Gratis Bijvoegsel van Haarlem's Dagblad Prijsraadsel. Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud. Figuren uit de Raadsvergadering. m—sja. M De oplossing van ons vorig prijsraad sel bleek te zijn: ROTTERDAM. Bij loting werd de p -js toegewezen aan den heer R. M. OSCH7 Itemden- horn, 22rood. Wat kost een kop koffie? - Vijf-en-twintig oenten. Drommels, dat is duur.fln den Rooden Os betaal ik maar vijftien cents. De koffie is wel een beetje slech ter dan bij u; maarzij isgook^tien cents goedkóoper. Goedkooper, dat geef ik toe maar slechter, dat betwijfel ik. Zij (dwepend). Er is iets won derbaars in dat zwijgen der natuur! Hij (nijdig). Breek het dan niet af! Baron. Is er iets bijzonders in mijn afwezigheid voorgevallen? Knecht, - Ja, mijnheer de baron, er is niemand met een kwitantie ge weest. Een slimmerd. Luitenant. - Verduiveld kerel, daar brengt je me in plaats van een retour biljet een biljet enkele reis! Oppasses Neem me niet kwalijk luit'n tmaar er was zoo'n gedrang aan het loket, dat ik al blij was, dit te krijgen. Uit den ouden tijd. Kapitein. Kerel, waar is je sabel Schutter. Vraag wei excuus, ka pitein die had mijn vrouw noodig om vleesch te hakken voor de worst. Een schilder. Kaïm heeft dit met alle groote steden I legt van zijn bedrevenheid. Hij zoekt ge- hgurtn geschilderd, vrij gebrekkig, zoo- mi in het bijzonder met groote steden woonlijk als terrein voor zijn daden de J als men ziet. Een palet heeft hij'niei: mot een druk vreemdelingenverkeer ge inlanderslogementen op, waar hij in den verf van één kleur is in het kopje, dal meen, dat er vele zwervers rondloopen, regel een. talrijk en dankbaar publiek hij in de hand houdt; zijn figuren hebben die op straat met allerlei beroepen hun vindt. dus één kleur. Maar het publiek, vooral brood trachten te verdienen. Eén van dei Op de plaat ziet men zulk een straat- het jeugdig deel er van, vindt de schil populairsteii onder deze lieden is de schilder aan het werk. Op den voormuur derstukken wat mooi! schilder, die in het openbaar proefjes af- van bet logement heeft hij leeds eeniige Ons nieuwe prijs.-aaisol luidt thans: Het geheel bestaat uit 12 letters en de naam van een molen óie bekend is uit het bezoek van Czaar Peter in 107 aan Zaandam. De 8, 5, 10, 11, 7 is nu stre ïg ingi tre den. ■i, 6, 9, 1 is een kleur, De 2, 3 is een landbouwwe «ui r 12 gelijk 7. Als prijs Hoven wij uit: EEN BOEK. Woont u nog altijd aan den Strandweg? .Ta, 't is daar heel aardig wonen. Ja, ja. dat geloof ik ook wel... vooral voor een schilderBosch en water zoo dicht voor de deur Ja. Is u met uw groote schilderij al gereed? Neen, dat gaat niet zoo gauw. ;1 Natuurlijk niet. De belichting za] wel niet altijd even goed wezen. Is u i te voet naar het station gekomen? j;j Neen, dat was mij ie ver. Mijn huisheer moest met zijn rijtuig hier heen en zoodoende ben ik mef hem meegereden. Blijft u den geheel en winter hier Neen. ik heb het plan naar Pa rijs te vertrekken, dat dat is te zeg gen. als ik er het noodige geld voor kan bijeenkregen. 1 I Wel, daarvoor behoeft u alleen •een paar schilderijen te verkoop en. Ja, ja dat is waar... Maar nu mijn telegram. En de schilder hoog zich over de tafel, nam een pen en g i schreef: r Jj ,,Dr. Wilkens. Odensee. Je moet 'J(me bepaald honderd kronen leenen. »T j Zend m,e zoo mogelijk per omme gaande. Oscar". 1 Do directeur stond achter zijn stoel en zag een iijst door. Toen trad hij ..-'naar die schrijftafel en begon in een hoop papieren te scharrelen .die onder een oud geweerslot lagen. De schilder deed alsof hij schreef, ofschoon hij reeds lang mot zijn tele gram gereed was. Toen telde hij de woorden, rekende en telde weer. Hij hief de oog en niet van het papier op. groote zweetdroppelen parelden op zijn voorhoofd en zijn handen sidder den zenuwachtig. Eindelijk trad. de directeur aan de tafel van den assistent en vroeg: Heb je de lijst met die postzakken voor Ny. ltoping ook gezien, Carlsen? Die moet daar bij die hoop lig gen, was het antwoord. De: schilder draaide toen liet hoofd om en keek naar de beid'e mannen; ze Haastig legde hij de pen neer, trok den Hastig legde hij de pen neer, trok den brief van onder zijn vest te voor schijn en legde hem weer neer waar h:j hem had gevonden, met die zegels naar boven. Toen sloot hij even de oogen en streek zich met de hand over het voorhoofd. Eindelijk stond -^Tij met eenig gedruisch op en zei: Ik ben klaar, he eren. De directeur nam het telegram aan en telde die woorden. Achttien woorden; maakt 88 öre. Daar kunt ge zien, hoe het ons kunstenaars aaat. lachte die schilder. Borgen, borgen, niets dan borgen! Jawel, maar ons. gewone sterve lingen, gaat het niet beter, antwoord de de directeur Plotseling viel zijn blik op den aan- gttoekenden brief die midden op de tafel lag. Iiel en cluivel, Carlsen, riep hij, daar ligt de brief van baron Holm! Zoo? Dan lean hij inet den 4- uurs-trein mee. meneer. Ja. dat is waar; zoo'n groote haast zal er wel niet bij zijn, zei de directeur. Dezen brief bad ge in uw zak moeten weten te praktiseeren, me neer Wilkens dan had ge uw tele gram kunnen uitsparen. Zoo slim ben ik al geweest, ant woordde de schilder. Ik had hem hier al zitten (hij knoopte zijn vest los en wees de plek), maar toen werd ik bang dat de zaak zou uitkomen. Werkelijk? Hahaha... En waar om zou dat zijn uitgekomen-.' Ilc na cl eenvoudig gedacht dat de brief al was verzonden klaar was Kees. En bo vendien zou ik nooit op de gedachte zijn gekomen u te verdenken Nu. dan doet 't me bepaald leed. dat ik hem niet heb gehouden. Ik zal er evenwel een volgenden keer om denken. Jahahaha... doet u dat!... Gaat u niet mee een glas bier drin ken. Neen, dank u. Het rijtuig wacht buiten en wij moeten maken dat wij thuis komen. Nu. zooals u wilt. Adieu, Adieu. Adieu! zei de schilder. Toen hij voorbij den lessenaar van den assistent kwam, groette hij be leefd. Carlsen stond op en maakte een buiging. ik zoo groot was als jij, zou ik je een pak slaag geven, zoo klein als ik ben, lafaard In opstand. Maar vrouw, als man'heb ik toch in zekeren zin het recht Schei maar uitKom je nu al wéér aan met je dwaze emancipa tie-praatjes! Door een dorp loopen twee heeren in levendig gesprek, en duidelijk hoort de veldwachter den een zeggen. On ze burgemeester heeft weèr geleuterd Den booswicht aanhouden is natuur lijk het eerste werk van den ijverigen dorpswachter; maar bij overvraging zegt de schuldige, dat hij een heel anderen burgemeester, dien van zijn eigen dorp, een paar uren ver, heeft bedoeld, Zoo zegt de veldwachter be vredigd. Leutert die dan ook Kijk, daar komt mevrouw X. aan Wat heeft ze een haast!'Een van tweeëndie heeft wat uit de loterij getrokken of ze weet een schandaaltje. Kleine man (die door groeten man uitgelachen Wordt, woedend). Als Begrijpelijke verstrooidheid. Een oude professor (in* de dierkun de, die op een diner is genoodigd, staat op, om een toast van stapel te laten loopen). Op hetzelfden oogen- blik brengt een knecht een schotel met kreeften binnen. Professor (onderwijzend). Wij zijn nu gekomen aan dei, klasse f,ei' schaaldieren of kreeften, mijne hee ren Verstrooid. Baron Masselman (nog niet lang geadeld). Mijn adel is eeuwen oud. Mijn voorvaderen hebben al aandeel in de kruistochten gehad. Niet-geadelde. - Zoo zoo, met hoe veel dividend No. 118. Zaterdag 13 December 1902 D Meestgelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken. Mr. C. M. RASCH. Op cie voorste rij rechts wanneer men voor de balustrade staat en naar den burgemeester kijkt, zitten naast elkaar drie tengere Raadsleden, allen mees ters in de rechten, de heeren Thyssen. Rasch en Spoor. Heeft men ze naast el kaar gezet, omdat ze meesters in de rechten zijn, en dus par droit de pro motion' bij elkander hóe-ren, of omdat het nuttig was, deze smalle plaats niet 'Joor dikke menschen te doen bezitten Ik weet het niet, maar vast staalt, dat zi j alle drie meester in die rechten zijn en tenger. Mr. Carel Marius Rasch in een van onze jongste Raadsleden. Wel te ver staan tin dienstjaren. En toch zullen er weinigen in onzen Raad zijn, die meer dan hij vertrouwd zijn met de wegen en omwegen van het gemeente lijk beheer, 11 et is nog niet zoo lang geleden, dat hij secretaris van de ge meente was, en derhalve in deze zelfde zaal een rol vervulde die, al was ze dan ook meer van de zwijgende soort zeker1 niet minder belangrijk was, dan u-ie, welke hem tegenwooriig is opgedragen. Intusschen trok het hem destijds meer aan, zijn med-emen- schen te behoeden voor het nadeel, dat door brand kan ontstaan, dan nog lan ger zijn pen te stellen in den dienst van het gemeentelijk beheer. Toch ver mochten vlammen, noch rookwolken hem te onttrekken aan den zoekenden blik van wie gaarne bevoegde men schen in den Raad willen ziien. Men zou dus Mr. Rasch, wat zijn er varing als Raadslid aangaat, een ver grijsden jongeling kunnen noemen. Zijn geheel© voorkomen heeft dan ook iets jeugdigs, W ie hem alleen ziet, zou niet. spoedig op de gedachte komen, dat dit baardeloos, regelmatig gezicht toebehoort aan een man van meer dan drie en veertig jaar. Eerst wanneer hij zich beweegt of spreekt, krijgt men den indiruk, dat hij ouder is dan zijn gezicht zou doen denken. Hij is namelijk geen man van onstui mige bewegingen of drukke praaitlust. Integendeel, wat hij doet en zegt geeft blijk van kalme gematigdheid in al les. Wanneer er ooit reden was een vreemd woord te gebruiken in een hoil-andsch opstelletje, dan zou dat hier het geval wezen, Mr. Rasch is namelijk in hooge mate correct. Cor rect van zijn schoenen tot zijn hoed. Correct in zijn manieren, in zijn spre ken. Correct als een ambtenaar en een gentleman. Nieman zou bijvoorbeeld van Mr. Rasch willen gelooven, dat hij iemand een stomp zou hebben gegeven, of een kras woord zou hebben gezegd. Deze rustige gelijkmatigheid zal wel een van do oorzaken zijn van het feit. dat Mr. Rasch zich in Haarlem in de algemeene sympathie mag verheugen. In onze dagen van haast, hurry en zenuwoverspanning is het een genoe gen, iemand te ontmoeten die den in druk geeft van kalme, bedaarde ze kerheid;, een beleefd en hoffelijk man als Mr. Rasch. En dat vooral, omdat men gevoelt, dat die kalme rust ver kregen is uit een beset van zekerheid van zichzelf, die op haar beurt weer voortspruiten moei uit goede gaven des verstands. Inderdaad is de heer Rasch niet enkel een correct, maar ook oen bekwaam man. Hij heeft, daar van blijk gegeven, toen hij secretaris was. en hij gaat daarmee voort, nu hij bij onze vroede vaderen is ingedeeld. Natuurlijk heeft hij indertijd als zwijgend toeschouwer, die op de hoog te van de zaken was, honderde malen kunnen ervaren, dat een Raadslid voel eerder kan zondigen door te veel dan door te weinig te zeggen. Hij moet in die dagen meermalen inwendig gela chen hebben over de flaters die Raads leden begingen, ook al raakte op zijn jeugdig gezicht geen spier uit de ge win;? lijn. En het is merkbaar, dat hij uit die ervaring de les getrokken heeft, dat men tamelijk veel kan praten en weinig tot stand brengen, evengoed als weinig zeggen en veel uitrichten. En als verstandig man streeft hij naar het laatste. Inderdaad, de verslaggevers in de Raadsvergaderingen zuilen hunne pot_ tenden door zijn schuld niet stamp schrijven. Hij houdt geen lange re devoeringen, maakt alleen opmerku gen. maar die zijn dan ook raak en juist. Met dit zoo eenvoudig lijkend en toch door velen blijkbaar zoo moed- systeem kort spreken en dan oog alleen over dingen, waarvan men alles afweet, heeft de heer Rasch zich nu reeds in den Raad een soort van auto riteit verworven, die blijk* uit de al gemeens aandacht, waarmee hij word' aangehoord. Pij leven en we1 zijn kan hij in het College een var; de eeiete plaatsen ünhemen. Ilij versmaadt bij zij i betoog uiter lijke middelen, spreekt kalm voor zich hoon, met strak gezicht. En zoo, 11- bowogen schijnbaar, luistert hij ook lo?. al worden hier of daar oor Ie grootste dwaasheden verkondigd. Wan neer een van ijn achterharen hem iets vraagt of zegt, keqrt hij zich. ving cm en kan dan graag event es meelachen, als rr reden voor bestaal. Wie uit deze persoonsbeschrijving mocht opmaken, dat de naam van Mr. Rasch en zijn persoon mind' r goed hij elkaar passen, kan daarin gelijk heb ben, wam neer hij aan 'i woord raseh alleen <le beteeken is van gauw en haastig verbindt, Maar wanneer hij het, woord breeder opvat- en daarbij denkt aan de bcteekenis ,,bij de hand, bij -de pinken, bij de werken, of bij het hek," dan moet. hij tot de slotsom ko men, dat Mr. Rasch inderdaad ver dient rasch te heeten. ALLERLEI. Welkom in de iamilie. Ik had hei plan opgevat mijn va- cantie door te brengen hij oen hoer op '1 land, zei Jansen, de zaak werd be klonken en ik nam er mijn intrek. Nu wilde t toeval, dat die boer een knap pe dochter had, en zoo gebeurde het-, dat ik reeds den eersten dag met. haar aan 't bloemenplukken was, met haar in den boomgau-rd appelen zamelde en haar vergezelde op een bezoek aan een anderen boer. Den avond van dien dag zaten wij nog laat op, zingend en spe lend op de harmonica. Wij samen. Roemeensche Landverhuizers. De uittocht van Israëlieten uit Roeme nië als gevotlg van hun onderdrukking •ten bate van landgenooten van ander ge loof, duurt nog gestadig voort en men beweert, dat in de laatste twee jaar on geveer 60000 hunner dat land hebben verlaten. In sommige steden, als Galatz bijvoorbeeld, staan dientengevolge een groot aantal huizen leeg. Het tooneelt-je, op de plaat afgebeeld, herhaalt zich sedert d-e landverhuizings crisis, iederen Zaterdag aan het spoor wegstation te Galatz. Geregeld wordt een veertig- of vijftigtal landverhuizers uitgeleide gedaan door vrienden en bloedverwanten. Meestal is Londen of Amerika het doel der reis en de oorzaak altijd het missen van bijna -aiile burger rechten. Niettemin is de handel in Roe menië igrootendeels In hawl-en van d-e Israëlieten en de vrees der overige, miet- •teodsche Roemeniërs, is, dat de Israëlie ten, indien hun alle rechten werden ge geven, spoedig de baas zouden zijn. De meeste landverhuizers zijn winkeliers,, handelaars en werktuigkundigen. Den volgenden dag nam haar vader i mij mee in de schuur en zei Gerrit, nou je toch lid van de fa-: inilie wordt, wou ik je even vragen om vijftig gulden, ter leen. Wat ineen je vroeg ik. Liefde, gaf hij ten antwoord, met een knipoogje naar mij en het huis. Zoo beleefd als ik kon, maakte ik: mij van hem. af, maar vóór het middag was. wenkte zijn zoon Sam mij om in i den boomgaard te komen en zei met een vriendelijkc-n glimlach Kom er maar gerust voor uitik i ben er fcrotsch op, dat je mijn zwager woud. Maar ik denk er niet aan, gaf ik ten antwoord, Nee, natuurlijk niet, lachte hij; maar een ander praatje, kan je me niet honderd gulden leenen voor drie maanden We worden nou toch fa mine Ik iraoh'.te zijn gevoelens niet te kwetsen, maar ik vrees, dat het al leen bij trachten gebleven is. We had den juist gedineerd, en. ik zat op de verandah een sigaar te rooken. toen een vreemdeling regelrecht naar me toe kwam en zei Ik oen Sara's oom Simon. Heeft ze je al over mij gesproken? -- Ik kan 't me n'iet herinneren. Misschien heelt ze t ook vergeten; maar kan je me misschien honderd vijftig gulden leenen voor een jaar. Als je Sara trouwt, dan blijft het toch in de familie en komt't later wel terecht. Ik maalde nie van hem- af en begon mezelf af te vragen, in wac voor gele genheid ik was verzeil 1 geraakt. Ik overlegde nog wat ik doen zou, gaan uf blijven, toen Sara's moeder aan mijn weifeling een eind maakte. Ze kwam met haar breiwerk naas< me zitten. Misschien denk je, Sara is koel cn stug, maar dan zou je je vergissen. Ik weel, dat ze verliefd op je is. en dan den gelukkigst-n echtgenoot ter we reld van je maken w il. Wees dus niet verlegen, als je met je vraag bij haar voor den dag wilt komen, en als je me dan honderd vijftig gulden wilt geven urn er haar uitzet voor te koopen Dat was het laatste zuchtte de ar me kerel. Ik was er nu ziek van en smeerde 'm terstond en de rest van mijn vacantSe bracht !ik door op een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 5