Licht en Schaduw. hartstochtelijk Jag-er. Maar vóórhelt liou-tvesteirsexamen werd helaas nog ia vele andere vakken geëxamineerd als landbouwscheikunde, weerkundige berekeningen en een heeleboel wet- kennis. En Hans was er zeker van, dat hij al dien geleerden nonsens, zooals hij deze vakken geliefde te noemen,nooit in zijn hoofd zou krijgen. Voor heil officiers-examen had hij ze immers ook niet nooidig gehad! Den eersten keer, itoen hij ejxamen deed, had hij zijn examinatoren ver baasd doen staan door zijn domme antwoorden. En dat zelfde zou hij nu, daar was hij van overtuigd, ook doen. Toen hij eindelijk met zijn kleeding geheel klaar was, zette hij den blin kenden helm op het blonde hoofd, hing zijn sabel om en begaf zich met loome schreden naar het examenge bouw. Dadelijk na zijn komst werd zijn naam afgeroepen en nam het examen een aanvang. De professor in dei scheikunde, die hem het eerst onder- handen nam, moest moeite doen om niet in lachen uit te harsten ove.r de domheid, welke hij debiteerde, en gaf hem dan ook maar gauw over aan den volgenden examinator. Deze, die in de houtteelt exami neerde. ontving veel betere antwoor den. Maar bet sprankje hoop, dat de examinandus hierdoor kreeg ver dween geheel, toen een andere profes sor onderzocht wat hij van de wetten afwist, daar hij or in werkelijkheid niets van afwist. Gelukkig voor den jongen man kwam er geheel onverwachts een stoornis, die het examen afbrak. Eon telegrambesteller had zich na melijk aan het- examengebouw ver voegd met een telegram voor Freiherr Von Röer, luitenant bij de bereden jagers. - Geef het telegram maar hier, had de concierge dadielijk jtot den be steller gezegd. Luitenant van Röer doot op het oogenblik examen en mag dus volstrekt miet gestoord worden." Neen, antwoordde de besteller nu. Ik moet dilt telegram persoonlijk aan den luitenant tegen ontvangbe wijs afgeven, daar het een diemsltele- gram is. Een diensttelegram! riep de con cierge uit. Nu, dat is natuurlijk heel wat anders. De luitenant, werd nu geroepen en ontving het telegram, waarna hij naar liet lokaal terugkeerde. Hier hadden alle professoren, die gehoord hadden dat hun examinandus een dienstitele- grajn had ontvangen, en heel nieuws gierig waren, wat dat zou inhouden, zich verzameld. - Less eerst het telegram, luite nant, zei de voorzitter van de exa mencommissie, helt is misschien van Sir Reginald Wingate. inspecteert gewicht wat er in staat. Na het zelf gelezen te hebben, reik te hij het over aan den voorzitter,die nu aan zijn collega's het volgende voorlas: ..IT inoet onmiddellijk na ontvangst dezes naar Elbing vertrekken waaru aan het station een couriertasch zal worden ter handi gestald, die u naar Kiel moet brengen bij den garnizoens commandant. De grootste zorg wordit u aanbevolen, daar u verantwoorde lijk bent voor de goede overkomst. De minister van Oorlog." De voorzitter en de andere profes soren maakten onwillekeurig een diepe buiging voor den jongen offi cier, aan wien zoo een belangrijke zending was toevertrouwd. Dat het examen voor Hans Ditlov von Röer nu afgeloopen was, spreekt vanzelf. De examinator, die hem het laatst onder handen genomen had, merkte wel op, dat hij nog gaarne eenige vragen zou gedaan hebben, doch de veraritwoórdelijke zending ging na tuurlijk voor. 1-Iij twijfelde er echter niet aan, dait iemand, die blijkbaar een zoo uitgebreide studie van de houttwM hnd gemaakt, van de wet- kennis ook wel wat zou afweten, al waren de paar vragen, die hij vóór de komst van het telegram gedaan had, niet goed beantwoord. Dit zou hij echter maar aan zenuwachtigheid toeschrijven. De epcaminator in de scheikunde zeide, dat al zijn vragen verkeerd be antwoord. waren en dat, hij in den be ginne ook dacht, dat de examinandus niets van het vak afwist. Nu hij ech ter gehoord had, hoeveel hij van de houtteelt afwist, wa5 hij er van over tuigd. dat hij toevallig vragen gedaan had. die heel lastig waren, en dat die luitenant eenigszins eenvoudiger vragen heel goed zou kunnen beant woorden. Tot zijn spijt ontbrak de de s'.dar van Egypte, en kamp. tijd om nog wat te vragen, anders kon hij don voorzitter bewijzen, dat hij 't bij het. rechte eind had. Nu nam de jonge officier hartelijk afscheid van zijn examinatoren, en kroeg van den voorzitter de verzeke ring, dat hij zich onder het vervullen der gewichtige zending volstrekt niet ongerust behoefde te maken over den uitslag. Hans snelde nu naar huis, stak zijn dienstrevolver bij zich en reed ineen huurrijtuig naar het station. De dienstrevolver werd volsitrekt niet. alleen voor den vorm medegeno men. Hans moest toch de tamelijk zware couriertasch, welke hij aan 't station te Elbing ontving zoo noodig met zijn eigen leven verdedigen. Slechits over zijn lijk heen zou ie mand aan den inhoud van de tasch mogen komen. Daarom hield hij ook gedurende de geheele reis de tasch in zijn eene hand geklemd en de revolver in zijn andere hand'. Ofschoon hij in een gereserveerde coupé 1e klasse zat, voeldei hij zich toch niet geheel veilig. Een post in een Egyptisch kamp. I Wanneer op de tusschenstations iemand den coupé naderde, schrok hij op en nam dadelijk een verdedi gende houding aan. Zelfs de conducteurs vertrouwde hij niet. Daar af en toe een van hen de deur opende, lieit hij dein hoofd conducteur roepen, en maakte dezen mot zijn verantwoordelijke zending bekend. De man salueerde eerbiedig toen hij dit hoorde, en zorgde ervoor, dat vanaf dat oogenblik zijn coupé in het geheel niet meer geopend word Hoe langer de reis duurde, des te zenuwachtiger werd de jagerofficier. Toen de trein eindelijk aan het sta tion -te Kiel aankwam, liet hij dade lijk den stationchef bij zich roepen, wien hij zijn zending bekend maakte en aan wien hij vroeg, waar het bu reau van den militairen commandant was. In een gesloten droschke reed hij naar het opgegeven adTes, waar hij tien minuten later goed en wel aan kwam. Zijn eerste courierdienst was dus goed afgeloopen. Ec,n ambtenaar ontving hem cn ver weeg hem dadelijk naar den adjudant van den militairen commandant. Toen Hans vroeg, of hij de tasch niet aan den commandant zelf moest terbandi stellen, antwoordde de adjudant, dat dit in het geheel niet noodig was. Hij moest ze maar aan hem geven, dan zou hij den inhoud, bestaande uit 10 pond boter voor heit garnizoen, naar den kelder laten brengen. WEERZIEN, Naar hel Engelsch. Ach Auton'ia, die spinnen Ik heb r.,i- zooeven ren gedood zco'n groote rils je er log nooit een gezien hebt en daar is er weer een Goddank, ik heb ze gevangari. Die spinnen zijn verschrikkelijk, maar ik geloof, dat sprinkhanen nog erger zijn. Denk eens aan den tij I terug, dat wij die pdaag hadden, en ik er verscheidene op mijn onderrok v nul. Ik 'js als ik er maar aan denk. juffrouw Labeick antwoordde niet dadelijk. Zi;j en haar zuster waren juist bezig het venster schoon te ma ken. Elk v-'ckjvan haar witgeverfd huisje getuigde van reinheid en or delijkheid". Door de geopende deur die in een ouderwetsc.hen bloementuin voerde, spraken ze nu en dan met elk ander, terwijl ze met zachte, witte lap pen duchtig aan 't wrijven waren. Anton ia, de jongste zuster, was klein en dik en zuchtte onder het wwk ale een stoomketel onder hoegen druk. Dat /.ij echter niettegenstaande haar leef tijd, niet vrij was van ijdelheid. be wees een blauw lint, dat baar linnen kraagje samenhield, en dp wijze, waar op het haar met een schildpad'kam in een sierlijke knot bij elkaar werd gc. Schetsen van DEKA. Het schepsel. De officier van justitie had opzending, gevraagd naar een Rijkswerkinrich ting. Hij was een goed gekleed, wel verzorgd, jong urn Mo naar, en niemand nam hem zijn houding tegenover dit schepsel kwalijk. Met was immers waar! Een man kan je diens drank zucht nog vergeven, maar van een vrouw 'is het lieelemaa] dierlijk. En de kantonrechter besliste in den zelfden geest. Het schepsel zou dus worden opge zondenmaar een paar dagen voor lidar vertrek werd ze ziek een opera tie moest geschieden en dus was haar opneming in het gasthuis noodzakelijk. Ook hier bleef zij de paria, de uitge-j stootene. Haar verschijning op de vrouwenzaal had zelfs een opstootje onder de andere zieken tengevolge. Er werd over gefluisterd, dat dit een schandaal watt. Dat schepsel hoorde niet thuis onder fatsoenlijke vrouwen. De Hemel wist alleen wat voor 'n leven ze achter den rug had, behalve nog haar drankzucht, '/ij zou wel het gemeenste van al het gein een e hebben gedaan. Dait zag jc wel aan haar verdierlijkt gezicht. Zoo wea'd eerst zocht, later hard gefluisterd, zelfs dooi de zieken, die vlak bij haar lagen, en rlen rug omdraaiden, zoodra zij het hoofd naar de eene of andere zijde wendde. Maar zij liet schepsel leek wel doof voor al die schimpscheuten, zooals ze ook ongevoelig had geschenen aan den rechter. Stil lag ze, dag aan dag, ook na de operatie, en keek naai- den zolder, bezig, naar liet scheen, met haar eigen gedachten. Stil en verla ten. Alleen éen was er. die zich meer dan de anderen om haar bekommerde, een jonge, zachte pleegzuster. Zij was de lieveling van alle vrouwen, maar daarom juist nam men haar kwalijk het onverholen mededoogen waarmee ze zich over de zieke kon heenhuigen. Waarom die parelen voor de zwijnen geworpen Het werd haar immers toch niet m dank afgenomen. Neen, zoo op het oog niet Want de vrouw det zich maar noode verzorgen. Zij accepteerde geen der vriendelijke zorgen zonder er binnensmonds tegen te protesteeren, te grommen als een kwade hond, die bijten wil. Eens op een nacht, toen de zuster haar hoofd oplichtte en wat te drin ken gaf, kwam er eindelijk een woord van verweer van de lippen der zwij gende ..Waarom laat ge mij toch niet rustig sterven Heb ik nog niet ge noeg geleden 'L Was een rauwe vraag, op schor ren toon gezegd, maar zij ontroerde diep het jonge gemoed. Arme ziel, sprak ze half luid, wat moet gij geleden hebben Even was liet stil in de slapende eenzaamheid der ziekenzaal. Toen klonk het scham per uit den mond der paria Och. geleden, wat meent, gij met geleden? Wilt gij daar ook over meespreken, met uw zachte1 handjes, die nooit ruw werk hebben verricht, met uw bleek gezichtje dat nooit den scherpen wind voelde. Hoe kunt gij meevoelen met - ij In dat laatste lag een wanhopige kracht, een herinnering van ontzet tend ziele'.eed, zonder vergelijking. De jonge verpleegster boog het hoofd, z,- knielde bij het bod neer, en terwijl ze haan-tranen den vrijen loop liet, sta melde ze Ik heb pas mijn vadem en moeder verloren ik sta alleen op de wereld, in een moeilijk vak... ik weet dus wel, wat leed is Maar de a ruler was nog verre van vwteederd. Zóo spoedig ontdooit de diep bevroren grond niet, na éen en. keJ regenbuitje. Hard zöi ze, met een onverzoenlijker trek om de diep ge kerfde inonetNu ja, en wat zou dat dan nog? Gij hebt een lieve-herinne ring aan uw ouders, gij hebt u niets tegen hou te verwijlen, maar weet ge wat in ij drukt, weet ge wat mij zal verstikken en aan den drank heeft gebracht Ik had een mooie dochter, wij wa- ren uit oen fatsoenlijke famillie, maar zonder gold, en mijn man was dood. Voelt gij waar ik heen wd Mis schien hebt gij wel ever gevoeld wat het zeggen wil, jong te zijn en knap, ei. beschaafd,en dan alleen te staan, zonder bescherming. Maar ik houden. Onder een breed, laag vo> hoofd lachten een paar schitterende oogen. Anunia was de vroolijkste van beiden, terwijl haar zuster altijd „de goede juffriuw Labeck "werd genoemd. Juffrouw Fetty's figuur maakte zon der twijfel een zeer onbehouwen in druk. Zij had een paar grijze oogen, welker droomeiige blik, dikwijls in't oneindige scheen verloren te gaan. Ze was een meisje, wier bekoorlijkheid v.iu oudsher in de rustige diepte v n haar liefhebbeud hart lag, en bij wie het ontbreken van uiterlijke schoonheid slechts de lieflijkheid van haar gemoed openbaarde. De- petunia's up dit bed groeien zoo hard zij herinneren mij aan Sal ly Brauu's tweelingen, die elkaar ook altijd voorbij groeien, merkte Antonia op, een blik o\er de schouders wer pend naar de kleine ronde bedden, die de groene grasperken versierden. „Als de kippen ze mett. vrede laten, zullen we er dit jaar veel plezier van hebben. Het ligt nu eenmaal in den aard van kippen, om tc krabben, was het eenvoudige antwoord. Lieve hemel, Antonia, komt daar niet een bond aan dtp poort? Ju, en een bedelaar houdt hem vast aan een touw. Antonia liet haar poetslappen val len en wierp bij het oprapen ervan een zijdelingsen-en blik op de indringers, d'.e langs den grintweg op het huis af kwamen, de trend met zekeren vasten -tap, de meester ongeveer als iemand, die door oen donkere- kamer strompelt. Het zou moeilijk te zeggen zijn ge weest. wie van beiden duidelijker teo- keneu van erwaarlooz'-ng vertoonde: de hend of zijn meestermaar de- wijd geopende blinde oogen van den man in de verscheurde uniform dwongen medelijden af. Beneden aan de trap bleef de bede laar staan, hief zijn door de zon ge brande gezicht omhoog en terwijl hij zich oprichtte, pracht hij de hand aan zijn muts voor een militairen groet. i-lier moeten dames zijn, ofschoon 'k ze niet /.ien kan, sprak hij zacht en bescheiden. Mijn hond leidde mij bin nen en hij gevoelt meestal waar edel moedige menschen wonen, die mij een weinig vleesch of een kop koffie wil len geven. Ik zou ecu ter niet willen storen, voegde hij e,r verontschuldigend aan toe. een glas water en een snee brood zouden ook voldoende zijn. Met eerbiedig zwijgen wachtte- hij het antwoord af. Thee Natuurlijk, antwoordde de jongste zuster. En ook vleesch. Wie' aan onze öeui- om eten vraagt, krijgt altijd wal Kom in onze woonkamer, daar is het koel. Zij reikte hem. de hand om hem op de stoep te helpen, en zei Er is ook een beentje voor den hond, hij mag liet op het grasperkje opeten. Dc oude man zonk met een zucht van groote voldoening in den rieten stoel, dien juffrouw Antonia voor hem aan het geopende venster had gezet. Ik ben niet altijd een zwerver ge weest. zuchtte hij. Er was een tijd. dat ik een thuis had' en vrienden Het is merkwaardig, voegde hij eraan toe hoe de geur de-r kaneelrozen mij naar Ejrankonia verplaatst, waar ik vóór den oorlog leefde. U hebt in dien ver- De zoo vroe" ingetreden winter heeft de harten van dt liefhebbers van ijs- en sneeuwsport in blijde ontroering ge bracht. Het is dan ook geen gering bui tenkansje al in November schaatsen te kunnen lijden. Ditmaal heeft een nieuwigheid op ijs- sportgebied haar intree gedaan: een au tomobielslee, zooals wij er hieir een af- Een Motor-Slede. beelden. In den afgeloopen zomer was dit vehikel nog een heel gewone motor- I fiets met drie wielen. De voorste twee wielen zijn nu vervangen door een paar sleeijzers, die met de stuurstang kunnen bewogen worden. De motor van twee paardekrachten, die in het frame gemon teerd is, drijft het kettingrad van het ach terwiel, dat het in beweging zetten van de slee bewerkt. De snelheid, welke met deze slede be reikt kan worden, is vrij aanzienlijk. De uitvinder, de Arnerikaansche ingenieur J. H. Whipple, heeft er onlangs op een proeftocht een snelheid van 63 KM. per uur mee bereikt en hij meent, die te zul len kunnen verhoogen tot 75 KM. schriklcelijken oorlog niemand verlo ren, niet waar, dames? Antonia hoorde de vraag nietzij it'-nkelde- met de blauw witte kopjes to gen het tafeltje, maar Tètty, die den ouden soldaat roet een bleek gezicht en groote nieuwsgierige oogen aankeek, had dicht achter zijn steel gestaan, en een verschrikten blik op haar zuster werpend. aarzelde zij. alvorens zij antwoordde, Ja,wij vendoren eer. vriend in der-, krijg, bij is n'iet teruggekeerd. Het zacht.-? licht der ondergaan dc zon vulde da kamer met een gouden schijn sel. en ergens in den tuin zong een roodborstje zijn avondlied. De oude man bief /nn hoofd omhoog. In een uwer stemmen is een toon, die ui ij bekend in de o-wen klirkt zei hij, maar Ik kan hem niet thuisbren gen. Het is als of hij door den nevel van voorbijgaande jaren tot mij klinkt. Voarik soldaat werd had ik een verloofde, met dez,e:fde zoete, me lodieuze stem, maan- zij woonde in Frankonia. Bent u ooit in Frankonia «roweesK juffrouw. Zijne oogen waren op Antonia ge richt, die een weinig bloosde, en haar krachtige hand, die de theekan vast hield, beefde. Wij hadden vrienden in die streek, antwoordde ze ontwijkend. Zij kan ook niet jong meer zijn. ging dé oude krijgsman voort, terwijl zij zich aan overpeinzingen overgaf. Arme kleine Meibloem Neem mij niet kwalijk, mevrouw, ik noemde haar gewoonlijk zoo. Zij was niet mooi, maar haar oügen waren als sterren, als stralen, die door grauwe wolken schoten, week en zacht en haar ziel was rein, als pus gevallen sneeuw. Gedurende een oogenblik sprak nie mand. Wachter, die onder een gelen locn struik lag, deed zich te goed aan zijn beentje. Zijn zacht geknor ten teekene zijner tevredenheid, drong door tot het oor van zijii meester. Arm, oud dier, zeide hij, zelfs een hond weet, waar hij welkom is. En Keerde u nooit naar uw meis je terug, nadat de oorlog voorbij was vroeg Antonia dralend Zij was dicht bij Tetty gaan zitten, en de beide zus ters zaten gespannen luisterend in hunne stoeten. 'Fetty's oogen glansden en oen lieflijk blosje liad haar wan gen gekleurd. Tot haar terugkteren, als een blinde? als een lastpost? Neen, dat had ik niet gekund. Ia den bloei v >n mijn kracht verliet ik haar; gelooft u, dat ik kon terugkeeore-n. om haar le ven door mijn hulpeloosheid' te ver duisteren? Liever mag zij mij dood wanen Dc schemering was spoedig gekomen en lange schaduwen breidden zich over den grond uit. De oude soldaat richtte zich plotseling op en knoopte zijn ge scheurde jas toe, als voelde hij dat het avond werd. InVieksburg verloor ik mijn ge zicht, ging hij verder. Ik had zon der letsel te krijgen, verscheidene sla gen meegemaakt. Maar op een dag die verschrikkelijke dag, toen sprong een bom en beroofde mij van mijn licht en leven envan haar. Maar ik geloof, dat ik moei opstappen, dames, liet wordt laat, en ik lich u misschien reeds te lang opgehouden. Hij draalde een oogenblik. en voegde er vervolgens met ontroering aan toe. Zij had mij een ring gegeven, en ik bewaarde dien steeds in mijn zak. Ik weet niet, of u 'hem zien wilt, maar u is zoo vriendelijk geweest, en Antonia sprong op. was er toch. zult ge zeggen, demoeder kon toch haar dochtei beschermen? Verdoemd zij driemaal het uur waar op tik geb'oren werd, ik offerde mijn dochter op. Hij kwam met allerlei mooie praatjes en zou haar trouwen. Ik kneep éen oog dicht, misschien wel uit winstbejag.misschien wel? neen. zeker! met koele- berekening als een koopman, die zijn waren verkoopt. Ik verkocht mijn dochter, omdat ik oen onbezorgden ouden dag wilde heb ben ik verkocht, baar wat was 't anders?.aan dien schavuit met z'n i meisjesgezicht c-n z'n zachte stem. Even huiverde de verpleegster, en j de zieke had het opgemerkt. Woest j rukte zij het zwakke lichaam overe'ind. O, wees maar niet bang, dat ik een slechte geschiedenis zal vertellen. Het! geschiedde- in alle eer en deugd. De schuik trouwide haar, louter om liaar mooi gezicht met medeweten van mij, en in twee jaar vermoordde hij naar zedelijk. Toen ging ik drinken I Zucht naai den drank noemde die domkop in z'n zwarte jas het. daar aan 't gerecht. Zucht naar drank Voor dien taalde ik er niet naar. Niet éen droppel kwam iiver mijn lippen, maar als ik daar n a niet gedronken had, was ik gek ge worden, gek, van zelfverwijt en wroe ging De wereld veracht mij om. mijn drankzucht. Dronken Roel. noemen ze mij .in de sloppen, waar ik zwerf. Het schepsel mag ze-lfs door de kleinste kinderen bespot en beschimpt worden. Men gooit mij met straatvuil, zooals die zwartjas van hel gerecht mij met woordvuil smeet. Wat raakt het. mii wat kan het mij schelen, dat die kui kens ltócr op de zaal de hoofden bij elkaar steken, en mij onfatsoenlijk vinden. Wat weten die schapen. at weet de geheele idiote, domkoppige wereld vai mijn leed dat mijn hart wegknaagt, en mijn levensgeluk heeft opgevreten. Huil niet zoo kind Je bederft er je mooie oogen mee. en ze zouden bet mij nog maar kwalijk nemen. Trouwens hof kan niet meer baten. Ik heb mijn oogen reeds blind gehuild, maar het is te laat Niets kan er meer aan ver anderen. Als iets mijn dochter weer in 't leven kon terugroepen, zou ik niet liefde de meest li else! ie martelingen ondergaan. Al het Ited, wat ik hier up aarde reeds geleden heb, zou mij slechts ecu glimlach afdwingen Maar het is te laat, ziet ge. Ik voel me als een, die levenslang heeft gekregen. Al is de straf ook dertig jaar, als ge maar een verschietje hebt om vrij te komen, blijft, de hoop leven. Doch dit lijden kan. eerst eindigen met mijn dood. Dood ja," dood dat zou een uit komst zijn. Vervloekt die wetenschap, die mij redden wlil. Ik. wil niet leven, /.uster. ik wil niet. Ga weg, ik wil niet. verpleegd worden ook Ik wil niet beklaagd wordenLaat mij alleen, veracht mij, laat mij als een hond sterven, gooi mij naar buiten in den winternacht. Ik wil mijn schuld boe ten. ik moet ze boeten, anders kan mijn arme ziel geen rust vinden. D? Dood was barmhartiger dan dc menschen. Het schepsel stierf nog in liet gasthuis. Geestelijken bijstand wilde zij tot het laatste oogenblik niet hebben. Zij ging zachtjes heen, de hand van de jonge pleegzuster in de hare geklemd. De begrafenis moest onder politie- geleide plaats hebben want het volk meende, dat een uitvaart als van dron ken Roel buitengewone luidruchtig heid; yoreischte. Trouwens, de kran ten gaven er dan ook aanleiding toe. Do best. geredigeerde gaven een schets van het walgelijke icven. dat deze vrouwelijke- dronkaard geleden had louter uit zucht naar drank. Een ging nog verdcir. Het. nam het portret v.in dronken Roel op onder de rubriek he. kende straatfiguren, cu de rnlii'tour. die cv een woordje hij schreef, was \\ti zoo welwillend, te rk -imen dat der- I gelijke typen oE-ei:ik tu t Even der groote stad illustreerden, en het om aie reden jammer was, dat er al I weer een gestorven was. De jonge verpleegster werd vriende- I lijk maar ernstig onder handen geno- i men. Blijkbaar was het meisje da- nig onder den indruk van dit sterfge val gekomen, maar daar moest ze zich tegen verzitten. Want als zij nu al niet kon tegen een geval als dit, dat heeleinaal niet op ie gevoel kon wer- j ken. hoe moest het dan in de toekomst 1 gaan. En er werd beterschap beloofd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 8