Licht en Schaduw. Vloeibare Lucht- gesteld en bevel over de nieuwe be manning op zich genomen. Eenige da gen hield men zuidwaartsche rich ting. toen men in 't gezicht der Cana. rische eilanden door een oorlogsbo dem werd gepraaid. Uit vlaggen en tuigage kon men opmaken dat het Iregat tot de Engel- sche marine behoorde. Matrozen en mariniers in roocle uniform konden aan dek worden onder-schei den. Eon groepje officieren met kijkers en scheepsroeper gewapend, stond up üe voorplecht: Ship ahoy! klonk het door de spreektrompet. Laat uw schip hij- draaien en reef de zeTTen of wij schie ten uw masten overboord! Kapitein Sinclair antwoordde niet en stond als een zoutpilaar, onbeweeglijk, met vooruitgestoken hoofd, naar het fregat te staren. Allen aan boord wa ren onrustig, alsof ze bang waren voor een schot. Het fregat wendt den steven, riep de stuurman. Zie die kanonnen eens; Wat een prachtig gezicht, jongens! Waarom zouden ze geen boot1 uitzetten? Dat is een slecht vaartee ken. Dat kan ons het schip kosten. Hoor eens. kameraad, schreeuw de oen derde, als die kerels hier aan boord komen, zijn je leven en je vrij heid geen cent meer waard. Dreigend zag de kapitein om zich heen, doch de mannen hadden voor hem niet het minste ontzag. Boem! knalde het eerste kanon schot en nam als waarschuwing een stuk van het want en tuigage mede. Jongens, het volgende schot zal ons naar den keldïar helpen, als we niet maken, dat we uit de richting ko men. We zullen er een lange jacht van maken. Stuurboord groote bras! Reven om het schip onder den wind te brengen. Houdt je goed, maats en begaat vooral geen domheden! Sinclair gaf den man aan het roer een wenk. De „Florida" vloog als een meeuw door de golven. Men vluchtte om liet lijf te bergen en bet groote oorlogs schip daarginds, grimmig zwijgend, achtervolgde geduldig zijn prooi. De stilte duurde niet lang. Een roodachtig vuur vlamde weer op, een tweede schot dreunde. De kogel ver brijzelde het roer. Een derde schot met schroot geladen trof den kapitein in volle borst en de lading verspreidde dood' en verderf onder de bemanning aan het dek. Zes personen werden ge kwetst en de overigen gevoelden in het minst den lust niet den strijd aan te binden met de zeesoldaten, die in sloepen het geteisterde schip enterden. De strijd was afgeloopen: de beman ning onder behoorlijk geleide werd aan boord van het fregat gebracht, waar ze ook de ex-passagiers van cie ..Florida" aantrof. Het fregat had ook hen opgepikt. "O"It Liefde. Naar het Duitsch. Ik was gelukkig met mijn Giza, vol komen gelukkig. En zonder er veel over Schetsen van DEKA. Ontwaakte trots. Toen de kinderen allen nog jong wa ren had dat altijd als een dreigend zwaard boven hunne hoofden (gehangen. Ze hoorden hun ouders cr over spreken natuurlijk, het was beter de kinderen niet in ij del en waan op te voeden, ze moesten maar weten dat vader's ziekte toenam, en er eenis heel spoedig wel licht een tijd zou komen dat ze zijn inkomsten moesten derven en aan armoede waren prijsgegeven. En eigen wijze ooms en bemoeizieke tantes had den dat idee altijd bij lie.n versterkt. De kinderen moesten toch vooral altijd goed Lee ren, en nooit kleederen dragen boven hun stand. Was er een op de tram gezien dan werd/en vader of moeder of het kind te denken, namen wij het geluk als iets geheel natuurlijks aan. Ik beheerde mijn landgoed. Het was niet zeer groot, maar het was een liefe lijke omgeving waarin wij samen oris geluk leefden. Op bet land leeft men meer bij en voor elkaar dan in de stad. Vooral de lange winter-avonden werken de innigheid in de band: en wanneer men elkaar lief heeft en zich gelukkig gevoelt is een discrete lamp dikwijls de stille getuige van allerlei aardige tooneeltjes. Giza liet mij haar dagboek zien, dat zij als bakvischje begonnen was en waar in zij het laatst iets had geschreven aan den vooravond van haar bruiloft. Er stond veel in dat dagboek, waarom wij lachen moesten. Maar heel mooi wa ren de laatste woorden, welke zij cr als jonge bruid in geschreven had. „Morgen zal ik hem toebehooren toebehooren voor altijd. O, goede Godi, geef dat ik steeds zijn geluk, zijn vreug de blijf, dat het in mijne macht ligt, élke jvolk van zijn voorhoofd te verdrijven, ten allen tijde een glimlach om--den ge liefden mond te tooveren! Deze meisjesachtige woorden bekoor den mij. Ik scheurde de laatste beschre ven pagina uit het dlagboek en borg ze in mijn portefeuille. Giza straalde van geluk. Toen kwam de beurt aan mij ik kende haar We ine jaloersche hart en wachtte mij wel. sommige dingen uit mijn verleden te vertellen. Maar ik zocld do oud© gedichten op, die ik als Student in de Sturm-uüd Drang-Periode" mijns leve nis, later als gelukkige verloofde jon ge man had gemaakt; wij lazen ze met de hoofden dicht naast elkaar en alleen de overkapte lamp was getuige van onze vreugde, van onze kussen. Later gebeurde het dikwijls, dat ik een klein gedicht maakte en het Giza gaf. Hoe blij zij daarmede was. Zij noemde mij haar dichter, in haar ooigen was ik een genie zij leerde de verzen van bui ten droeg ze met hare mooie stem bekoorlijk voor, zoodat mijn eigen ge dachten mij uit haar mond klonken aks muziek. Zij boog haar hoofdje op zij, spitste haar kleinen mond en keek zoo heel mooi met haar groote oogen. Wij spraken er samen over, hoe mooi het zou zijn, onze gedichten in druk te ziien. Zwart op wit, op fraai papier, ze wou ook nog een rood bandje met ver gulde letters hebben. Het. gesprek over „onze Kinderen," zoo noemden wij het boekje, was onuitput telijk wij gewenden ons aan de ge dachte, dat het in 't licht komen er van niets buitengewoon® zou zijn. Wij hadden beiden wel veel slechter dingen gelezen, die toch goed opgeno men en veel (gelezen, werden. We lazen eigenlijk declameerde Giza eenige van mijne gedichten in den klei nen kring van onze familieleden en vrienden. Men vond ze prachtig, waarop Giza met een bescheiden maar toch zegepra lend glimlachje opmerkte: in quaestie daarover onderhouden, 't Jon- ges, ze moesten de dubbeltjes toch wat meer bij elkaar houden! Was 'n ander eens aardig, modern gekleed, dan rim pelden zich dadelijk de voorhoofden van alle mogelijke bemoeizieken. En al kostte dit pakje of dat jurkje ook minder dan mendg saai en taai ouderwetsch kleeding- stuk, toch b.'even de hoofden schudden. Zoo kwam er iets vreugdeloos in het leven der kinderen door het altoos drei gend geldgebrek. De dood van vader werd haast ondeigeschikt aan deze stof felijke gedachte: waar dan het geld vari daan te halen voor de scholen, voor de kleeren, voor de schoenen, voor het eten Vade.r en moeder leden er onder, veel vroeger en veel meer dan het eigenlijke toekomst-ongeluk noodzakelijk maakte. Zij verloren geheel het kinderlijk-blij vertrouwen in de toekomst dat vele le vens. ook donkere, zoo helder maakt. Zij ontnamen cr hun kinderen een deel dor levensvreugde door. Dat noodlottig -geldgebrek der toekomst werd de rem „Ze zijn van Arthurl" Het gelukwensclien, het oprechte be wonderen van de ons goed gezinde vrien den liield bijna niet op. Op Giza's jaardag gaf ik haar een klein hoekje, in rooden prachtband met gou den letters mijn gedrukte gedichten! Wat een blijdschap! I-londterd exemplaren waren spoedig onder de goede vrienden en kennissen verdeeld maar er waren er nog vier honderd, die in hun ongerepte roode pracht bij den uitgever in de naburige stad lagen. Wij waren er intusschen zeker van dat de voorraad heel gauw zou zijn uit verkocht, dat men er bijna om zou vech ten om nog een exemplaar meester te worden. Maar dagen en weken gingen voorbij, zonder dat er een exemplaar gekocht werd. En zonderling, ik de eenzame buitenman., wien de akkers en paarden anders boven alles gingen ik interes seerde mij sterk voor mijn bundeltje en ergerde mij over den tegenspoed van „Onze Kinderen". Ik reed telkens vaker naar de stad, om op mijn vraag, „of er iets verkocht werd", steeds weer „niets" te vernemen. Ik begon mijne goede luim te verlie zen, ik werd gemelijk en knorrilg, ook tegenover mijn Giza. Wij leden er beiden onder! Eindelijk, toen ik na vrij geruimen tijd weer een® ging informeeren bij den uitgever, ontving ik een antwoord, dat mij trillen deed. „Alles verkocht!" Hoe nu? Aan wien? waren de eerste vragen, die ik geuit heb. „De boekverkooper in de hoofdstad heeft de heel'e oplage gekocht. Een gelukkige oplossing ik ikreeg het geld mijn drukkosteai waren ge dekt en toen onze vreugde thuis. Mijn goede luim keerde terug; maar ik zwoer een plechtigen eed, nooit meer iets te laten drukken. En ik kon mijn eed heel. gemakkelijk gestand doen, aan gezien mijn muze door den eersten te genspoed afgeschrikt volkomen verstom de. Wij leefden met ons beiden gelukkig ons stille geluk. Toen verloor ik haar! Deze woorden zeggen veel en toch zeggen ze niets van 't enorm groote leed, dat het kleine menschenhart omvatten kan. Ik kromde mij onder de vreesolijke hand die mij neerwierp en dreigde te verpletteren. Toen ik weer een mensch werd, wildlc ik voor eenigen tijd op reis gaan. Ik kon het in mijn vroeger zoo gezel lig huis niet langer uithouden, het waren dezelfde meubels, dezelfde oude wanden, het was ook dezelfde overkapte lamp met hetzelfde zachte licht., al les was er gelijk gebleven alleen zij zij ontbrak- Lene, de oude meid, maakte alles in orde. Maar ten slotte vroeg zij mij, zelf even naar den zolder te willen gaan om nog een reiskoffer uit te zoeken. Zij gaf mij ;een sleutelbos in de hand. voor alle mogelijke genot der kinderja ren, zelfs liet gratis-genot, het genot van een mooie wandeling, van een goed boek. zij liet dan ook geleend Toen eindelijk de slag kwam, en vader zoo goedkoop mogelijk naar zijn laatste rustplaats was gebracht, verrast!e het moe zelf zoo gelukkig als de zaken met een weinig energie marcheerden. Zij vond zelfs tijd en gelegenheid om het geestelijk verlies, geleden door den dood van haar braven, zwoegenden echtge noot te heweern n. En toch was geen der familieleden met <56n woord of één daad te hulp gekomen Met hun waarschu- wingsstemmen gedurende het leven van den echtgenoot meenden zij al het ver schuldigde gedaan te hebben, en bo vendien het ging dank zij hun verma ningen, immers goed. De oudste jongen, die altijd veel liefde voor de scheikunde aan den dag had gelegd, word gelukkig geplaatst op een bureau van bacteriologische onderzoe kingen Voor den tweede was een plaatsje als jonigste bediende gevonden Zoo ging ik naar den zolder. Het was er warm en stoffig oude rommel, tuin/gereedschap en oude kof fers stonden door elkaar. Ik vond al spoedig wat ik noodig had. Ik ging aan 't passen met mijn sleu tels en na een paar vergeefsche pogin gen sprong 't deksel van den koffer open. Tot mijn groote verbazing zag ik daar in, netjes gerangschikt, met den rug naar boven, pracht bandjes liggen, „Onze Kinderen". En er waren vete exemplaren zeer vele een heel'e kof fer vol. Ik ginlg op de knieën liggen en telde telde er waren er vier honderd. Op het deksel van den koffers stond Giza's adres, maar daarnaast, half af gescheurd, was ook het adres van den bekenden boekverkooper te lezen. Ik be greep de toedracht der zaak. Zij kocht mijn boeken zij liet ze den boekver kooper koopen, betoomde hem daarvoor, en vervolgens, tijden® mijn afwezigheid, weiden haar de hoeken toegezonden. Ik verloor mij in herinneringen hoe het was, toen ik destijds met de blijde boodschap thuis kwam? Toen vloog zij mij om den hals, kuste mij lachend en schreiend en vroeg: „Ben je nu geluk kig, heeiemaal gelukkig?" En op mijn vroolijk ja, haakte zij diep, heel diep adem en zed.de innig, „Goddank!" Ik lag nog altijd voor den open koffer geknield, n'iet lettend op de warmte, op het slof, en op iéts vochtigs, dat mij langs de wangen -liep. Waarom dleedt je dat, mijn stille hei lige? Om mij altijd vroolijk, altijd geluk kig te zien. Wat heb je vroeger eenvoudig en in nig gebeden: „Goede God, geef mij de macht, elke wolk van zijn voorhoofd te verdrijven, steedis een glimlach om zijn mond te kunnen tooveren. Jij bezat die macht, mijn lieveling! Mijn goede engel waarom heb je mij verlaten? Aannemen Meneer -- Feu portie aardbeien-bowl en een glas vloeibare lucht Dadelijk, meneer De kelln iv verdwijnt en keert weldra terug met een glas aardbeien bowl en een ander glazen voorwerp met dub bele slazen wanden, waarin zich een lichtblauw gekleurde vloeistof bevindl. De gast giet een weinig van deze vloeistof over zijn bowl en dadelijk begint deze krachtig ie koken en te borrelen, heéle nevels stijgen eruit op. Het schijnt wel of er kokende punch in het glas is, maar na een halve mi nuut is die damp weggetrokken en de bowl, die eerst warm was, is afgekoeld en zoo zelfs, dat op de plaats, waar 't laatste droppeltje van de opgegoten vloeistof verkookte, een stukje ijs over blijft. De café-scene dfie hier wordt voor op een handelskantoor. Dus was er nog een kind, dat school ging. 'l Zou er nog één jaartje opblijven alls het eenigszins kon, en hot kon doordat moe zich de nagels stuk werkte het kon door de opofferingen van alle kanten. Zoo druilde langzaam het leven voort, en naar mate de jongen® grooter wer den on meer verdienden verdwenen de zorgen. De oudsten verdienden goed voor hun leeftijd, beiden schonen goed in den smaak te vallen. Het geheele huisgezin richtte zich wat hooger op,verhief zich uit de nederige houding der arme fatsoenlij ken. En de familie was wol zoo goed ze in genade aan te nemen. Wel zeker, dat dal hadden zij 'em aardig gelapt. Maar kwam liet niet vooral door hun raadge vingen? Dat moesten moe en de jongen® toch zeker toegeven'.'f F.n die knikten maar glimlachend, blij diait zij weer wer den opgenomen in den kring hunner gelijken. Maar 't verkeerde gauw. 't Bacterio logisch bureau werd opgeheven, en de oudste op straat gezet. Den tweeden jon gcisteld, zal men in den volgenden zo mer meer dan eens in de groote Ber- lijnsclie café's. kunnen bijwonen. Eindelijk toch is hot gelukt om vloei bare lucht tot een gangbaar artikel vootr den kleinhandel te maken De vraag is opgelost, want, een ieder kan tegenwoordig in Berlijn een liter vloeibare lucht krijgen voor 1,50 Mark. Korten tijd geléden kon men ook wel al vloeibare lucht krijgen maar men kon cieze buiten hét afkoelingstoestel maar korten tijd bewaren zoodat er onmogelijk handel in gedreven kon worden. Om dit te verklaren moet even een kort technisch overzicht worden gege ven. Er zijn twee manieren om een gas vormig lichaam vloeibaar te maken, namelijk door druk <m door verkoeling. Van deze twee middelen kan men de afkoeling alleen altijd gebruiken, ter wijl de druk ons onder zekere omstan digheden in den steek kan laten Er is namelijk voor elk gas een zooge naamde krii/sche temperatuur dwz., dat. wanneer een gas eens een tempe ratuur heeft die hooger is dan de kri tische. dat ga® niet verdicht kan wor den al bedraagt de druk ook duizend atmosferen. Daarentegen is het wel mogelijk bij gewonen druk een gas alleen door af koeling te verdichten, als men maar ver genoeg gaat met die afkoeling. Koolzuur bijv. wordt op 0 gr. onder een druk van 36 atmosferen vloeibaar. Bij een temperatuur van 15 graden hebben we reeds 60 atm. noodig en 38 is de kritische temperatuur van dit gas, waarboven het dus niet meer vloeibaar kan worden gemaakt. Daarentegen is het wel mogelijk, koolzuur Dij een druk van éen atmos fcer to verdichten, wanneer men het tot. 78 otidier nul afkoelt. In de praktijk nu wordt het vloeiba re koolzuur, dot overal in de bierbot telarijen gebruikt wordt, in sterke smeedijzeren cylinders getransporteerd. Zij staat hierin onder een druk van 60 atmosferen en deze .soort van ver zending schijnt niet gevaarlijk te zijn. De aanbidding der Wijzen uit bet Oosten. Dit is een reproductie naar de Cranachsche oeroemde houtsnede door ALBRECHT DURER, daar het nauwelijks is aan te nemen, dat koolzuurflesschen aan een tempe ratuur hooger dan 38 gr. zullen wor den blootgesteld. Bij de vloeibare lucht is het een ge heel andere zaak. Dc kritische tempe ratuur van lucht ligt zeer laag en wel bij 140 gr. onder nul. Dit is dan ook de reden, waarom pogingen tot ver dichting zoolang mislukt zijn. Hoe wel eenige natuurkundigen liet gepro beerd hebben niet een druk van 3000 atm. kon men toch de lucht niet ver dichten en men rekende die daarom vroeger tot de permanente, dwz tot de niet vloeibaar te maken gassen. Het gelukte eindelijk aan professor Fictet de lucht door druk en afkoeling tegelijk vloeibaar te n.aken. Hierop berusten de machines patent professor v. Linde, waarmee men door druk en afkoeling volgens hat tegenstroomings- principe vloeibare lucht kan leveren van een temperatuur van 190 gr. on der nul. Bij 190 graden onder nul ligt het kookpunt van vloeibare lucht bij ge wonen druk dus bij deze temperatuur blijft de lucht in een open vat vloei baar, maar begint natuurlijk door de omringende warmte heftig te koken en is dan in korten tijd daarna geheel verdampt. Deze vloeibare lucht, gele verd door de Linde-machines, wordt gewoonlijk Linde-lucht genoemd. Die Linde-lucht bestaat eigenlijk al lang, maar men zou deze alleen maar kunnen verzenden wanneer de tempe ratuur beneden de kritische bleef, daar ze andei's niet vloeibaar kon blijven en het sterkste vat zou doen springen Dit bezwaar scheen langen tijd onover komelijk, en daarom duurde het lang eer men van de vloeibare lucht oen praclisch gebruik kon maken. Maar kort geleden kwam 't bericht, in de couranten, dat de Duitsche kei zer, door prof. Slaby er op gewezen, den directeur Krijger van do „Gesell- schaft f. Markt- und Kühlhallen" n Hubertusstock had laten komen, om daar van hem proeven te zien, die de bruikbaarheid van vloeibare lucht voor de afkoeling van tafeldranken voldin gend bewezen. Uit dit bericht maakte nuen op, dat er toch een oplossing ge vonden was van de transportvraag, daar deze vloeibare lucht immers van Berlijn naar Hubertusstock vervoerd was. Werkelijk 'is de transportvraag even voldoende opgelcst ais bij het kanuenbier of eenige andere vloeistof, die weken lang bewaard kan worden. Het is dus de vraag, de vloeistof zoo te verpakken, dat de temperatuur 190 onder nul blijft, dan zal ze onder, ge wonen druk toch vloeibaar blijven en de natuurkundiger, behoeven Zich dan niet om den druk te bekommeren, zij kunnen dan al hun scherpzinnigheid voor de tempcratuurskwéstie gebrui ken. Hier 'is nu de zaak een vloeistof dagen, ja weken lang 200 gr. beneden dc omringende temperatuur te hou den. Om dit te kunnen doen, gebruikt men dubbelwandige vaten van glas, waarbij de ruimte tusschen de twee wanden zoo goed mogelijk luchtdicht gepompt is. Daar een luchtledige ruimte de warmte niet geleidt, is het indringen van warmte van huiten door warmtegeiofiding buitengesloten. Oni nu de verwarming van buiten door warmtestraling te voorkomen, zijn de binnenzijden der glaswanden verzil- gen ging het beter, maar hij moest ter uitbreiding zijner kennis en omdat zijn directie het noodig vond1 een paar jaar op het kantoor in Indie, en in dat dure land zou er van het salaris niet veel overblijven, om moeder en de anderen te steunen. Tri huis was het een groote somberheid. Daar was dus eindelijk het zwaard ge vallen, dat zoo lang gedreigd had. Moe der zat zielig en erg oud voor zich uit te staren. Nou wist ze er geen raad meer op. Ze voedde zich niet zoo sterk meer al® vroeger om haar last te dragen, en ging al spoedig eens do familie raadple gen vragen om ondersteuning. Men viel haar niet hard dat was wat 01 1e weerhaansch geweest. Maar is ecne volstrekte weigering onder deze omstan digheden niet even hard. Met roode oogen en moedelijke tred kwam ze thuis. 't Was de avond vóór-het vertrek naar Indië van haar tweede. De drie jonge mannen hadden zitten praten over de aanstaande reis, voor een o ogenblik ver getend de levensomstandigheden, en het bad dor vertrekkende goed gedaan de sympathie van zijn broeders te voelen. Het had zijn hart warm en week ge maakt, en toen moeder binnenkwam liep hij aanstonds op haar af, met een ge voelswarmte die tot dusver vreemd was gewenst tusschen hen. Hij zelte zich naast haar neer, keek haar in het afge tobde, vei'weende gezicht, en liet het hoofd in de handen zinken. Even gingen een paar oogenblikken voorbij, toen had hij weer zelfbelieer- sching gekregen, en aarzelend zei hij: „Kom, moe, u moet niet zoo bedroefd zijn, omdat ik wegga, het is toch in mijn eigen belang!" Toen kwam haar antwoord, het ant woord, dat hem een rilling bezorgde, en vele nachten op zee, en in het verre lanid nog weenen deed: „O, neen, jongen, daar is 't niet om; dat geloof ik wel. Maar zie je, waar moeten wij van te ven?" Het was een practische, nuchtere vraag, een zooals zij altijd zichzelf ge stold hadden, zooals zij vader en moeder, familie en kennissen altijd hadden hoe ren uitspreken, maar op dit ootgenbllik sneed het hem door de ziel. De eigen liefde, vinnig geraakt, deed hot ware gevoel ontwaken. Hij voelde zich bewo gen door deze broodvraag in een uur van afscheid, meer geschokt zelfs dari ooit bij den dood van vader. En de veront waardiging die in zijn stem trilde kwam recht uit zijn. hart toen hij vroeg: „Hè, moeder, meent u dat? Dat kan ik niet gelooven. 't Spijt u toch wel het meest, dat ik wegga, niet?" Ze snikte, zonder veel te zeggen. Toen kwam de oudbte, die tot dusver met ge bogen hoofd had zitten luisteren, wat nader. „Moe," zei hij zacht, en hij richtte haar hoofd op, „moe, ik wist zoo meteen niet of ik nog recht van meespreken had, ik die zonder betrekking ben. Maar niu meen ik toch te voelen, neen ik weet, dat wij onze trots ook mogen laten mee spreken. U hebt ons opgevoed in een verkeerden waan, en wij nemen u dat niet kwalijk, want het was een gevolg der omstandigheden. Maar laten wij niet in onze dwaze vergissing volharden. Voortaan ontzeggen wij onze familie en bedillende vrienden elk recht in deze mee te spreken. Wij zullen voor ons zelf zorgen, want wij hebben alles aan ons zelf te verantwoorden. Niet langer laf hartig geloop naar familie die zich zóó weinig bloedverwant toont, dat zij ons de armoede als een last opdringt. Als wij strijden moeten voor ons levenson derhoud, zullen wij het moedig en flink doen, niet huilerig en terneergedrukt. Zullen wij dat niet jongens? Zullen wij dat moeder. De jonge mannen gaven elkaar krach tig de hand. Maar de moeder bleef zuch tend voort treuren., gevangen in haar leed om den broode. 'n Bitter afscheid voor den vertrekkende!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 8