DE SLAVIN. In de schaduw van den dood. DE ZATER DAGAVOND. Eon maand later was poes aan zoo iets al gewend geraakt. Thei'esia en li aar man zalen naast elkaar en poes lag op haar schoot te spinnen In den tijd dat de slavenquaestie in Noolrjdi-Amerika de gemoederen in spanning Meld kwam een jonkman, Stephen Brice genaamd, te Saint Louis waar hij aan het bureau van flen even gevreesden als vermaarden rechter mr. Silas Whipple in de practijk der rechts geleerdheid zoii opgeleid worden. Toen hij op den dag zijner aankomst voordat hij zich naar zijn hieuwen chef begaf, een bank zocht, om zijn duizend dollars, het overschot van een groot vermogen, in bewaring te geven, werd zijn aandacht getrokken door een groole bedrijvigheid Nieuwsgierig bleef hij staan en aanschouwde een tooncel, dat hem met afschuw vervul de. Eenige mannen, vrouwen en kin deren zaten of lagen daar hun beurt af te wachten om als slachtvee ver kocht te worden. De vcndumeesrtei prees zijn waar aan. Eenige bezoekers betastten intusschen de slaven. Ste phen stond als versteend Heeren, riep de vendumeester, ik heb hier 'twee zusters, eigendom van wfjlen den heer Robert Benbouw, van St. Louis, de mooiste deems, die oofit op do markt zijn geweest. Jn, de eeneriepen enkele stern- men. Sal is niet schoon zei de vendu meester, zich tot het donkerste meisje wendende, maar zij is een bovenste beste voor bet werk, gezond sterk en nog geen drie-en-twintig jaar. Tot zijn teleurstelling moest hij Sal voor vierhonderd d'ollairs afstaan. Nu werd het schoone meisje naar voren gebracht. Heeren. biedt, nu eens goed. Heb ik tl ooit, een schooner vrouw kun nen aanbieden? Onder de toeschouwers was een lan ge, magere man met eer. onaangenaam voorkomen. Hij kocht bij voorkeur jonge slavinnen. Hier is mijn vriend Jenkins, hij Weet wat /.e waard zijn. Wat biedt ge Driehonderd dollars. De vendumeester scheen verontwaar digd. Toen riep iemand: Driehonderdvijiüg Dank u mijnheer Colfax zei de vendumeester met een nederige buiging Drio vijfenzeventig. Dat is beter,, mijnheer Jenkins, zei de vendumeester, en naar het meis je ziende, dat de wanhoop ten prooi met gebogen hoofd en gevouwen han den bij hem stond, vervolgde hij kom, kom, een beetje vroolijker. mdisje. eu legde ruw zijn hand onder haar kin om haar 1e doen opzien, Colfax 'werden de woorden van de Lippen genomen. Boven "de hoofden der menschen uit zag hij een jonge man met ten vast beraden gelaal. wiens hc-ldere stem uitriep Vierhonderd. Zelfs de vendumeester scheen over den nieuwen bieder verbaasd en riep, •met vetten vinger naar Stephen wij zend Vierhonderd voorvoordien heer Vierhonderd en vijftig, zei Colfax uitdagend. Jenkins- ging op °en stoep zitten en stak een sigaar op. alsof hij met de zaak niets meer nood'ig had1. Vier vijfenzeventig !-zei Stephen, die door een onweerstaanharen drang gedreven, niet wilde toestaan, dat het meisje het bezit van één dier mannen zou worden. Nu gaat het spannen jongens- riap de vendumeester,' en de monigto schaterde van het lachen. Vijfhonderd gilde Colfax. Jlij wond zich op en bood zoo dikwijls Stephen tien dollar oplegde, vijftig dollar hooger. Ook Jenkins was weer opgestaan en riep, zonder zijn sigaar tt'it den -mond to nemen Achthonderd vijf en twintLet Op dit oogenbhk kwam een oud achtig heer voorbij, die Colfax bij den arm nam en onder het gelach der me- i nigte met zich buiten den lgring trok. Acht vijfendertig, zei Stephen. Nu, mijnheer Jenkins, vooruit., wij hebben er nog twintig na haar. Acht vijftig Acht zestig, riep Stephen, en werd toegejuicht. De heer Jenkins nam zijn sigaar u/it den m'ond en staarde hem aan. Acht vijf en zeventig zeide hij. Acht vijfentachtig Negenhonderd, riep de koopman. Negenhonderd en tien Jenkins nam zijn hoen af en maakte een buiging voor Stephen Zij behoort u. mijnheer, ze'ide hij. Ik kan niet hooger gaan. In Louisville kan ik beter terecht voor minder geld ik feliciteer u. Stephen hield geen geld genoeg over om op de bank te zetten en keerde met, zijn slavin naar huis. waar hij zijn kostjuffrouw, die, evenals de meeste inwoners van Saint-Iouis af schaf stel-" was, den schrik om het hart joeg door'zijn nieuw bezit. 's Middags kwam Stephen Brice op het bureau van mr. Whipple Met doordringende oogen keek de gevreesde man hem aan. en deed' hem eenige vragen dl'ie Stephen blijkbaar naar ge noegen beantwoordde. Mr. Whipple knikte hem althans toe en gaf hem eenige brieven, teneinde daar verslag van te geven. Op hel oogenblik, dat Stephen het vertrek wilde verlaten, ging dc deur open en trad er iemand binnen, die hij züch herinnerde dien ochtend gezien te hebben. Ook deze herkende blijkbaar den jongen man. Het was de oude heer Colfax, die des miorgens zijn zoon van de slavenmarkt had meegenomen. - Mijnheer Wipple, vroeg hij, zijt ge van zienswijze veranderd omtrent den slavenhandel? Verwonderd koek de rechter hem aan. - Hoe komt ge daar toe Weet ge dus niet. diat di.l jong- miensjch hedenochtend een jonge, schoone slavin op de markt heeft ge kocht? Ik dacht, dat hij handelde na mens u. Mijnheer Brice, is dat waar? 1-Iet lis zoo. Neem dan uw jas en hoed en ver laat mijn kantoor, mijnheer Brice. Stephen gehoorzaamde en wilde, gaan doch de stem van den oud'en heer Col- fax hield hein terug. Halt, rechter, ik geloof, dat gij deze zaak niel voldoende onderzocht •hebt. Gemelijk gaf de rechter ton antwoord: Henrietrte Ronner de- bekende kunste nares heeft de poesjes fin, al hun faits et gestes -gadegeslagen. De. poesjes zijn haar lievelingen en ze heeft ze afgebeeld in .alle levensom- Spelende [Katten. standigheden waarin een poes komen gegooid. Een is er liefst boven op go- kropen en loert nieuwsgierig naar be- Op ons plaatje zijn de poesjes aan noden wat zijn natiiiurgenooten doen. spelen. Het kussen is er uitgehaald en dient Ze hebben hun mand onderste .boveneon der katjes tot ligplaats. Uit het Engelsch van E. W. HORNUNG. 43) Morna had niets gezegd. Nu kwam zij vlug ecu paar schreden naar Ra chel toe met vochtige oogen. Maar Rachel hield dé hand op als om haar tegcii te houden. Weet je zeker wie ik ben? Ja, 'Rachel. Rachel Minchin! voegde Rachel er heesch bij. De beruchte Mrs Min chin de Mrs Minchin. die Mr Vena- bles gaarne had zien hangen. Spaar ons. Rachel, spaar ons! Dan verzoek ik je eerlijk met, mij to zijn begrijp mij goed, eerlijk en niet enkel welwillend. Jij zou niet gezegd hebben wat Mrs Vonables tot mij zei; zij zei dat de geheele wereld dacht, dat ik schuldig was. Jij zou dat niet gezegd hebben. Morna. maar ben je zeker dat jo het in je hart niet gedacht zou hebben? Kun je mij in de oogen kijken on mij zeggen, dat je het niet gelooft zooals alle andere? Uit haar vaste, vriendelijke stem klonk geen aarzeling; enkel onuit sprekelijke droefheid. En Morna beantwoordde die vraa; enkel met een zucht, terwijl zij haar armen om Rachel's hals sloeg, terwijl haar echtgenoot zijn hand naar haar uitstrekte. HOOFDSTUK XVIII. De Geno o d igd c Gasten. Het met rozen begroeide huisje van Charles Langholm's droomen, dat we zenlijk buitengewoon bekoorlijk was, stond op een boschachtigen heuvel aan het eind van een dorp ongeveer drie mijlen van Normanthorpe af. Het huisje was in tweeën verdeeld en in do andere helft woonde een achtens waardig echtpaar dat Langholm alle stoffelijke behoeften voor zijn eenvou dig leven verschafte, als hij aan 't werk was. In zijne bevliegingen van luiheid kende men hein daar niet,; dan gaf hij toe aan een neigin tol, zwerven en was hij een reiziger over Europa's aardbodem. Maar hij reisde minder dan toen hij te Londen, woonde omdat, hij in, dit afgelegen, maar vriendelijke boekje van de aarde ,do vrede had gevonden, die zijne ondervinding hem geleerd had als van hooger waarde te be schouwen dan volkomen geluk. De rozen waren niet de eenige ver dienste van dit ideale toevluchtsoord, ofschoon zi j het in den zomer .moeilijk maakte de lovorrJge verdiensten te waar de erenEr was een groote vroolijkc kamer in, het huisje, daar werkte Langholm, daar at, rookte en las hij, kortom, daar bracht hij zijn dag door: zijn bad stond in een ka mertje daarnaast en daarmee verbon den was zijn slaapkamer. Van de eerste verdieping maakte hij geen gebruik; zij stond vol met de veronachtzaamde meubelen van een meer" gewoon huishouden, en Lang holm zette bijna nooit een voet op de trap. De benedenkamers waren zeer eenvoudi«- gemeubileerdl Er was een echt, eikenhouten bureau en eenige solide, gemakkelijke stoelen. De schilderijen bestonden hoofdzakelijk uit portretten van andere schrijvers. Op de bovenverdieping stonden mooie re schilderijen, bedekt onder stof. Langholm, dfie zoo al niet in be kwaamheid dan toch wat tempera ment aangaat een artiest was, vond in de voor- en tegenspoeden van zijn werk die opwinding, die hem een be hoefte was; enkel als een hoek af was. begon de eenzaamheid hem te kwel len; maar noch het een noch het an der was in de laatste weken het ge val geweest. Zijn nieuw boek was ge schreden onder den aandrang van een prikkel van buiten; het was niet als vanzelf ontstaan zooals de andere meer geachte leden van de groole maar niet beroemde familie, waartoe het behoorde. Langholm had zich niot eenzaam gevoeld in de rustpoozen tus- schen de laatste hoofdstukken. Inte gendeel had hij tusschen zijn rozen op en en neer gewandeld met het op gewekte gelaat van iemand, die met kinderlijken geest geniet van de ge lukkige variatie op het werk, lerw'1 3 plaats zitten en als men overtuigd is dat iedere haak goed is vastgemaakt, moet men de rok naar beneden trekken en als ze niet igoedl blijft zitten zonder liaar vast te spelden, moet inen dat zorg vuldig doen. Nadat de rok! vol zorg is rechtgetrok ken 'en over de heupen1 gehangen, komt de beurt aan de taille. Schuif de onlderlclieerenj goed onder de armsgaten, trek de rug naar heneden, voordat die haakjes worden vastgemaakt. Een kleimi handspxegeltje is noodzake lijk om te zien of alles netjes is vastge maakt. Na op deze wijze zich zoo netjes mo gelijk gekleed te hebben volgt de nood- zakeLukheid om die kleeren met élegan- ce te dragen. Dat kan men alleen doen door een niet al te stijve maar toch rech te houding van het lichaam. In verschillende stoken van. Europa —zijn de zeden en gebruiken bij het hu welijk 'in zwang, hoogst onderscheidien'. In Zwitserland veroorlooft de bruid op haar trouwdag niemand zelfs haar ou ders niet, haar op den mond te kussen. In sommige streken van Engeland, giet de keukenmeid kokend water op den drempel, dien liet bruidspaar pas heeft overschreden, met het doel om hem warm te houden voor de volgende bruid.1 De aardige gewoonte om de pantoffel toe te gooien heeft haar origine in Frankrijk. Toen een oude vrouw, het rijtuig van haar jongen koning Lode- wijk XIII op den terugweg van de kerk zag gaan, trok zij liaar schoen uit en die in zijn rijtuig gooiend riep zij uit- ,,Dat is alles, wat ik heb. Majesteit, maar Gods zegen vergezelle u". „Als je niet kunt krijgen, wat j-e noo- dig hebt, moet jo noodig hebben, wat je bezit". Wart eco wereldwijsheid ligt in drie woordenon: voor wie zich daaraan weet te houden, wat een geluk kan zij om zich liegn maken. Om nu maar eenis op het gebied van de vrouw te. blijven. W.at zijn de gevolgen? Geen geklaaig over dienstboden meer. Ieder heeft, baar zwakke, maar ook ie der heeft haar goede zijde en daarom is Bet je nog zoo kwaad niet, al staat haar mond nooit stil en haar werk maar te dikwijls; en van Keetje moot men toch ook wei houden, al is zij wat al te tuk op oen pretje. Geen zuchten over kleine ongesteld heden, die ons dikwijls op het meest on gelegen oogenblik komen plagen, maar die voor de optimistische natuur aanlei- niensch: hij snakt naar rust en heeft hij die eenmaal, vorkregen, dan be valt dlie hem ook weer niet en zoekt hij weer arbeid. Daf, er ambtenaren zouden komen in soorten, lag al dadelijk voor de hand. Ze zijn er dan ook geweest: van de spoor, van de post, van Van Gend en Loos, van do gemeente, van het Rijk, van do telegrafie en van de rekenkamer. De laatste zou, als ik er wat over te zeggen had gehad, zeker in aanmerking gekomen zijn; de heele reiniging is nu eenmaal een quaestie van duiten. Helaas, ook hij is niet op de voordracht gekomen, evenmin als de meesters en die chefs in soorten die zich aanboden. Niet al leen gewone meesters, maar ook tee- kenmeesters, gymnastiekmeesters en keurmeesters en onder de chefs: stati onchefs, bureauchefs, reodérijchefs en afdeelingschefs. 't Zou anders wel aardig zijn ge weest: ee(n gymnastiekmeester als hoofdopzichter van de reiniging. In gedachten zie ik hem al aan 't hoofd van zijn personeel naar en van de belt marcheeren: ,,een twee», een twee een twee, kop hiops, borst vooruit, buik in, rechtop, voorwaarts, marsch!" Of een teekenmoester als remigings- hoofd, met overvloedige gelegenheid voor het maken van realistische stil levens... kortom, de fantasie verliest zich in wijd uitgestrekte velden. En ik vertel dan ook nog maar alleen ding geven tort* grootere hartelijkheid, het bewijzen van kleine diensten en het verhoogen der gezelligheid. Geen tobben over Kees, die zijn schoe nen zoo gauw slijt, over Jaap, die zoo dikwijls school moet blijven en over Johanna, die .geen kopjes wil wasschen. Geen oimoodig geklaaig over leveran ciers, dlie hun plicht verzuimen maar een gedecideerd optreden, clat iedere onaan genaamheid voorkomt. Geen zenuwachtig maken van men schen in de omgeving, want dat brengt allerlei gevolgen mee als daar zijn, het breken van porceliein en glaswerk en an der huisraad; het schreien van de kin deren, het. wegloopen van dienstboden, het mopperen van den echtgenoot, enz. Geen geklaag over het g mis van veel 'geld en goed. Geeni gebabbel over andere menschen en daardoor niemand moedeloos onaan genaam zijn. Een vrouw, die zich, ik zall niet zeggen altijd, want dat is, dunkt me, te veel gevergd en gaat boven men- schelijke krachten, maar laat mij dan zeggen bijna altijd aan dien gulden re gel houdt, zoon vrouw laat bij haar dood een' leege plaats achter, die moei lijk te vervullen is. HUISHOUDELIJKE WENKEN, 1. Om vetvlekken uit een karpet weg te maken, moét men een papje maken van pijpaarde en water, dal, op de vlek ken leggen, de pijpaarde met papier be dekken en daarop een heete strijkbout zetten. Als de bout koud is moet men haar weg nemen maar het papje moet. men pas na minstens twaalf uur weg nemen. Zijn Methusalem. Wanneer koop je nu eens een nieuwen hoed? vroeg mevrouw Bon neman haar echtgenoot. Met dat meubel kun je niet ineer uitgaan. Iedereen lacht je uilt. Ik zal de meid naar den hoedenwinkel zenden om hoeden op zicht dan kunnen we, als je straks terug komt, eir eein uitzoe ken. Professor Bonneman verzette er zich wol tegen afstand te doen van zijn ouden hoed, zijn Methusalem, zooals hij dien noemde, maar me vrouw dreef haar zin door. volledigheidshalve, dat behalve dei ge noemde nog de volgende beroepen onder de sollicitanten waren verte genwoordigd: hoek-, hotel- en procu ratiehouder, aannemer, architect, hoofd-, adjunct- en aspirant-opzich ter, timmerman, lood- en zinkwer- ker, machinist, sigarenmaker, apo theker en deurwaarder. De bonte verzameling is hiermee bekeken. Maar ze zou niet compleet wezen, wanneer we niet vermeldden dat er bij waren, die berichtten, dal zij geheel vrij zijn van sterken drank, andoren die kond deden, dat zij van dat artikel geen misbruik maken, met cjn zonder aanbevelingen en, zooals men zich denken kan van den meest verschil lenden leeftijd: menschen van 20, 30, 40, 50 en 60 jaar. En toch maar twaalf, die ervaring van de zaak had den, dus nog geen acht procent. Er blijkt uit dit geheele relaas, dat u en ik en een ander ons hensch niet be hoeven te geneeren om als er een va cature is, naar de betrekking van keizer van China te dingen ein tege lijk, dat toch in den regel, al is het aantal candidaten ook nog zoo groot het aantal geschikte candidiaton bit ter klein is. Wat een bemoedigende zaak is voor de geschikte candidaten! Quaestie van qualit-eit of quantiteit is ook de leverantie van ons gemeen- De man i.n den winkel kon zijn ooren niet gelooven en informeerde nog eens uitdrukkelijk, of het welbij professor Bonneman moest zijn. De zending hoeden kwam aan, en kort daarna de heer des huizes. Toen Bonneman zich gesteld zag voor het voldongen feit, werd hij treurig. Al'g philosoof voegde hij zich echter in zijn lot. Zwijgend hing hij Methu salem in de kleerenkast en spreidde beschuttend nog een ouden foulard over hem hoen, een eer, welke den hoed voor hert eerdt in vijftien jaren overkwam. Mevrouw Bonneman was spraakza mer. Zij prees, als een advocaat, vorm, kleur en qualiteit van elk der hoeden. Eindelijk slaagde zijn vrouw erin, hem een grooten slappen hoed op te dringen. Moet. het nu werkelijk gebeuren, Amalie? zuchtte hij. Zeker, man. Ge zult eens zien, hoe gauw ge aan dezen hoed gewend wordt. Methusalem was gevallen. Inltusschen had de babbelzieke faam van den hoedenwinkel uitgaande, zich van de zaak meester gemaakt, en groot en klein was nieuwsgierig, professor Bonneman tei zien. Deze liet echter lang op zich wachten; hij was juist verdiept in een wetenschap pelijke verhandeling, en eerst des avonds maakte hij zich op naar den „Rooden Os", helt café, waar hij met eenige vrienden zijn glas bier gewoon was te drinken. Spoedig was, onder 'n potje bier, het wetenschappelijk twistgesprek aan hert tafeltje der geleerden in vol len gang en duurde voort, tot einde lijk eten der heeren aanstalten maak te om te gaan. Wat, al zoo laat? riep Bonne man op de klok kijkend; waarachtig al over tienen! Wacht, ik ga met je mee. De lcellner ging, als gewoonlijk, professor's jas, hoed en stok zoeken, maar bleef erg lang weg. Excuseer me professor, zei hij, eindelijk, terugkomend, ik kan uw hoed! niét vinden; hier zijn uw jas en stok. Nu, ge zult anders mijn hoed wel kennen, ik draag hem al lang ge noeg. Kijk nog eens goed. lelijke gas. „Ja, de voorraad gas zal wel groot genoeg wezen, zeiden de pessimisten, maar hoe zal het wezen met de hoedanigheid?" Ze hebben nu liet antwoord op de vraag. Hert kind kijkt helder uit zijn oogen. zei de burgemeester hij de feestelijke inwijding; het gas is goed. Dc Imperial had ons den laatsten tijd niet verwend, 't Licht was slecht en de druk ontoereikend. De Impe rial was daarvan trouwens zelf zoo overtuigd, dat de Directeur, de heer Breader Brandis zijn oude fabriek eem verschrompelde oude vrouw noemde. Nu kan 't wel wezen, dat sommige gasverbruikers een even hooge, ja zelfs misschien een hoogerei gas- quitantie krijgen, hoewel de gasprijs per meter van negen op zeven cent gedaald is, maar dan ligt dat aan die verbruikers zelf. 't Is in dit blad al eens gezegd, maar ik wil het hier, omdat liet zoo belangrijk is, herha len: de gloeilichtbranders moeten door een bekwamen fitter opnieuw worden ingesteld, omdat de drukking van het gas grooter is dan vroeger. Wie dit nu niot laat doen, heeft kans dat hij meer gas verbruikt dan voorheen, en bovendien nog slechter licht, heeft. Het mes snijdt dan van twee kanten ..in des verbruikers vingers. De Imperial heeft van den over gang nog een voordeeltje. Het over de maand December verbruikte gas De kellner gaat en komt na eenige minuten weer terug. Professor, uw grijze hoed is er niet, er hangt een andere op de plaats Bonneman bromde iets van „ezel" en stapte zelf naar den kapstok om Melthusalem te zoeken. Maar deze was er niet. Vervelend! riep hij, erg vervelend! Nu is een ander met mijn hoed er vandoor! En Bonneman keerde naar zijn ta feltje terug. 't Werd elf uur. Kellner: is mijn hoed or nog niet? Kijk eens alle hoeken na; mis schien is er een andere bovenop ge hangen! riep Bonneman. Er is volstrekt niets tei vinden, meneer, antwoordde de kellner na eenigien tijd vruchlteloos zoeken. De een na den ander nam afscheid, e/n eindelijk zat Bomneman alleen; hij was heel boos, ten eerste om den hoed, ten twee-de omdat hij niet bij tijds naar huis kon gaan. De vele glazen bier hadden hem ook geen goed gedaan; de toestand werd be denkelijk. Toen hij nu zag, dat hij alleen in het lokaal was en dc kellners met- veel drukte do stoelen op dte tafel tjes begonnen te zetten, raakte hij in een soort razernij. Kellner! brulde hij, is mijn hoed er nog ni!et? Dkh kellner, die slaap had en wien net gezeur om den hoed begon te ver velen, antwoordde geprikkeld: Als hij er was, had ik hem alge- bracht; ik begrijp niet, welke ezel het oude potdeksel heeft meegenomen! Methusalem een oud potdeksel! Bonneman werd woedend. De eigenaar van het koffiehuis kwam, vroeg wat er was; hij moest wat beleefd zijn tegen een ouden klant als de professor. De kellners, huis knecht en buffetjuffrouw moesten ge zamenlijk, met stokken en vegers ge wapend, een klopjacht instellen on der alle meubels. Tevergeefs! Methu salem bleef weg. Om den professor nu maar gauw kwijt te raken, snelde do kastelein zelf naar den kapstok en greep den hoed. Daar zag hij een ingenaaid kaartje. Haastig las hij, om ten min ste te weten, wie de eigenaar was van het meubel. „Professor H. Bonneman." komt haar natuurlijk nog ten goede, maar de meteropnemers kunnen niet alle meters in eens nagaan, zoodat (ar eenige dagen vorloopein vóór de opneming heeft plaats gehad. In dien tijd nu gebruiken cle men schen ook gas. maar van de Gemeen- tefabriek, zoodat de Imperial er een voordeeltje hij heeft, dat ik haar evenwel niet misgun. Waarom zou ik? Do Gemeente-lichtfabrieken zullen op hun tijd ook wel een zoet winstje afwerpen. Het verbruik van electri- sclien stroom neemt ook al flink toe, een verbruiker als De Kroon is niet te versmaden cn we zien, dat het Brongebouw, voor wie De- Kroon dan ook wel een concurrent zal blijken te wezen, haar voorbeeld) volgt en ook electrisch licht gaat branden. Vetkaars, waskaars, spaarlamp, pottroleumlamp, gaslicht, gasgloei licht, electrisch licht ziedaar de verschillende phasen van den verlicli- tjingjsgang in weinige tientallen ja ren. Waar zal het eindigen? Het ein digt nooit. Zoolang de mensch be staat, zal hij blijven streven naar meer licht! Gelukkig ook. Maar bij moet toch ook zorgen, dat zijn mooie licht hem niet meer geld gaat kosten, dan noo dig is. En daarom: laat uw branders nazien! FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 7