Rubriek voor Dames.
DE KOLONEL.
Licht en Schaduw.
De ontvangstTvan koning Edward van Engeland in de Guildhall'te^Londen
bij gelegenheid van zijn intocht in de City,
Het meest gebruikte en tot ver
schillende doeleinden bestemde,vrou
welijke artikel noemt men de haar
speld. Iemand heeft eens een lijst
gemaakt van de verschillende om
standigheden, waarbij een vrouw-
haar toevlucht neemt tot de altijd te
genwoordige haarspeld. Ie. om een
verstopt sleutelgat schoon te maken;
2e. een spijkertje uit te trekken, 3e.
een schilderijtje op te hangen, 4o.
een gordijn op te nemen, 5e. de pit
van een lichtje op te trekken, 6e.
knoopen vast te maken, 7e. gordijnen
dicht te maken.
Dat zijn de zeven omstandigheden
waarbij de vrouw een haarspeld kan
gebruiken en ook dikwijls gebruikt;
ik zeg dat met- trots, omdat het pleit
voor de handigheid, prac-tischen zin
en doortastendheid der vrouwen.
Maar nu komen er nog acht omstan
digheden, waarbij genoemde statis
ticus beweert, dat de vrouw een haar
speld gebruikt. Ik weiger echter
voorshands daar geloof aan te slaan,
omdat zij zoo onrustbarend pleiten
tegen de zucht naar -reinheid en zui
verheid, die eeuw in, eeuw uit, als
deugd der vrouw is beschouwd. Toch
wil ik ze u even opnoemen, opdat
gij met mij kunt protesteeren: le. om
een gebakje te snijden, 2e. als vork te
gebruiken, 3e. koek te snijden, 4e.
room of ei te kloppen, 5e. beslag 'fee
maken, 6e. bonbons op te pikken, 7e.
in een of ander gebak te steken om
te zien of het gaar is -en last not
least 8e. als tandenstoker te gebrui
ken en uit te leen en aan vader of
broeder om de pijp schoon te maken.
Nogmaals, ik weiger om deze laatste
acht mogelijkheden zonder slag of
stoot aan te nemen, eerst als ik een
mede-sectegenoot heb bespied, snij
dende een koek, schoonmakende haar
tanden, etende een bonbon of roeren
de het beslag met 'n haarspeld, eerst
dan zal ik het hoofd huigen en met
nadruk schudden.
Mijn bron over deze statistiek
maakt nog een opmerking met be
trekking tot d© haarspeld der vrouw.
Kan iemand mij ook zeggen, zoo
vraagt zij, hoe het komt, dat wanneer
de eene vrouw tot de andere zegt:
„Je verliest een haarspeld", hoe het
dan komt, dat de hand der vrouw
diTect grijpt naar dat plekj e, waar de
losse haarspeld zilt en geen andere
haarspeld aanraakt. Het kan toch
niet.zijn, dat zij reeds gevoeld had,
waar een haarspeld lois zat, in dat
geval zou zij zelve de deserteur te
ruggebracht hebben^.
Wel, ik zou degene willen zijn, die
zegt, hoe dat komt, ofschoon ik uiit
de manier van vragen opmaak, dat
er geen antwoord op verwacht wordt.
-Ik verkend n.l. 'steller of stel slier dezer
vraag, dat zij gaarne hierbij een ge
heimzinnige macht als 't ware een
innige verstandhouding itusschen
vrouw en haarspeld wou laten door
schemeren.
Ik zou als antwoord op deze vraag
zoo broodnuchter zeggen: „Wel, als
een haarspeld op 't punt is ontrouw
te worden en men grijpt naar 'thaar
dan komt die ontrouwe het ©erst in
onze handen en wij kunnen direct de
orde weer herstellen."
Wat dunkt u er van?
Bij wijze van uitzondering wil ik
bij het begin van het seizoen nog een
praatje over de mode met u houden.
Ruw wollen stoffen, geribd of ef
fen, worden dezen winter bijzonder
veel gebruikt voor wandelcostumes.
Omdat die stof zwaar neerhangt wor
den de costumes van die stof heel
weinig gegarneerd. De nieuwste pa
tronen van lijfjes zijn gesloten in de
rug en van voren heel weinig ruim.
Zij worden heel eenvoudig gemaakt.
De draagster kan er dan verschillen
de -vormen van kragen of andere
kantvepsi ©ringen op aanbrengen.
Karaten kragen en ficbus zijn weer
zeer gezocht, zoowel voor middag als
avondtoilet en zoolang deze mode
duurt, kan men heel geschikt een
minder nieuw lijfje nog eens verfris-
,schen met een mooie kraag. Als de
mouwen wat ouderw-etsch zijn gewor
den, kunnen zij .gemakkelijk wat ver
nauwd worden en een fichu van
zachte Chinees che zij die en kant
maakt i-eder costuum aantrekkelijk.
Voor avond toilet is er steeds groo-
ter vraag naar met zorg bewerkte
blouses en alle stoffen, die er voor
gebruikt worden moeten zacht en
dun zijn, zooals Satijnach/tige crêpe
de chin© of heel dunne zijde. Een
zwart zacht satijnen rok maakt bij
een dergelijke blouse een aantrekke
lijk geheeL
HUISHOUDELIJKE WENKEN.
I. Vóór heet water in een tumbler-
te gieten, moet men er eerst de lepel
-in zetten; de tumbler zal dan niet
knappen.
II. Schroeivlekken op linnen of ka
toen kunnen verwijderd) worden door
het volgend© mengsel: een halve ge
kookte ui fijngemaakt, een lepel
azijn, wat gele zeep -en een theelepel
tje pijpaarde. Leg dat op de vlek,
laat het vier uur liggen en wasch het
dan.
(Naar het Fransch).
Lui achterover in zijn stoel, een tan
denstoker tusschen zijn lippen, met zijn
rechterhand zijn grijzen sak vasthoudend,
hield de kolonel Mottu een oogenblik
staande, in plaats van. hem, zoo,ais ge
woonlijk als ze de loopende zaken had
den afgehandeld, dadelijk te laten gaan
en vroeg hem:
Hoe maakt het mevrouw?
Mottu antwoordde:
Heel goed, dank, u, kolonel."
En Guusje. Vertel me eens, hoe
maalct het Guusje?
Mottu voelde, dat nu het oogenblik ge
komen was.
Al maanden en maanden had hij een
idee en verlangde hij naar deze gelegen
heid. Ja, nu was het oogenblik hem gun
stig: de kolonel was op dezen warmen
zomernamiddag toeschietelijk, vriende
lijk era lui, Mottu waagde het. Hij zei:
Kolonel, zoudt u ons het genoegen
willen aandoen, eens heel huiselijk bij
ons te, komen eten?
De kolonel draaide met een ruk dee
leeren fauteuil om, waar hij aan alle
kanten overheen hing. Hij fronste zijn
wenkbrauwen, trok een volgens 'heem
krijg,shal',tig gezicht en zei:
Huiselijk bij je komen eten... Maar
De kolonel zocht maar vond niets. En
daar hij niets vond, zei hij met nog meer
stemverheffing.
Wanneer dan?
Wanneer het u schikt, kolonel, Dins
dag bij voorbeeld.
Dinsdag?
Dinsdag, Woensdag, of een anderen
-dag?
Mottu begon te beven, maar plotseling
werd de kolonel bedaarder.
Goed, zei hij Maar Mottu, denk
er aan, doodeenvoudig hoor, niets dan
vleesch, groenten, aardappelen, begre
pen? Goed, dan Dinsdag.
Dat kun je begrijpen, dacht Mottu,
die in de wolken was: Doodeenvoudig!
En het werk van Mottu vlotte dien mid
dag erg prettig.
Om zes uur ruimde hij zijn boeken op,
waschto zijn handen, nam zijn stroohoed
van den kapstok, groette de twee kler
ken, die bij hem werkten zeer beleefd
en ging toen de straat op.
Het was een mooie, warme dag. Een
man was bezig de straat te besproeien,
midden door het opgejaagde .stof en de
opspringende waterdroppels wipte een
mooi jong vrouwtje.
Mottu vond nu eens het leven zoo bh],
de menschen zoo gelukkig. Hij voelde
behoefte een vriendelijk woord tot
den sproeiman te zeggen, toen ging hij
met een opgewekten p,as naar huis toe.
Ja, hij verlangde er naar om het aan zijn
vrouw te vertellen, die ad zijn denken nu
innam.
De kolonel aan zijn tafel te zien, hem
in den huiselijken kring te hebben, een
beulen avond met bem te praten; bet
was een zeldzaam voorrecht, -dat prak
tisch nog tot gevolg kon hebben,
rangverhooging of verbetering van zu-n
mager salaris.
Het was in elk geval een bewijs van
achting, waardoor tusschen- zijn chef en
bem een soort vriendschapsband zou ont
staan. Hij zou zich daardoor hooger voe-
len. Hij zou niet meer dat denkbeeld
ben van achteruit gezet te worden, zoo
als hij het zoo dikwijls gehad had, zich
vergelijkend bij kameraden, die gelukki
ger of handiger geweest waren. Neen,
de menschen waren goed. De toekomst
blij. De kolonel kwam bij hem eten.
Hij lachte stil voor zich uit en m zijn
broekzak een paar handschoenen vin
dend nam hij die in de hand.
Hij besloot het zijn vrouw zoo terloops
als een gewoon iets, te vertellen. En als
zij -dan opgewonden allerlei vragen zou
doen, zou hij kalmweg zeggen.
Kijk. zoo zijn nu de vrouwen. Wat
is daar nu voor bijzonders aan, Mathilde.
Maar toen hij thuis kwam en zijn
vrouw niet vond, was hij toch teleurge
steld. Hij was boos, dat zij uit was, bij
vond het gebrek aan tact.
Weet je ook, waar mevrouw heen
gegaan is? vroeg hij aan Pietje, die in
de keuken bezig was met- pieterselie hak
ken.
Pietje wist er niets van. Mevrouw was
was een uurtjie geleden met Guusje uit
gegaan. En Pietje ging voort met hak
ken.
Mottu had het land. Hij nam even een
boek ter hand, speelde een mopje op de
piano ien ging toen naar zijn moeder
:toe.
De oude vrouw zat in de halfduistere
kamer „De wandelende Jood" te lezen.
Hij zei:
Goeden middag moeder. Dinsdag
komt de kolonel bij ons eten".
Zoo, zei ze en keek even over haar
bril heen naar haar grooten zoon. En
zij voegde er bijna onmiddellijk bij.
Mathilde is met Guusje uitgegaan.
Dat was alles. Och, ze had het niet be
grepen; ze begreep niets meer, het arme
mensch. Het lev.en van haar zoon ver
liep in een kring, die haar al lang vreemd
geworden was. lederen dag maakte de
ouderdom dat kringetje kleiner, beperk
te haar genoegens en verdrietelijkheden.
Alleen de dagelijks voorkomende kleine
gebeurtenisjes trokken nog haar aan
dacht.
Mottu begon zich ongelukkig te voe
len, eenzaam met een moeder, die zijn
bestaan niet begreep en een vrouw, die
nooit thuis was. Hij wou juist weer uit
gaan, toen Mathilde binnenkwam. Bij 't
hoor,en van het nieuws kreeg ze een
kleur, en ontroerde ze. Zij glimlachte.
Ze begreep het. Ze gaf hein een kus.
Ja, zij was toch de zijne, die hem ge
heel en al begreep; zijn andere helft. Zij
vormden samen -slechts één.
En Mottu kuste haar hartelijk.
Toen zij gegeten hadd'en en Guusje
naar bed hadden gebracht, stelde Mottu
voor, eens n-iet in de huiskamer te blij
ven zitten maar naar den salon te gaan.
De jaloeziën, die altijd dicht waren voor
de zon en de vliegen, werden opgehaald.
Op den schoorsteen stond een bron
zen pendule. Aan den wand hing een
teekening in rood en blauw, voorstellen
de de golf van Napels en den Vesuvius.
Steeds denkende aan den kolonel had
Mottu de hoezen van de stoelen gedaan,
en naar den Vesuvius kijkende, zei hij,
dat hij die teekening afschuwelijk vond.
Ik begrijp niet hoe j-e dat ding heb
kunnen ophangen!
Hij nam baar af. De muur met haar
gelapt behang zag er akelig naakt uit.
Dat is veel te leeg, zei Mathilde.
.Ta, daar moet iets hangen, zei Mottu,
en hij begon na te denken.
Ja waarlijk, het zag er kaal uit. De
vierkante, leege kamer zag er zoo echt
uit als een vertrek, dat. niet bewoond
werd.Mottu ging overal in zijn huis naar
voorwerpen zoeken- om zijn salon mee te
versieren. Hij bracht mee een journal-
drager, een boek, twee schetsen en een
handspiegel!!] e, een vouwbeen, een groo
te ingelegde broche van zijn moeder en
een Japansch blaadje, dat op zijn, nacht
tafeltje stond en waarop hij altijd
zijn beurs en zijn sleutels legde. Hij ging
nog eens weg en ontdekte in het keu
kenvenster twee potten geraniums. Pietje
wo-u ze wel afstaan. Mottu zette ze in
een majolica pot. En lang zocht hij naar
een geschikte plaats voor al die voor
werpen.
En nu trok hij zijn jas uit -en ver
sjouwde alle groote meubels, zette de ta
fel nu hier, dan daar -en trachtte een
fantastische wanorde te scheppen in de
plaats van de .echt burgerlijke regelmaat.
Achteruitgaande om het .effect te over
zien, stootte bij de geraniums omver; de
pot in stukken, de aarde over het kleed.
Wat doe je daar toch? vroeg de
grootmoeder, die in de huiskamer was
blijven zitten breien.
Mottu bleef ontevreden, ook na zijn ge
sjouw. Het hinderde hem, dat echt bana
le van zijn zoogenaamden salon, dat hem
het innig gewone van zijn bestaan zoo
deed beseffen. Dat had hij van middag
aan tafel gezien in de opgestroopte mou
wen en vuile handen van Pietje, toen zij
het eten binnenbracht, in de door naal-
denprikken zwartachtige vingertoppen
van Mathilde, die zelf haar japonnen
maakte, Gisteren nog had hij niet op die
dingen gelet. Nu zag hij ze en ze hinder
den hem. Hij zag zelfs dat de blouse van
Mathilde, die pas van de ververij kwam,
kaal was op de naden.
's Nachts om twaalf uur, toen hij niets
meer te zeggen en plets meer te verplaat
sen -had, kroop hij meit een -ontevreden
gevoel in bed.
Van dien tijd af was de kolonel het on
derwerp v.an alle gesprekken.
Bij elke onhandigheid' van Pietj.e voeg
de Mathilde haar toe:
Pas maar op, dat je dat niet doet
als de kolonel bij ons is. En men had
aan Guusje verteld, dat de koleniel een
soort van reus was, die de kinderen op
at, die met hun vingers in hun nieus za
ten.
Telkens bracht Mottu weer iets nieuws
mee om zijn woning op te sieren. Hij
kocht twee Chineesche waaiers, een
blauw porseleinen vaas, een sigaren
doos, den iaatsten roman, d-ien hij tot
aan het midden opensneed. Van een
vriend leende hij een boek over sterren
kunde, onder voorwendsel dat hij astro
nomische studiën .wilde maken.
Het huis werd schoongemaakt; de gor-
dijenen gewasschen, de meubels ge
boend. Een leelijke vlek in bet behang
werd nieuw beplakt. Over de lampen
werden frissche kappen gehangen. Op
de piano werd een nieuw kleedje gelegd,
Mathilde werd bleek Guusje werd
lastig, omdat er zoo weinig op bem ge
let werd. Pietje werd knorrig.
Alleen de grootmoeder bleef dezelfde;
zij breide en wierp afkeurende blikken
en zei wei eens langs haar nieus weg:
Kinderen, jullie maakt veel te veel
drukte, Je moet den kolonel eenvoudiger
ontvangen.
Maar daar men niet naar haar luister
de, trok zij zich meer en meer in haar
-eig.en kamertje terug.
Pietje gaf hun heel wat moeite. Pietje
was een boerenmeid zonder ©enige ma
nieren. Mottu trachtte haar eiken dag
te leeren, dat zij niet schreeuwen moest,
als zij -sprak en Mathilde maakte van
een oude zwarte japon een lijf voor
Pietje om op dezen gewichtige.n dag aan
te trekken.
lederen avond gingen zij nu in den
salon zitten en keken zij of alles nog
goed lag, de Chineesche waaiers, de boe
ken over sterrekunde en de antieke bro
che, waaromheen zij een lap peluche
hadden gelegd. Daarbij had Mottu een
revolver gelegd: dat stond zoo goed,
vond hij. Niettegenstaande de ontzetten-
De plechtige intocht van koning Edward van Engeland en zijn gemalin
in de Londensche City.
Schetsen, van DEKA.
De traditie.
n' Aardige jongen wel, maar wat
stil en gedwongen. Enfin, dat zou
bij verdere kennismaking wel over
gaan. Overigens was bet haar eigen
lijk precies hetzelfde.
Dat was de meening die de jonge
dochter der rijke van Stralen onom
wonden tegen haar ouders uitsprak,
toen de soirée was afgeloopen, en
Max van Beveren sprak de meening
zelf uiit, toen hij in de stilte van den
nacht door het park naar huis wan
delde.
Max was in zijn jeugd wel eens
zonderling genoemd. Hij had altijd
andere liefhebberijen dan de kinde
ren later de jongelui van zijn
leeftijd. Wel mocht men hem -graag
lijden, maar toch nam de wereld het
hem eenigszins kwalijk, dat hij niet
deed als een elk, en zich onder
scheidde van de groote kudde.
Hoe hadden bijv. al zijn voorou
ders van den Iaatsten tijd gedaan, en
de van Bever en's waren tot te allen
tijde voor zeer respectabele edellie
den'versleten. Allen hadden ze in
hun jeugd wat aan de wetenschap
pen gedaan wel is waar pro for
ma en om tevens wat meer dan een
ander van het leven te kunnen genie
ten, maar dan toch aan de weten
schappen. Vervolgens kwamen zij
eindelijk en ten laatste meest door
hun examen, promoveerden zij dus,
en... deden zij niets meer. Ja toch,
zij trouwden een rijke wouw en be
heerden het aldus verworven goed
met iets minder dan de noodige zui
nigheid, zoodat elk kind weer moest
beginnen met een klein kapitaaltje
en hat trouwen van een vrouw die
meer had.
Max bad dat -geweten, en bij zich
zelf besloten nu maar eens en voor
goed met de traditie te breken. Hij
zou zich aan de studie wijden voor
zijn gebeele leven, en in zijn onder
houd voorzien door de renten van het
kapitaal hoe klein dan ook dat
zijn oudea's hem zouden nalaten.
Dit idee was hem een verfrisschend
ideaal geweest in de dompige atmos-
pheer van klein-burgerlijke aristocra
tie, die bem thuis zoo kon benauwen.
Zijn vader was een goed man, die de!
wereld geen kwaad zou doen, en die
verder niets presteerde. Hij hield
veel van wedrennen, omdat je daar
zoo leuk kon wedden, van mooi weer
en goed eten en van zijn zoon.
De-ze liefde had werkelijk iets aan
doenlijks. Door anderen attent ge
maakt op de meer dan buitengewone
talenten van zijn zoon, geloofde hij
dat door dezen het geslacht geheel en
al zijn ouden roem zou herwinnen,
dat wil zeggen wederom het rijkste
zou worden van het heele land. Zijn
zoon zou zeker minister worden,
rechterhand1 van den Koning maar
vóór alles was één ding noodig hij
moest een rijke vrouw trouwen, rij
ker- dan een der laatste stamhouders
van het geslacht gehuwd had. Want
Jan van Beveren kon het zich niet
verbloemen dat de financiën sterk en
sterk geleden hadden door de onschul
dige wedren-genoegens.
Hoe het ook zij de liefde van
zijn vader voor hem was echt, dat
voelde Max. En daarom had hij des
te meer -opgezien tegen het plan dat
zijn vader met verwonderlijke slim
heid had gemaakt, een huwelijk met!
de schatrijke juffrouw van Stralen.
Eerst had bij er zich dan ook hef
tig tegen verzeft, zóó halsstarrig -dat
de oude jonkheer ten slotte haast in
wanhoop had verteld vam zijn ge
schokte fortuin. Zoozeer was zijn be
zit geslonken, dat hij zich ten slotte
met het overschot in eene levensver
zekering had gekocht, waardoor hij
althans tolt het eind van zijn leven in
betrekkelijken welstand kon leven.
Gelukkig ma», zei zijn vadetr ten
slotte bewogen, gelukkig, dat je moe
der dit niet behoeft te beleven
Aan jou de taak het geslacht weer
schitterend in allen deele te herstel
len.
Gewonnen gaf hij zich nog niet,
maar ten slotte sltemde de jonge man
erin toe naar de soirée der van Stra-
len'g te gaan. Maar hij had nog niet
geleerd' te veinzen. Hoe welbeschaafd
en vrij hij zich anders ook in gezel
schappen bewoog, dezen avond had
zijn natuurlijke vrijmoedigheid hem
geheel vendaten. Hij was gedwongen
en -stil geweest, meestal slechts korte
antwoorden gevend aan zijn bekoor
lijke danseres, want de oude van
Stralen, die wel een wapenschildje
in de familie wilde hebben, moedig
de bet spelletje aan, en deed dfe beide
jongelui zooveel mogelijk in eikaars
nabijheid blijven.
Nu nog, in de duistere zwijging
van het park zag Max het beeldschoo-
ne gelaat van zijn danseres naar zich
opgeheven. Weer poogde hij in de
oogen te lezen, maar hij kon helt niet.
Zij gaven geen antwoord op zijn vra
gen, zij tintelden niet van gevoel,
maar stonden koud en strak als de
oogen van een, welberekend koopman.
Hij voelde- dat het meisje had gewe
ten van zijn omstandigheden, dat zij
zijn armoede kende, dat het slechts
een uitwisseling was van geld tegen
adel, maar niet van liefde voor liefde.
O, maar hij kon zijn geluk zoo niet
verkoopen. Hij wist dat hetzelfde dat
hedenavond tusschen hen gestaan
had, daar hun heele leven zou blij
ven. Dan liever arm, en later een
vrouw kiezen die hem zou nemen om
hemzelf, om zijn hart en zijn liefde,
een vrouw wa,arvoo.r hij leven en
werken kon. Hij had immers (talen
ten, waarom zou hij ze niet als
broodwinning aanwenden.
Als broodwinning herhaalde
smalend een stem in zijn binnenste.
Als broodwinning! 't Was wat moois
voor een jonkheer van Beveren. Dan
moest hij maar meteen opzij zetten
alle idealen van eens zijn land temo
gen dienen in de hoogste eereposten.
Knap en arm geeflt niets. En wat
stond, daar tegenover? Een rijk hu
welijk, met een beeldschoone wouw,
een gulden toekomst, van zorgen
vrij. Bovendien, hij wist immers
nog niet of het meisje zoo ongevoelig
was. 't Kón immers zijn, dat hij haar
liefde won door zijn persoon. Als bij
de kennismaking nog wat aanhield,
was hij immers toch nog tot niets
gebonden.......
En mocht hij zijn vader wel aan
deze teleu/rstailling blootstellen, zijn
vader die hem zoo lief had, die hem
reeds zag in het mooie, kasteelachti
ge huis der van Stralens..., zijn vader
die na den dood: zijner moeder
Ha, nu werd het opeens klaarheid
in zijn koortsachtig brein. Met teer
heid1 -dacht hij aan zijn moeder, de
uitstekende vrouw, die hij zoo kort
slechts had mogen bezitten. Zij was
het -slachtoffer geweest van een hu
welijk dat haar rijke ouder-s, zelfs
m,et opoffering van hun kind, (ter wil
le van haar hadden voortgezet. Max
wist uit de nagelaten papieren der af
gestorvene papieren die hij zorg
vuldig verbrand had vóór zijn vader
ze in handen kon krijgen dat zij
in haar jeugd bemind had en be
mind was door een ander, een bur
gerjongen als zij, misschien niet zoo
rijk, maar toch ook -rijk. En hoewel
dit in een ander geval wellicht de
schaal naar zijn zijde had doen over
slaan, was er na het aanzoek van
den jonkheer zelfs geen sprake
meer van hem. Zij was een meisje,
nog haasit een kind, en als gehoorza
me dochter gaf ze toe aan den
wensch van haar ouders, 't Was 'in
haar familie nog niet voorgekomen,
dat een kind zich tegen de wensch en
van de ouders verzette. Maar later,
in haar huwelijk met den onbeteeke-
nenden jonkheer, had zij haar besluit
menigmaal beweend. Toen zij zou
gaan sterven, en helt kind vaak bij
haar zat, trachtte zij hem vooral deze
groote les in te prenten: „Max, als je
groot bent en het leven intreedt als
man, (bracht dan werkelijk groot en
man te zijn. Als je weet dat je plan
nen en je gevoelens goed zijn, je een
werkelijk recht verdedigt van jezelf
of een ander, laat je dan door -nie
mand influenceeren, door niemand
van je eerlijke, waarachtige overtui
ging afbrengen, zelfs niet bijvoor
beeldze glimlachte weemoedig
zelfs niet door mij."
Dat woord1 had hij toen nog niett
begrepen, wel peinsde hij er vaak
over in later jaren, toen hij wat tot
nadenken kwam na wilden jongens
tijd nu echter eerst begreep bij
dat woord: volkomen. Zijn moeder
had hem willen besparen het leed,
dat zij zelve geleden had.
Hij zou zijn vader moeiten teleur
stellen maar in dit opzicht wist
hij zich nu een zoon van hddr geen
beeld der verlokking zou hem nu
I weder doen wankelen.
Een half jaar later toen Max zich
met een aantal journalisten van
naam ter zijde van den intochtsweg
der Koningin bevond, reed er ook een
equipage voorbij melt voorname per
sonen, die vast naar het Paleis gin
gen. Do hofjonker zat &r in, en
naast hem een darn.e, moj. van Stra
len, zijn verloofde. Onverschillig ach
terover geleund, keek zij langs de rij
en toe-schouwers, bewonderd dooreen
ieder als een koningin.
Opeens zag zij hem, Max greep
naar, zijn hoed, kalm en zonder ont
roering. Maar zij hief het trotsche
hoofd hooger op, een minachtende
glimlach deed haar lippen brullen,
en over hem heen zag zij vooruflt
naar hef. Paleis. Zij had' nu immers
wat beters dan dien lompen, schu
wen jonker haar man was de aan
staande hofmaarschalk.