V au auc ujueu. Herfstnevel. Prijsraadsel. den hemel kwam, vond haar oor- de jaargetijden. In dien herfst schal sprong op de woning hoven den zijne derde hij open plaatsen met verdorde door de werking van handen en voe ten van een ouden heer. Ondoordringbare sneeuw. hoornen of bosschen waarvan de pa- en met gele bladeren bedekt waren en door een bleek© zon werden be schenen. 's Winters bracht hij dor' Zou uiten gelooven, dat de sneeuw ])£n (e voorschij„ onfcr sne0uw be. hoe brokkelig en onvast ook, als wal d0|vell> d0„ ee„ lllatten lomlestraal dienst kan doen? Bijna niet. Toch of (mldge heeft een serie van proefnemingen, in Noorwegen, met name in Christia- nia, bewezen dat het zeer goed moge-I lijk is. Deze proefnemingen hebben bewe- j zen. dait een laag sneeuw van 1.20 M. dikte, zelfs al is die sneeuw niet saamgepakt, ondoordringbaar is voor het projectiel van het IvragJorgen- sen-geweer, op afstanden van min-' stens 45 meter. Het weerstandsvermogen van sneeuw het is walglijk een zondering ver j schijnsel zou dus grooter zijn, dan dat. van onverschillig welke houtsoort eikenhout inbegrepen, en bijna gelijk aan dat van vastgestampte aarde. Een leger d/oet dus goed wallen van sneeuw op te werpen... als er sneeuw landschappen, waarop hoornen met rijp beladen: soms ook was er een zwerm witte vlokken op zichtbaar. Zijn sneeuw leek veel op witte kaas. In de lente schilderdie hij seringen of weiland met bloemen bezaaid, waarin men vrouu/q-f ïguurt jes ma deliefjes zag plukken. 's Zomers gaf hij tafereelen uit den oogsttijd weer: hooiwagens, maai- sfers. die naar maaiers keken, en hie.r en daar een hoop koren met gou den weerschijn. Zijn bossen koren ge- Elke goede daad en irukt de stempel i mensch en gelaat. leken veel op kluiten boter. Ondanks al zijn moeite kon hij hiet niet zoover brengen, om de jury zach- ter te stemmen. Hij begon op leeftijd :e! komen en zijn succes bleef maar j uit, terwijl hij in afwachting nog een j schraal bestaan leidde. Op zekeren dag was hij in zijn ate- j lier op de zesde verdieping, dtroefgees- l tig bezig aan het schilderij, dat voor i de tentoonstelling bestemd was. Het V ooi' aiic uj J edele gedachte j stelde een ..gezicht op die Marne" voor drukt de stempel van zijn schoonheid op Koort,achtig werkte hy door lluskiu. i Vreedzaam stroomde de Marne tus- I schen twee rijen wilgen: een henge- Laat iXiUid eeae liemmitehike Blijmoe- !aar bij tot verfraaiing van het digheid op uw vooihuoui gezeteld ziju. Niemand neen veei op nut bung weer.land3chap en 111 de verte bracht een terwijl aüé harten opengaan bij het ge-windmolen, met groote draaiende zicht vau een schoonen dag. wieken, wat beweging aan. De be- i wolktie lucht scheen onweer te voor- Wei k, studeer, wees bezig, wijd uw krachten aan het een oi ander doei. In S^e en" arbeid is genot, is troost, gezondheid en j Van -tijd tot tijd hield Balissoir op, onafhankelijkheid; in arbeid ligt het ge- j schoof naar achteren, bracht de hand luk waarnaar iedereen zoekt 1 -• voor zijn oogen en beschouwde zijn werk. Hij scheen vold'aan. Wat herinnering iaat, die niet wordt uitgewischt, dat is: de eenvoud, de innig heid, de vastheid van een irouwe aan hankelijkheid. Water, beweging en matigheid zijn de drie bekwaamste geneesheeren in de wereld. Pierson. Ik geloof, dat ik dezen keer wel een hoekje zal machtig worden, mom pelde lvij: als ze het niet goedkeuren, komt dit. omdalt ze bevooroordeeld zijn; ze zijn jalosrsch, dlat is het. O. die jaloerschheid' zij is het verderf der kunstenaars! Daags vóór de tentoonstelling was W anneer we het woord „Lot uitspre-1,T ken is er niemand, die zich niet iets j bet ><S?ezicht op de Marne' voltooid, vreeselijks, iets sterfelijks voorstelt. Op i Na er de laatste hand aan gelegd te den bodem van het menschelijk denken j hebben, zond Balissoir naar zijn boodschaplooper, een braven Auverg ner, die spoedig kwam (toegesneld. 1 Gij moet dit voor mij naar de tentoonstelling brengen, sprak de kunstenaar. Jawel, mijnheer, antwoordde de Auvergner. 1-Iij pakte de schilderij melt beide handen aan. Voorzichtig! riep Balissoir, het is nog niet droog. Dat hindert niet, mijn kleeren zijn vuil. tv#— Uw kleeren komen er ook wat op aan! De Auvergner hield het schilder- sliuk ondersteboven. O, wat is het mooi, sprak hij. De schilder keerde het stuk nu om. Zoo is het nog mooier, sprak de Auvergner, het is bijna net zoo mooi als het uithangbord van mijn neef, den herbergier. Zoo'n lomperd, sprak de schilder bij zichzelf. De Auvergner plaatste de schilderij in een hanger, die hij bij zich had en laadde het geheel op zijn rug; de schilder deed de deur open, en beval hem de grootste voorzichtigheid aan. Twee uur later kwam de Auvergner •terug met. de schilderij. Balissoir werd bleek. Waarom hebt gij mijn schilderij niet daargelaten? vroeg hij. Niemand wilde het houden. Hoe zoo? Toen ik binnenkwam, zag ik deftige, gedecoreerde heeren,, die mij aanhielden: zij keken naar het uit hangbord en een heer vroeg: Welke knoeier heeft dalt gele verd? Wel, mijnheer Balissoir, ue Champagne Première, antwoordde ik. Neem het maar weer spoedig mee! zei hij mij. Hij wees mij de dleur en hier ben ik nu. Zulke schaapskoppen! riep Balis soir. De Auvergner pakte die schildierij weer op. Wat stelt het voor? vroeg hij nu. Waarschijnlijk om belter te kunnen zien streek hij met zijn mouw o de natte verf. Balissoir slaakt© een kreet. Wat hebt ge gedaan? schreeuw de hij. Helt landschap vertoonde niets meer dan een verwarde, nevelachtige massa. Balissoir greep naar zijn bril. is er niets dan de weg, die naar den Dood leidt. Meestal is er zelfs niets anders dan de naam, dien men aan den dood geeft, die er nog niet is. Het is de dood, dien men in de toekomst ziet en de schaduw van den dood op het leven. „Niemand ontgaat zijn noodlot", zeggen wij bijvoor beeld, denkend aan den dood, die den reiziger wacht aan hef eind van zijn weg. Maar, indien diezelfde reiziger het Ge luk ontmoet, spreken we niet van noodlot, of anders niet als komend van denzelf den God. En toch, kan het met zijn, dat men een geluk ontmoet, grooter dan het ongeluk en belangrijker dan de dood? Kan het niet gebeuren, dat de reiziger door het Leven geluk op zijn weg ont moet, dat wij niet zien, en manifesteert in zijn aard het geluk zich niet evengoed als het ongeluk, en wo.rdt het niet even zichtbaar naarmate het grooter wordt? Maar we houden er geen rekening mee. Als er een ongeluk gebeurt loopt heel het dorp en heel de stad uit; maar als het een zonnestraal is, een straal van schoon heid, die ons oog treft, als het een straal van liefde is, die ons hart verlicht, neemt niemand er notitie van. En toch kan een kus even groot zijn van vreugde als een wond van smart. We zijn niet rechtvaar dig; we verbinden nooit .het lot aan het geluk, en als we het niet aan den dood verbinden, is het om het te vereenzelvi gen met een ongeluk nog grooter dan de dood. Maurice Maeterlinck. Na lang zinnen was Ballisoir to't het besluit gekomen, diat hij land schapschilder was. Alle soorten had hij beproefd: historiestukken, genre stukken, binnenhuisjes, een Venus, een gebroken kruik, een diana, een danseres, een Judiiih wanen door hem voorgesteld, maar altijd zondter goed gevolg. Laat ik de natuur tot voorbeeld nemen, had hij bij zichzelf gezegd,zij alleen is waar, en zoo was hij land schapschilder geworden. Tevergeefs echter traehtlte hij zijn stukken op d:e jaarlijksche tentoon stelling te doen aannemen. Zonder dien moed op fegeven bood hij elk jaar een nieuw landschap aan, dat onbarmhartig werd geweigerd. Dan streek hij langs zijn grooten baard, verklaarde de leden der jury voor botteriken en ging door met het schil deren van zijn ..zonsondergang", -op komst der maan", zijn „morgen" of „.schemering". Hij dwaalde rond in het veld, om onderwerpen of inspira ties te zoeken, met een schildersezel en een vouwstoel onder den arm en zijn verfdoos op den rug. Zijn onderwerpen wlisselden met I Ellendeling! sprak hij, pak u voort, of ik sta niet meer voor mij zelf in. En mijn loon? vroeg die Auverg ner. Balissoir wierp hem een franc toe en duwde hem naar buiten. Toen hij alleen was, zette hij rijn werk op een ezel en bekeek helt nauw keurig. De ramp was onherstelbaar. Met zijn mouw had de Auvergner de verf over de geheele oppervlakte der schilderij verspreid, waaruit men nu het onderwerp slechts flauwtjes kon onderschei-den, alsof een dikke mist hat landschap was komen ver duisteren. Balissoir sloeg zich tegen het voor hoofd. Een mooi denkbeeld, riep hij uit. Opnieuw beschouwde hij die schil derij. Welzeker, liet is een proeve van echten nevel! Ik heb ze nog nooit zoo goed geluklt gezien; ik zal ze weer naar de tentoonstelling zenden met een anderen titel. Den volgenden dag zond hij zijn werk weer heen, het was nu gedoopt: „Herfsltnevel". De leden der jury herkenden het doek niet, dat. zij den vorigen dag ge- weigèrd' hadden; wat meer is, zij werden opgetogen over het landschap van Balissoir. Het is bewonderenswaardig! riep de voorzitter der jury uit. Het is onovertroffen, herhaalden de juryleden in koor. Nog nimmer heeft men zulk een natuurlijken nevel gezien, het is juist als de werkelijkheid. Door welk onbekend middel heeft de schilder zulk een uiltkomst kunnen krijgen? Het is een meesterstuk! Heeren voegde de voorzitter er bij. hier openbaart zich een meester. Met algemeen© d tem men werdl de schilderij aangenomen. Toen Balissoir het nieuws vernam, sprong hij een voet hoog. Eindelijk heeft de jury mij be grepen! Hij ging alle herbergen van Mont- lïiartr© rond, om het goedie nieuws aan zijn kameraden te vertellen. Dit jaar stel ik mijn werk ten toon, sprak hij zedig. 't. Is toch niet waar? zeiden som migen. Zijt gij aangenomen? vroegen anderen ongeloovig. Zeker, ben ik aangenomen! bracht Balissoir hied tegen in. Hartelijk geluk gewenscht, waar die vriend. En de goede kameraden waren in de wolken. Nu kende Balissoir de vreugde van welslagen. Het was nog heel wat anders, toen de tentoonstelling geopend werd; zijn doek maakte den grootsten opgang. Iedereen was opgetogen over dim aangrijpend duidelijken 'mist; de meesters bezagen het. werk van alle kanten, ze wilden het uitleggen en waren eenparig in bewondering. Balissoir, die den vorigen dag on bekend was, was nu beroemd. De cri- tiek vond' niets af te dingen en Balis soir kreeg een tweeden prij's-medail- le. Nu gaf hij een diner aanzijn vrien den in het meest bekende restaurant van Montmartre. Ondankbare, die hij was, hij vergalt den Auvergner uit te noodigen. Van toen af was Balissoir gedoemd om nevelige landschappen te schilde ren. Maar wat hij ook deed, de twee de maal kon hij niet slagen. Altijd herinnerde de critiek hem aan zijn eerste werk, het werdi voor hem een levend verwijt. Waar blijft uw mooie herfstne vel, riepen de critici, maak nog-zoo iets. Vol wanhoop maakte Balissoir zijn schildering „aan d© Marne" opnieuw en streek er met zijn mouw over; he laas, he|t had een heel andere uitwer king dan bij -den Auvergner, het werd i slechts een groote klad'. Er zijn meesterstukken, die men niet ten tweeden male voortbrengt Balissoir is krankzinnig geworden. Benoemingen. Tot ridder in de orde van den Ned. Leeuw: J. D. ten Bosch, luit,-kol der inf.. chef der le afd: van diep. van oorlog in Neck-ladle; F C. Herin©, luit.-kol. der inf. van het leger in Nod.-Indië: G. C. R. baron van Tuvll van Se- rooslcerken. president-commissaris der Billiton-Mij te 's-Hago: A. E. Winekel, gep. luit.-kol.-inten. danf-titulair van het leger in Ned.- Indië. werkzaam bij het Dep. van Ko loniën; tot broeder in die orde van den Ned. Leeuw: Chr. Kante, tweede-comm. bij bel dep. van oorlog in Ned.-Indië, en i j. de Ruyter, gewezen waarn. opz. bij het P©grian-gesticht te Soerabaja; is bevorderd: tot grootkruis in de j orde van Oranje-Nassau: \Y. Rooseboom, gouv.-gen. van Ned.- 1 Inddë; is benoemd: I tot commandeur in die orde van Oranje-Nassau: C. J. de Freytae. oud-kolonel, chef I over dien gen. dienst van het leger in j Ned.-lndië; zijn bevorderd tot officier in de ordie van Oranje-Nassau: rar. Th. A. Ruys, pres. van den In cl-. Bond te Batavia; j dr. JGron-eman. oud-civiel gen-e-es- heer, eere-voorz. der Archeologische .Ver. te Djokjakarta; J. C. II. Vi-scher en G. W. F. die Vos. beiden majoor der genie van hst leger j in Ned.-Indië. laatstgenoemde thans I met verlof hier te lande aanwezig; j W. L. Loth. gouv.-landmeter in die i kolonie Suriname: j zijn benoemd: tot officier in de orde van Oranje- Nassau; I P. J. van San-ten, R.-K priester, laatstelijk pastoor te So-erabaja; i mr. N. B. H. F. Arriëns] pres. van de weeskamier te Batavia; j jhr. mr. A. W. van den Brandeler, I voorz. van de landr. te Medan en Bind'jei. Oostkust van Sumatra; j D. Grivel insp. van h-et inl. onder wijs in Ned.-Indië: dr. K. H. M-ertens. dir. der H. B. S j te Soerabaja en der burgeravondschool ald'aar; j C. G. Granner. oud-civ geneesheer te Sidoardjo; H. N. Stuart, ambtenaar voor de Chimeesch© zakein in Nied.-Indië; L. J. C. van Es, Oost-Ind. ambte naar met verlof, laatstelijk ing der le kl. bij den waterstaat en 's lands B. O. W. in Ned.-Indië; K. II. Boers, secretaris van het dep der marine in Ned.-Indië; C. 11. C .Bijvanck. pers. der factory van de Ned. HarwM-mii te Batavia; H. Ingerman. ge-m hoofdadmin. der Deli-Mij. te Medan en voorz. van de De 1 i-planters-veren van de Ver voor- zieken verpleging ter Oostkust van Su matra; W. I-I. Bueninek, majoor der inf van het leger in Ned.-Indië; D. J. Ruitenback. ge-p. maj.-tit. - der inf. van het leger in Ned.-Indiê; O. A. Peters, arts. off. van gez. le kl.. chef van den mil. gen. dienst in de kolonie Suriname; dr. I. van West. arts. pract. gen. te Paramaribo; tot ridder in de orde van Oranje- Nassau: A. J. Sou te. griff, van den landr. te Modjokerto; S. d-e Graaff, Oost-Ind. ambt. op non-act., laatstelijk control dier le kl. bij het binn. best. op Java en Mado'öra; N. H. Veenstra. control, bij het binn. best i'n de bez. buiten Java en Madoera; N. Bolijn. eerste-mach. bij de Kon. Pake tv.-Mij.: J. G. E. G. de Dien Stierling, ad- min. der thee-onderneming Djaii-nan- gov nabij Bandoeng; S. C. van Musschenbroek, admin. der suikerondern. Tjomal. res. Peka. longan: rnej. E. van Loon. hoofd der meis jesschool te Soerakarta en oud-direc trice der voorin. I-I. B. S. voor meisjes te Batavia; P. Veen. hoofd van een der schelen te Batavia., pres. van het Ned.-Ind. Onderw.-Gen.; S. J. W. van Buuren, makelaar te Batavia, lid dier comm. van toezicht op de ..Koningin-Wilhehnanaschoor'. aldaar; C. I. F. Lang. teekenaar bij 's Lands Plantentuin te Buitenzorg; H. G. Stal, Oost-Ind. ambt. met ver lof. laatstelijk architect bij den wat. en 's lands B. O. W. in Ned.-Indië; J. Gnxalig. zich noemende Meyling, bouwk. ambten. 1© kl.. waarn. adj - chef der 2e af-d. bij de expl. dier S. S. op Java. Westerlijhien; M. G. Diepenhsim, algem. ontv. van "s lands kas te Bandoeng: W. O. Brouweridem te Medan; J. G. Sche-u-rer. ze-ndeli'ng-arts te Djokjakarta, thans met verlof in Ne derland; A. V. L. Barre, verif. bij de Vdie afd. van het dep. van oorlog in Ned.- Indië; J. Parent, alg. stamb. beheerder bij voormeld departement -J. W. Hiss-ink, kapt der art., voor zitter dier com-m. van proefn©minr' in Ned.-Indië; G. Engelberts, kapt. der artil.; G. P. J. Caspersz, kapt. der genie; Tli. J. A. Molenaar, kapt .-intendant; dr. C. Winkler ©n dr. A. J. Salm. beiden off. van gez. le kl I-I. B. Cavaux, mil. apoth. le kl. G. II. Vrijdag, le luit. der art.; alle acht van. het l-eger in Ned.-Indië; A .Th. OliViera, hoofdcomm. ter gouvern.-secretarie te Paramaribo; H. T .van IJsseldïjk. gep. kapt. van het leger in Ned.-Indië, tijd. leeraar aan den hoofdcursus te Ka.m-pen; is die eere-medaihie dier orde van Or an j e-N assail verleend'; in goud' aan: W. Bouteljé, Isr. godsdienstleer aar bij de gevangenissen te Groningen; in zilver aan: J. C. van Baaren. dieurw bij d© arr - rechtbank te' Rotterdam, ter stpi. Viaardingen; B. H. Thernrneh. brig.majoor der Rijksveldiwaaht te dien Helder; J. A. van der Windt, veenbaas aan de Rijkswerkinrichtingen te Ve-enhuï- zen; B. Kalf. voorzanger bij de Ned.-Isr. gem. te Amsterdam; J. A. Aberson, bode bij het dep. van Justitie; is bij Kon. besluit van 29 Auer 1902, no. 9. aan D„ Often, thans brig.-maj. der Rijksveldiwacht te Amersfoort, ver leende eere-niiediaiille. verbonden aan de orde van Oranje-Nassau, in brons, bij bevordering vervangen door de eere-medaille, verbonden aan genoem. cle ord-e, in zilver; is die bij Kon. besluit van 28 Au© 1897, no. 34. aan I. C. Oostdijk. hoofd agent van politie te Maastricht, ver leende eere-m©d.'aille. verbonden aan die orde van Oranje-Nassau. in brons, bij bevordering vervangen door de eere- medaille. verbonden aan genoemde orde. in zilver: is die eere-medaille der orde van Or an j e-N assau verleend in bron-s aan: J. II, I-I Trost. brig, der Rijksveld- waolit te Zwolle; H. Bonman, idem. te Schijn-del; A. A. Clerx. bode bij de arr.-recht- Een zeldzaam dier. Een pronkende paradijsvogel. Sedert korten lijd ij d.e Londensche Die rentuin verrijkt met een zeldzaam dier, een prachtig exemplaar van den grooten paradijsvogel, wiens geleerde naam 8a- radisea apoda luidt. Deze vogel, die van de Aroe-eilanden afkomstig is, bezit, evenals alie mannetjesparadijsvogels, een wonderbaar prachtig veerenpali, In wilden staat leven deze vogels in kleine troepen onder leiding van een aanvoerder en in den vroegen zomer, hun paartijd, ontwikkelen, zij groote werkzaamheid: de mannetjes zoeken el kaar dan v.óor d.e paring op en schijnen met elkaar te wedijveren in pronken met hun gevederte. Zij slaa.n hun vleugels In gevangenschap. uit, rekken de halzen en houden, hun gouden v.eeren trillend open, waarbij zij -telkens van stand veranderen. De lange, zachte veeren worden dan zoodanig op gestoken, dat haar pracht tot haar volle recht Komt. In plaats van dat zij, als tij dens de rust of onder het vliegen, neer hangen, worden zij op den rug loodrecht gestrekt, geopend en als een waaier uit gespreid, zordat het geheele lichaam wordt overschaduwd. Het lirhaam en de vleugels zijn donkerbruin van kleur, de kop is bleekgeel, de zwellende borst me taalachtig groen, terwijl de heldere oo gen met. hun goudglans vroolijkheid en leven aan het geheel geven. bank te Utrecht; Alex. Wolff, pe.nningm. van het Isr. armbestuur te Venlo: in goii'öi aan: C. W. Kouw. custos bij het natuur kundig laboratorium te Leidien. J. J. Bosch, onderwijzer bij het o. 1, o. té 's-Gravenhage; in zilver aan: J. P. Vos. voorz. van helt bestuur van het zieken- en onderst, fonds van de werklieden der Algem. Landsdruk kerij mej. P. van Laarhoven, verpleeg ster in het groot ziekengasthuis te 's-Heriogenbosch; R. van Wering, bediende- bij de pa thologische anatomie te Groningen; J. Rooster, hoofdman hij d-e vrijwil lige brandweer te Rotterdam: L. van Kampen, adi.-onderoff. bij de d.d. scbuuterij fe Hilversum. P. W. Daalderop. idiem, te Nijme gen, in bron? aan: G. Kreun ing, verver bij de firma K. Perk Vlaanderen en Zoon, te Hilver sum; P. Vos, werkzaam bij de firma K. Brantjes en Zoon, te Purmerend; J. Bakker en H. van 't Hoff, werk zaam bij de firma Hnvbert van de Stad} Corns'zoon te. Zaandam. W. F. Kuling, tamboer bij de d.d. schutterij te 's-Gravenhage; Jan Ravons. idlem f,e Schiedam; hi goud aan: -den opperstuurman M. Baptist; in zilver aan-. den opperschipper G. J. van die Poll; den timm-erman-majoor H. Lub; den sergeant-provoost J. E. Feybel; den sergeant-majoor der mariniers H. Noordthoff: den hoofdimach. der le klass© A. F. G. Croe-se. den gep. opperschipper H. J. Jer- ph anion: deu meesterknecht bij 's Rijks werf te Amsterdam I-T. Ar is. Den comm. der scheepsbeschieters bij 's Rijke werf te Hellevoetsluis D. van der Dol; d©n binnenloods in het 3e distr. .T. Drijver; in brons aan: den kwartierm. P. H. Boshaijer; dien korporaal-schoenmaker H. Bal; den ko-rp.-stoker J. I.. Waltkee; den korp.-sitoker voor den binnenl. dienst J. P. van Eysden; den matroos der le kl. J. de Beer; den gep. marinier der le kl. N. Mel- cliert; den zeilmaker bij 's Rijks werf te Willemsoord N. A. Kries; den scheepsbesch. hij 's Rijks werf te Amsterdam G. A. H. Janssen: den takelaar bij idem J. item Das: in goud aan: D. ÏT, Matthijs. verif. le categ. der invo&rr. en acc. te Rotterdam. H. F. H. F. van Wely. idem te Am sterdam: in zilver aan: N. J, van Schingen, komrn. ontvan ger 'dier dir. belastingen, inv. en acc. te Philippine; J. H. L. Treffers, hoofdcommies le cat. der dir. bel., inv. en acc. te Reu- sel; G. V. L. Hilgers, kommies le ld., idem, te Amsterdam; J. H. Wesselink, idem te Win sum. A. A. Zelissen. idem te Schiedam. W. Mijnsbergen. opz. le kl. der vis- scherijen op de Scheld© en Zeeuw- sche stroomen. te Bergen-op-Zoom. in brons aan: G. Roelan-ds, kommies te water le kl. te Hansweert; D. K. Kamper, idem te Rotterdam, in goud aan: den kapelm. G. K. G. van Aken, van het 5e reg. infanterei; dien hoofdopz. van fortific. W. F. van de Wetering, bijgenaamd De Rooy; irn zilver aan: den adj.-onderoff. H. C. Kruse, van helt le reg. inf., W. F. Bekker, van bet 3e idiem: J. Trago, van het 6e id. den gep. adj.-onderoff. J. J. Ridden gew. schrijver bij het'2e reg. huzar. den adj.-onderoff. A. J. Sparenburg van het le reg. vesting-art. gedetach. hij de artillerie-schietschool. den gep. adj.-onderoff. D. A. Tho- nus, gew. schrijver bij bet 3e reg. vest!-art. werkz. ten bureel© van dien comm. der vest.-art. den conducteur der art. der le lel. G. van Munster; dien adj.-onderoff. II. S. J. Rehe, ad- min. van bet mil. hospitaal t© Nij megen; den- admin, van de mil. bakkerij te Amsterdam W. II. J. van Deventer; den gep. adj.-onderoff. J. H. J. Ba zendijk, schrijver bij het le reg. inf. werkz. op het bur. van den prov.-adj. in Overijsel: d©n opzichter der werkt, inrichtin- i gen in de patroonfabriek PI. A. Soo- m©r; den wachtmeester te paard J. van der Weele, van de 4e div. Kon. mare chaussee; in brons aan: den meester-geweeirmaker H. Klumper van het regiment grenad. en jagers; den meester-zadelmaker A. H. Koo- renblik. van het 2e regim. huzaren; de sergeanten P- Gehrels, van het 4e regiment infanterie, gedetacheerd j hij de Cadettenschool, en T. Bakker, i van het korps genietroepen; j d'en korporaal P. Viergever, van het i 3e regiment infanterie; j den korporaal-schoenmaker B. Ver- j steeg, van het 4e regiment infanterie; den korporaal-tamboer W. S. Ham stra, van het 8e reg. infanterie; I den eskadrons-zadelmaker J. M. j van Bel, van het le regiment huzar. den hospitaal geëmployeerde der 3e kl,. ziekenoppasser, C. Valk, van het I militair hospitaal te Naarden; I de magazijnknechts d'er artillerie C. Kerker, te Tienboven en Maarss©- veen. en C. Peeters, te Geertruiden- berg; den brigadier te paard J. van Sluis err den marechaussee te paard L. I.ambrechts, beiden van de 1© div. Koninkl. marechaussee; in goud aan: S. M. C. P. Breukel, opzichter der le klasse van den Rijkswaterstaat, te Aarle Rixtel: W. Postma, hoofdopzichter van den nrovincialen waterstaat in Drelnthe, te Assen: J. PI. Kottman.n, horticulanus van het Koninklijk Zoölogisch Botanisch Genootschap te 's-Gravenhage; in ziver aan: J. II. Walberg, sluismeester aan de Noordzeesluizen te IJmuiden; J. van Waarden, sluiswachter aan de hoofdsluis te Maastricht, tevens hu 1 p-h a'Venmeester. J. den Plollander, beëedigd bode v. het Hoogheemraadschap van de Zwijndrechtschewaard 'tie Zwijn- drecht; F. A. Michel, machinist le klasse hij de Maai'sch. tot expl. van Staats spoorwegen, te Utrecht; M. F. J. PI. Tboolen. seinhuiswach- ter le klasse Ki de Holl. IJz. Spoorw. Maatsch. te Plilversum; W. van 'i Hoff, hoofdconduclteurhij de Mij. tot Expl. van Staatsspoorwe gen, te 's-Gravenhage; O. Ohnès. ook genaamd Onno On nes. machinist hij de Holl. IJz. Spw. Maatsch, te Amsterdam: A. Bol. meesterknecht van de firma Dros en TToogeveen, te Alphen a. d. Rijn; De oplossing van ons vorig prijsraad sel bleek te zijn KROMMENIE. Na loting werd de prijs toegewezen aan H. G. SELT-TORST. Camphuijsstraat 25, alhier. Ons nieuwe prijsraadsel luidt als volgt: Het peheel bestaat uit 10 letters en is de naam van een kleinen staat in Europa. Een t. 7. 5, 6, is een deel van de voet. 8. 9. 2, 7, 3 is een kleur. 10 en 1 zijn letters. Als prijs loven wij uit: EF.N ZAKSGHAARTJE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 8