DE ZATERDAGAVOND
GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD".
Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud.
Haarlemmer Halletjes.
No. 114.
Zaterdag 8 November.
1902.
Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken.
ALLERLEI.
Slapen op de fiets.
Op z'n beurt moet het eiken wegren
ner overkomen, dat hij- een aanval
Krijgt van slaap, waartegen hij ver
geefs worstelt als hij zich oververmoeid
heeft. Eerst komt het als een domme
ling over hem Een paar keer trapt hij
nog zonder eigenlijk te weten dat hij
bestaatdan botst hij ergens tegen
aan of valt en wordt wakker. Wan
neer men. twee- of driemaal zoo'n
slaapaanval heeft gehad, stap dan in
elk geval af. Het is gebeuAl, dat in
een wedstrijd of op eenrecordirit een
renner niet wildle afstappen, schoon
hij last had van slaperigheid. Maar
dan gebeurde het ook vast. dat hij op
zijn fiets fn slaa^ viel en natuurlijk
kwam hij dan te vallen. Dat is meer
dan eens gebeurd in den zesdaagschen
wedstrijd te New-York, toen daar niet
het koippenstedsel was ingevoerd. In
1897 moest Rivierre ophouden wegens
die niin die hem zijn wondien veroor
zaakten, welke hij had opgeloopen
doordat hij was ingeslapen en geval
len. Waller overkwam het volgend
jaar hetzelfde.
De ..Irish Cyclist" beweert een aan
tal gevallen te kennen, waarin de in
geslapen renner werktuigelijk voort
reed. Het blad' vertelt onder meer
sterke staaltjes van de avonturen van
twee van de ergste slapers, Murphy
en Mills.
Murphy kon er nooit in slagen, het
record van de 24 uur op den weg te
rijden. Hij viel altijd in slaap. Eens
was hij in training ergens op een weg
in Ierland- Hij verloor het bewust
zijn en ontwaakte in een kar, waar hij
zeer gerust had liggen slapen. Zonder
het zelf te weten, washij tegen de
kar opgereden en op den weg geval
len. De koetsier had hem opgeraapt
en hem in het rijtuig gelegd en van
dat alles had Murphy niets gemerkt.
Juist omdat hij zoo'n last had van
slaperigheid, besloot Murphy zich op
het tandemrijden toe te leggen. Maar
meermalen overkwam het hem, als hjij
en Arthur Joyce uit tandemen was, dat
hij onderweg in slaap viel. Toch bleef
hij dan flink doortrappen en meestal
bemerkte Joyce pas dat zijn co-equi-
pier sliep, als zij stil hielden, want
dan viel Murphy tegen hem aan
Allerzonderlingst is wel de manier,
waarop Mills eens het record reed van
Land's End naar John o'Groats En
geland op zijn breedst. Tegen het ein
de van zijn rit kreeg hij last van slee
ping horrors." Een onweerstaanbare
slaap overviel hem en hij viel in een
staat van verdboving, waaruit zijn
gangmakers hem niet konden wekken.
Maar geheel instinctmatig behield hij
zijn evenwicht, trapte hard door en
gehoorzaamde werktuigelijk aan de
bevelen „rechts, links van zijn gang-
making dat was voldoende om hem
in de richting te houden.
Op eenige mijlen afstand van het
einddoel moest men stilhouden om bij
het licht van een lantaarn een weg-
wfijzer te lezen. Maar hij viel aLs
een blok neer. Men bracht hem in
een hut en daar had men zeven uur
werk om hem wakker te krijgen. Zoo
dra hij wakker was, keerde zijn geheu
gen terug en Mills begon heftig tegen
zijn gangmakers te schelden, hun ver
wijtend, dat zij hem, door hem te la
ten slapen, de kans op succes benomen
hadden. Hij sprong in het zadel, spurt
te weg en had in enkele oogenhlikken
de enkele mijlen afgelegd, die hem nog
van het einddoel scheidden.
Eind goed al goed niettegenstaande
zijn zeven uren slaap had hij toch 't
bestaande record gebroken.
Er schijnt wel wat met de pen van
Von Munchhausen geschreven te wor
den op het redactiebureau van de
„Irish Cyclist". En tochals er
slaapwandelaars zijn, die in dakgoten
marcheeren, waarom zouden er dan
ook geen slaaprenners kunnen zijn
(„De Fiets.")
Waarom men in Holland
klompen draagt.
(Engelsche voorstelling).
Begunstigde gauwdieven.
In den laatsten tijd is er nogal het
een en ander te doen geweest over de
merkwaardige ontvluchting van den
onder beschuldiging van oplichterij
en andere delicten preventief gehech-
ten, Parijschen bankier Boulaine.
Wij hebben de geschiedenis uitvoerig
verteld. Boulaine, die speciaal be
vriend was met den rechter van in
structie in zijn zaak, had van dezen
allerlei gunsten weten te bekomen.
Hij behoefde niet in den gewonen
gevangenwagen van de gevangenis
la Santé naar het Paleis van Justitie
te worden gebracht, als hij verhoord!
moest worden, doch mocht dat reisje
maken in een rijtuig, in gezelschap
van Itwee inspecteurs van den veilig
heidsdienst. Hij mocht met dezen in
de stad gaan dineeren, als ieder vrij-
loopend mensch, op wien uit justiti
eel oogpunt niet is aan te merken,
en van deze gelegenheid heeft Bou
laine gebruik gemaakt, om tijdens
één van de éxcursies melt zijn bewa
kers, te ontvluchten.
Acht dagen later was hij wel weer
gepakt, maar zijn ontvluchting heeft
toch een eigenaardig licht doen val
len op de politie- en justiltietoestan-
den aan de Seine. Een gevangene,
van zijn rechter allerlei faveurs te
zien genieten, is toch wel wat al te
dwaas.
En dit heeft Caran d'Ache geïnspi
reerd tot de plaat, welke hierbij is af
gedrukt Boulaine is juist in verhoor
geweest. Hij neemt afscheid van den
rechter van instructie, terwijl de bei
de inspecteurs van den veiligheids-
dienst op hem staan te wachten en
j de gang gevuld is met minder begun-
1 stigde gevangenen. En de rechter
van instructie is zeer beleefd tegen
zijn goeden vriend. Hij zegt bij het
afscheid tot Boulaine:
Neem me niet kwalijk, dat ik
niet met u meega tot aan het... sta
tion!
Het scherp gezicht der roof
vogels.
De Toucan of Pepervreter is een vo
gel, die na de arenden en gieren, hei
aas, dat zijn voornaamste voedsel uit
maakt, op den versten afstand kan ge
waar worden, hetzij door middel van den
reuk of het gezicht. Aanvankelijk meen
de men, dat de verbazend groote bek, die
vaak grooter is dan de kop zelf, in zijn
celvormig weefsel een uitgebreide ver
lenging van de reukzenuwen bevatte en
verklaarde men daardoor den scherpen
reuk dezer dieren. Bij een nauwkeuriger
onderzoek echter is gebleken, dat be
doeld weefsel alleen dient om den bek
meer stevigheid bij te zetten, en dat he:
oog het eigenlijke zintuig is, waarmede
zij hun prooi uit de verte gewaar wor
den. Het oog van dezen vogel is een wei
nig grooter dan het geheele hersengestel,
en me nheeft zich door een proef er van
vergewist, dat, wanneer zeer stinkend
aas in een mand besloten was zoodat de
riekende lucht vrij ontwijken kon, ter- j
wij lhet aas zelf voor het gezicht verbor
gen bleef, dit de opmerkzaamheid der
gieren en andere roofvogels niet trok, en
het aas niet eer door hen werd opge
merkt, voordat men het had blootgelegd.
Dan eerst werden zij het gewaa en kwam
zelfs een aantal uit verschillende stre
ken van den horizont te voorschijn. Het
plotseling verschijnen van roofvogels uit
zeer verwijderde streken en uit eiken
hoek, hoe de wind ook zij, moet dus wor
den toegeschreven aan het feit, dat zij
in een hoogte rondzweven, waar zij ver
buiten het bereik van ons gezicht zijn.
De beroemde reiziger Von Humboldt zag
op de hoogste punten van de Cordille
ras, de condors nog slechts als stippen
boven zich; van zoodanige hoogte zien
zij hun prooi, hoe klein ook, op den
grond, en hun ooge-nblikkelijk te voor
schijn komen bestaat dus waarschijnlijk
alleen in een nederdaling uit de hoogere
lagen van den dampkring, ver buiten 't
bereik van ons gezichtsvermogen. De
Toucan of zoogenaamde Pepervreter
komt gewoonlijk na den gier, »n wacht
totdat deze zich verzadigd heeft, terwijl
wederkeerig de kleinere roofvogels den
zelfden eerbied voor den Toucan betoo-
De miereneters of mierenberen kun
nen hun bek eigenlijk in het geheel
niet openen, omdat zij dien, goed be
schouwd, niet hebben. Bij hen b^
vindt zich slechts een kleine ronde
opening aan de spits van de snuit,
waardoor zij hun 2/3 meter lange,
lintvormige tong kunnen steken.Daar
deze tong met een dikke, kleverige
vloeistof in plaats van het gewone
speeksel bedekt is, blijft elke mier,
die daao-op verdwaalt, vast daaraan
hangen en het dier slikt de insekten
dan bij honderden naar binnen.
Een Zaterdagavondpraatje.
Het wordt in Haarlem langzamer
hand een miooie toestand. Officieel in
den fremeenteraad wordt er over ge-
Maagd, dat onze grachten stinken; of
ficieel wordt in dleazelfden Raad op-
geanterkt, dat er in dezen tijd te Haar
lem meer boeven rondloopen dan vroe
ger en ten slotte wordt er, niet officieel
maai" daarom niet minder waar, ge
klaagd over de schandalen in de
Groole Houtstraat. Blijf daar nu eens
gezond bij!
De burgemeester, die er al niet van
hooren wo.u, dat onze grachten niet
lekker roken, zal er misschien ook wel
bezwaar tegen hebben, dat ik hier nog
eens kom vertellen van de herrie in
de Houtstraat. Dat spijt mij natuur
lijk wel. maar ik kan het er toch niet
om nalaten. Het wordt al te gek. De
straatjongen regeert op deze manier
In Haarlem, Daar moet een einde aan
komen. Kan dat. zonder de autoritei
ten een displedzier te dloen. dan zeg ik:
best. Ik wil vriendelijk en goedaardig
en zachtmoedig wezen, als een lam
met een belletje aan een blauw lintje.
Maar alleen als bet kan'. Kan het niet.
dan zie ik er geen been in, lintje en
belletje van miin hals af te nemen èv
mdjzelven te trausfarmeereh in een
boozen bok miet een paar horens, die
raak stooten.
Na deze openhartige verklaring ga
ik verder. Laat ons eerst in behoor
lijke volgorde die bijzonderheden van
het geval overzien. Wie zijn de lawaai
schoppers, herriemakers, die ruzie
zoekers? ZHn het volwassen mannen
die op Zaterdagavond met moeder de
vrouw boodschappen behooren te
doen en Zondagavond met vrouw enj
kroost rustig thuis moeten wezen, naar11
vaderlandschen trant? Neen, zij ziin
het niet, die de rust in de Groote Hout
straat verstoren De volwassen man.
het gezinshoofd, zi'et zelf met minach
ting op de herrie neer.
De daders moeten gezocht worden
in één bepaalde categorie van mede
schepselen. Het is 't geslacht van den
opgeschoten jongen. Tot dusver heeft
nog niemand van deze menschenklasse
een bepaalde omschrijving kunnen ge
ven. Wie het mocht probeeren stuit
al dadeb"k op het bezwaar van den
leeftijd Wanneer begint een jongen
met opgeschoten te he eten en wanneer
scheidt hij daarmee uit? Pijnlijk be
zwaar. Ik gevoel dat iedere poging
tot nad'ere definitie mank moet gaan.
maar toch zal ik ze wagen en mij
troosten met de gedachte dat ik
mocht ik dwalen in goed gezelschap
ben. Nien-fi"-' minder dan de wetten
van 't Koninkrijk dér Nederlanden ver
gissen zich schromelijk, wanneer ze
het er voor houden, dat iemand tot
oordeel en bevoegd is op zijn 23 e jaar,
want. ieder weet. dat er zijn die op hun
twintigste al rH-n worden en anderen,
dié het op bun tachtigste nog niet ge
worden zijn. De mondigheid' van de
anderen ligt daartusschen.
Ik wil dus niet op een jaar achter
haald! wordén wanneer ik zeg. dat de
opgeschoten iongen ontstaat op zijn
veertiende mar. Dit oogenblik valt
veelal samen met het moment, waarop
hij zijn eersten deukhoed opzet en
schuins naar een wandelstok gluurt.
Ook tooit hü zich dan met een staande
boord en speelt zijn eerste partij bil
jart. liefst in een klein buiten
café, waar het niet druk en de
eigenaar derhalve bereid is een
dubbeltje te heffen voor een par
tij die een uur duurt. De opgescho
ten jongen is van gezelligen aanleg.
beweegt zich het liefst in scholen, pre
cies zooals we in onze jeugd leerden
van de walvisschen en van de harin
gen.
Ontstaat h:; dus op zijn veertiende
jaar, onzeker is het wanneer hij als
opgeschoten longen verdwijnt en als
man optreedt.
De eene w^'sgeer. Socrates meen ik.
is van oordeel dat hij dén laatsten
snik geeft on zijn 20© jaar. maar aan
gezien dat in 't zachte Griekenland was
en de mensch daar veel eerdér rijp is
dan hier. schijnt mij dat voor den
Haarlemschen opgeschoten jongen niet
juist. De Nederlandsche wetten, zoo
als ik daar straks deed opmerken,
trekken de grens bij het 23e jaar. Ik
voor mij doodsbang van op mijne
vingers te worden getikt, zou liever
geen jaar noemen. Je hebt nog altijd
verschil van personen. Alleen is één
ding zeker: de opgeschoten jongen
wordt bevorderd tot man, zoodra hij
zich een aanstaande ega zoekt. O ver
zachtende invloed van de vrouw! Dan
verlaat hij de kameraden en sluit zich
aan bij die eene. die hem meer is dan
alle vroegere vrienden te zamen!
Maar ik word pathetisch en daar
kom ik vandaan niet voor. We had
den het over de hen-ie op straat, die
aan den opgeschoten jongen te wij
ten is. Maar laten we elkaar goed be
grijpen: ik val niet het geheele soort,
aan. Er zijn goede, er zijn minder
goede en er zijn slechte opgeschoten
jongens; eerste, tweede en derde qua-
litert. Net als bij de sardines en de
margarine! En die derde qualiteit is
het nu juist, die de bewoners en de
voorbijgangers in de Groote Hout
straat zoo gruwelijk ontsticht. Met zes,
zeven of acht man, precies als druïven
aan een tros, maar in dit geval bijster
wrange druiven, zwerven ze van om
streeks acht uur af door de Groote
Houtstraat, voeren een onderling ge
sprek op een toon alsof ze zeker van
elkaar we* - dat ze allemaal stokdoof
zijn of wel hunne aan- en opmerkin
gen belangrijk genoer vinden om daar
ook de voorbijgangers deelgenoot van
te maken. Ik ben er vrijwel zeker
van, dat ze zich daarin vergissen.
Het kan den voorbijganger over 't al
gemeen niet schelen, wat het gezel
schap aan te merken vindt op den
neus den hoed' of de manier van gaan
van een anderen voorbijganger. En
mocht deze kritiek bedoeld zijn op
des voorbijgangers eigen uiterlijkhe
den. dan interesseert zij hem wel meer.
maar alleen in zooverre, dat hij er
een stapje opleet en uitziet naar een
zijstraat.
De wandeling van den derde qua-
liteits opgeschoten jongen strekt
zich over het algemeen uit van
de Groote Markt naar de Grootej
Houtbrug en terug. De ware lief
hebbeis evenwel stoppen bij de
Anegang en keeren dan terug of wan
delen de Anegang nog even op en
neer. Het is volstrekt niet te verwonde
ren, dat zij vermoeid en dorstig wor
den. Aan het eerste bezwaar wordt
gaarne tegemoet gekomen door een
zitje op daarvoor geschikte vensterban
ken. In een tijd, dat de passage in de
Groote Houtstraat nog rustiger was,
hebben sommige architecten aan de
winkelhuizen, die ze bouwden, min of
meer breede vensteruitsteeksels ge
maakt, die nu door den derde-quali-
teits opgeschoten jongen voor zitplaat
sen worden gebruikt. Hier zit hij met
zijn kameraden als musschen op een
tak. zet zijn kritiek op de voorbijgan
gers voort, roept de voorbijgangsters
na op een manier, dat een dragonder
er voor zou blozen en lacht den eige
naar van het huis. die hun komt ver
zoeken om eens gauw te vertrekken,
in zijn gezicht uit. Hij zal wel gaan
zeker, maar wanneer hij het tijd
vindt. En eerder niet. Wanneer de
heer des huizes niet voor alles wat
leelijk is, wil worden uitgescholden,
doet hij wijs maar liever naar bin
nen te gaan en af te wachten, of er
ook soms een agent voorbij komt, die
zijn vensterbank van het gezelschap
ontslaan wil.
Mocht er geen agent voorbijkomen,
dan gaan ze toch wel op een gegeven
moment uit eigen beweging heen. Er
is immers nog een tweed©' drijfveer,
de dorst. En nu spijt het me, dat ik
geen voldoende inlichtingen verschaf
fen kan over het aandeel, dat de alco
hol in hunne bandeloosheid heeft,
maar dat dit aandeel bestaat, hood
ik voor bepaald zeker. Het is anders
op geen enkele manier te verMaren,
waarom een gezelschapje jongens er
aardigheid in heeft om weerlooze vrou
wen na te schreeuwen wanneer die
hun geen kwaad doen, menschen aan
te vallen en als ze kunnen af te ranse-,
It'll, om nog maar niet eens het ergste
op te noemen.
Wanneer er geen „drank in zat", die
die jongens in. de bekende, eigenaar
dige half luchtige, half nijdige, stem
ming bracht, dan zouden de schanda
len, die we zien, zeker niet voorvallen.
Vroeger was er Zondagsavonds ook
wei drukte in de Groote Houtstraat,
en gebeurde er ook wel eens, wat
geen pas gaf. Maar niet zoo grof. bru
taal en gemeen als tegenwoordig. Als
men niet begreep, dat het aan iets an
ders lag, zou men er haast het elec-
trisch licht de schuld van geven. Toen
het licht feller werd, namen de werken
der duisternis toe..
Zonderling verschijnsel van het
nieuwe schijnselMaar met het" con-
stateeren ervan zijn we er niet af. Hoe
komen we er af De opgeschoten jon
gen derde quaiiteit heerscht in onze
voornaamste straat. Hij mag daar niet
blijven heerschen Geen dag en geen
uur langer. Ik weet wel, we mopperen
over veel, we mopperen vaak, zonder
alles te weten. Als we over de straten
Klagen, dan kan met reden gezegd wor
den bedenk, dat in de laatste twee
jaren onze straten herhaaldelijk en
herhaaldelijk opgebroken zijn moeten
worden. Als we jammeren over de
minder aangename grachtengeur, dan
kan tot verontschuldiging dienen, dat
niet de gemeente beslist over 't spuien,
maar Rijnland, en dat dit waterschap
ook niet altijd kan doen, wat het graag
zou willen. Als er geklaagd wordt
over de vele boeven, die hier rondzwer
ven, dan kan dit verklaard worden
uit onze ligging nabij Amsterdam, dat
evenals alle groote steden, een broei
nest van ongerechtigheden is.
Maar voor ae schandalen Zaterdag
en Zondagavond is geen enkele ver
ontschuldiging.! Niet éen De politie
MOET zorgen, dat er orde i,s in onze
hoofdstraten. Wij hebben het recht
dat ie verlangen, wij EISCHEN dat
Wij willen niet langer gevaar Ioopen
van molest en mishandeling op onzen
voornaamsten verkeersweg. En wan
neer de politie dat niet kan beletten,
dan deugt zij niet voor haar werk.
Zoo is de toestand en niet anders.
Voor den goeden naam van Haarlem,
daai-buiten en voor de goede orde
daarbinnen, zeg ik„De derde quo-
liteits opgeschoten jongen is de vijand!
Op hem losEn mochten de wapen
stokken somis wat hard neerkomen,
geen noodWij verlangen rust, vei
ligheid en orde in de gemeente
FIDELIO.