DE ZATERDAGAVOND.
weg kwamen, zagen zij in de verte een
man aankomen, die een schaap voor
zióh uitdreef. Maak gij nu in de
nabijheid een vuuirtje aan, zei de zoon
tot zijn vader, een mooi vuur, dan
k. in ik straks met liet schaap.
De jongen ging toen den man tot op
korten afstand te gemoet, trok een
pantoffel van zijn voet en legde die
midden op den weg. Dan liep hij een
heel eind verder den weg op, waar
langs de schaapherder komen moes',
legde er zijn tweede pantoffel neer en
verborg zich in liet kreupelhout.
De schaapherder vond de eerste pan
toffel en sprak tot zichzelven Jon
gens. wat een mooie, nieuwe pantof
fel Als ik nu maar dc tweede had,
dan zou ik ze mee naar huis nemen,
maar deze alleen kan tik niet gelbrui-
ken Hij liet haar dus liggen.
Maai* toen hij verder kwam, vond
hij ook dc* andere. Wel kijk, dacht
hij daar is ze. En splinternieuw.
Hij hond het schaap aan een boom
en liep ijlings terug om de eerste te
halen. Vlugeer dan hij was nu even
wel de knaap. Hij sneed het schaap
den kop af stak dien op een paal.
waadde liet meer in opzij van den weg
en zette den paal zóo in den bodem
dat de schapekop een weinig boveu
het water uitstak.
Dan liep hij met het schaap naar zijn
vader en droeg hem op, het schaap
langzaam te braden, terwijl hij de
kleederen en de pantoffels van den
schaapherder gïing halen,
Deze had intusschen de eerste pan
toffel gevonden en keerde zeer verge
noegd naar zijn schaap terug. Doch
toen hij het niet vinden kon, begon hij
te zoeken en te roepen. De knaap, die
zich aan gene zijde van het water had
verstoken, begon nu te blaten en de
man bemerkte thans den schaapskop,
op het water. Snel wierp hij zijne
kleederen af en sprong niet vlei- en
lokroepen in den vijver. Daar de kop
zich echter niet verroerde, pakte hij
hem krachtig beet en hield den
kop in zijn hand. Meenende dat hij
het schaap den kop afgerukt had, zocht
hij naai* den romp, maar kon dien biet
vinden. Gansch ontdaan zwom hij
naar den oever terug en wist niet wat
lieni gebeurde, toen hij ook zijn klee-
ren niet meer vond.
Toen de jonge spitsboef met de klee.
ren van den herder en met zijn pan
toffels weer bij zijn vader kwam,
stond deze eerbiedig op als voor een
oudere. Het schaap lieten zij zich nu
goed smaken en dan kwamen zij over
een. dat dit werkloos leven een einde
nemen moest en dat zij met ernst iets
moesten aanpakken, In de schat
kamer de»s keizers schimmelt het geld,
zei de jongen, we zullen t een beetje
uitluchten
Dien nacht stak de jongen een aan
tal grooie sterke spijkers bij zich en
zi j gingen samen, vader en zoon, naar
het gebouw van den schatkist. Dit
was een hooge toren zonder vensters
of deuren, en met een geheimen onder-
aardschen. ingang. Niemand bewaakte
den toren, omdat toch niemand van
buiten kon binnenkomen.
De longen begon nu zijn spijkers
éen- voor éen op afstanden boven el
kaar 'in den muur te slaan en stelde
zóo een soort ladder samen, waarlangs
Inj tot het dak opklom. Dan sloop hij
den toren in en kwam zoo verscheide
ne malen boven en heneden, en tel
kens bracht hij een deel van den schat
hij zijn vader, tot de Iwee nagenoeg
alles hadden.
Toen '6 morgens daarop de schat
meester kwam, vond hij den toren na
genoeg leeg. En hij begon zoo hard
te schreeuwen,, dat de keizer zelf aan
kwam lo ipen. De keizer was zeer ver
schrikt, toen hij hoorde wat er was ge
beurd. want wat is nu een keizer zon
der geld
Alles weird geprobeerd om dc dieven
op 't spoor te komen, de raad des kei
zers dacht nacht en dag na maar
de schat was en bleef verdwenen.
De keizer meende echter, dal hij wel
Ie weten kon komen, of de dief onder
de inwoners des landls zelf was. Hij
lieteenige zakken dukaten op de groo
ie marktplaats uitstrooien en ging zit
ten uitkijken Maar niemand hukte er
naar de geldstukken, integendeel, de
meesten wéker zelfs voor zonder
om Ie zien. En toch ontbraken eiken
avond een groot aantal goudstukken
De dievenvader en zoon, bestreken
namelijk de zolen van hun schoenen
met pek en zoo vaak zij over het markt
plein gingen, namen zij ongemerkt
een menigte goudstukken mee.
De keizer was woedend. Hij kon
eten noch slapen. En vooral toen de
koning van het naburig land zich om
hem vroolijk maakte-, om den keizer
die geen dieven vangen kon. terwijl
in zijn Rijk geen dief langer dan een
etmaal onontdekt kou blijven. Dit
verdroot den keizer zoozeer, dat hij liet
omroepen, dat de dief zich vrij kon
aangeven, in plaats van straf zou hij
een belooning krijgen.
Dadelijk ging nu de jongen naaj- den
keizer. Zijne Majesteit drukte hem
de hand:, nam hem terzijde en beloof
de hem alles wat, hij maar wilde, m ts
hij den buurman-koning eens hevig
ergeren kon. Nu, zei toen de jon-,
gen, wat zou u ervan denken, als ik
den koning zeiven eens ging stelen, en
hem u, o machtig heer, brengen zou.
Dat zou niet kwaad zijn. meende
d'* keizer, en meesmuilde.
De jongen ging nu met zijn vader op
de kreeftenvangst, en bracht een gr no
te menigte) kreeften samen. Hij bond
ze alle aan een lijn, bekleedde ze met
bonte lappen, kleine klokjes en schel
letjes, zette nog op elk een kaaps, puk-
te ze fin een kist, en droeg ze met zijn
vader samen heimelijk in den nacht
in de Residentie van den koning van
't naburig' land. Daar zetten zij de
kreeften onder 't venster van 's Tu
nings kamer neer. De jongen klopte
aan de ruiten, zoodat de koning ont
waakte en aan het venster kwam.
Wat is er. vroeg hij slaapdronken.
Daar zag hij een merkwaardig lange
rij van lichtjes zich op den bodem
voortbewegen, fladderend en luidend,
zoodat hij zich in een droom waande.
D. engelen komen om je ziel, zei
de jongen met gedempte stem, uw
laatste uur is geslagen. Maar nog is
het tijd te vluchten. Ik kan je redden.
1 mits je doet wat ik beveel.
Alles wil ik doen, stamelde dever-
I schrikte koning.
De beide schobbejakken hieven nu
den koning uit het venster, legden hem
j in de kist, waarin zij de kreeften had-
I den meegebracht, en liepen ijlings
l met hem weg
Aan den uitgang der stad hield een
De grootste kerk op aarde
Van die vierhonderdvijftig kerken
van New-York wordt reeds nu de Ka-
t'ioiieke St. Patrickskatheidraal met
haar muren van wit marmer en haar
twee ruim 100 meter hooge Gothische
torens als de fraaiste en grootste
kerk der Nieuwe Wereld -beschouwd.
En nu is juist te New-York het plan
gevormd een nieuwe Katholieke kerk
te houwen, de grootheid en de macht
der wereldstad waardig, en die aan
uiterlijken om-vang en inwendige
pracht alles moet overtreffen, wat tot
dusver op het gebied van kerkbouw is
gezien. liet devies van den Ameri
kaan blijft, óók als hij kerken bouwt:
,,The greatest of the World" (Het
grootste ter wereld).
De kanunnik van do R. K. kerk te
Ottawa (Canada), J. Bouillon, heeft
het eerst dit. denkbeeld geopperd en
ook roods alle plannen en schetsen
geteekend, waaruit blijkt, hoe hij
zich de uitvoering denkt. Volgens
deze plannen is onze plaat geteekend
die een beeld geeft van de grootsch-
hoid dezer kerk.
Bouillon, die zich altijd druk heeft
bezig gehouden met. architectonische
studiën, voornamelijkwat den kerk
bouw betreft, zag bij een bezoek aan
Konstantinopel de wereldberoemde
Aya Sofia. Dezei door keizer Justini-
anus in de zesde eeuw met ongeëven
aarde pracht gebouwde kerk, dóe der
..Ilagia Sofia" (Goddelijke Wijsheid)
was gewijd, doch sedert de verove
ring van Konstantinopel door die- Tur
ken als moskee dient, maakte op
Bouillon zulk een diepen indruk, dat
h:j liet voornemen opvatte, zoo mo
gelijk. te New-York een bediehuis te
bouwen van grooteren omvang dan
ld© SI. Pieterskerk te Rome, die 50.000
personen kan bevatten, en prachtvol
ler nog dan de Ilagia Sofia.
I Volgens zijn plannen moet de kerk
1150 meter lang, 120 meter breed en
1135 meter hoog worden en 60 70.000
personctn kunnen bevatten. Wat de
i inwendige inrichting betreft, moet
het oude, kostbare mozaikwerk van
de Byzantijnsche Ilagia Sofia er ver-
eengd worden met het beeldhouw- en
schilderwerk van den reuzendom te
Rome.
Slechts vier reusachtige pilaren van
1G meter middellijn zullen het gewel
dig groot© gewelf dragen. De koepel
wordt grooier dan die van de St.
Pieterskerk. Achter het altaar zal een
voorstelling van het Heilige Avond
maal in reusachtige afmetingen wor
den aangebracht en de kerk zal spe
ciaal gewijd zijn aan het heilige sa
crament des altaars.
Vanwaar do millioenen moeten ko
men, diie dit reuzenwerk zal kosten,
is tot, dusver niet bekend gemaakt,
dóch men twijfelt er niet aan, of de
vele dollarkoningen zullen gaarne
koninklijke bijdragen storten tot
streeling van hun national en trots.
schildwacht ze aan. Ilé, wat heb
jelui daarin.
Een zwijn, zeiden zij en schud-
don aan d.e kist, waarin de koning
gromde en knorde.
Vol afschuw van het onreUne dier
liel de wachter hen gaan. Zij sleepten
nu de kist verder en kwamen aan hot
kantoor ven invoerrechten, warn dat
O inbreekt in geen enkel. land
-- Wat heb je daar? vroeg de dou
ane-ambtenaar.
Een dollen hond antwoordden
zij. e.n werkelijk kwam uit de kist het
gehuil van een hond.
Maak dat je wegkomtriep de
ambtenaar, en zij gingen verder.
Het was reeds helder dag. toen z?
in 's keizers paleis aankwamen. Dat
den koning de tijd in de k'ist zeer lang
was gevallen, spreekt vanzelf, en dat
hij blij was, toen voor den derden keer
de kist werd neergezet, evenzeer.
-Wat brengt ge me daar? hooide
hij een bekende stam vragen.
Een ezel, zooalis er geen tweede is.
antwoordden de dieven, en de koning
in de kist schreeuwde gehoorzaam
Ia, ia. ia 1
liet deksel werd opengeslagen en
daar stond de keizer met al zijn raads-
heeren. en zij hielden zich den buik
vast, toen zij den koning in nachtge
waad in de kist zagen liggen en be
lc-efd vroeg de keizer hem
Hoe gaat het er mee
De jongen werd grootvizier en be
wees zijn keizer onschatbare diensten,
liij kreeg vele nakomelingen, die hem
allen, zeer geleken. Wilt gij eén van
hen loeren kennen, zoo gaat dan, waai
de keizers en koningen wonen. Daar
zijn ze te vinden.
Brieven uit Berlijn
(Van onzen Correspondent).
Gorki's Nachtasyl (Scenen aus
den Tiefen dies Lebens) in het
Kleines Theater (Schalt und
Rauch).
Berlijn, 29 Jan. 1903.
Landgenooten, die gedurendó een
verblijf in Berlijn vlijtig de verschil
lende! schouwburgen bezochten, zul
len de overtuiging mee naar huis
hebben genomen, dat eigenlijk in alle
Berlijnsche theaters goed gespeeld
wordt, zoowel in het ernstige als
in het vroolijke genre, zoowel in Ber
liner-. Lessing-, Deutsche©-, Thalia-,
Metropol-, Ne nes Theater en andere,
waar blijspelen, revues, framsche
kluchten ein Duitsche Possen worden
opgevoerd. Overal uitstekend samen
spel en op elk terrein krachten van
dear eersten rang. Meit groot genot zal
men terugdenken aan een voorstelling
van Fuhrmann Henschel of ..Die Ver-
sunlcene Glocke" of ,,Die Weber" in
het Deutsches Theater, dat lange ja
ren algemeen als die beste schouw
burg van Berlijn, ja zelfs van Duitisch-
land werd genoemd.
Niets is bestendig 'van duur. Al
geeft het Deutsches Theater ook nu
nog superieur spel te genieten, de
|é,e(renaam van eersten 'schouwburg
is sinds eenigen tijd! overgegaan op
het intieme Kleines Theater (Schall
Rauch). Unter den Linden, waar
een keurbende van tooneelisten een
ensemblespel te genieten geeft., waar
van men zich in Holland moeilijk een
voorstelling kan maken. Voor dit en
semble hebben verschillende Berlijn
sche schouwburgen een ..aderlating"
ondergaan en hunne beste krachten
moeten afstaan, liet Deutsches Thea
ter: Max Reinhardt, Ilans Wassmann
den geniaten Emanuel Reicher, Les
sing Theater: Rosa Bertens, Gertrude
Eysoladt, Eduard v. Winterstein en
anderen, louter elite-kunstenaars.
Sinds eenige dagen beheerscht het
nieuwe stuk van den Russischen dVa-
malurg Gorki, dat. juist een week
geleden door dit gezelschap voor het
eerst werd opgevoerd, alle gesprekken
in liet. litteraire Berlijn.
Me.n weet niet wat liet meest te
roemen, het werk van den dichter of
het spel: der kunstenaars. Noch
Hauptrniann's nieuwste stuk: ..Der
arme Hteinrich". noch Maeterlinck's
Mori na Vann a werden door die Ber
lijnsche critiek zoo eenparig gunstig
ontvangen als Gorki's „Nachtasyl",
dat door de meest gevierde critici op
één lijn wordt gesteld met het beste
3
Dokter Nicolaujs stond op.
Beste mijnheer Bachmann, Liesje
zal er niet van dood gaan, mettertijd
zullen de pijnen ook minder- worden,
maar den voet vhij gebruiken als ieder
ander meisje van achttien jaar, dat zal
/e. zonder Teplitz nooit meer kunnen.
Bachmann zuchtte diep Hij bracht
den vrieadellijken, ouden heer tot aari
de deur, maar de opmonterende woor
den, die deze nog tot hem Sprak, kon
den de zorgen toen niet van zijn ge
zicht verdrijven.
Toen ging hij haastig in de zijka
mer, waar zijn dochter in een deken
gewikkeld in een leuningstoel aan het
venster zat.
Hoe is 'l er vandaag mee, Liesje
Bezorgd keek de vader in het bleeke
suialie gezichtje.
Goed vadertje, goed. Ik heb van
daag veel minder pijn. Kijk niet zoo
treurig, vadertje, Ik heb wel gehoord,
wat dc dokter u gezegd heeft; maar
wees toch niet bezorgd, als u het geld
niet bijelkaar krijgt. Zoo ben ik ook
tevreden en gelukkig hij heeft toch
gezegd, dat de pijnen mlinder worden,
mettertijd, en meer kan ik niet ver
langen.
Mijn arm kind! Mij n zonnestraal
tje Ik zal alles doen om je weer ge
zond te zien.
Mij gaf haar een kus op 't voorhoofd
ca haastte zich naar zijn bureau. Op
weg daarheen brak hij zich het hoofd,
hoe hij de tweehonderd mark voor Te-
plitz hij elkaar zod sparen. Zijn beidie
zoons waren hei huis uit en daar Lies
je het, huishouden nüet alleen kon be
otieren, moest ze een meid houden
zond at hij, als liij zuinig was, het
kleine bedrag van 25 miark in de maand
kon overleggen. Al het tot nu toe ge
spaarde was door de ziekte van zijn
vrouw, later door ha-ar dood en de be
grafeuis verdwenende rest van het
uoodappeltje had Liesje's ziekte opge
teerd. Hoe nu aan tweehonderd mark
te komen, zonder schuld te maken
De peinzende man streek met zijne
handen door zijn haar. Nu was net
Februari fin Juli was het de beste
lijd voor Teplitz had dokter Nikolaus
gezegd dus had hij vier maanden
tijd. Dertig mark in de maand dat
was 'echter het uiterste waartoe hij
gaan kon, en dan moest er niets bui
tengewoons gebeuren vier maal der
tig mark, dat was honderd twintig
mark. Dan ontbraken nog steeds 80
mark. Bachmann pelinsde verder en
het zweet brak hem uit, zoodat hij
zijn overjas opentrok, ofschoon de Fe
bruariwind snijdend blies.
Tachtig markAls hij eens heele-
maal niet meer rookte hij kon dan
zeggen, dat de dokter het hem: verbo
den had. Ja, dat ging, en dan zijn
biertje, eiken avond, dat kon hij ook
missen. Het was wel zijn eenig genot,
maar wat deed hij niet voor zijn Lies
je, voor zijn arm kind, dat nu reeds
maanden, door derheumatiiek gekweld,
de hevigste pijnen leed en altijd gedul
dig bleef, altijd tevreden wasbier
en sigaren bedroegen zeker in de week
voordeel heeft of kon hebben bij den
dood van Mr. Minchin?
Abel overwoog zijn antwoord.
Laat mij liever zeggen, verklaar
de hij ten slotle, dat. zijn leven hem
veel last kon bezorgen!
-Je bedoelt als Mr, Minchin was
blijven leven?
Ja dat komt. op hetzelfde neer,
niet waar?
Is Mrs. Steel hierbij niet betrok
ken? vroeg Langholm na op zijn beurt
even gezwegen te hebben.
Lieve Hemel, neen! Zij was toen
llOg niet geboren of niemand dachl
nog aan haar, toen wij alle drie ka
meraads waren bij bet ontginnen van
woeste gronden in Australië.
Alle drie!
Steel, Minchin en ik, knikte Abel
bij zijn gloeiende pijpje.
En waren jelui kameraden!
Ja, dat waren wij en dat waren
wij ook weer niet; dat is het juist, zei
Abel nijdig. Het zou voor zekeren
gierigaard nu beter geweest zijn, als
wij toen met elkaar op dezelfde voet
omgegaan waren. Maar dat was nooit
hef, geval. Ik was opzichter op het
oude landgoed naar omstandighe-
den niet zoo'n kwaad baantje en
2 mark, dat was ongeveer 30 mark.
Dan moest er nog 50 mark zijn.
Maar daar was zijn bureau zuchtend
knoopte de bezorgde man zijn jas toe,
nu voelde liij eerst hoe koud het, was.
Sc-cretarils mijnheer Bach
mann riep plotseling een stem ach
ter hem. Maar u loopt, of u haast
liadtWacht alsjeblieft eventjes!
Baehrhann draaide zich om en her
kende den gerechtsraaü Trapp, met
wien hij nu en dan door zijn ambt in
aanraking kwam.
Mijnheel- Bachmann, weet u soms
niet toevallig iemand, die wat voor mij
overschrijven kan, hm eigenlijk is
het een manuscript weet u, ieder
heeft zoo zijn stokpaardje, zoowat
schrijverij is nu, in vertrouwen gc
zegel het mijne. Ik heb echter geen
tijd tot overschrijven. Het moet iemand
zijn. die stilzwijgend'is, waiit ik houd
er nie' van, dat het bekend wordt.
Bachmann liad aJ bij zichzelf beslo
ten dat hij zelf dat werkje- op zich zou
nemen; het was hem als koninklijk
secretaris echter moeilijk dit le zeg
gen en zoo zeide hij, dat hij zich zou
bedenken.
Vioolijker dan sinds lang ging hij
heden naar huis.
Je zult weer geheel gezond worden
Liesje, zei hij opgewekt. Je gaat naar
Teplitzik zal er wel wat op vinden,
om h©t' mogelijk te maken.
De dagen verliepen, en werden tot
weken, deze tot maanden. Bachmann
liad door spaarzaamheid en menig
uur van nachtelijken arbeid zijn doel
bereikt. Het was don 30&n Juni en
goed verborgen in zijn schrijftafel la
gen tweehonderd mark m fonkelnieu
we. bankbiljetten. Liesje zou binnen
eenige dagen vertrekken. Met van
vieugde sneller kloppend haait ging
Bachmann den volgenden morgen naar
zijn bureau. Dat Liesje werkelijk
spoedig weer frisch en vergenoegd zon
liondloopen, hij kon nauwelijks geloo-
veu, dat het waa.r was.
Heden was het een warme dag van
arbeid voor onzen secretaris, de eerste
van de maand en tegelijk van trimes
ter, dan vervielen veel pensioenen en
dan ging menig hnefje van honderd
mark door Bachmann's handen.
Moede en op begon hij laat in den
middag, toen de gewone bureauuren
voorbij waren, zijn kas op te maken.
Blad voor blad van het kasboek werd
opgeteld, alies in de beste orde. Na
tuurlijk, want Bachmann was reeds
twintig jaar aan de koninklijke mili
taire kas aangesteld en bekeind voor
zijn uiterste zorg en nauwkeurigheid.
Maar. wat, was dat? Hier man
keerden honderd mark. Wat, honderd
mark Neen, dat was totaal onmoge
lijk zeker was hij moe en had hij zich
verrekend. Dus nog ©ens van voren
af aaneerste blad, tweede blad, der
de blad Neen, maar dat was nu
toch totaal onm-ogelijk Nu ontbraken
ei- al tweehonderd mark 1 Tweehon
derd mark! De hand van den armen
man beefde toen hij de getallenreek
sen weer en weer narekende het
Minchin opzichter op de tegenwoordi
ge plaats. Maar Steel was de mees-
Ier, vervloekt ja, of Steel de meester
was!
Maar als de plaats aan hem be
hoorde? vroeg Langholm. Ik veronder
stel, dat het een landgoed was? voegde
hij er bij .terwijl een gloeiende von
kenregen het pijpje verliet.
Nu of het een landgoed was? zei
de ex-opzichter. Zelfs omstreeks de
grootste en de beste uit die gezegende
streken, geloof me! Zelfs omstreeks de
halve lengte van uw gezegend oude
landje in 't vierkant! O. ja. hij was
volkomen in zijn recht; hij kocht het
voor een appel en een ei na het slech
te jaar. nu vijftien jaar geleden, en
verkocht het ten slotte voor twee en
een halve tón, nadat hij er eens een
fortuin door gewonnen had door de
schapen alleen al. En wat werd ik
er beter van? vroeg Abel woedend.
Wat was mijn aandeel? Een armzalige
cheque, juist zoo een. als hij mij laatst
gaf, en geen cent meer!
Ik weet. niet, hoe veel dat was,
merkte Langhnltm orj; maar als je
geen deelgenoot, was, dan hadt j®
ook geen recht op de winsten?
Aha! daarover wou ik u spreken,
was zoo, er mankeerden twee honderd
mark.
Bachmann liet zich 'in zijn stoel val
len en wischte zich het angstzweet van
het voorhoofd. „Liesje Teplitz 1" was
het eenige wat hij steeds mompelde.
Hij had heden zooveel papieren geld
door zijn handen laten gaan, en moest
niet gemerkt hebben, dat twee papier-
ij eis aan elkaar- gekleefd zaten. An
ders was het niet te verklaren. Maar
dat dit hem, den ouden practicus, nu
moest overkomen Eén hoop bleef
hem nog, het waren toch allen fatsoen
lijke lui, wiien geld was uitbetaald, en
zeker zou het geld hem morgen wor
den teruggebracht Hiermede troostte
hem ook zijn chejf, wien hij kennis
moest geven van het tekort.
Natuurlijk had onze arme Bachmann
een zeer slechte nacht en honderdmaal
noemde hij zich een ezel een stomme
ling. omdat liem dit nu, juist nu de
genezing van zijn kind op het spel
stond, moest overkomen.
Eindelijk was het tijd om naar het
bereau te gaan. inwendig sidderend,
slechts niet moeite zich goed houdend,
zat onze secretaris aan zijn schrijfta
fel. Elk oogenblik kon, neen moest
de verlossing uit deze angst komen. Als
iemand in de kamer kwam, sprong hij
op als geèlectriseerd. Maar al zijn
hopen bleef vergeefs. Daar, om elf
uur kwam een dame aan de uitbe-
taaltafel en keek Bachman scherp aan
door haar bril.
Wel mijnheer de secretaris, hebt
u gisteren geen onaangename ontdek
king gedaan?
De aangesprokene kreeg een kleur,
boog, en zeide Ja, een zeer onaange
name, ik mankeerde geld uit mijn kas.
Hoeveel? vroeg de dame op kor
ten, zakentoon.
Tweehonderd mark.
Tweehonderd? dat is veel. Ik
ontdekte gisteren bij mijn thuiskomst
dat u me honderd mark te veel hadt
gegeven, maar ik kon onmogelijk den
langen weg naar hier nog eens ma
ken, u hebt u zeker erg beangst ge
maakt
Erg. mevrouw, zuchtte Bachmann
een weinig verlichtik kan u niet ge
noeg bedanken. U weet niet, wat zoo'n
papiertje voor mij beteekent. Nu krijg
!ik moed, dat ook het tweede biljet te
recht komt.
Dat willen we tenminste hopen
het zijn toch allen nette menschen, die
hier hun geld komen halen, De dame
sprak weer op haai- echte zakentoon.
Zeker, zekem mevrouw, haastte
zich Bachmann te antwoorden. Maar,
ziet u, ziet u. in zoo'n geval heb ik
toch liever met dames te doen, die tel
len zorgvuldig hun geld na, voordat ze
het opbergen. De heeren hebber,
meestal nog meer biljetten bij zich.
staken de pas ontvangen e daarbij zon
der ze na te tellen en dan kan de een
of ander een honderdmarkbiljet te veel
bij zich hebben, zonder dat, hij het
weet.
Nu. ik hoop het niet voor u ik
hoop. dat gij het geld terug krijgt.
zei Abel, plotseling veranderend van
toon en van humeur; daarvoor ben ik
hier om u dat te vertellen, als je het
werkelijk wenscht te weten! Een rare
geschiedenis, luister! Eens op een
avond ging ik er heen met een blau
wen bochel zooals ieder anderen zwer
veling, en de volgende week was ik
opzichter op een goede plaats, en mijn
eigen baas Op dezelfde wijze ging ik
laatst op een morgen naar zijn grooi
buitengoed hier en u kont het ge
volg! Het was een cheque met drie
cijfers. Ik ben niet van plan er meer
van to zeggen. Het had er een van
vier cijfer? moeten zijn. Maar waar
om denkt. u. dat hij die cheque gaf?
Niet. uit lietaadigheddi, wees daar
maar zeker van! Ik geef u te raden
waarom.
Het raadsel was misschien gemak
kelijker op te lossen door een ervaren
novellenschrijvetr dan door den ge
middelden practischen. mensch. Dat
soort, raadsel? had Langholm eenige
jaren geleden in zijn boeken uitge
werkt.
Ik veronderstel dat er een geheim
bestaat, zei hij, terwijl hij zijn stok
vaster in de hand nam, plotseling af
keerig van het levende type, dat, tot,
Vriendelijk knikte de dame en ging.
Builen ontmoette ze een bekende,
wien zij het geval met den secretaris
mededeelde.
WatBachmann Heeft Bach
mann die domheid uitgehaald riep
dokter Nükolaus. Het spijt, me voor
den armen kerel, hij kon 't geld nu hee.
lomaal niet missen.
J-Iet eene woord haalde het andere
uit, en spoedig wist freule von Weng
de geheel© geschiedenis met Liesje.
T'.plitz en de tweehonderd mark. De
dame scheen een beter hart te hebben,
dan haar uiterlijk zou doen vermoeden
want ze verzocht den dokter, haar van
't verdere verloop der zaak op de hoog
te :c willen houden.
Ongelukkig bevestigde zich Bach
mann's veinóeden het geld kwam
n! et terug. Alle onderzoek bleef te
vergeefs en of de arme vader zich al
in vertwijfeling de haren uit het hoofd
t.rok de honderd mark werden niet
teruggebracht en Liesjes reis moeist
verschoven worden. In stilte, als va
der liet niet zag, veegde het arme kind
een traan weg ze had al zoo vasj op
genezing gehoopt.
Fenitfe dagen later trad 's morgens
freule von Weng hij dokter Nikolaus
ui diens kamer. Ik kom bij u dokter,
voor clie zaak van secretaris Bach
mann. Het arme kind moet geholpen
worden, het ïnag niet lijden door de
achteloosheid van anderen. Ik ben
zelf niet rijk. anders had ik Bachmann
dadelijk die honderd mark gegeven. Ik
kon er slechts vijfentwintig wegleggen,
maar heb echter van vrienden de rest
bekomen. Hier heb u de honderd
mark. en e-eef ze hem, maar zóo nu,
u zult wel zorgen, dat hij het. niet voelt
's Avonds werden in de eenvoudige
woonkamer van Bachmann tranen van
dakbaarheid en vreugde geschreid.
Verzuchting van een bedelaar:
Dat de eene rijk is en de andere
arm daar heb ik niets op tegen; doch
dat ik steeds de andere moet zijn. dat
vind ik ellendig.
Koetsier (tot zijn heer). Ik zal u
den dienst moeten opzeggen, mijnheer.
Heer. Dat spiit mij. Kees. En
wat reden heb je daarvoor?
Koetsier. Ja, ziet u, telkens als ik
met u uitrijd, hoor ik de lui zeggen:
daar rijdt die schelm weer heen, en ik
weet niet, wie er mee bedoeld wordt.
Mooie aanbeveling.
Oude dokter (tot een jeugdig colle
ga.) Neen, ik raad u sterk aan, om
naar X-huizen te gaan. Ik ben daar zelf
verscheiden jaren werkzaam geweest
prachtige practijk daar en on
der ons gezegd een voortreffelijk
ongezonde ligging.
Kleine jongen. Heeft u al iets ge
vangen?
Hengelaar. Wel neen jongen! Ik
zit hier pas zes uur.
nu toe alleen maar in zijn verbeel
ding had bestaan.
O! U heeft het geraden, fluisterde
het sujet,
Het is duidelijk genoeg.' en dat is
het. wat die zaak betreft, altijd ge
weest, zei Langholm koel. En je kent
dus zijn geheim?
Ja. dat dóe ik. mijnheer.
En kende Mr. Minchin het ook?
Ja.
Je hebt het hem natuurlijk ver
teld?
De minachting, die uit die woorden
sprak, was zelfs voor John William
Abel te veel, ten minste hij scheen
nondig te vinden zijne toestemming
laten vergezeld gaan van een soort
■excuus.
Ik vertelde het. hem. zei hij. want
ik voelde, dat ik het aan hem ver
plicht was Mr. Minchin was een goed
vriend van mij; en we kregen geen
van heiden genoeg voor hetgeen wij
deden. Dat voelde ik; hij wou ze'f
zijn fortuin maken ten koste van ons.
en hi.i zelf alleen maar dat heb ik al
verteld. Een beetje geduld met mij,
mijnheer.
(Wordtver vo lgd)