moeder. En laat het kind er niets
van zien. Dan is haar geheele avond
bedorvenl
Och, ik denk toch maar niet dat ik
meega, man. Ik ben toch te moe.
Neen vrouw, dat zijn de zenuwen. Kom
zet je over het onvermijdelijke heen. We
hebben Marie beloofd uat wij een vader
en moedervoor ons kleinkind zouden zijn.
Laten wij haar deel ook in vroolijkheid
geven. Van avond gaan we wafels eten,
wat Marie?, riep hij vroolijk tegen het
kind dat juist binnenkwam, de handen
vol lekkers. Wat! Ook nog wafels eten,
met grootvader en moeder. Haast trok
haar gezichtje ernstig. Goeie help, daar
was haast geen doorkomen aan al die
lekkere dingen. Enfin, dan at ze mor
genochtend maar geen boterham.
Net toen het half twaalf was gingen in
het tentje de kaarsen uit. en viel het
doek voor mijn schilderijtje.