Eet lis outer te Zee van mijn kinderen eens, ook alWeer Zouden haar idealen verwezenlijkt in een volle tram, nadat ze lang en worden? ernstig een verre van mooi oudachtig De eene wil moeder, de tweede on- mannatje met een, ontzettend grooten j derwijzeres, de derde kindermeid neus had zitten aanstaren, zonder slag of stoot, zonder aanleiding, zoo hard) mogelijk: Moeder, is dat nu onze lieve Heer? De ernst van haai* toon trof mij. In worden; de eerste denkt zeker, dan kom ik er 't gemakkelijkste af (die was dat van dalt examen), de tweede zegt ronduit ,,dan kaai ik heerlijk kin deren afstraffen", en de laatste ,,(dlan i.1- ;i.- vir»rt»w»n Ant.illp.n" dat ,,dat nu" lag iets van ,,daar heb kan ik heerlijk' kinderen optillen' ik nu zoo lang naar gezocht en nogj (eigenaardige roeping), nidt kunnen vinden." Nu, we zullen maar stilletjes af- Toch was er weer humor in die ernstwachten. KindJeir-idealen veranderen om het contrast tusschen verbeeldingzoo dikwijls. en werkelijkheid. Hoe kon het kindj Maar dit is zeker, dat in de jong- nu juist dién man uitzoeken? Zezag'stewel een klein moedertje zit., zeker toch iets in hem, dat haar aan- J Al de poppen om mij heen in de trok, iets goeds. Nu, ik hield mij ookhuiskamer zijn even zooveel stomme ernstig, hoewel ik inwendig moest j getuigen van moeders liefde. Altijd lachen om de profaan-kinderlijke ge-i zitten er eenige vrooüjke, droefgees- •dachte. j tige,ook wel scheel© oogen mij strak En de moeite die het mij kostteaan te staren, haar er af te brengen! En mijn kleu- Ik moet wel eens in mezelf lachen ren tegenover den persoon in kwestie, om die steenkoude onverschilligheid', die wat hardhoorend uitgevallen nogdie ze zelfs behouden onder de warnr tot overmaat van ramp vroeg: „Wat ste liefkozingen van moedertje, zeg je, liefie?" Iedereen lachte. j O! dat vind ik nu bepaald een ge- Kinderen kunnen geen spot verdra-, not. om een meisje met haar poppen gen. Ze zijn dikwijls fijngevoeliger j bezig te zien. dan wij denken. Kijk, met wat een zorg of ze ze toe- Toch was er een testament. j delskantoor. Door volhardende vlijt Eenige dagen na de teraardebestel- mocht ik er in slagen spoedig promo-- ling werd dit in het bijzijn van de tie te maken, de dochter van mijn drd© jongens en den voogd, oom van chef wordt mijne vrouw en de tiendui* moeders zijde, door den notaris geo- zend gulden met interest op initerest pend. j zullen door mij gestart worden in de De inhoud van het stuk was vbor de zaak, waarvan ik de toekomstige kinderen eensdeels een blijde verras- j mede-directeur ben. sing, maar vervulde hen overigens Hier is mijn ring, zeide de twee- meit niet te miskennen verbazing. de. Als een talisman, als mijn goede Het testament luidde: genius draag ik hem aan een gouden Op mijn ziekbed, lieve kinderen, I ketting om den hals, want ook mi} ds mij, die u geen cent dacht na te [heeft de ring geluk gebracht, laten, een groote verrassing te beurt! Op Zuid-Afrika's diamantvelden De begraafplaats. in wij denken. i jn., u..cu —i. 0- ook beter. Nu, lariig is ze niet, als mentjes raampjes zijn, waar dergelij- Zoo ken ik twee meisjes, die altijd, stopt in 't wagentje en ze heel, heel ze maar naar het rammelaartje aanke juffrouwen in tijd van nood kun- hun boterhammetjes met tranen eten j zachtjes op de kleine steentjes lijdt, 't lintje kijkt, is ze tevreden. I nen worden doorheen gehaald. bij treurige verhalen, (terwijl de der de er met een kurkdroog gezicht bij zit en er liever wat anders, iets min der vloeibaars op heeft. Vreemd keek ik laatst op, toen ik datzelfde schijnbaar onverschillige dametje boven alleen op haar kamer hoorde snikken. Ik kon er maar niet uilt krijgen, waaïom dat was. Maar eindelijk, daar kwam het. ,,Och, die Betsy is altijd zoo onaardig tegen vader, als ie vraagt of ze bij 'm komt en dat vin ik gemeen, want vader is altijd zoo goed voor ons" Hoe't kwam weet ik niet, maar 't was of ik opeens erg j verkouden werd, zoo moest ik mijn oogen afvegen ,en mijn neus snuiten. Die verkoudheid kan een mensch toch zoo overvallen, 's Avonds zat ik onder de thee nog lang over die woor den te denken en ze hadden me goed' ged'aan, omdat ze een nieuwe open baring voor mij waren van waar ge voel en ook omdat ze zoo waar wa- ten. Meestal! kennen ;en begrijpen wij onze kinderen te weinig. Maar de dtudie is ook zoo moeilijk. Ieder is weer anders, in aard, neigingen, aan leg, deugd en ondeugd; iedJer karak ter apart moet ons zijn een anatomi sche les. Met eindeloos geduld ieder dleeltje ontleed' en bekeken en behan deld worden. Wat moet het toch een toer zijn met achft of tien kinderen en dan van gemengde sekse. Met drie heb je al zooveel levenswijsheid noodag of zou dat hetzelfde blijven bij acht of tien? Nu, ik ben met mijn drie meisjes te- dat vooral de hersentjes niet schok- Hoe jammer, als de poppentijd uit is. Over 't algemeen als de kindertijd om is. O, dat spelen van kinderen is iets heerlijks. Daar staat net een troepje voor mijn raam, die schooltje spelen. Je moet 't hooren. „Karei, kom es bij me voor je rap- gevallen. Een vriend uit mijn jonge jaren wien ik eens, om een speel schuld te dekken, 'tien duizend gul den leende, heeft mij dat geld terug betaald. Deze som heb ik aan uw strengen maakte ik fortuin. Ik heb aandeel in een goedi rendeerende claim; ik ben gelukkig gehuwd en vader van twee lieve kinderen. Van de tien duizend gulden zal door mij een nuttig ge bruik gemaakt worden, nieuwe ma- I nen worden doorheen gehaald. Een sprongetje van de ernstige naar de grappige gedachte en omge keerd. Door aan een trein te denken, zag ik de locomotief voor me en, hoe is It nu weer mogelijk, dat een mensch op de gedachte komt? Daar ga ik me nu onwillekeurig de locomotief met port. 't Doet me genoegen voor je een moeder vergelijken, door wier ouders, dat je cijfers van deze maand kracht ook allen voortgaan op effen nogal goed' zijn. Blijf zoo voortgaan."baan, tot waar ze moeten uitstappen Dat gezicht van Kareltje, waarmee hij zegt, eerbiedig en angstig, terwijl hij vol glorie naar zijn plaats gaat, „Dank u wel, meneer." „Kleine Wim, tot mijn spijt heb ik je mama een briefje moeten schrijven dat je een half uur te laat op school bent gekomen. Dat mag niet weer ge beuren. Je heb nu voor gedrag eeri 2, omdat het al meer is voorgekomen, Daarentegen is je „Durf" (een nieuw vak, schijnt 't) weer zeer goed, daar heb je een 8 voor. Zoo gaat dat door en bij 't laatste rapport verzoekt „Meneer" ze alle- De binnenplaats. om ,,op eigen wielen" verder te rei zen. Ook zij moet zijn voorzien van een paar vaslt vooruitziende, heldere oogen en een rem om botsing te voor komen an waar die onvermijdelijk is, alles weer in 't rechte spoor te brengen, bijgestaan door twee trouwe krachtige helpers: Liefde en Ver stand. Remmen! zeg ik maar. Dat is trou wens voor ieder de groote zaak,waar van zijn levensgeluk en dalt van an deren afhangt. Dat gebeurt doorgaans te weinig en niet gauw genoeg, in woord en daad, in oordeel en veroor- maal morgen onderteekend door de deel. Alles zien is bi] alles remmen, 't Wordt tijd', dat ik 't ook eens ga ken. Nu, 't is ook wel nooldlig, want „kleine zus" -lijdt aan een ongenees- lijken schedelbreuk, dat kan je wel zien. Wat een wit gezicht en fletse oogjes, en dat open mondje. Een echt stumpertje. m xivsjuL De twee andere meisjes en ik moe- vreden, hoewel ik in een tafel met! ten er wel eens om lachen, maar dan zoo'n stuk of twaalf borden- wel iets passen we op dat „mo-eder" het niet gezelligs vind en veel goeds ook, wan(tziet; dat zou ze vreeselijk vinden, ongemerkt maken kinderen uit een1 groot gezin elkaar idien weg door het leven gemakkelijk. Ja hè! je moest van de toekomst, evenals van 't warme dekmanteltje, dat over 't verleden ligt, zoo eens een want „kleine zus" is haar lieveling. Er is iets aandoenlijks in die lief de voor dat mrsdeelidie kind. Als ze naar school gaat, zal ze nooit verge ten haar een flinke flesch waiter on der dear neus te leggen en de bedgor- tipje kunnen oplichten om te zien, dijntjes over elkaar te doen, te voe- waar ze nu later wel terecht zouden komen. Maar neen, dat zou toch ook eigen lijk niet goed zijn. len of de voetjes wel warm zijn en 's middags dan mag ze er uit. Op schootje soms, anders verwent ze te veel en voor het ruggetje is liggen ouders terug. Dat gebeurt ook trouw, want de zaak is zeer ernstig. Bij de vrije or de-oefeningen daarna, hoor ik mijn jongste meisje tot een ander zeggen: „Nou, ik neem van avond zeker een bleek roggebrood meer en wat water voor *t paard van Si. Niklaas. Mis schien is ie er-al en dan vin je zoo leuk 's morgens een dingetje van cho- colaad of suiker onder je bed. Zeg, ik heb van middag een alleraar.-.digst broche gekocht voor Jeanne, voor tien cent, maar, goedkoop hé, en toch met een echt zilver vogeltje; de man zei 't zelf en Betsy geeft er een dol fleschje odeur, van die fijne zie je, i maar ik geloof, dat ze 't al lang weet, want vanmorgen rook 't heele huis j er al na en die domme- Beltsy gaat me j daar hardop in de gang zeggen: Zou Jeanne het duur vinden, 20 cent voor dat lekkere fleschje? „Ja, da's erg stom van Betsy, maar zeg, heb jij al wat voor je moeder?" Dan zie ik twee oogen, die onder zoekend naar 't raam kijken en dan wordt er heel geheimzinnig iets ge fluisterd. Over kinderen raak je nooilt uitge praat. Ja, jammer als 't kinderpara dijs toegaat. Dat mooie plekje! Zooals je daar doen, anders hoor ik hen die dit le zen al zeggen: Dat mensch weet van geen uitscheiden. Een verdwijnende gevangenis. (Bij de platen). Londen is op het punt, één van zijn oudste gebouwen te verliezen. Het is de New Gate, de Nieuwe poort, wier stich ting, volgens sommige geschiedschrij ver^ dateert int den tijd der Romeinsche overheersching over Brittanje, terwijl anderen ze meenen te moeten vaststellen op 1087. De New Gate zou dan ongeveer even nul zijn als de Sint Paulskerk. Evenals alle poorten te Londen werd de New Gate, die in de vestingperiode diende tot bescherming van de stad, ook gebruikt als gevangenis en als zoodanig kreeg zij zekere beruchtheid door haar zeer slech te inrichting en het onvoldoende toe zicht. dat er werd uitgeoefend. Verschil lende schrijvers betoogen, dat eenige eeuwen geleden de New Gate een berg plaats was van de gemeenste misdadi gers, mannen en vrouwen dooreen en rechtvaardigen voogd in bewaring chineg zal ik aanschaffen om den gegeven, tot tijd en wijle hij de gel-grond degelijker te bewerken. Het den aan één van uw drie zal ter hand gel-d zal goede vruchten, dragen, stellen. De derde nam het woord. Aan één van uw drie, want nu is Mij is de fortuin niöt gunstig het oogenblik gekomen, dat ik u een (geweest. Het leven leek mij zoo vroo- geheim moet openbaren. j lijk, het lachte mij zoo toe, ik heb ge- Slechts één van u is mijn eigen i noten met volleteugen, maar, genot kind; de beide anderen heb ik, toen kost geld... zij heel jong waren, uit medelijden I Nu, en uw ring, waar is hij? geadopteerd. j In den lommerd Daar gij alle drie mij echter even; Verrast sprong de voogd' op en dierbaar zijt, valt het mij zwaar den sprak: een boven den ander te bevoordeelen. O, waardig zoon van uw vader Daarom zal ik aan het noodlot over- hier neem het geld gij zijlt de laten, wie van u moeit zijn de echte 1 echte Goverts junior! Goverts junior, die de erfenis zal aan- vaarden. ,j- Uw voogd zal ieder van u een kost--riiCt CCUWlg" VTOUW0lljK6 baren gouden ring overhandigen, de £en cnrookje laatste sieraden, die ik mijn eigen-! dom mocht noemen. j Er was eens een oude koning die het Gaat met dien ring ieder uws weegs regeeren moe was en gaarne het zaak- de wijde wereld in, en keer na vijf aan zÖn eenigen zoon wilde over- jaar terug. Treedt dan, als het mo- gelijk is, voor uwen voogd, hoor zijn! „Kil 1011 behoOTt echler vóór alles ecu koningin. Daarom was het beslissing en onderwerp u aan zijn J dc v en sell en de wil van den ouden uitspraak. j maai, dat zijn kind en opvolger maar De jongelui, hoewel ten urlijk; Er waren ook een massa hadden, eerbiedigden de uiterst© sch00ne meisjes in het land, maar de wilsbeschikking van Goverts senior, koningszoon had een eigenaardig ka namen d:em ring benevens honderd aki Hij verlangde zoo goed als het gulden, tot bestrijding van de eerste j «onmogelijkeeen vrouw, goddelijk onkosten, hun door den voogd Ujt. j ën!'don en nut ijdel. eigen zak toegestopt, en gingen ieder """lei-tijd 0' woorden „més- huns weegs olliMCe- en „om politieke redenen" I ring nil 1 waren uitgevonden, had de Na vijf jaren traden, precies op;|)rill!. v,„ S[)cl hel liiraBD van een den daitum, de jongelui voor den ^malin, en trok met een groot gevolg v00Sa> j liet land door, op zoek naar een Waar is uw ring? vroeg deze aan schoone en niet ijdele jonkvrouw, nummer een. j Na eenige dagen reeds meende de De jongeman stak zijn rechterhand koningszoon de schoonste der schoo- uit, aan wier middenvinger het kost-|neil gevonden te hebben, een meisje bare kleinood schitterde, en sprak: c'a Mij heeft de ring geluk gebracht. 1 I zoo spoedig mogelijk moest trouwen, aoogs e Ee 11 koningin meet schoon zijn, na- verwonderd over heitgeen zij gehoord j al haac bekoorlijkheid tevens zeer zedigeu indruk op hem akte. Ik begaf mij naar Amerika, naar New j bracht zijn paarl naar hot York, waar het mij gelukte een plaats te krijgen op een groot han- pali is zijns vaders. Zes ijlboden, schit- ïd uitgedost, reden vooru'it, om de De gevangeniskapel. - dat men, wanneer men de gevangenis be- genoot, geniet je later nergens, zoo i j^cht, soms waande in een menagerie te vrij en zorgeloos nooit weer. En ook j zyn Enkele malen zijn in deze gevange voor de ouders gaat er dan een hekje j njS ernstige muiterijen voorgekomen, dicht met een slot, dalt nooit meerj Binnenkort zal de poort, van welker open kan. gevangenis wij hier eenige afbeeldingen Als je al je gekke gedachtenspron-1 geven, worden gesloopt, gen op papier kon zetten, zou je gauw j een heel boek vol hebben, 't Zou een j mal poespasje worden. Van ernst naar klucht toch is maar één sprongetje soms. Hoe is 't nu mogelijk, dat juist ter wijl ik met weemoed denk aan dat slot, dat nooit weer open gaat, dat juist, zeg ik, mijn oog moet vallen op een courantenbericht melt bet op schrift: „Een slot, dat niet open kon." Maar waarop sloeg dat dan? Wel, W ie is Goverts Junior De beer Goverts senior was ettelij ke jaren geleden, een vermogend man. Lichtzinnig en levenslustig, had hij echter bijna al zijn geld er doorgelapt en moest nu met een klei- een juffrouw had zich begeven in een' ne lijfrente rondkomen, heel klein compartiment je van een D-trein, waar ze graag op baar tijd; zou zijn uitgestaplt. Het slot echter weigerde, o! vreeselijk noodlot! Gelukkig dat er_in die comparti- Toen hij stierf, bleef er voor zijn drie minderjarige zoons juislt genoeg over, om vader een fatsoenlijke be grafenis te geven. De cellen. Feuilleton. DOOR MAX PEMBERTON. Zooals altijd! heeft u gelijk, mijn beer Jacob. Ik mag die goede kerels niet aan zoo'n dwa^e onderneming blootste 11 En er steekt een flmken wind op, zooals je zegt. Wij zullen in één boot gaan. en d-ie aan land zijn, zullen z to spoedig de anderen haien. Ik zeide dit tot hem. maar tot de mannen bekortte ik bet in eenige zee manstermen. Jongens, zei ik, geen enkele boot uit Southampton kan In zulk een bran ding als daar gindsch tusschen de rif fen varen. Wij hadden kameraden willen helpen, maar de kans is voor ons verkeken. Er is nu een andere makker aan land1 die onze hulp slecht kan missen. Om harentwil zal ik er heengaan, en niemand zal toch zijn plicht op 't schip niet doen, als ikweg ben Zullen jelui mijnheer Jacob hij- staan, jongens, kan ik hem dat zeg gen? Zij juichten mi] opgewonden vue, wat mij prett-i'g aand'eed en ik moest ze met allé ka-acht tot stilte brengen. Gelukkig voor ons, was er nu een wolk voor de maan. en hing de duisternis als een zwarte damp over d'ezee. Geen lamp brandde op 't Zuiderkruis; geen raam van een liut, waar een gordijn voor hin~ De gloed die uit, de pijp kwam. verspreidde niet- meer dan ne velig rood licht over 't water, en toen er vijf (want wij namen Harry Doe mee om aan de kust te staan) in de sloep stapten en den voorsteven vlak west naar 't land richtten, hadden waj de stoomboot- binnen vijf minuten uit het oog verloren en God weet, of wij haar ooit, op de hooge zeeön terug zou den zieri. Ik heb ~P7.e°"d dat de wind na zons ondergang flink ivas opgestoken, en de zee stond hoog ,toen wij 't schip om twee uur ',s morgens verlieten, en het was zelfs niet veilig in de sloep voor de kust te kruisen, waar wij nog zoo weinig van wisten. Ik heb altijd erkend dat 't meer geluk dan wijsheid was. dat w!- ten laatste den oever oe- reikten. en ons allen nar. maar v,oi moed op 't droge witte zand aan ïanu zetten dicht, bii den voet van de ladder. Er was in de baai plaats genoeg voor 't schip en d'e bemanning, en nadat wil de sloep op 't strand hadden ge trokken. gaven wij onze orders aan Harry Doe, en lieten hem daar op zijn I post. Als er eenig gevaar dreigt, seniet dan je geweer af, zei ik eenmaal als je ons wilt. roepen, twee keer. als je dienkt. d'at wij op een afstand moe ten bliiven. maar die maatregelen moet je op 't allerlaatst nemen, en ik hoop dat je ze in 't geheel niet noociig hebt. Hij antwoordde: Jawel, Jawel, met een stem als 't gebrom van een Leer. en wü vieren. Peter Bligh. Seth Bar ker. die jongen George en mijn per soontje klommen als katten de ladder 0'-» en stonden boven op de klip. 't Is niet juist waar. dat 't hart ons toen in die schoenen zonk, want, ik was voor geen mensch of dier bang, ja zelfs niet voor den duivel, en dien nacht evenmin, noch dé anderen, dat kan ik gerust van hen zeggen. Maar wii heririb©rden ons wat wij op de rif gezien hadden, de woorden die Rutli Bellenden tot mij gesproken had. en wat mij en den jongen overkomen was, toen wij dén vorigen xeer aan ïana waren, en 't was dan ook ntet te ver wonderen, dat onze harren een weinig! sneller klopten, en onze handen nu en dan naar onze pistolen grepen oio wij bij ons dlroegen. Want bedenk, dat wij 's nachts waren m een uïent begroeid woud. zoodat de boomen on: als spookgestalten voorkwamen en een pad zoo smal als de plank van een schin zonder te weten wie ook m 't boscb liep of eenige zekerheid! wat ons daar beneden zou wachten. Wie zou dan niet stil ziin en zichzelf ontvein zen, dat 't slecht zou kunnen afloopen, en lui de zon nooit meer terug zou zien? Jasper Begg niet, dat kan ik ge tuigen. Hiniet. bij al wat waar is. Ik plaatste mijzelf aan 't hoofd van dé manschappen, en om de koers be ter te kunnen bepalen, ging ik op han den en knieën liggen, als een viervoe tig dier, gaf op een rieten fluitje tee kenen aan de achtersten en leldoe ze goed! en wel door het wour. naar (ie uit. teenen gevlochten brug, en éou van daar recht naar het. buis daar be nedten zijn gedaan, maar er gebeurde iets, juist, waar 't bosch wat lichter werd, toen ik opstond om hun te vra- ge er over te eaan. Het is zeker, dat iedereen er van schrikte, evennun -vet- won derde het mii dat Peter Bligh luid schreeuwde nadat hij eerst groote oogen opzette. Heilige Moeder der Muziek, zei hG 't zijn de engelen die zingen, of ik ben een leelnke neger. Houd m mond. antwoordde fluisterend: ben je dan bang voor twee jonge meisjes? Drie, zei hij. Wanneer mijn ar me vader Houd toch op met je vader, zei ik. Wees toch bedaard' en wacht. Hierna lag hij stil, en wij anderen gaapten met open mond. aisoi wij een sprookjesboek lazen. Daar v^.n- ons kwam drie jonge meisjes van trap tot trap van de zwarte rotsen sprin gen; ja. zoo wonderlijk en lief als ooit in oogen zagen. Je zult wel vragen, hoe wij ze allen in den inktzwarten nacht konden zien, maar laat nnj u. er bij vertellen, dat zij goede harsach tige toortsen in d'e hand droegen, en het laaiende licht, dat zich goud- on karmozijnkleurig tegen de rotsen ai- tcekende, scheen even helder en ver als een scheepslicht Ik zég, <'"t ik zooiets nog nooit gezien had. en ook nooit meer zal zien. Daar kwamen de drie meisjes als jonge reeën op ven heuvelrand zingend en lachend uan. en wat meer was. zij spraken met el kaar zulk een koddige taal, hier een woord Fransch. daar een woordje Duit,sell, en daarna iets over mij, uat. ik niet. kon begrijpen. Wie heeft ooit zoo rets gezien? En hun kleeding, hun kleeding, fluis terde Peter Bligh. Maar ik pracht mijn hand. voor zijn mond en deed hem zwijgen. De kleeding is heel gewoon, zei ik, wat mij verwondert is. h e die dri daar op zoo'- plaats komen. F.n van gegoeden stand ook. als ik wel zie! Het waren aardige schepseltjes. ?n hun kleeding stemde met ben overeen. Korte rokjes, met bloemen versierd, lijfjes van boven uitgesneden, en muts jes op. waaronder het haar in groote los-, krullen neerviel, geleken zij veel op danseressen die men op het tooneel z;en zij waren net zoo bedrijvig. En hun dan zoo zoet en muzikaal te Imuran zingen, als een koor van ucaos tusschen de ravijnen weerklinkena, .ia, dat is iets dat men niet licht ver geet, Maar wat zij daar deden, of hoe zij daar kwamen, dat mocht de Hemel weten, en niet zoo'n eenvoudi- gon zeeman als Jasper Begg. Wat zeg&en ze. Peter, wat maak je er uit op? Ik vroeg het hem onder mijn arm door. 't Is Fransch, zei' hij, en als t dat niet is, dan is 't Duitscb geen christen, die ik ken weet daar tus schen eenig onderscheid'. - Peter zei ik. 't lijkt net zooveel op. j Fransch als jou. taal. Luister nu. Hij luisterde, en oogenblikkelijk i hoorden wii een aardig echo uit 't dal, 'want zij wntvn nu naar beneden go- n naar de tuinen; en wanneer zij n woord dikwijls herhaalden, gaf 't zoo'n muzikalen toon al ik ooit genoord heb. Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 7