NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
Efii bis oMer de Zee
Meestgelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken.
20e Jaargang
Dinsdag 18 November 1902.
No. 5948
HAAKLElfS DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS:
Yoor Haarlem per 3 maanden1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente),
per 3 maanden1.30
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65
Afzonderlijke nummers0.02^
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.37
de omstreken en franco per post0.45
A TI VER TENTTEN
Van 1—5 regel* 50 Gis,; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Haarlem
ii de prijs dar Advertentiën van 15 regels 0.75, elke regel meer 0.15.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 30 Cent per regeL
Bureaux: Gebouw Het Spaarae, jZtlider BuiteilSpaame No.
Telefoonnummer der Redactie 600. Telefoonnummer der Administratie 122.
Intercommunale aansluiting.
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur: J. C. PEEREBOOM.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekbandelaren en Courantiers. Met uitzondering van bet Arrondissement Haarlem is bet uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nqverbeid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
JDit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Emfdagenten voor het Buitenland: Qwüp&gme Générale de Publicité Etrangère L. LAÜBE Co. JOHN F. JONES, Suca, Parijs 3P»* Faubourg HonancajTQ,
iïaariem'8 Digfila-i v»n 18 JNov.
bevat o. a,
Anarchistische aanslag op Ko
ning Leopold, Krnger's gedenk
schriften, De moorden iudeCzaar
Peterstraat te Amsterdam en
Frans Rosier.
UHicueie Heric iiten.
Burgemeester en Wethouders van
Haarlem- maken bekend, dat J .Boo
gaard alhier bij Koninklijk besluit
van 11 October jl. no. 19, is verklaard
Dieitnontvankelijk te zijn in zijn beroep
tegen hiet besluit van Burgemeester en
Wethouders voornoemd van 28 Febru
ari jl., waarbij hem vergunning is ge
weigerd tot oprichting van een be
waarplaats voor lompen en beenderen
op den zolder van het perceel aan Ge
Raamsteeg no. 3.
Haarlem ,15 Nov. 1902.
Burgemeester en Wethouders voor
noemd!,
DE HAAN HUGENHOLTZ, L.-B.
De Secretaris.
PIJNACKER.
Buitenlandsch Nieuws
ZuM-Afrika.
Kruger's Gedenkschrij ten
De „Times" bevat opnieuw uittrek
sels uit Kruger's boek; in het eerste
deel worden de omstandigheden ver
haald, die de Britsche annexatie van
Transvaal in 1877 voorafgingen. Kru-
ger beschrijft de annexatie als een vol
komen onrechtmatige daad. Kruger
zeide tot Shepstone, dat hij nooit in de
annexatie zou toestemmen, tenzij de
Volksraad hem ontsloeg van zijn eed.
In plaats van den Volksraad bijeen te
te roepen, stelde president Burgers
voor een commissie te benoemen om
een protest aan Engeland op te stel
len; doch Burgers geloofde nooit dat
dit resultaat zou hebben. Het perfide
Albion brak zijn belofte, zooals altijd,
en zooals het altoos zal voortgaan te
doen, indien het strekt om zijn bedoe
lingen te dienen.
De oorlog van 1900 had gedeeltelijk
le annexatie van 1877 door Shepstone
•tot oorzaak, maar de hoofdoorzaak
was de ontdekking der goudvelden, en
een andere een zucht om wraak te ne
men voor Majoeba. Doch zonder de
annexatie van Shepstone zou er gi
Maj-oeba zijn geweest
Kruger verhaalt dan de verschillen
de gebeurtenissen uit den oorlog van
1880 en '81. In het tweede gedeelte
beschrijft hij den slag bij Bronkhorst-
spruit en ze.gt: Toen een Britsch regi
ment op weg was van Lijdenburg naar
Pretoria zonden de Boerenbevelliebbers
Frans Jöubert met 150 man uit. om
den Engelschen commandant te verzoo-
ken naar Lijdenburg terug te keeren;
alsdan zou het niet noodig zijn te
vechten.
De Engelschen wilden toch hun toent
naar Pretoria doorzetten, zoodat Jou-
bert geen andere keuze had dan de
Engelschen aan te vallen.
Hij versloeg hen, hun commandant
werd gewond en zeide, voordat hij
stierf, dat hij in een eerlijken strijd
overwonnen was. Kruger vestigt
hierop de aandacht, omdat Lo-rd Ro
berts in een telegram van Bronkhorst-
spruit. tijdens den laatsten oorlog, de
leugenachtige beschuldiging herhaald
heeft, dat de Engelschen op verrader
lijke wijze werden aangevallen. Kru
ger voegt er bij, dat dit alleen toont
wat een echte Engelschman Lord Ro
berts is.
In het verhaal van zijn 'eerste Pre
sidentschap geeft Kruger een over
zicht van zijn bezoek aan Engeland
en van de onderhandelingen met Lord'
Derby in 1883.
In den loop dier onderhandelingen
drong ik er op aan. dat enkele hoe
ven, die vroeger tot de Republiek nad-
den behoord, aan haar zouden women
teruggegeven. Sir Hercules Robin
son fluisterde Lord Derby in het oor,
oor dat dit een leugen wa,s. waarop
ik opsprong gereed om Sir Hercules
aan te vallen. Lord Derby trad tus-
schenbeid'e, en zeide: „Gij moet niet
gaan vechten".
Ik antwoordde dat Sir Hercules mij
beleedigd had'; Sir Hercules Robinson
vroeg verschooning en wij werden goe
de vrienden.
D& ontdekking der goudmijnen had
een groot-en toevloed' van Engelschen
in de Republiek ten gevolge; dit zou
van weinig belang ziju geweest, want
hoe veelvuldig hunne klachten bij de
Engelsche regeering ook waren, deze
zou geen vinger hebben uitgestoken
om hen te verdedigen, indien zij niet
in de verzoeking was geleid door den
rijkdom van het land. De kiesreent-
puaestie, die in werkelijkheid den
vreemdelingen geen last veroorzaakte,
werd door intriganten gébruikt om
hunne plannen te bevorderen.
Kruger haalt hier de woorden van
generaal Joubert aan. die zeide. dat
het goud de oorzaak wezen zou dat. het
land met bloed' gedrenkt zou worden.
Daarna bespreekt Kruger de ge
beurtenissen tijdens zijn der-de pre
sidentschap. Den Jameson-inval be
handelend zegt hij, dat Chamberlain
volkomen bekend was met de plannen
van Rhodés. Hij haalt de bekende
en herhaaldelijk gepubliceerde tele
grammen aan. die tusschen miss Flo
ra Shaw en Rhodes werden gewisseld!
Hij beschrijft dan de overgave van
Jameson, en weidt breedvoerig uit over
de opgewondenheid1 der burgers, die
dreigden naar Johannesburg ie zullen
gaan en dat dan te zullen platschie
ten met alle opstandelingen erin.
Kruger kon hen slechts met moeite
weerhouden. Kort na Steijn's verkie
zing tot president van den Vrijstaat
kwam de stoot tot een nadere aaneen
sluiting der beide Republieken. Deze
werd vooral veroorzaakt door den Ja
meson-inval. en als gevolg van een
daaft-toe gehouden conferentie werd
besloten een verbond aan te gaan.
In verband hiermede herinnert Kru
ger aan de manieren van de Jingo-
pers, die de woorden: „Zij is een
kwaai vrouw" door hem op Koningin
Victoria toegepast, als een beleediging
van II. M. deed voorkomen.
In het verhaal over zijn vierde pre
sidentschap beschrijft Kruger de ge
beurtenissen, die geleid hebben tot
den oorlog: de intriges der South-
African League" te Johannesburg, het
dooden van Edgar door den politie
agent Jones enz. Hij zegt dat na de
overwinning der Afrikaandters bij de
verkiezingen in de Kaapkolonie Mil-
ner openlijk de zijde der Jingo's in de
Kaap en Transvaal koos. Kruger's hou
ding gedurende de crisis was toege
vend en meegaand.
(Wordt vervolgd).
Eugeland.
De Engelschen -gaan weer een expe
ditie aan de N. W. grens van Indiè on
dernemen. Het zijn nu de Kabul Kbel
Waziri's, die getuchtigd moeten wor
den. Zij schijnen zich aan den vrede,
zoo plechtig gesloten, niet te storen. Er
gaan Maandag vier colonnes, elk van
zeven- of achthonderd man, van ver
schillende kanten tegen hen uit. Gene
raal Egerton voert het opperbevel. Aan
gezien de geheele stam slechts twee- of
drieduizend man sterk is, hoopt men
ze klein te krijgen.
Rusland
Er duiken opnieuw geruchten op over
den slechten gezondheidstoestand van
den Russischen troonsopvolger. Het heet,
dat zijn borstaandoening zoo ernstig is
geworden, dat zijn dokters alle hoop
hebben opgegeven.
De dood van grootvorst Michael zou
de een zware slag wezen, voor alle Rus
sen, die naar hervormingen streven,
want hij gaat door voor een liberaal
man. Tn zijn plaats 'zoude dan troons-
opvolger worden grootvorst Wladimir,
die heel wat minder populair is.
België.
Anarchistische aanslag op koning
Leopold.
Weer heeft men een anarchistïschen
aanslag op een gekroond hoofd te boek
staven op de bladzijden der wereldge
schiedenis.
Weer heeft een krankzinnige, een ver
dwaasde öf aan zijn algemeenen levens
haat, willen uiting geven, öf het onzin
nige denkbeeld gekoesterd, dat door het
dooden van vorsten het geluk der
menschheid bevorderd zal worden.
't Was Zaterdag na den plechtigen
rouwdienst in de St. Gudule.
Koning Leopold had dien dienst bij
gewoond met prinses Clementine, den
graaf en de gravin van Vlaanderen en
prins Albert en prinses Elizabeth van
België.
De koninklijke familie en de hofdig-
nitarissen stapten na afloop van den
dienst in de gereedstaande hofrijtuigen,
de koning, niet zooals gewoonlijk in het
derde, doch ditmaal juist in. het eerste
rijtuig.
Bij het passeeren der Rue Royale trad
plotseling een man te voorschijn, die
twee schoten op het derde rijtuig, waar
in nu graaf d'Oultremont gezeten was,
afvuurde.
Het portierraam sprong stuk en de
graaf werd licht gewond.
Een storm van verontwaardiging brak
los; de kreten ,,Leve de Koning" werden
overstelpt door die van ,,a mort".
De gendarmen hadden hem onmid
dellijk beet en moesten hem met veel
moeite tegen de volkswoede beschermen.
In een huurrijtuig werd hij weggereden.
Dit rijtuig werd letterlijk vernield door
messteken en knuppelslagen.
Men vond op hem een legitimatiebe
wijs, benevens eenige andere stukken,
waaruit zijn. identiteit kon worden- vast-
Cynïsch verklaarde hij: Ik heet Gen-
nar o Rubino dl Rnbini, in het Fransch
spreekt men het ec-hter anders uit dan
in het Italiaansch.
De revolver is niet gevonden en was
door hem weggeworpen.
Een onbeschrijfelijk gedrang en ge
schreeuw ontstond, toen de moordenaar
in een huurrijtuig werd geduwd en, door
de gendarmen geescorteerd, naar het
bureau van politie in. de Rue de ia Re-
gen.ee, werd gebracht, alwaar de heer
Nagel, procureur van den Koning, hem
vervolgens in verhoor nam.
Hier verklaarde hij: Ik ben 43 jaar
oud, ben geruimen tijd zonder werk en
heb, ondanks al mijne in het werk ge
stelde pogingen, niets kunnen vinden.
„Ik ben naar den Italiaanschen gezant
gegaan, wien ik geld heb gevraagd om
naar mijn land terug te keeren". De con
sul van Italië heeft hem geholpen en
hem geraden naar zijn familie in Italië
te schrijven.
Waarom hij eigenlijk den aanslag heeft
gepleegd, daarvoor kan hij geen reden
opgeven.
Op het oogeniblik, dat de gendarmen
hem uit de handen van het volk haal
den, moet hij, volgens het „Handelsblad
van Antwerpen" geroepen hebben: „Ilc
was ongelukkig, toen ik zooveel rijkdom
zag voorbij- rijden
Gennera Rubino is in 1859 geboren te
Binardo, bij Napels. Hij is gehuwd en
vader van een kind van vier jaar, dat te
Londen is.
Bij zijn verhoor verklaarde Rubino
dat hij van Londen kwam, waar hij te
vergeefs werk had gezocht. Hij was door
een gezantschap met geld geholpen en
had zich vervolgens door de Italiaan-
echo Regeering laten aanstellen om de
anarchisten na te gaan. Hij werd even
wel ontslagen, omdat hij in de kaart der
anarchisten speelde. Te Brussel vond
hij geen werk en besloot daarom een
groote,n. -slag te slaan.
Hij bevestigde dat bij hedenochtend
naar de kerk St. Gudule was gegaan
met het voornemen op den koning te
schieten, maar liep uit de kerk weg, om
dat hij bang was bij het schieten solda
ten te zullen raken. Daarop stelde hij
zich op in de Rue Royale om het voorbij
trekken van den vorstelijken stoet af
te wachten. Toen hij zich gereed maak
te om te schieten, gingen de rijtuigen
juist in den draf over, ten gevolge waar
van hij slechts op het derde rijtuig schoot.
De man bekende anarchist te zijn en
zeide dat een ander beter zou slagen dan
hij. Hij betreurt zijn daad niet en ver
klaarde geschoten te zuilen- hebben op
eiken souverein, welke ook.
In zijn zak werden gevonden prent
briefkaarten- met afbeeldingen van den
Koning en de leden van het vorstelijk
huis. De man- beweerde geen medeplich
tige te hebben. Bij een huiszoeking ten
zijnent werden ook enkele anarchisti
sche bladen gevonden.
Gedurende de ondervraging op het
politiebureau in de Rue Régence was
Rubino zeer kalm: hij bekende op den
koning te hebben willen schieten en
voegt er bij, dat hij handelde in over
eenstemming met zijn anarchistische
principes.
De Koning vernam slechts van1 den
aanslag toen hij op zijn paleis te Brus
sel aankwam en vroeg onmiddellijk of
niemand geraakt was.
Baron Gaffinet gaf den Koning, die
van geen zichtbare ontroering blijk gaf,
alle bijzonderheden. Na het dejeuner be
gaf de Koning zich, vergezeld door een
kamerheer, per automobiel naar het
Luxemburg station, van waar hij den
trein naar Groenendael bij Brussel nam.
De secretaris des Konings bevestigde,
dat de revolver wel degelijk met kogels
geladen was.
Graal d'Oultremont, opperhofmaar
schalk verklaarde: „Ik bevond mij in
het derde rijtuig met graaf Assche en
den adjudant van dienst. Plotseling
sprong het rechterportierraam, waarbij
ik gezeten was In stukken en werd ik
in het gelaat getroffen dooa- enkele
glasscherven, die geen wonde veroor
zaakten."
Op een vraag naar den indruk door
den aanslag op dien Koning gemaakt,
antwoordde de graaf:
„De Koning heeft, evenmin als eenig
lid van de vorstelijke familie, den knal
van de ontbranding gehoord en vernam
eerst na den terugkeer in het paleis dat
er een aanslag was gepleegd. De Koning
liet toen ongerust vragen of er iemand
gewond was. Na het ontkennend ant
woord werd over de zaak niet meer ge
sproken.
„Ook aan het dejeuner werd over de
zaak niet meer gerept: de gravin van
Vlaanderen en de prinsessen Clementine
en Albert hadden niets bemerkt van de
schoten en- waren geheel gerustgesteld,
toen zij wisten dat niemand geraakt was.
Graaf d'Oultremont was zeer kalm,
ondanks het gevaar dat hij geloopen
heeft.
Het bericht van den aanslag verspreid
de zich -snel door de stad en veroorzaak
te een levendige ontroering -en diepe
verontwaardiging. Het publiek rukt el
kaar de speciale- -edities der dagbladen
uit de handen, welke alle hun veront
waardiging uitspreken over den krank
zinnigen aan-slag.
Volgens de „Ind-, Beige" beweren ver
schillende personen die in- Rubino's na
bijheid stonden, dat deze nog een indi
vidu hij zich had, die in de menigte ver
dwenen zou zijn. Waarschijnlijk heeft
deze d-e revolver medegenomen, die nog
niet teruggevonden ife.
Onmiddellijk na den aanslag begaf de
minister-president zich naar het paleis
om den Koning uit naam van het mi
nisterie zijn verontwaardiging te betui
gen en .namens het geheele land geluk
te wensch-en met zijn ontsnapping.
In de „Petit Bleu" vinden wij een paar
nog niet vermelde bijzonderheden om
trent den aanslag op koning Leopold.
Rubino, de dader, was des morgens op
bet bureau van de „Peuple" komen vra
gen waar hij den Koning het best zou
kunnen zien; een redacteur had hem
daarop gekscherend geantwoord, dat de
koning alleen te zien is in Parijs of in
Luchon.
Bij zijn verhoor zeide Rubino geweten
te hebben, dat de Koning in het eerste
rijtuig zat. Toen bij het naderen' van
den stoet Rubino zijn revolver wilde
trekken om te schieten, zat deze met
den haan in de voering van de jas vast,
en in den korten tijd die noodig was om
het wapen, los te maken, reden de beide
eerste rijtuigen voorbij.
Op de vraag of hij ook medeplichti
gen had, antwoordde Rubino: Neen, als
anarchist, ben ik van opinie dat een in
dividueels actie meer waar is dan een
collectieve actie. Niettemin heeft de po
litie een onderzoek ingesteld bij een- te
Brussel wonend anarchist, met wien
Rubino zeide bekend te zijn.
Het is in de 37 jaren van de regeering
des konings die eerste maal dat een aan
slag op hem gepleegd is. Bij art. 101
van den Code Pénal is op deze misdaad
de doodstraf gesteld: indien d-e aanslag
echter geen verwonding of ziekte ten
gevolge heeft, wordt de dader gestraft
met levenslangen dwangarbeid.
Te Brussel is iedereen verheugd dat
de dader van dezen laffen aanslag geen
Belg is. Opmerkelijk mag het genoemd
worden, dat het al weer een Italiaan is,
evenals Caserio die president Camot
vermoordde, evenals Luccheni die kei
zerin Elisabeth van Oostenrijk vermoord
de, en evenals Bresci, de moordenaar
van koning Umberto van Italië.
Rubino werd geconfronteerd met den
anarchist Mesdag, dien hij te Brussel
had ontmoet, en met wien hij een ge
sprek had, dat zeer compromitteerend
voor hem was, en waaruit bleek, dat
hij' den aanslag met voorbedachten rade
heeft gepleegd. Een ander Italiaan,
Bracci genaamd, dien hij te Londen
had gekend en met wien hij eveneens
geconfronteerd werd, beschuldigde hem,
dat hij te Londen een spion was en dat
hij verscheiden revolutïonnairen had ver
raden. Rubino wilde, toen- hij te Londen
was, Edward VII dooden. Hij gaf dit
voornemen op en besloot tot den moord
op den Koning van Italië, maar het was
hem onmogelijk reisgeld te krijgen, en
hij kwam toen naar België.
Stadsnieuw s.
Haarlem, 17 Nov. 1902.
Natuurhistorische Veree-
n i g i n g.
Zaterdagavond had in de bovenzaal
der Sociëteit „Verefentgïng" eene ver
gadering plaats der afdeeling Haar
lem van bovengenoemde Vereenïging
onder voorzitterschap van den heer dr,
TI. J. Calkoen.
Bij opening der veragdering heette de
voorzitter allen hartelijk welkom, in 't
bijzonder den heer Jeswiet. die voor
de eerste maal als bestuurder zitting
nam. Spreker hoopte, dat de nieuwbe
noemde langen tijd met genoegen zijn
functie van 2den secretaris zal mogen
waarnemen.
Ook bracht spr. dank aan den heer
door
MAX PJfiMBERTON.
51)
Water had ik niet te geven;
onze eigen toestand! was waarlijk wei-
nie- heter- dan die van die ongelukkige
schepsels in die booten om mij. De
zee stroomde in het huis ondier ons;
het groote vuur gloeide niet langer;
onze vrouwen waren samen boven
aan de trap s-ehurkt en zochten lucht
en licht; de mist hing zwaar over
Ken's Eiland; geen zeil aan de horizon
gaf ons eenige hoop. Wat zou ik dan
zeggen aan de muiters, hoe hun te
antwoorden? Ik kon slechts als rede
opgeven: Wij zijn even ellendig; wij
moeten den dood samen voor oogen
houden.
Ik heb u verteld! dat die groote en
do kleine poort van Czerny's huis bei
den in rotskloven waren uitgehou
wen, en boven den hoogsten vloed
stonden, en dat dlaar ruimte voor een
ankerplaats was; maar ge moet niet
denken dat dlit de eenigste plekken wa
ren op de rif. die in zee uitkwamen.
Want er waren nog andere rondom
omringd van door de zee overstroom
de rotsen, verradelijke, woeste klippen,
hellende zandvlakten, bedekt met laag
water. De sloepen draaiden naar die
vreemde plaatsen toe. toen wij niets
met hen te maken wilden hebben.
Overtuigd, dat onze toestand misschien
niet beter was. dan de hunne, landden
zij hier, en elkander volgend, zooals
een schaap zijn herder doet, klommen
7'ï allen op de ruwe rotsen en lagen
daar geheel terneergeslagen hun lot
af te wachten. Wij hadden geen hart,
ons op hen te werpen en hen weg te
jagen. De nieuwe dag bracht ons
weinig van wat wij zoo hevig verlangd
hadden. De donkere hemel boven de
zwarte woedende zee, spotte met onze
hoop. Nog een paar uur en-de nacht
zou weer komen. Wat nu weer? Wij
durfden het antwoord niet aan de
vrouwen te vertellen omdat zij de
waarheid niet behoefden te weten.
Ik zeg dat de mannen op de over
stroomde rotsen liepen en daar kwam
God- gerechtigheid over Hen. Het
schouwspel was zoo vreeselijk, dat ik
spoedig voor oogen kreeg, dat ik nu
nog met aarzeling de pen opneem om
t neer te schrijven, en terwijl ik
schrijf, plaatst er zich een schim voor
mij. en schijnt te zeggen: Daarover
kunt gij niet spreken! Dat behoort tot
het verleden, 't is vergeten! En wer
kelijk, wanneer ik het u duidelijk kon
maken, hoe Czerny's mannen voor
immer van de poort van het huis.dat
Czerny gebouwd had, verdreven wer
den, als ik 't u kon doen begrijpen,
zonder er over te spreken, dan zou ik
dat veel liever doen. Maar dat einde
was niet mijn streven; in alle gerust
heid kan ik zeggen, d&t als 't in mijn
macht geweest was, ik die ongelukki
ge schepsels geholpen zou hebben, hen
uit medelijden naar het strand had
gedragen; maar het was anders
schreven; een Hoogere Macht bepaal
de het; wij konden slechts bevend en
hulpeloos zijn voor die verschrikkelijke
gerechtigheid.
Zij klommen met hun veertigen of
vijftigen op de rotsen, en allen in
hun geheele lengte uitgestrekt, of met
houdingen neerliggend, sommigen
hun armen in den bruisenden vloed,
anderen bij elkaar gehurkt als om
warmte te zoeken, schenen zij zich
aan 't onvermijdelijke over te geven, en
het ergste af te wachten. Toen rees'
plotseling het eerste achtarmige mon
ster uit de zee voor hen op, en een
groote voelarm over de rots slierend,
trok hij een deel der gillende muiters
naar de diepte. In een oogenblik wa
ren zij allen gek van schrik. Samen
opspringend', uitten zij doordringende
kreten, liepen in hun angst over el
kaar heen en wierpen zich in zee om
de booten weer te bereiken. O, hoe
weinigen bereikten ze.
De geheele zee om het rif was nu
beroerd door die duivelsvisschen; wel
honderd armen beukten, zogen, veeg
den over de harde rotsen, en trokken
slachtoffers mee ten onder. Sommigen
waren zoo dicht bij ons. dat ik hun
starre oogen kon zien en hun wringen
de ledematen met hun knellenden
greep; en de ongelukkïgen werden
naar de gapende muilen getrokken of
tegen de glibberige massa aangedrukt,
die hen verslinden zou. De zee rees en
spatte alsof ze ontzet was door dezen
vreeselijken aanval; het schuim spatte
ons op de voeten; glinsterende stralen
spoten in de lucht; puilende dieroogen
keken uit het groene water op; groote
monsters worstelden en vochten, gaven
elkaar aan bedekten het geheele rif
met hun vuil slijm, spoten water naar
de hooge kloven, of zonken, wanneer
zij hun prooi gevangen hadden, naar
de zwarte diepten, waar geen oog
hen volgen kon. Wat een kreten van
pijn. wat een luide gillen vulden de
lucht in die angstige minuten! Ik trok
er een sluier voor. Voor al het goud
dat de zee eiken dag in Czerny's huis
brengt, zou ik zulk een worsteling
niet weer zien willen. Want er is een
dood waarvan niemand spreken kan.
Om twaalf uur brak een omweder
los; de regen viel op de wassende zee.
De damp hing nog dik over Ken's
Eiland, maar de wind verdreef ze eD
zij rolde als mistwolken weg. west
waarts naar de duistere horizon.
Ik ging naar beneden naar d'e klei
ne Ruth, en vertelde haar in gebro
ken woorden mijn geheele verhaal.
Kleine Ruth, de nacht is voorbij,
de dag breekt aan! O, kleine Ruth!
Zij viel snikkende in mijn armen.
Waarlijk, de slaaptijci was over; het
uur onzer bevrijding nabil'.
HOOFDSTUK XXV.
Ik heb u de geschiedenis van Ken'
Eiland verteld, maar sommige dingen
moet ge nog weten-
En eerst zal ik aanstippen, dat wij
het lichaam van Edmond Czerny koud
eu dood terugvonden bij die vijver in
de bosschen, waar zoo menigeen de
doodsslaap gevonden heeft. Clair-de-
Lune struikelde er over. toen wij op
geruimd door het zonnige kreupel-
bosch gingen en plotseling stilhou
dend1. werd mijn oog eveneens naar
de plek getrokken. En toen zag ik het
en wist dat hier Gods rechtvaardigheid
in woorden was neergeschreven, waar
in niemand1 zich vergissen kon.
Langen tijd bleven wij daar, op
dien afzichteïijken man in zijn blade-
renbed starend, en sloegen de open
oogen gade, die den helderen hemel
zochten, welker warmte hij nooit
meer voelen zou. Evenals bij 't le
ven, droeg zijn knap gezicht ook in
d'en dood het brandmerk zijner on
deugd ,en sprak van de ongetemde
hartstochten, waarop zijn genie zoo
wonderlijk gestrand was. Er zijn
weinigen geweest zooals Edmond'Czer
ny. sinds de wereld werd' geschapen;
er zullen in de toekomst weinig zul-
ken komen.
Slot volgt.