Licht en Schaduw.
WIJ.
De menschen schijnen van mij te
denken, dat ik geen erge bolleboos
ben. Toch heb ik eens van mijn leven
een prachtigen zet gedaan. Schoon ik
moet bekennen, dat zij er meer deel
aan had, dlan ik; maar er zijn men
schen genoeg, die nooit iets goochems
doen.
Om met mijzelf te beginnen, ïk. beu
baron Karei Jan van Harmeien van
Oven-veen, en ik zit er men zou bet
bij zulk een naam als ik heb niet ver
wachten warmpjes in. Mijn voogd
zorgde voor mijn bezittingen tot mijn
drie-en-twintieste jaar. Al® iemand
dien leeftijd bereikt, wordt hij al wat
wijzer, als bij bet ooit wordt. Haweke
en Solomon dachten d!it met mij niet
bet geval. Misschien hadden zij grond
voor hun onderstelling. Toen zij mij
althans het prospecteus toonden van
„De Koninklijke IJslandische Goud-
Maatschappij. Beperkt", vond ik het
zaakje nogal aannemelijk. Het pros
pectus zei ook dat de onderneming
puik was en als dat zoo gedrukt siaat.
dan geloof ie het nog eerder, fir
stondten een hoop cijfers in, aanroo-
nende hoeveel ijs er gesmolten zou
kunnen worden, hoeveel goud daaruit
gewonnen werd. hoeveel de hosten wa
ren en dat. die winst zou zijn 50 per
cent. Het scheen mijzoo'n voordeelige
affaire, dat ik geneigd werd er aandee-
len in te nemen.
H'm! zei ik. Ik geloof, dat de
aandeelen mischien alle al geplaatst
zullen zijn!? Op mijn woord, ik...
Mijn waarde baron, zei Haweke,
indien ge werkelijk lust hebt
Natuurliik heb ik er ooren naaT,
zeker, antwoordde ik.
Nu, laat 't dan maar eens aan mij
over.
We zullen u wel een mooie Kans
geven, zeide Solomon. Hoeveel aan
deden wilt ge hebben?
Wel, zei ik, ik kan over niet meer
dan f 120,000 beschikken op 't oogen-
blik, zondter den ouwen Van Hasselt in
d!e zaak te mengen, ik laat hem er
liever buiten, want hij zou naar mijn
moeder gaan en daardoor misscnien
het plan verijdelen. Van Hasselt is
onze rentmeester. Ik kan dus niet
meer dan f 120,000 fourneeren. De
aandeden waren van 12.
Beste baron, zei Solomon, ge zult
ze hebben. Binnen een maand staan
ze op het dubbele, en dan nebt ge een
mooi sommetje gewonnen.
Een paai' daeen later benoemden ze
mij als president. Ik za- er *t nut met
van in, maar ze brachten mij aan 't
verstand, dat 't was omdat ik. baron
was en zoo gezien ook in de sportwe
reld als een bekend footballer.
Ik kan geen speeches houden, zei
ik nog. of veel deelnemen aan 't be
heer.
Dat is niets, verzekerde Haweke.
Solomon en ik zijn de beheerende di
recteuren. Natuurlijk zullen wij noo-
geri nriis stellen op uw adviezen van
tijd tot tijd.
Waar moet ik dan mee uegin-
nen? vroeg ik. De president moet toch
af en toe zijn stem laten hooren.
Oh zeer zeker, zei' Haweke.
Ga met ons vamniddag de bureaux
eens rond, en maak eens kennis met
het personeel. Misschien vindt ge wei
bet een of ander te verbeteren daar.
We gingen dus naar d'e bureaux.
Toen wij de kamer der klerken binnen
traden, zei Haweke:
Mijneheeren, ik heb de eer u voor
te stellen baron Van Harmeien van
Overveen, onzen president.
Zij. stonden allen op en ik toonde
da grootste belangstelling in nun,
werk, en vroeg hun naar alles wat ze
Nieuwe Amerikaansche Stoombpandspuit.
Het is bekend, dat de inrichting van nieuwe toestel.
Schetsen van DEKA.
Botsing der meeningen.
De regelmaat van bet geregelde leven
scheen in elk voorwerp van bet buis, ja
zelfs in elke beweging der drie bewoon
sters uitgedrukt. Het waren drie zusters:
Bets, Jans en Dina, en hoewel ze alle
drie erg oud waren, was Dina toch de
jongste. Dit punt was bet ©enige waar
over de meeningen wel eens verschil
den. Overigens waren ze alle drie voor
kalme, oirde en regelmaat regelmaat
vooral. Die moest zijn uitgedrukt in al
les wat het menschdom deed of niet
deed. Als voor eene zekere beweging die
of die kracht van den arm noodig was.
vonden de drie juffers het verschrikke
lijk als men zich in dit opzicht te bui
ten ging. Geen deuren dus sluiten met
buitengewone kracht, evenmin als hard
den neus snuiten in haar eerbiedwaar
dige tegenwoordigheid vooral niet in
haar huis, niet te snel een stoel verzet
ten, geen gerinkel met kopjes, messen,
of wat dies meer zij!
Geen schreeuwen ook als 't niet noo
dig was. En vooraJ, alles op zijn tijd.
Niet vandaag om half negen ontbijten,
en morgen om dtrie minuten over half
negen, niet in de herfst vuur aanleggen,
al was de dag kouder dan een wimter-
dito.
In dit huishouden was de vroolijke
Ger verzeild; hoe wist eigenlijk nie
mand. Ger zölf niet bij nader inzien.
Maar haar ouders hadden het zoo fat
soenlijk en secuur gevonden,, de juf
het brandbluscbwezen 'in de groote
steden van de Vereenigde Staten van
Noord-Amerika op een hoogen trap
van volkomenheid staat en met recht
vooi'beeldig kan worden genoemd. Te
San Francisco heeft men nu onlangs
een stoombrandspuit ingevoerd, d'ie
zoo ongeloofelijk prachtig werk doet,
en daarbij van zoo verbluffenden een
voud is, dat zij ..waarschijnlijk zeer
spoedig in andere1 steden, ook in Euro
pa, haar intocht zal houden, Wij ge
ven daarom een afbeelding van het
Het wagenstel, dat berekend is op
bespanning met slechts éen paard,
lijkt, zooals men ziet, veel op een ka
nonwagen, en draagt in het midden
een vierhoekig platform, met een lood
recht staanden, korten, dikken' cylin
der, op welks boveneinde, door middel
van een kogelschamier, d'e stijve
brandslang bevestigd is, dieovereen
komst vertoont met den loop van een
sn elvuurkanon.
Deze loop is voorzien van een hef
boom, die er toe dient, de islang de
vereischte hoogte en zijdelingsche
richting te geven. In het verwij
de gedeelte van den cylinder, onder t
platform, waarop de eenige man die
de spuit bedient, steunplaats vind
monden 6 korte buizen met korte stuk
ken slang eraan, uit, waaraan, zoo
noodig, 6 slangen van stoom- of hand
brandspuiten geschroefd kunnen woi
den, die water naar den cylinder voe
ren. Door de inrichting van ie cy
linder wordt het waiter met groote
k'-aclit opgeperst, en door den loo,
de vlammen geworpen.
deden. Zij schenen alles zoo best te
doen ,dat ik met geen mogelijkheid
zag hoe ik hier iets zou kunnen ver
beteren.
Toen gingen we naar een andere ka
mer, waar een lieve jongedame zat in
een eenvoudig maar snoeperig blousje.
Zij had een van die kleine ronde ge
zichtjes, onschuldig, töch guitig en
zij maakte een lichte heel correcte bui
ging.
Dit is juffrouw Reilly, onze type
writer, zeiden zij.
Laat ik u niet storen, juffrouw,
zei ik. 't Is keurig weer vandaag. Het
tegendeel was waar. Het was hon
denweer.
Het is mooier dan het geweest
is. luidde het antwoord.
Houdt u veel van typewritenï
Het is mijn broodwinning, baron.
Toen ik er mee begon, werd het mij
niet gevraagd of ik er van hield.
Juffrouw Reilly doet haar werk
uitmuntend, deelde Haweke mij mee.
Dan. zei ik, wordt zij zeker wel
goed betaald.
Zeker, zei Haweke zeker!
Wat voor salaris ontvangt juf
frouw1 Reilly? vroeg ik.
Hm! zei Haweke. Ik denk Hij
keek naar Solomon.
Wel, zei Solomon, voor het oogen-
blik
Mag ik het n vragen, juffrouw
Reilly? bracht ik in 't midden.
Zeker wel, baron. Acht gulden per
week.
Werkelijk, zei ik met vast© stern,
dit schijnt een aangelegenheid waarin
verbetering dringend noodig is.
Natuurlijk, zei Haweke natuur
lijk Ik was toch van plan haar sala
ris te vermeerderen.
Zullen wij zeggen twaalf gulden?
vroeg Solomon mij.
Achttien gulden, meende ik.
Ik zal den kassiér order- geven
tot uitbetaling van achttien gulden,
beloofd© Haweke. Mijnheer de baron
is steeds bereid', juffrouw Reilly, om
goed werk or> prijs te stellen.
Zij keek zoo vergenoegd en dankte
mij zoo lief, dat ik er spijt van had,
dat ik maar niet gezegd had vijf-en-
twintig gulden. Het scheen mij een
schande toe, dat zulk een lieftallig
kind moest typewriten. Eens ol twee
maal daarna bezocht ik haar nog eens
om mij te overtuigen', dat zij haar ver
hooging uitbetaald! kreeg, en sprak
ik, met haar. Zij bleek de dochter van
een officier; maar haar vader was
dood en haar moeder was ziekelijk,
zoodat zij werken moest voor den
kost.
II.
Op een mooien middag maakte ik
een wandeling in het Park vóór het
diner, toen ik haar tegenkwam. Ik
wist., dat zü dien weg uit moest naar
huis en ik dacht er over hoe zij 't zou
opnemen als ik vroeg naar een klein
eindje te vergezellen ,toen zij mij
plotseling zelf staand1© hield.
E©n paar woorden slechts, ba
ron? woeg zij
Zooveel als ge maar wilt. zei ik.
U is een achtenswaardig edelman?
WeL zei ik verbaasd, ik hoop
dat ik het hen.
Re reken er op, dat u geheim zult
houden, wat ik n ga zeggen Ik kan
mijn betrekking niet missen.
U kunt volkomen op me vertrou
wen, verzekerde ik haar. Zij aarzelde
een oogenblik. klaarblijkelijk de pun.
ten van haar kleine schoentjes bestu-
dleerend.
Ik geloof niet, zei zij eindelijk,
dat u op de hoogte is van *t feit, dai
uw maatschappij slechts een papieren
maatschappij is.
- Wat, rien ik uit, en het prospec
tus dan. Zii schoot plotseling in een
lach, die mij mede aan *t laan en
maakte.
- Het prospectus! Gelooft u dan
één woord van dat ding?
Ik woes- haar om even te gaan zit
ten.
- Ik veronderstel, dat u mieent,
dat er niet te veel goud is?
Er is heelemaal geen goud. En
zal wel nooit goud zijn ook. De maat
schappij is slechts opgericht om goed-
geloovigen het geld uit den zak te
kloppen. Natuurlijk gelooft u mij
niet; maar
Niemand, die u niet zou kunnen
gelooven, verzekerde ik haai*. Nie
mand. Maar Haweke en Solomon zijn
toch leep genoeg.
Dat zijn ze. Al te leep.
Zij. een paar vrienden, en u, heb
ben al de aandeelen.
Dan moeten ook zij hun geld' ver
liezen.
Welneen. wil ik u eens zeggen,
hoe de zaak in elkaar zit?
Als 't u blieft. U is al te goed.
Zij hebben aan de makelaars
last gegeven om op groote schaal te
koopen, wetende dat er bijna geen en
kel aandeel te koop is. Als er nu een
paar aandeelen aan d'e markt komen en
die gekocht worden tegen hoogen prijs,
dan zullen de menschen denken, dat er
veel geld mee te verdïenen is. Zij zul.
len zien, dat de president een edel
man is van positie, met een reputatie
als eerlijk Hollandsch sportsman.
Ik boog. niet wetende wat anders
te doen.
sOp deze wijze zullen Haweke,
Solomon en Co. van lieverlede hun
aandeelen voor goed geld van de hand
doen. en u en d'e nieuwe aandeelhou
ders zullen tot de ontdekking komen,
dat u met eon waardeloos pak papier
zit opgeknapt.
Ik ben dan wel een groote awaas
geweest! Maar hoe spring ik er tus-
schien uit?
Weet u dat niet? Ik wel- Als zij
voldoende orders hebben gegeven om
veel te koopen, verkoop hun dan, via
de makelaars, uw aandeelen.
Ik schaterde het uit van het lachen.
Op mijn woord, juffrouw Reilly,
zeide ik, u is even verstandig als
als schoon.
Oh, neen! zei zij met een blos.
Wel, gaf ik toe. misschien niet
zoo schitterend van verstand als van
schoonheid.
Dat meende ik in 't geheel met,
u te doen zeggen, zei zij. Werkelijk,
baron, u
Och, als 't u blieft, wees niet
boos, smeekte ik, want ik meende wat
Ik zei. Dat maakte het nog erger, vol
gens haar.
Wij kwamen overeen, clat zij mij zou
laten weten wanneer ik mijn make
laars last zou geven,, mijn aandeelen
te verkoopen, en wij gaven elkaar
reeds de hand ten afscheid, toen ik
nog één vraag meende te moeten stel
len.
Juffrouw Reilly, vroeg ik, als ik
mijn aandeelen kwijt raak aan Hawe
ke en Solomon, zouden zij ze dan nvet
verkoopen aan een paar arme drom
mels, d'ie 't verlies niet zoo goed' kun
nen dragen als ik?
Dat kunt gij niet helpen, ant
woordde zij. bedaard.
Bij den liemel. dat kan ik wel!
U beloofd'et te doen w.at ik ti zei.
Ik wil biina alles doen wat u mij
zegt in 't water .springen, of
Waarschijnlijk kunt u zwemmen,
merkte zij sarcastisch op.
Ja-a. Nu, dan in 't vuur. Ik kan
verbranden!
Wees niet zoo dwaas! Ik vraag u
vergiffenis, baron. Maar waarlijk u
is^
Zon iets als een zot. vulde ik spij
tig aan; maar ik hoop, zooals u gezegd
hebt, een achtenswaardige zot.
Ik weet wat u kunt doen, zeide
zij, als kreeg zij plotseling een inge
ving. Zoodra u hun uw aandeelen
hebt verkocht, zendt u een bericht aan
de nieuwsbladen, meldende, dat u uw
connectie met de maatschappij hebt
afgebroken.
Juffrouw Reilly, zei ik, u is on
betaalbaar!
De volgende week ontmoette ik naar
iederen dag. Zij zeide. dat het niet
noodiig was .elkaar zoo vaak te ont
moeten. maar ik drong er op aan, daar
ik vreesde, zei dl© ik, anders toch mis
schien nog een 'dwaasheid te begaan.
Zij gaf mij tal van aanwijzingen en ik
volgde ze naar de letter op. Indien ik
niet een klein beetje van een bolle
boos had weggehad, zou ik dat toch
niet hebben kunnen doen. Eindelijk
verkocht ik alle aandeelen aan Hawe
ke en Solomon, via hun verschillende
makelaars, met een winst nog wel van
even f 84,000. Daarna zond ik mijn
brief aan de kranten. Toen hij daarin
dten volgenden dlag stond afgedrukt,
kon ik een schaterlach niet bedwingen.
Daarna wandelde ik naar het. kan
tooi- om Haweke en Solomon of hei
den, indien ze wilden de kan® te
geven mijn schedel in te slaan. Zij
waren er nog niet, ik ging dus bij
juffrouw Reilly zitten en zei haar, dat
zij deel moest nemen in de winst;
maar zi i wildle niet. Eindelijk kwamen
de heeren.
Oh, raasde Haweke, Hier is de
lieve jongedame, die ons verkocht
heeft. Pas maar op, dat ze je niet een
erger koopje levert, dan ze nu ons ge
daan heeft
Dat is genoeg, zei ik, opstaande.
Wij zullen juffrouw Reilly niet
meer noodig hebben, zei Solomon zal
vend, nu haar geachte vriend, de pre
sident, ons heeft verlaten.
Zet uw hoed op, juffrouw Reilly,
beval ik kalm; en zij gehoorzaamde
zonder een woord te zeggen.
Ongetwijfeld, zeide Haweke, met
een leelijken glimlach, heeft ae baron
voortaan wel aangenamer werk voor
haar
Ik begreep, dat hij mij met de tong
verslagen zou hebben ik heb al ge
zegd', dat ik niet speechen kan daar
om sloeg ik hein. na zijn liefelijke op-
merking. tegen den grond. Ik wou So- j
lomon naast hem neerleggen, maar I
deze bespaarde mij de moeite, door ij
de aangrenzende kamer te gaan, en de
deur achter zich te grendelen. Zij ej
ik verlieten dlaarop het kantoor.
Op weg huiswaarts, door het Park,
sloeg ik mijn arm om naar middel
heen en vroe" ik haar tot vrouw. Zij
trachtte mij evenwel weg te duwen;
■maar. natuurlijk, kon zij dit niet, en,
in plaats daarvan, lei ze toen snikkend
het hoorn tegen mijn schouder. Ik zal
maar niet alles vertellen wat ix zei.
Kort en goed ze wilde mij -niet heb-
ben.
Ja, zij beminde mij, sedert ik zoo
wreed was geweest haar aan het praten
te brengen. En daarom juist wilde zij
mij niet huwen. Zij wilde wel hulp van
mij aannemen uit de winst, die ik ge-
maakt had, ter wille van haar moedeT,
misschien, totdat zij een andere betrek-
king zou gevonden hebben, indien ik
ten minste meende wat ik zeide, dat ik
anders het geld zou weggooien.
Toen ik thuiskwam trof ik juist mijn
oom Jan, die de wijsheid in onze fami
lie vertegenwoordigt, met mijn moedei,
en ik vertelde hun de heele geschiede!
nis. Ik dacht dat 't een neele herrie zon
geven, /want 't meisje is geen barones,
maar er Was heelemaal geen herrie.
Je hebt iemand noodig om voor j;
te zorgen, zei oom Jan, op zijn gewonen,
vriendelijken toon. Mijn moeder liet een
paar tranen vallen in haar zakdoek, vóot
zij sprak.
Is zij een dame. Karei? vroeg zij.
Ik verzekerde haar, 'dat. zij een engel
was, uit den hemel nedergedaald. Toen
lachtte oom Jan.
Hij kon gekker dingen doen, Fran-
ciien, zei hij. Zij heeft hem al een bruids.
schat aangebracht.
En hij bemint haar, zei mijn moe-
der zacht.
Mijn moeder en ik begaven ons dien
middag naar Lucy's woning. Zij kwam
voor om ons te begroeten met een blos
op haar wangen., en een poging om U
glimlachen. Mijn moeder kuste haar.
Ik hen gekomen om mijn verstan
dige kleine aanstaande dochter te zien,
zeide zij. En Lucy viel in haar armen,
en. schreide beusch, zij schreide!
Wij vormen nu zelf een maatschappi]
en al is zij de besturende directrice, ik
ben toch de president. Het is een zeer
beperkte maatschappij bestaande uil
haar en mij alléén, tot heden.
HYPNOSE.
Mijn vriend Jochems was een harts
tochtelijk plantenverzamelaar. Zijn -wo
ning, een bovenhuis in de le Lombard-
straat, was compleet een museum van
kinderen Flora's, en vooral na 3en
Paasch', als Jochems zijn ronde had ge
daan op de bloemenmarkt, prijkten alle
kamers, de gang, cle trap, ja, zelfs de
dakgoot, in ongekende kleurenpracht.
En het bleef niet bij liefhebberen, ai.
leen; Jochems wilde dieper ingrijpen i
het wezen der natuur en ging op zijn
vrije Zondagen het polderland in,
te herbarliseeren.
Gewapend met een groene trommel,
waarin op de heenreis een hard-gekookt
ei, als eenige mondkost, opgeborgen
was, zocht Jochems in de eerste maan
den van het jaar naar sneeuwklokjes, i
April verzamelde hij molsla, ©n als. de
zomer in het- land kwam, was alles wat
buiten groeide en bloeide, van zijn ga
ding.
Om een waterlelie te bemachtigen,
bracht Jochems zijn kostbaar leven in
gevaar en artikel 461 van het Wetboek
van Strafrecht bestond heel eenvoudig
voor hem niét. als, op verboden grond
hem lieflijk een mooie boterbloem tegen
lachte.
Dan, des avonds, sloot Jochems zich
op in zijn laboratorium, zooals hij be
scheiden het zolderkamertje noemde en
begon te rangschikken en te ontleden
tot bedtijd toe. En dan droomde de her
barist van -bloem- en kroonbladen, van
stampers en meeldraden, tot de werke
lijkheid, in den vorm - u.n een krachtig
kloppen op meaeers deur door Antje de
oude huishoud er, hem tot de banale
frouwen ook niet. Maar toen de oude
schoonmaakster die tevens voor halve
dagen dienstbode was, kwam te overlij
den, meenden zij in ouderwetsch fata
lisme, dat het nu geen oude, geschikte
dienstboden meer gaf in de wereld. Zij
zouden dus maar een jongere nemen.
Maar ieder der dames had een bij-oog
merk. Dina vond zich te jong, om altijd
zoo in den ouderdom te zitten. Jans die
een haantje was, meende zoo'n jonge
meid beter te kunnen drillen, terwijl Bets
na lezing van een zeer bijzonder
boek op de onzalige gedachte was ge
komen, dat eigenlijk alle jonkheid uit
den booze was, en aan banden moest
worden gelegd, als een wilde stier die
anders zeker onheil zal teweeg brengen.
Daarom ditmaal een jonge dienstbode -
zij zouden trachten deze te bekeeren.
Ger dacht intusschen aan alles minder
dan aan innerlijke veranderingen. Hier
in het sloome, dompige huis, waar alles
op railtjes liep met niet eens den mati
gen gang van een kreupel paard, bracht
zij door haar jonge, irissche voortva
rendheid onwillekeurig leven en bewe
ging. Wel weTd aan alle buitengewone
vroolijkheid door de drie meesteressen
oogenblikkelijk den kop ingedrukt,
maar in onbewaakte oogenblikken brak
die toch wél eens los. Soms deed de wel
luidende sterke lach van Ger de dames
sidderen in hun welgewreven zitkamer.
Eerst was er een spelletje geweest met
de leveranciers. Vooral wanneer de sIeu-
ger en de groentenman kwamen, was
het een leven als een oordeel aan de
voordeur. Maar dat had Bets gauw uit
gemaakt. Zij was een week lang onver
wachts uit de gang komen opduiken,
zonder een woord te zeggen, maar haar
eenigszins stekelige verschijning ver
schrikte de schuldigen zoo, dat het van,
toen af aan, althans eenigszins ordelijk
was aan de voordeur. Toen was er een
standje gevolgd met Anna, de meid van
„hiernaast". Hiernaast was een drukke
familie, waar je altijd zingen en stam
pen of kinder gehuil hoorde. Redenen
waarom de drie dames ze te ver bene
den zich achtten om hij het betrekken
der woning door de luidruchtigen een
beleefdheidisvisite te maken. Men wis
selde slechts kaartjes. Dit nu namen de
drie juffrouw aan haar buren kwalijk.
Zij waren daartoe gerechtigd, maar de
buren niet die kwamen pas als
vreemde eenden in de bijt, dus moesten
zich heel timide en onderdanig gedra
gen. Uit een en ander was echter een
veete gevolgd, door de luidruchtigen
nooit opgemerkt, omdat ze bij de drie
dames in groote kilheid en stilzwijgend- J
heid bestond. Maar toen waarachtig i
Ger begon met gekheid maken en -
lachen... en eens es gillen, toen schreef
juffrouw Jans een brief aan de juffrouw
van hiernaast, dat't uitmoest zijn. Dat j
deed men hier niet! Oef, of die raak was!
Maar nou was het met Ger dl te erg
geworden. Verbeeld je. Aan de andere
zijde grensde het huis der dames aan j
een woning die langen tijd onbewoond j
was geweest. Nu zouden er echter men
schen in komen, er waren al eenigen
tijd werklieden in de weer om de boel I
een beetje op te knappen. Op 'n dag dat
Dina toevallig nog al vroeg boven
kwam om zich wat op te knappen voor
de middagwandeling, zag ze dat Ger een
trapje tegen de schutting zette, en erj
nieuwsgierig over heen keek. Meteen
kwam een jonge schilder, met een bru-I
taal gezicht en opge&raaid-zwarte snor
ren naar buiten; hij ging op een leer
staan en begon een paar aardigheden
te zeggen, malle flauwe grappen, die
het bloed naar de wangen der luisteren
de dame dreven. Maar opeens schrikte
ze geweldig, ze diacht door den grond
te zinken, want het geluid van een kus
had haar oor bereikt. Met de laatste
krachten die haar restten richtte zij zich
óp en loerde over de vensterbank heen.
En jawel, ze zag Ger lachend wegloo*
pen. waarschuwend dreigend naar den
brutalen kerel.
Hoe Dina nog beneden kwam ver
klaarde zij later zelf niet te begrijpen.
Intusschen zij kwam er, liet zich met
de vermenging van e.en gil en een zucht
op de paardeharen-canapé neerploffen
en stak de rechthoekige armen smee-
kend de lucht in. Eerst het tweede glas
goeie oude, beste, port port bracht
haar bij!
Nadat ook de anderen zich gesterkt
hadden met een enkel kelkje, meende
men krijgsraad' te moeten beleggen. Er
moest een enkel woordje gesproken
worden, een woord onderling en tot Ger.
Bets was op grond harer levensover
tuiging voor ©ogenblikkelijke uitwerping.
Dergelijk onkruid mocht niet langer
groeien op dezen grond van eer en
deugd. Uitgeroeid moest het worden met
wortel en tak. Jans was hiertegen om
dat het geen voorstel van haar was.
Waarom moest men zoover gaan. Was
het niet beter dit kind op het verkeerde
en. verderfelijke te wijzen, haar de hel
pende hand toe te steken nu zij op het
punt stond te verzinken? En zij vond
een medestandster in Dina, wier zenu
wen nog nerveuselijk trilden door den
pas ontvangen schok en die daardoor
■eenigszins aandoenlijk was, verklaarde
onder een vloed van tranen met het har
de voorstel van Bets niet te kunnen
meegaan. Zij zei iets van jeugdigbloed
en jonge woestheid alsof ze de feiten
maar zoo rondom zichzelve voor het
grijpen had.
T en werd Ger binnengeroepen. Ze
schrikte klaarblijkelijk heelemaal niet
van de zeer hoorbar© stilte, die de drie
juffrouwen bewaarden als plechtigen
inzet van het strafgeding. Ger stond half
lachend, met eenigszins geopenden
mond, frisch-rood gezicht, en „ter zijde"
rustende armen. „Of de juffrouwen niet
geroepen hadden?"
Ha, dacht Jans-met vinnigen geest,
blij den strijd te kunnen openen. Even
liet zij de breinaalden rusten, en
„Roept een ander je dan wel eens in dit
huis, Ger?"
Thans volgde ©en stilzwijgen van Ger.
Schijnbaar uit verlegenheid en aldus
werd het dan ook door de dames uitge
legd, maar inderdaad uit verwondering.
Zij begreep niets van dat raadseltje, en
bevroedde ook niet in welken' gewichti-
g©n crisis van haar leven ze verkeerde.
„Een ander, juffrouwHoe be
doelt u?"
Haha, zij dacht de dames beet te ne
men. Daarom viel Dina uit: „Antwoord
nu eerst eens op onze vraag, eer dat je
er aan ons gaat stellen. Ik zal duide
lijker worden: wie was die vent. waar
mede je je van ochtend afgaf?" Zij wilde
er nog iets bijvoegen van dien zoen,
maar dat woord wilde haar maagdelijke
lippen niet passeeren. Ze hadden er in
al de vijftig jaren van hun bestaan nog
geen kennis mede gemaakt!
Maar zij zou er ook geen gelegenheid
voor gehad hebben. Want meteen nam
Ger ongevraagd het woord. Haar ge
zicht was nu purperrood geworden.
„Die vent", viel ze uit, „die vent! Dat is
geen vent. Dat i,s een heel fatsoenlijke
man
Fatsoenlijk, barstte het koor los, fat
soenlijk, een vent die jou durft
durft kussen
Nou, daar is 't toch m'n. vrijer voor!
Als 'n onder 't zou lappen, zou ik e
De roode armen deden een zwaai door
de lucht die aan duidelijkheid niets te
wensehen overlieten.
En hoe lang ken je diedie man?
O, al wel een maand! En ik moet u
zeggen, dat ik hem niet zal laten loopen
voor een dienst als deze. Zoo'n knappe
jongen! 't Zou wat moois zijn. Ik heb het
u al lang willen zeggen, maar nu moet
het er maar van komen ik zeg...
Halt sprak Jans met trotsch hoofd
gebaar. Wij zeggen je den dienst
hoe eer hoe beter. Meeningen als door
jou gehuldigd kunnen in dit huis niet
geduld worden. Je moet maar zoo spoe
dig mogelijk vertrekken.
Zoo hielden de dames de eer aan zich.
Maar Ger nam wraak. De schilder kwam
Zelf de kist met goed van Ger halen,
en hij sprak Jans die naar boven was
gezonden om op mogelijke gapperijente
létten, onveranderlijk aan met „jonge
juffrouw".
Jans stikte van woede, hoewel zij het
later beneden met een soort van triomf
vertelde. Wat een oogen had die vent
ook in z'n hoofd!