Rubriek voor Dames. DE KOLONEL. Licht en Schaduw. De ontvangstTvan koning Edward van Engeland in de Guildhall'te^Londen bij gelegenheid van zijn intocht in de City, Het meest gebruikte en tot ver schillende doeleinden bestemde,vrou welijke artikel noemt men de haar speld. Iemand heeft eens een lijst gemaakt van de verschillende om standigheden, waarbij een vrouw- haar toevlucht neemt tot de altijd te genwoordige haarspeld. Ie. om een verstopt sleutelgat schoon te maken; 2e. een spijkertje uit te trekken, 3e. een schilderijtje op te hangen, 4o. een gordijn op te nemen, 5e. de pit van een lichtje op te trekken, 6e. knoopen vast te maken, 7e. gordijnen dicht te maken. Dat zijn de zeven omstandigheden waarbij de vrouw een haarspeld kan gebruiken en ook dikwijls gebruikt; ik zeg dat met- trots, omdat het pleit voor de handigheid, prac-tischen zin en doortastendheid der vrouwen. Maar nu komen er nog acht omstan digheden, waarbij genoemde statis ticus beweert, dat de vrouw een haar speld gebruikt. Ik weiger echter voorshands daar geloof aan te slaan, omdat zij zoo onrustbarend pleiten tegen de zucht naar -reinheid en zui verheid, die eeuw in, eeuw uit, als deugd der vrouw is beschouwd. Toch wil ik ze u even opnoemen, opdat gij met mij kunt protesteeren: le. om een gebakje te snijden, 2e. als vork te gebruiken, 3e. koek te snijden, 4e. room of ei te kloppen, 5e. beslag 'fee maken, 6e. bonbons op te pikken, 7e. in een of ander gebak te steken om te zien of het gaar is -en last not least 8e. als tandenstoker te gebrui ken en uit te leen en aan vader of broeder om de pijp schoon te maken. Nogmaals, ik weiger om deze laatste acht mogelijkheden zonder slag of stoot aan te nemen, eerst als ik een mede-sectegenoot heb bespied, snij dende een koek, schoonmakende haar tanden, etende een bonbon of roeren de het beslag met 'n haarspeld, eerst dan zal ik het hoofd huigen en met nadruk schudden. Mijn bron over deze statistiek maakt nog een opmerking met be trekking tot d© haarspeld der vrouw. Kan iemand mij ook zeggen, zoo vraagt zij, hoe het komt, dat wanneer de eene vrouw tot de andere zegt: „Je verliest een haarspeld", hoe het dan komt, dat de hand der vrouw diTect grijpt naar dat plekj e, waar de losse haarspeld zilt en geen andere haarspeld aanraakt. Het kan toch niet.zijn, dat zij reeds gevoeld had, waar een haarspeld lois zat, in dat geval zou zij zelve de deserteur te ruggebracht hebben^. Wel, ik zou degene willen zijn, die zegt, hoe dat komt, ofschoon ik uiit de manier van vragen opmaak, dat er geen antwoord op verwacht wordt. -Ik verkend n.l. 'steller of stel slier dezer vraag, dat zij gaarne hierbij een ge heimzinnige macht als 't ware een innige verstandhouding itusschen vrouw en haarspeld wou laten door schemeren. Ik zou als antwoord op deze vraag zoo broodnuchter zeggen: „Wel, als een haarspeld op 't punt is ontrouw te worden en men grijpt naar 'thaar dan komt die ontrouwe het ©erst in onze handen en wij kunnen direct de orde weer herstellen." Wat dunkt u er van? Bij wijze van uitzondering wil ik bij het begin van het seizoen nog een praatje over de mode met u houden. Ruw wollen stoffen, geribd of ef fen, worden dezen winter bijzonder veel gebruikt voor wandelcostumes. Omdat die stof zwaar neerhangt wor den de costumes van die stof heel weinig gegarneerd. De nieuwste pa tronen van lijfjes zijn gesloten in de rug en van voren heel weinig ruim. Zij worden heel eenvoudig gemaakt. De draagster kan er dan verschillen de -vormen van kragen of andere kantvepsi ©ringen op aanbrengen. Karaten kragen en ficbus zijn weer zeer gezocht, zoowel voor middag als avondtoilet en zoolang deze mode duurt, kan men heel geschikt een minder nieuw lijfje nog eens verfris- ,schen met een mooie kraag. Als de mouwen wat ouderw-etsch zijn gewor den, kunnen zij .gemakkelijk wat ver nauwd worden en een fichu van zachte Chinees che zij die en kant maakt i-eder costuum aantrekkelijk. Voor avond toilet is er steeds groo- ter vraag naar met zorg bewerkte blouses en alle stoffen, die er voor gebruikt worden moeten zacht en dun zijn, zooals Satijnach/tige crêpe de chin© of heel dunne zijde. Een zwart zacht satijnen rok maakt bij een dergelijke blouse een aantrekke lijk geheeL HUISHOUDELIJKE WENKEN. I. Vóór heet water in een tumbler- te gieten, moet men er eerst de lepel -in zetten; de tumbler zal dan niet knappen. II. Schroeivlekken op linnen of ka toen kunnen verwijderd) worden door het volgend© mengsel: een halve ge kookte ui fijngemaakt, een lepel azijn, wat gele zeep -en een theelepel tje pijpaarde. Leg dat op de vlek, laat het vier uur liggen en wasch het dan. (Naar het Fransch). Lui achterover in zijn stoel, een tan denstoker tusschen zijn lippen, met zijn rechterhand zijn grijzen sak vasthoudend, hield de kolonel Mottu een oogenblik staande, in plaats van. hem, zoo,ais ge woonlijk als ze de loopende zaken had den afgehandeld, dadelijk te laten gaan en vroeg hem: Hoe maakt het mevrouw? Mottu antwoordde: Heel goed, dank, u, kolonel." En Guusje. Vertel me eens, hoe maalct het Guusje? Mottu voelde, dat nu het oogenblik ge komen was. Al maanden en maanden had hij een idee en verlangde hij naar deze gelegen heid. Ja, nu was het oogenblik hem gun stig: de kolonel was op dezen warmen zomernamiddag toeschietelijk, vriende lijk era lui, Mottu waagde het. Hij zei: Kolonel, zoudt u ons het genoegen willen aandoen, eens heel huiselijk bij ons te, komen eten? De kolonel draaide met een ruk dee leeren fauteuil om, waar hij aan alle kanten overheen hing. Hij fronste zijn wenkbrauwen, trok een volgens 'heem krijg,shal',tig gezicht en zei: Huiselijk bij je komen eten... Maar De kolonel zocht maar vond niets. En daar hij niets vond, zei hij met nog meer stemverheffing. Wanneer dan? Wanneer het u schikt, kolonel, Dins dag bij voorbeeld. Dinsdag? Dinsdag, Woensdag, of een anderen -dag? Mottu begon te beven, maar plotseling werd de kolonel bedaarder. Goed, zei hij Maar Mottu, denk er aan, doodeenvoudig hoor, niets dan vleesch, groenten, aardappelen, begre pen? Goed, dan Dinsdag. Dat kun je begrijpen, dacht Mottu, die in de wolken was: Doodeenvoudig! En het werk van Mottu vlotte dien mid dag erg prettig. Om zes uur ruimde hij zijn boeken op, waschto zijn handen, nam zijn stroohoed van den kapstok, groette de twee kler ken, die bij hem werkten zeer beleefd en ging toen de straat op. Het was een mooie, warme dag. Een man was bezig de straat te besproeien, midden door het opgejaagde .stof en de opspringende waterdroppels wipte een mooi jong vrouwtje. Mottu vond nu eens het leven zoo bh], de menschen zoo gelukkig. Hij voelde behoefte een vriendelijk woord tot den sproeiman te zeggen, toen ging hij met een opgewekten p,as naar huis toe. Ja, hij verlangde er naar om het aan zijn vrouw te vertellen, die ad zijn denken nu innam. De kolonel aan zijn tafel te zien, hem in den huiselijken kring te hebben, een beulen avond met bem te praten; bet was een zeldzaam voorrecht, -dat prak tisch nog tot gevolg kon hebben, rangverhooging of verbetering van zu-n mager salaris. Het was in elk geval een bewijs van achting, waardoor tusschen- zijn chef en bem een soort vriendschapsband zou ont staan. Hij zou zich daardoor hooger voe- len. Hij zou niet meer dat denkbeeld ben van achteruit gezet te worden, zoo als hij het zoo dikwijls gehad had, zich vergelijkend bij kameraden, die gelukki ger of handiger geweest waren. Neen, de menschen waren goed. De toekomst blij. De kolonel kwam bij hem eten. Hij lachte stil voor zich uit en m zijn broekzak een paar handschoenen vin dend nam hij die in de hand. Hij besloot het zijn vrouw zoo terloops als een gewoon iets, te vertellen. En als zij -dan opgewonden allerlei vragen zou doen, zou hij kalmweg zeggen. Kijk. zoo zijn nu de vrouwen. Wat is daar nu voor bijzonders aan, Mathilde. Maar toen hij thuis kwam en zijn vrouw niet vond, was hij toch teleurge steld. Hij was boos, dat zij uit was, bij vond het gebrek aan tact. Weet je ook, waar mevrouw heen gegaan is? vroeg hij aan Pietje, die in de keuken bezig was met- pieterselie hak ken. Pietje wist er niets van. Mevrouw was was een uurtjie geleden met Guusje uit gegaan. En Pietje ging voort met hak ken. Mottu had het land. Hij nam even een boek ter hand, speelde een mopje op de piano ien ging toen naar zijn moeder :toe. De oude vrouw zat in de halfduistere kamer „De wandelende Jood" te lezen. Hij zei: Goeden middag moeder. Dinsdag komt de kolonel bij ons eten". Zoo, zei ze en keek even over haar bril heen naar haar grooten zoon. En zij voegde er bijna onmiddellijk bij. Mathilde is met Guusje uitgegaan. Dat was alles. Och, ze had het niet be grepen; ze begreep niets meer, het arme mensch. Het lev.en van haar zoon ver liep in een kring, die haar al lang vreemd geworden was. lederen dag maakte de ouderdom dat kringetje kleiner, beperk te haar genoegens en verdrietelijkheden. Alleen de dagelijks voorkomende kleine gebeurtenisjes trokken nog haar aan dacht. Mottu begon zich ongelukkig te voe len, eenzaam met een moeder, die zijn bestaan niet begreep en een vrouw, die nooit thuis was. Hij wou juist weer uit gaan, toen Mathilde binnenkwam. Bij 't hoor,en van het nieuws kreeg ze een kleur, en ontroerde ze. Zij glimlachte. Ze begreep het. Ze gaf hein een kus. Ja, zij was toch de zijne, die hem ge heel en al begreep; zijn andere helft. Zij vormden samen -slechts één. En Mottu kuste haar hartelijk. Toen zij gegeten hadd'en en Guusje naar bed hadden gebracht, stelde Mottu voor, eens n-iet in de huiskamer te blij ven zitten maar naar den salon te gaan. De jaloeziën, die altijd dicht waren voor de zon en de vliegen, werden opgehaald. Op den schoorsteen stond een bron zen pendule. Aan den wand hing een teekening in rood en blauw, voorstellen de de golf van Napels en den Vesuvius. Steeds denkende aan den kolonel had Mottu de hoezen van de stoelen gedaan, en naar den Vesuvius kijkende, zei hij, dat hij die teekening afschuwelijk vond. Ik begrijp niet hoe j-e dat ding heb kunnen ophangen! Hij nam baar af. De muur met haar gelapt behang zag er akelig naakt uit. Dat is veel te leeg, zei Mathilde. .Ta, daar moet iets hangen, zei Mottu, en hij begon na te denken. Ja waarlijk, het zag er kaal uit. De vierkante, leege kamer zag er zoo echt uit als een vertrek, dat. niet bewoond werd.Mottu ging overal in zijn huis naar voorwerpen zoeken- om zijn salon mee te versieren. Hij bracht mee een journal- drager, een boek, twee schetsen en een handspiegel!!] e, een vouwbeen, een groo te ingelegde broche van zijn moeder en een Japansch blaadje, dat op zijn, nacht tafeltje stond en waarop hij altijd zijn beurs en zijn sleutels legde. Hij ging nog eens weg en ontdekte in het keu kenvenster twee potten geraniums. Pietje wo-u ze wel afstaan. Mottu zette ze in een majolica pot. En lang zocht hij naar een geschikte plaats voor al die voor werpen. En nu trok hij zijn jas uit -en ver sjouwde alle groote meubels, zette de ta fel nu hier, dan daar -en trachtte een fantastische wanorde te scheppen in de plaats van de .echt burgerlijke regelmaat. Achteruitgaande om het .effect te over zien, stootte bij de geraniums omver; de pot in stukken, de aarde over het kleed. Wat doe je daar toch? vroeg de grootmoeder, die in de huiskamer was blijven zitten breien. Mottu bleef ontevreden, ook na zijn ge sjouw. Het hinderde hem, dat echt bana le van zijn zoogenaamden salon, dat hem het innig gewone van zijn bestaan zoo deed beseffen. Dat had hij van middag aan tafel gezien in de opgestroopte mou wen en vuile handen van Pietje, toen zij het eten binnenbracht, in de door naal- denprikken zwartachtige vingertoppen van Mathilde, die zelf haar japonnen maakte, Gisteren nog had hij niet op die dingen gelet. Nu zag hij ze en ze hinder den hem. Hij zag zelfs dat de blouse van Mathilde, die pas van de ververij kwam, kaal was op de naden. 's Nachts om twaalf uur, toen hij niets meer te zeggen en plets meer te verplaat sen -had, kroop hij meit een -ontevreden gevoel in bed. Van dien tijd af was de kolonel het on derwerp v.an alle gesprekken. Bij elke onhandigheid' van Pietj.e voeg de Mathilde haar toe: Pas maar op, dat je dat niet doet als de kolonel bij ons is. En men had aan Guusje verteld, dat de koleniel een soort van reus was, die de kinderen op at, die met hun vingers in hun nieus za ten. Telkens bracht Mottu weer iets nieuws mee om zijn woning op te sieren. Hij kocht twee Chineesche waaiers, een blauw porseleinen vaas, een sigaren doos, den iaatsten roman, d-ien hij tot aan het midden opensneed. Van een vriend leende hij een boek over sterren kunde, onder voorwendsel dat hij astro nomische studiën .wilde maken. Het huis werd schoongemaakt; de gor- dijenen gewasschen, de meubels ge boend. Een leelijke vlek in bet behang werd nieuw beplakt. Over de lampen werden frissche kappen gehangen. Op de piano werd een nieuw kleedje gelegd, Mathilde werd bleek Guusje werd lastig, omdat er zoo weinig op bem ge let werd. Pietje werd knorrig. Alleen de grootmoeder bleef dezelfde; zij breide en wierp afkeurende blikken en zei wei eens langs haar nieus weg: Kinderen, jullie maakt veel te veel drukte, Je moet den kolonel eenvoudiger ontvangen. Maar daar men niet naar haar luister de, trok zij zich meer en meer in haar -eig.en kamertje terug. Pietje gaf hun heel wat moeite. Pietje was een boerenmeid zonder ©enige ma nieren. Mottu trachtte haar eiken dag te leeren, dat zij niet schreeuwen moest, als zij -sprak en Mathilde maakte van een oude zwarte japon een lijf voor Pietje om op dezen gewichtige.n dag aan te trekken. lederen avond gingen zij nu in den salon zitten en keken zij of alles nog goed lag, de Chineesche waaiers, de boe ken over sterrekunde en de antieke bro che, waaromheen zij een lap peluche hadden gelegd. Daarbij had Mottu een revolver gelegd: dat stond zoo goed, vond hij. Niettegenstaande de ontzetten- De plechtige intocht van koning Edward van Engeland en zijn gemalin in de Londensche City. Schetsen, van DEKA. De traditie. n' Aardige jongen wel, maar wat stil en gedwongen. Enfin, dat zou bij verdere kennismaking wel over gaan. Overigens was bet haar eigen lijk precies hetzelfde. Dat was de meening die de jonge dochter der rijke van Stralen onom wonden tegen haar ouders uitsprak, toen de soirée was afgeloopen, en Max van Beveren sprak de meening zelf uiit, toen hij in de stilte van den nacht door het park naar huis wan delde. Max was in zijn jeugd wel eens zonderling genoemd. Hij had altijd andere liefhebberijen dan de kinde ren later de jongelui van zijn leeftijd. Wel mocht men hem -graag lijden, maar toch nam de wereld het hem eenigszins kwalijk, dat hij niet deed als een elk, en zich onder scheidde van de groote kudde. Hoe hadden bijv. al zijn voorou ders van den Iaatsten tijd gedaan, en de van Bever en's waren tot te allen tijde voor zeer respectabele edellie den'versleten. Allen hadden ze in hun jeugd wat aan de wetenschap pen gedaan wel is waar pro for ma en om tevens wat meer dan een ander van het leven te kunnen genie ten, maar dan toch aan de weten schappen. Vervolgens kwamen zij eindelijk en ten laatste meest door hun examen, promoveerden zij dus, en... deden zij niets meer. Ja toch, zij trouwden een rijke wouw en be heerden het aldus verworven goed met iets minder dan de noodige zui nigheid, zoodat elk kind weer moest beginnen met een klein kapitaaltje en hat trouwen van een vrouw die meer had. Max bad dat -geweten, en bij zich zelf besloten nu maar eens en voor goed met de traditie te breken. Hij zou zich aan de studie wijden voor zijn gebeele leven, en in zijn onder houd voorzien door de renten van het kapitaal hoe klein dan ook dat zijn oudea's hem zouden nalaten. Dit idee was hem een verfrisschend ideaal geweest in de dompige atmos- pheer van klein-burgerlijke aristocra tie, die bem thuis zoo kon benauwen. Zijn vader was een goed man, die de! wereld geen kwaad zou doen, en die verder niets presteerde. Hij hield veel van wedrennen, omdat je daar zoo leuk kon wedden, van mooi weer en goed eten en van zijn zoon. De-ze liefde had werkelijk iets aan doenlijks. Door anderen attent ge maakt op de meer dan buitengewone talenten van zijn zoon, geloofde hij dat door dezen het geslacht geheel en al zijn ouden roem zou herwinnen, dat wil zeggen wederom het rijkste zou worden van het heele land. Zijn zoon zou zeker minister worden, rechterhand1 van den Koning maar vóór alles was één ding noodig hij moest een rijke vrouw trouwen, rij ker- dan een der laatste stamhouders van het geslacht gehuwd had. Want Jan van Beveren kon het zich niet verbloemen dat de financiën sterk en sterk geleden hadden door de onschul dige wedren-genoegens. Hoe het ook zij de liefde van zijn vader voor hem was echt, dat voelde Max. En daarom had hij des te meer -opgezien tegen het plan dat zijn vader met verwonderlijke slim heid had gemaakt, een huwelijk met! de schatrijke juffrouw van Stralen. Eerst had bij er zich dan ook hef tig tegen verzeft, zóó halsstarrig -dat de oude jonkheer ten slotte haast in wanhoop had verteld vam zijn ge schokte fortuin. Zoozeer was zijn be zit geslonken, dat hij zich ten slotte met het overschot in eene levensver zekering had gekocht, waardoor hij althans tolt het eind van zijn leven in betrekkelijken welstand kon leven. Gelukkig ma», zei zijn vadetr ten slotte bewogen, gelukkig, dat je moe der dit niet behoeft te beleven Aan jou de taak het geslacht weer schitterend in allen deele te herstel len. Gewonnen gaf hij zich nog niet, maar ten slotte sltemde de jonge man erin toe naar de soirée der van Stra- len'g te gaan. Maar hij had nog niet geleerd' te veinzen. Hoe welbeschaafd en vrij hij zich anders ook in gezel schappen bewoog, dezen avond had zijn natuurlijke vrijmoedigheid hem geheel vendaten. Hij was gedwongen en -stil geweest, meestal slechts korte antwoorden gevend aan zijn bekoor lijke danseres, want de oude van Stralen, die wel een wapenschildje in de familie wilde hebben, moedig de bet spelletje aan, en deed dfe beide jongelui zooveel mogelijk in eikaars nabijheid blijven. Nu nog, in de duistere zwijging van het park zag Max het beeldschoo- ne gelaat van zijn danseres naar zich opgeheven. Weer poogde hij in de oogen te lezen, maar hij kon helt niet. Zij gaven geen antwoord op zijn vra gen, zij tintelden niet van gevoel, maar stonden koud en strak als de oogen van een, welberekend koopman. Hij voelde- dat het meisje had gewe ten van zijn omstandigheden, dat zij zijn armoede kende, dat het slechts een uitwisseling was van geld tegen adel, maar niet van liefde voor liefde. O, maar hij kon zijn geluk zoo niet verkoopen. Hij wist dat hetzelfde dat hedenavond tusschen hen gestaan had, daar hun heele leven zou blij ven. Dan liever arm, en later een vrouw kiezen die hem zou nemen om hemzelf, om zijn hart en zijn liefde, een vrouw wa,arvoo.r hij leven en werken kon. Hij had immers (talen ten, waarom zou hij ze niet als broodwinning aanwenden. Als broodwinning herhaalde smalend een stem in zijn binnenste. Als broodwinning! 't Was wat moois voor een jonkheer van Beveren. Dan moest hij maar meteen opzij zetten alle idealen van eens zijn land temo gen dienen in de hoogste eereposten. Knap en arm geeflt niets. En wat stond, daar tegenover? Een rijk hu welijk, met een beeldschoone wouw, een gulden toekomst, van zorgen vrij. Bovendien, hij wist immers nog niet of het meisje zoo ongevoelig was. 't Kón immers zijn, dat hij haar liefde won door zijn persoon. Als bij de kennismaking nog wat aanhield, was hij immers toch nog tot niets gebonden....... En mocht hij zijn vader wel aan deze teleu/rstailling blootstellen, zijn vader die hem zoo lief had, die hem reeds zag in het mooie, kasteelachti ge huis der van Stralens..., zijn vader die na den dood: zijner moeder Ha, nu werd het opeens klaarheid in zijn koortsachtig brein. Met teer heid1 -dacht hij aan zijn moeder, de uitstekende vrouw, die hij zoo kort slechts had mogen bezitten. Zij was het -slachtoffer geweest van een hu welijk dat haar rijke ouder-s, zelfs m,et opoffering van hun kind, (ter wil le van haar hadden voortgezet. Max wist uit de nagelaten papieren der af gestorvene papieren die hij zorg vuldig verbrand had vóór zijn vader ze in handen kon krijgen dat zij in haar jeugd bemind had en be mind was door een ander, een bur gerjongen als zij, misschien niet zoo rijk, maar toch ook -rijk. En hoewel dit in een ander geval wellicht de schaal naar zijn zijde had doen over slaan, was er na het aanzoek van den jonkheer zelfs geen sprake meer van hem. Zij was een meisje, nog haasit een kind, en als gehoorza me dochter gaf ze toe aan den wensch van haar ouders, 't Was 'in haar familie nog niet voorgekomen, dat een kind zich tegen de wensch en van de ouders verzette. Maar later, in haar huwelijk met den onbeteeke- nenden jonkheer, had zij haar besluit menigmaal beweend. Toen zij zou gaan sterven, en helt kind vaak bij haar zat, trachtte zij hem vooral deze groote les in te prenten: „Max, als je groot bent en het leven intreedt als man, (bracht dan werkelijk groot en man te zijn. Als je weet dat je plan nen en je gevoelens goed zijn, je een werkelijk recht verdedigt van jezelf of een ander, laat je dan door -nie mand influenceeren, door niemand van je eerlijke, waarachtige overtui ging afbrengen, zelfs niet bijvoor beeldze glimlachte weemoedig zelfs niet door mij." Dat woord1 had hij toen nog niett begrepen, wel peinsde hij er vaak over in later jaren, toen hij wat tot nadenken kwam na wilden jongens tijd nu echter eerst begreep bij dat woord: volkomen. Zijn moeder had hem willen besparen het leed, dat zij zelve geleden had. Hij zou zijn vader moeiten teleur stellen maar in dit opzicht wist hij zich nu een zoon van hddr geen beeld der verlokking zou hem nu I weder doen wankelen. Een half jaar later toen Max zich met een aantal journalisten van naam ter zijde van den intochtsweg der Koningin bevond, reed er ook een equipage voorbij melt voorname per sonen, die vast naar het Paleis gin gen. Do hofjonker zat &r in, en naast hem een darn.e, moj. van Stra len, zijn verloofde. Onverschillig ach terover geleund, keek zij langs de rij en toe-schouwers, bewonderd dooreen ieder als een koningin. Opeens zag zij hem, Max greep naar, zijn hoed, kalm en zonder ont roering. Maar zij hief het trotsche hoofd hooger op, een minachtende glimlach deed haar lippen brullen, en over hem heen zag zij vooruflt naar hef. Paleis. Zij had' nu immers wat beters dan dien lompen, schu wen jonker haar man was de aan staande hofmaarschalk.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 6