Licht en Schaduw.
Vloeibare Lucht-
gesteld en bevel over de nieuwe be
manning op zich genomen. Eenige da
gen hield men zuidwaartsche rich
ting. toen men in 't gezicht der Cana.
rische eilanden door een oorlogsbo
dem werd gepraaid.
Uit vlaggen en tuigage kon men
opmaken dat het Iregat tot de Engel-
sche marine behoorde. Matrozen en
mariniers in roocle uniform konden
aan dek worden onder-schei den. Eon
groepje officieren met kijkers en
scheepsroeper gewapend, stond up üe
voorplecht:
Ship ahoy! klonk het door de
spreektrompet. Laat uw schip hij-
draaien en reef de zeTTen of wij schie
ten uw masten overboord!
Kapitein Sinclair antwoordde niet en
stond als een zoutpilaar, onbeweeglijk,
met vooruitgestoken hoofd, naar het
fregat te staren. Allen aan boord wa
ren onrustig, alsof ze bang waren voor
een schot.
Het fregat wendt den steven, riep
de stuurman. Zie die kanonnen eens;
Wat een prachtig gezicht, jongens!
Waarom zouden ze geen boot1
uitzetten? Dat is een slecht vaartee
ken. Dat kan ons het schip kosten.
Hoor eens. kameraad, schreeuw
de oen derde, als die kerels hier aan
boord komen, zijn je leven en je vrij
heid geen cent meer waard.
Dreigend zag de kapitein om zich
heen, doch de mannen hadden voor
hem niet het minste ontzag.
Boem! knalde het eerste kanon
schot en nam als waarschuwing een
stuk van het want en tuigage mede.
Jongens, het volgende schot zal
ons naar den keldïar helpen, als we
niet maken, dat we uit de richting ko
men. We zullen er een lange jacht
van maken. Stuurboord groote bras!
Reven om het schip onder den wind
te brengen. Houdt je goed, maats en
begaat vooral geen domheden!
Sinclair gaf den man aan het roer
een wenk.
De „Florida" vloog als een meeuw
door de golven. Men vluchtte om liet
lijf te bergen en bet groote oorlogs
schip daarginds, grimmig zwijgend,
achtervolgde geduldig zijn prooi.
De stilte duurde niet lang. Een
roodachtig vuur vlamde weer op, een
tweede schot dreunde. De kogel ver
brijzelde het roer. Een derde schot
met schroot geladen trof den kapitein
in volle borst en de lading verspreidde
dood' en verderf onder de bemanning
aan het dek. Zes personen werden ge
kwetst en de overigen gevoelden in
het minst den lust niet den strijd aan
te binden met de zeesoldaten, die in
sloepen het geteisterde schip enterden.
De strijd was afgeloopen: de beman
ning onder behoorlijk geleide werd
aan boord van het fregat gebracht,
waar ze ook de ex-passagiers van cie
..Florida" aantrof. Het fregat had ook
hen opgepikt.
"O"It Liefde.
Naar het Duitsch.
Ik was gelukkig met mijn Giza, vol
komen gelukkig. En zonder er veel over
Schetsen van DEKA.
Ontwaakte trots.
Toen de kinderen allen nog jong wa
ren had dat altijd als een dreigend
zwaard boven hunne hoofden (gehangen.
Ze hoorden hun ouders cr over spreken
natuurlijk, het was beter de kinderen
niet in ij del en waan op te voeden, ze
moesten maar weten dat vader's ziekte
toenam, en er eenis heel spoedig wel
licht een tijd zou komen dat ze zijn
inkomsten moesten derven en aan
armoede waren prijsgegeven. En eigen
wijze ooms en bemoeizieke tantes had
den dat idee altijd bij lie.n versterkt. De
kinderen moesten toch vooral altijd goed
Lee ren, en nooit kleederen dragen boven
hun stand. Was er een op de tram gezien
dan werd/en vader of moeder of het kind
te denken, namen wij het geluk als iets
geheel natuurlijks aan.
Ik beheerde mijn landgoed. Het was
niet zeer groot, maar het was een liefe
lijke omgeving waarin wij samen oris
geluk leefden.
Op bet land leeft men meer bij en voor
elkaar dan in de stad. Vooral de lange
winter-avonden werken de innigheid in
de band: en wanneer men elkaar lief
heeft en zich gelukkig gevoelt is een
discrete lamp dikwijls de stille getuige
van allerlei aardige tooneeltjes.
Giza liet mij haar dagboek zien, dat
zij als bakvischje begonnen was en waar
in zij het laatst iets had geschreven aan
den vooravond van haar bruiloft.
Er stond veel in dat dagboek, waarom
wij lachen moesten. Maar heel mooi wa
ren de laatste woorden, welke zij cr als
jonge bruid in geschreven had.
„Morgen zal ik hem toebehooren
toebehooren voor altijd. O, goede Godi,
geef dat ik steeds zijn geluk, zijn vreug
de blijf, dat het in mijne macht ligt, élke
jvolk van zijn voorhoofd te verdrijven,
ten allen tijde een glimlach om--den ge
liefden mond te tooveren!
Deze meisjesachtige woorden bekoor
den mij. Ik scheurde de laatste beschre
ven pagina uit het dlagboek en borg ze
in mijn portefeuille.
Giza straalde van geluk.
Toen kwam de beurt aan mij ik
kende haar We ine jaloersche hart en
wachtte mij wel. sommige dingen uit
mijn verleden te vertellen. Maar ik zocld
do oud© gedichten op, die ik als Student
in de Sturm-uüd Drang-Periode" mijns
leve nis, later als gelukkige verloofde jon
ge man had gemaakt; wij lazen ze met
de hoofden dicht naast elkaar en alleen
de overkapte lamp was getuige van onze
vreugde, van onze kussen.
Later gebeurde het dikwijls, dat ik
een klein gedicht maakte en het Giza gaf.
Hoe blij zij daarmede was. Zij noemde
mij haar dichter, in haar ooigen was ik
een genie zij leerde de verzen van bui
ten droeg ze met hare mooie stem
bekoorlijk voor, zoodat mijn eigen ge
dachten mij uit haar mond klonken aks
muziek.
Zij boog haar hoofdje op zij, spitste
haar kleinen mond en keek zoo heel
mooi met haar groote oogen.
Wij spraken er samen over, hoe mooi
het zou zijn, onze gedichten in druk te
ziien.
Zwart op wit, op fraai papier, ze
wou ook nog een rood bandje met ver
gulde letters hebben.
Het. gesprek over „onze Kinderen," zoo
noemden wij het boekje, was onuitput
telijk wij gewenden ons aan de ge
dachte, dat het in 't licht komen er van
niets buitengewoon® zou zijn.
Wij hadden beiden wel veel slechter
dingen gelezen, die toch goed opgeno
men en veel (gelezen, werden.
We lazen eigenlijk declameerde Giza
eenige van mijne gedichten in den klei
nen kring van onze familieleden en
vrienden.
Men vond ze prachtig, waarop Giza
met een bescheiden maar toch zegepra
lend glimlachje opmerkte:
in quaestie daarover onderhouden, 't Jon-
ges, ze moesten de dubbeltjes toch wat
meer bij elkaar houden! Was 'n ander
eens aardig, modern gekleed, dan rim
pelden zich dadelijk de voorhoofden van
alle mogelijke bemoeizieken. En al kostte
dit pakje of dat jurkje ook minder dan
mendg saai en taai ouderwetsch kleeding-
stuk, toch b.'even de hoofden schudden.
Zoo kwam er iets vreugdeloos in het
leven der kinderen door het altoos drei
gend geldgebrek. De dood van vader
werd haast ondeigeschikt aan deze stof
felijke gedachte: waar dan het geld vari
daan te halen voor de scholen, voor de
kleeren, voor de schoenen, voor het
eten
Vade.r en moeder leden er onder, veel
vroeger en veel meer dan het eigenlijke
toekomst-ongeluk noodzakelijk maakte.
Zij verloren geheel het kinderlijk-blij
vertrouwen in de toekomst dat vele le
vens. ook donkere, zoo helder maakt.
Zij ontnamen cr hun kinderen een deel
dor levensvreugde door. Dat noodlottig
-geldgebrek der toekomst werd de rem
„Ze zijn van Arthurl"
Het gelukwensclien, het oprechte be
wonderen van de ons goed gezinde vrien
den liield bijna niet op.
Op Giza's jaardag gaf ik haar een klein
hoekje, in rooden prachtband met gou
den letters mijn gedrukte gedichten!
Wat een blijdschap!
I-londterd exemplaren waren spoedig
onder de goede vrienden en kennissen
verdeeld maar er waren er nog
vier honderd, die in hun ongerepte roode
pracht bij den uitgever in de naburige
stad lagen.
Wij waren er intusschen zeker van
dat de voorraad heel gauw zou zijn uit
verkocht, dat men er bijna om zou vech
ten om nog een exemplaar meester te
worden.
Maar dagen en weken gingen voorbij,
zonder dat er een exemplaar gekocht
werd. En zonderling, ik de eenzame
buitenman., wien de akkers en paarden
anders boven alles gingen ik interes
seerde mij sterk voor mijn bundeltje en
ergerde mij over den tegenspoed van
„Onze Kinderen".
Ik reed telkens vaker naar de stad, om
op mijn vraag, „of er iets verkocht
werd", steeds weer „niets" te vernemen.
Ik begon mijne goede luim te verlie
zen, ik werd gemelijk en knorrilg, ook
tegenover mijn Giza.
Wij leden er beiden onder!
Eindelijk, toen ik na vrij geruimen
tijd weer een® ging informeeren bij den
uitgever, ontving ik een antwoord, dat
mij trillen deed.
„Alles verkocht!"
Hoe nu? Aan wien? waren de eerste
vragen, die ik geuit heb.
„De boekverkooper in de hoofdstad
heeft de heel'e oplage gekocht.
Een gelukkige oplossing ik ikreeg
het geld mijn drukkosteai waren ge
dekt en toen onze vreugde thuis.
Mijn goede luim keerde terug; maar
ik zwoer een plechtigen eed, nooit meer
iets te laten drukken. En ik kon mijn
eed heel. gemakkelijk gestand doen, aan
gezien mijn muze door den eersten te
genspoed afgeschrikt volkomen verstom
de.
Wij leefden met ons beiden gelukkig
ons stille geluk.
Toen verloor ik haar!
Deze woorden zeggen veel en toch
zeggen ze niets van 't enorm groote leed,
dat het kleine menschenhart omvatten
kan.
Ik kromde mij onder de vreesolijke
hand die mij neerwierp en dreigde te
verpletteren.
Toen ik weer een mensch werd, wildlc
ik voor eenigen tijd op reis gaan.
Ik kon het in mijn vroeger zoo gezel
lig huis niet langer uithouden, het
waren dezelfde meubels, dezelfde oude
wanden, het was ook dezelfde overkapte
lamp met hetzelfde zachte licht., al
les was er gelijk gebleven alleen zij
zij ontbrak-
Lene, de oude meid, maakte alles in
orde. Maar ten slotte vroeg zij mij, zelf
even naar den zolder te willen gaan
om nog een reiskoffer uit te zoeken. Zij
gaf mij ;een sleutelbos in de hand.
voor alle mogelijke genot der kinderja
ren, zelfs liet gratis-genot, het genot van
een mooie wandeling, van een goed
boek. zij liet dan ook geleend
Toen eindelijk de slag kwam, en vader
zoo goedkoop mogelijk naar zijn laatste
rustplaats was gebracht, verrast!e het
moe zelf zoo gelukkig als de zaken met
een weinig energie marcheerden. Zij
vond zelfs tijd en gelegenheid om het
geestelijk verlies, geleden door den dood
van haar braven, zwoegenden echtge
noot te heweern n. En toch was geen der
familieleden met <56n woord of één daad
te hulp gekomen Met hun waarschu-
wingsstemmen gedurende het leven van
den echtgenoot meenden zij al het ver
schuldigde gedaan te hebben, en bo
vendien het ging dank zij hun verma
ningen, immers goed.
De oudste jongen, die altijd veel liefde
voor de scheikunde aan den dag had
gelegd, word gelukkig geplaatst op een
bureau van bacteriologische onderzoe
kingen Voor den tweede was een
plaatsje als jonigste bediende gevonden
Zoo ging ik naar den zolder.
Het was er warm en stoffig oude
rommel, tuin/gereedschap en oude kof
fers stonden door elkaar.
Ik vond al spoedig wat ik noodig had.
Ik ging aan 't passen met mijn sleu
tels en na een paar vergeefsche pogin
gen sprong 't deksel van den koffer open.
Tot mijn groote verbazing zag ik daar
in, netjes gerangschikt, met den rug
naar boven, pracht bandjes liggen,
„Onze Kinderen". En er waren vete
exemplaren zeer vele een heel'e kof
fer vol. Ik ginlg op de knieën liggen en
telde telde er waren er vier honderd.
Op het deksel van den koffers stond
Giza's adres, maar daarnaast, half af
gescheurd, was ook het adres van den
bekenden boekverkooper te lezen. Ik be
greep de toedracht der zaak. Zij kocht
mijn boeken zij liet ze den boekver
kooper koopen, betoomde hem daarvoor,
en vervolgens, tijden® mijn afwezigheid,
weiden haar de hoeken toegezonden.
Ik verloor mij in herinneringen hoe
het was, toen ik destijds met de blijde
boodschap thuis kwam? Toen vloog zij
mij om den hals, kuste mij lachend en
schreiend en vroeg: „Ben je nu geluk
kig, heeiemaal gelukkig?" En op mijn
vroolijk ja, haakte zij diep, heel diep
adem en zed.de innig, „Goddank!"
Ik lag nog altijd voor den open koffer
geknield, n'iet lettend op de warmte, op
het slof, en op iéts vochtigs, dat mij
langs de wangen -liep.
Waarom dleedt je dat, mijn stille hei
lige? Om mij altijd vroolijk, altijd geluk
kig te zien.
Wat heb je vroeger eenvoudig en in
nig gebeden: „Goede God, geef mij de
macht, elke wolk van zijn voorhoofd te
verdrijven, steedis een glimlach om zijn
mond te kunnen tooveren.
Jij bezat die macht, mijn lieveling!
Mijn goede engel waarom heb je mij
verlaten?
Aannemen
Meneer
-- Feu portie aardbeien-bowl en een
glas vloeibare lucht
Dadelijk, meneer
De kelln iv verdwijnt en keert weldra
terug met een glas aardbeien bowl en
een ander glazen voorwerp met dub
bele slazen wanden, waarin zich een
lichtblauw gekleurde vloeistof bevindl.
De gast giet een weinig van deze
vloeistof over zijn bowl en dadelijk
begint deze krachtig ie koken en te
borrelen, heéle nevels stijgen eruit op.
Het schijnt wel of er kokende punch
in het glas is, maar na een halve mi
nuut is die damp weggetrokken en de
bowl, die eerst warm was, is afgekoeld
en zoo zelfs, dat op de plaats, waar 't
laatste droppeltje van de opgegoten
vloeistof verkookte, een stukje ijs over
blijft.
De café-scene dfie hier wordt voor
op een handelskantoor. Dus was er nog
een kind, dat school ging. 'l Zou er nog
één jaartje opblijven alls het eenigszins
kon, en hot kon doordat moe zich de
nagels stuk werkte het kon door de
opofferingen van alle kanten.
Zoo druilde langzaam het leven voort,
en naar mate de jongen® grooter wer
den on meer verdienden verdwenen de
zorgen. De oudsten verdienden goed voor
hun leeftijd, beiden schonen goed in den
smaak te vallen. Het geheele huisgezin
richtte zich wat hooger op,verhief zich uit
de nederige houding der arme fatsoenlij
ken. En de familie was wol zoo goed ze
in genade aan te nemen. Wel zeker, dat
dal hadden zij 'em aardig gelapt. Maar
kwam liet niet vooral door hun raadge
vingen? Dat moesten moe en de jongen®
toch zeker toegeven'.'f F.n die knikten
maar glimlachend, blij diait zij weer wer
den opgenomen in den kring hunner
gelijken.
Maar 't verkeerde gauw. 't Bacterio
logisch bureau werd opgeheven, en de
oudste op straat gezet. Den tweeden jon
gcisteld, zal men in den volgenden zo
mer meer dan eens in de groote Ber-
lijnsclie café's. kunnen bijwonen.
Eindelijk toch is hot gelukt om vloei
bare lucht tot een gangbaar artikel
vootr den kleinhandel te maken
De vraag is opgelost, want, een ieder
kan tegenwoordig in Berlijn een liter
vloeibare lucht krijgen voor 1,50 Mark.
Korten tijd geléden kon men ook wel
al vloeibare lucht krijgen maar men
kon cieze buiten hét afkoelingstoestel
maar korten tijd bewaren zoodat er
onmogelijk handel in gedreven kon
worden.
Om dit te verklaren moet even een
kort technisch overzicht worden gege
ven.
Er zijn twee manieren om een gas
vormig lichaam vloeibaar te maken,
namelijk door druk <m door verkoeling.
Van deze twee middelen kan men de
afkoeling alleen altijd gebruiken, ter
wijl de druk ons onder zekere omstan
digheden in den steek kan laten Er
is namelijk voor elk gas een zooge
naamde krii/sche temperatuur dwz.,
dat. wanneer een gas eens een tempe
ratuur heeft die hooger is dan de kri
tische. dat ga® niet verdicht kan wor
den al bedraagt de druk ook duizend
atmosferen.
Daarentegen is het wel mogelijk bij
gewonen druk een gas alleen door af
koeling te verdichten, als men maar
ver genoeg gaat met die afkoeling.
Koolzuur bijv. wordt op 0 gr. onder een
druk van 36 atmosferen vloeibaar. Bij
een temperatuur van 15 graden hebben
we reeds 60 atm. noodig en 38 is de
kritische temperatuur van dit gas,
waarboven het dus niet meer vloeibaar
kan worden gemaakt.
Daarentegen is het wel mogelijk,
koolzuur Dij een druk van éen atmos
fcer to verdichten, wanneer men het
tot. 78 otidier nul afkoelt.
In de praktijk nu wordt het vloeiba
re koolzuur, dot overal in de bierbot
telarijen gebruikt wordt, in sterke
smeedijzeren cylinders getransporteerd.
Zij staat hierin onder een druk van
60 atmosferen en deze .soort van ver
zending schijnt niet gevaarlijk te zijn.
De aanbidding der Wijzen uit bet Oosten.
Dit is een reproductie naar de Cranachsche oeroemde houtsnede door
ALBRECHT DURER,
daar het nauwelijks is aan te nemen,
dat koolzuurflesschen aan een tempe
ratuur hooger dan 38 gr. zullen wor
den blootgesteld.
Bij de vloeibare lucht is het een ge
heel andere zaak. Dc kritische tempe
ratuur van lucht ligt zeer laag en wel
bij 140 gr. onder nul. Dit is dan ook
de reden, waarom pogingen tot ver
dichting zoolang mislukt zijn. Hoe
wel eenige natuurkundigen liet gepro
beerd hebben niet een druk van 3000
atm. kon men toch de lucht niet ver
dichten en men rekende die daarom
vroeger tot de permanente, dwz tot de
niet vloeibaar te maken gassen.
Het gelukte eindelijk aan professor
Fictet de lucht door druk en afkoeling
tegelijk vloeibaar te n.aken. Hierop
berusten de machines patent professor
v. Linde, waarmee men door druk en
afkoeling volgens hat tegenstroomings-
principe vloeibare lucht kan leveren
van een temperatuur van 190 gr. on
der nul.
Bij 190 graden onder nul ligt het
kookpunt van vloeibare lucht bij ge
wonen druk dus bij deze temperatuur
blijft de lucht in een open vat vloei
baar, maar begint natuurlijk door de
omringende warmte heftig te koken
en is dan in korten tijd daarna geheel
verdampt. Deze vloeibare lucht, gele
verd door de Linde-machines, wordt
gewoonlijk Linde-lucht genoemd.
Die Linde-lucht bestaat eigenlijk al
lang, maar men zou deze alleen maar
kunnen verzenden wanneer de tempe
ratuur beneden de kritische bleef, daar
ze andei's niet vloeibaar kon blijven en
het sterkste vat zou doen springen
Dit bezwaar scheen langen tijd onover
komelijk, en daarom duurde het lang
eer men van de vloeibare lucht oen
praclisch gebruik kon maken.
Maar kort geleden kwam 't bericht,
in de couranten, dat de Duitsche kei
zer, door prof. Slaby er op gewezen,
den directeur Krijger van do „Gesell-
schaft f. Markt- und Kühlhallen" n
Hubertusstock had laten komen, om
daar van hem proeven te zien, die de
bruikbaarheid van vloeibare lucht voor
de afkoeling van tafeldranken voldin
gend bewezen. Uit dit bericht maakte
nuen op, dat er toch een oplossing ge
vonden was van de transportvraag,
daar deze vloeibare lucht immers van
Berlijn naar Hubertusstock vervoerd
was. Werkelijk 'is de transportvraag
even voldoende opgelcst ais bij het
kanuenbier of eenige andere vloeistof,
die weken lang bewaard kan worden.
Het is dus de vraag, de vloeistof zoo
te verpakken, dat de temperatuur 190
onder nul blijft, dan zal ze onder, ge
wonen druk toch vloeibaar blijven en
de natuurkundiger, behoeven Zich dan
niet om den druk te bekommeren, zij
kunnen dan al hun scherpzinnigheid
voor de tempcratuurskwéstie gebrui
ken. Hier 'is nu de zaak een vloeistof
dagen, ja weken lang 200 gr. beneden
dc omringende temperatuur te hou
den. Om dit te kunnen doen, gebruikt
men dubbelwandige vaten van glas,
waarbij de ruimte tusschen de twee
wanden zoo goed mogelijk luchtdicht
gepompt is. Daar een luchtledige
ruimte de warmte niet geleidt, is het
indringen van warmte van huiten door
warmtegeiofiding buitengesloten. Oni
nu de verwarming van buiten door
warmtestraling te voorkomen, zijn de
binnenzijden der glaswanden verzil-
gen ging het beter, maar hij moest
ter uitbreiding zijner kennis en omdat
zijn directie het noodig vond1 een paar
jaar op het kantoor in Indie, en in dat
dure land zou er van het salaris niet veel
overblijven, om moeder en de anderen
te steunen.
Tri huis was het een groote somberheid.
Daar was dus eindelijk het zwaard ge
vallen, dat zoo lang gedreigd had. Moe
der zat zielig en erg oud voor zich uit
te staren. Nou wist ze er geen raad meer
op. Ze voedde zich niet zoo sterk meer
al® vroeger om haar last te dragen, en
ging al spoedig eens do familie raadple
gen vragen om ondersteuning. Men
viel haar niet hard dat was wat 01
1e weerhaansch geweest. Maar is ecne
volstrekte weigering onder deze omstan
digheden niet even hard. Met roode
oogen en moedelijke tred kwam ze thuis.
't Was de avond vóór-het vertrek naar
Indië van haar tweede. De drie jonge
mannen hadden zitten praten over de
aanstaande reis, voor een o ogenblik ver
getend de levensomstandigheden, en het
bad dor vertrekkende goed gedaan de
sympathie van zijn broeders te voelen.
Het had zijn hart warm en week ge
maakt, en toen moeder binnenkwam
liep hij aanstonds op haar af, met een ge
voelswarmte die tot dusver vreemd was
gewenst tusschen hen. Hij zelte zich
naast haar neer, keek haar in het afge
tobde, vei'weende gezicht, en liet het
hoofd in de handen zinken.
Even gingen een paar oogenblikken
voorbij, toen had hij weer zelfbelieer-
sching gekregen, en aarzelend zei hij:
„Kom, moe, u moet niet zoo bedroefd
zijn, omdat ik wegga, het is toch in
mijn eigen belang!"
Toen kwam haar antwoord, het ant
woord, dat hem een rilling bezorgde, en
vele nachten op zee, en in het verre lanid
nog weenen deed: „O, neen, jongen,
daar is 't niet om; dat geloof ik wel.
Maar zie je, waar moeten wij van te
ven?"
Het was een practische, nuchtere
vraag, een zooals zij altijd zichzelf ge
stold hadden, zooals zij vader en moeder,
familie en kennissen altijd hadden hoe
ren uitspreken, maar op dit ootgenbllik
sneed het hem door de ziel. De eigen
liefde, vinnig geraakt, deed hot ware
gevoel ontwaken. Hij voelde zich bewo
gen door deze broodvraag in een uur van
afscheid, meer geschokt zelfs dari ooit
bij den dood van vader. En de veront
waardiging die in zijn stem trilde kwam
recht uit zijn. hart toen hij vroeg: „Hè,
moeder, meent u dat? Dat kan ik niet
gelooven. 't Spijt u toch wel het meest,
dat ik wegga, niet?"
Ze snikte, zonder veel te zeggen. Toen
kwam de oudbte, die tot dusver met ge
bogen hoofd had zitten luisteren, wat
nader.
„Moe," zei hij zacht, en hij richtte haar
hoofd op, „moe, ik wist zoo meteen niet
of ik nog recht van meespreken had,
ik die zonder betrekking ben. Maar niu
meen ik toch te voelen, neen ik weet,
dat wij onze trots ook mogen laten mee
spreken. U hebt ons opgevoed in een
verkeerden waan, en wij nemen u dat
niet kwalijk, want het was een gevolg
der omstandigheden. Maar laten wij
niet in onze dwaze vergissing volharden.
Voortaan ontzeggen wij onze familie en
bedillende vrienden elk recht in deze
mee te spreken. Wij zullen voor ons zelf
zorgen, want wij hebben alles aan ons
zelf te verantwoorden. Niet langer laf
hartig geloop naar familie die zich zóó
weinig bloedverwant toont, dat zij ons
de armoede als een last opdringt. Als
wij strijden moeten voor ons levenson
derhoud, zullen wij het moedig en flink
doen, niet huilerig en terneergedrukt.
Zullen wij dat niet jongens? Zullen wij
dat moeder.
De jonge mannen gaven elkaar krach
tig de hand. Maar de moeder bleef zuch
tend voort treuren., gevangen in haar
leed om den broode. 'n Bitter afscheid
voor den vertrekkende!