DE ZATERDAGAVOND. weg kwamen, zagen zij in de verte een man aankomen, die een schaap voor zióh uitdreef. Maak gij nu in de nabijheid een vuuirtje aan, zei de zoon tot zijn vader, een mooi vuur, dan k. in ik straks met liet schaap. De jongen ging toen den man tot op korten afstand te gemoet, trok een pantoffel van zijn voet en legde die midden op den weg. Dan liep hij een heel eind verder den weg op, waar langs de schaapherder komen moes', legde er zijn tweede pantoffel neer en verborg zich in liet kreupelhout. De schaapherder vond de eerste pan toffel en sprak tot zichzelven Jon gens. wat een mooie, nieuwe pantof fel Als ik nu maar dc tweede had, dan zou ik ze mee naar huis nemen, maar deze alleen kan tik niet gelbrui- ken Hij liet haar dus liggen. Maai* toen hij verder kwam, vond hij ook dc* andere. Wel kijk, dacht hij daar is ze. En splinternieuw. Hij hond het schaap aan een boom en liep ijlings terug om de eerste te halen. Vlugeer dan hij was nu even wel de knaap. Hij sneed het schaap den kop af stak dien op een paal. waadde liet meer in opzij van den weg en zette den paal zóo in den bodem dat de schapekop een weinig boveu het water uitstak. Dan liep hij met het schaap naar zijn vader en droeg hem op, het schaap langzaam te braden, terwijl hij de kleederen en de pantoffels van den schaapherder gïing halen, Deze had intusschen de eerste pan toffel gevonden en keerde zeer verge noegd naar zijn schaap terug. Doch toen hij het niet vinden kon, begon hij te zoeken en te roepen. De knaap, die zich aan gene zijde van het water had verstoken, begon nu te blaten en de man bemerkte thans den schaapskop, op het water. Snel wierp hij zijne kleederen af en sprong niet vlei- en lokroepen in den vijver. Daar de kop zich echter niet verroerde, pakte hij hem krachtig beet en hield den kop in zijn hand. Meenende dat hij het schaap den kop afgerukt had, zocht hij naai* den romp, maar kon dien biet vinden. Gansch ontdaan zwom hij naar den oever terug en wist niet wat lieni gebeurde, toen hij ook zijn klee- ren niet meer vond. Toen de jonge spitsboef met de klee. ren van den herder en met zijn pan toffels weer bij zijn vader kwam, stond deze eerbiedig op als voor een oudere. Het schaap lieten zij zich nu goed smaken en dan kwamen zij over een. dat dit werkloos leven een einde nemen moest en dat zij met ernst iets moesten aanpakken, In de schat kamer de»s keizers schimmelt het geld, zei de jongen, we zullen t een beetje uitluchten Dien nacht stak de jongen een aan tal grooie sterke spijkers bij zich en zi j gingen samen, vader en zoon, naar het gebouw van den schatkist. Dit was een hooge toren zonder vensters of deuren, en met een geheimen onder- aardschen. ingang. Niemand bewaakte den toren, omdat toch niemand van buiten kon binnenkomen. De longen begon nu zijn spijkers éen- voor éen op afstanden boven el kaar 'in den muur te slaan en stelde zóo een soort ladder samen, waarlangs Inj tot het dak opklom. Dan sloop hij den toren in en kwam zoo verscheide ne malen boven en heneden, en tel kens bracht hij een deel van den schat hij zijn vader, tot de Iwee nagenoeg alles hadden. Toen '6 morgens daarop de schat meester kwam, vond hij den toren na genoeg leeg. En hij begon zoo hard te schreeuwen,, dat de keizer zelf aan kwam lo ipen. De keizer was zeer ver schrikt, toen hij hoorde wat er was ge beurd. want wat is nu een keizer zon der geld Alles weird geprobeerd om dc dieven op 't spoor te komen, de raad des kei zers dacht nacht en dag na maar de schat was en bleef verdwenen. De keizer meende echter, dal hij wel Ie weten kon komen, of de dief onder de inwoners des landls zelf was. Hij lieteenige zakken dukaten op de groo ie marktplaats uitstrooien en ging zit ten uitkijken Maar niemand hukte er naar de geldstukken, integendeel, de meesten wéker zelfs voor zonder om Ie zien. En toch ontbraken eiken avond een groot aantal goudstukken De dievenvader en zoon, bestreken namelijk de zolen van hun schoenen met pek en zoo vaak zij over het markt plein gingen, namen zij ongemerkt een menigte goudstukken mee. De keizer was woedend. Hij kon eten noch slapen. En vooral toen de koning van het naburig land zich om hem vroolijk maakte-, om den keizer die geen dieven vangen kon. terwijl in zijn Rijk geen dief langer dan een etmaal onontdekt kou blijven. Dit verdroot den keizer zoozeer, dat hij liet omroepen, dat de dief zich vrij kon aangeven, in plaats van straf zou hij een belooning krijgen. Dadelijk ging nu de jongen naaj- den keizer. Zijne Majesteit drukte hem de hand:, nam hem terzijde en beloof de hem alles wat, hij maar wilde, m ts hij den buurman-koning eens hevig ergeren kon. Nu, zei toen de jon-, gen, wat zou u ervan denken, als ik den koning zeiven eens ging stelen, en hem u, o machtig heer, brengen zou. Dat zou niet kwaad zijn. meende d'* keizer, en meesmuilde. De jongen ging nu met zijn vader op de kreeftenvangst, en bracht een gr no te menigte) kreeften samen. Hij bond ze alle aan een lijn, bekleedde ze met bonte lappen, kleine klokjes en schel letjes, zette nog op elk een kaaps, puk- te ze fin een kist, en droeg ze met zijn vader samen heimelijk in den nacht in de Residentie van den koning van 't naburig' land. Daar zetten zij de kreeften onder 't venster van 's Tu nings kamer neer. De jongen klopte aan de ruiten, zoodat de koning ont waakte en aan het venster kwam. Wat is er. vroeg hij slaapdronken. Daar zag hij een merkwaardig lange rij van lichtjes zich op den bodem voortbewegen, fladderend en luidend, zoodat hij zich in een droom waande. D. engelen komen om je ziel, zei de jongen met gedempte stem, uw laatste uur is geslagen. Maar nog is het tijd te vluchten. Ik kan je redden. 1 mits je doet wat ik beveel. Alles wil ik doen, stamelde dever- I schrikte koning. De beide schobbejakken hieven nu den koning uit het venster, legden hem j in de kist, waarin zij de kreeften had- I den meegebracht, en liepen ijlings l met hem weg Aan den uitgang der stad hield een De grootste kerk op aarde Van die vierhonderdvijftig kerken van New-York wordt reeds nu de Ka- t'ioiieke St. Patrickskatheidraal met haar muren van wit marmer en haar twee ruim 100 meter hooge Gothische torens als de fraaiste en grootste kerk der Nieuwe Wereld -beschouwd. En nu is juist te New-York het plan gevormd een nieuwe Katholieke kerk te houwen, de grootheid en de macht der wereldstad waardig, en die aan uiterlijken om-vang en inwendige pracht alles moet overtreffen, wat tot dusver op het gebied van kerkbouw is gezien. liet devies van den Ameri kaan blijft, óók als hij kerken bouwt: ,,The greatest of the World" (Het grootste ter wereld). De kanunnik van do R. K. kerk te Ottawa (Canada), J. Bouillon, heeft het eerst dit. denkbeeld geopperd en ook roods alle plannen en schetsen geteekend, waaruit blijkt, hoe hij zich de uitvoering denkt. Volgens deze plannen is onze plaat geteekend die een beeld geeft van de grootsch- hoid dezer kerk. Bouillon, die zich altijd druk heeft bezig gehouden met. architectonische studiën, voornamelijkwat den kerk bouw betreft, zag bij een bezoek aan Konstantinopel de wereldberoemde Aya Sofia. Dezei door keizer Justini- anus in de zesde eeuw met ongeëven aarde pracht gebouwde kerk, dóe der ..Ilagia Sofia" (Goddelijke Wijsheid) was gewijd, doch sedert de verove ring van Konstantinopel door die- Tur ken als moskee dient, maakte op Bouillon zulk een diepen indruk, dat h:j liet voornemen opvatte, zoo mo gelijk. te New-York een bediehuis te bouwen van grooteren omvang dan ld© SI. Pieterskerk te Rome, die 50.000 personen kan bevatten, en prachtvol ler nog dan de Ilagia Sofia. I Volgens zijn plannen moet de kerk 1150 meter lang, 120 meter breed en 1135 meter hoog worden en 60 70.000 personctn kunnen bevatten. Wat de i inwendige inrichting betreft, moet het oude, kostbare mozaikwerk van de Byzantijnsche Ilagia Sofia er ver- eengd worden met het beeldhouw- en schilderwerk van den reuzendom te Rome. Slechts vier reusachtige pilaren van 1G meter middellijn zullen het gewel dig groot© gewelf dragen. De koepel wordt grooier dan die van de St. Pieterskerk. Achter het altaar zal een voorstelling van het Heilige Avond maal in reusachtige afmetingen wor den aangebracht en de kerk zal spe ciaal gewijd zijn aan het heilige sa crament des altaars. Vanwaar do millioenen moeten ko men, diie dit reuzenwerk zal kosten, is tot, dusver niet bekend gemaakt, dóch men twijfelt er niet aan, of de vele dollarkoningen zullen gaarne koninklijke bijdragen storten tot streeling van hun national en trots. schildwacht ze aan. Ilé, wat heb jelui daarin. Een zwijn, zeiden zij en schud- don aan d.e kist, waarin de koning gromde en knorde. Vol afschuw van het onreUne dier liel de wachter hen gaan. Zij sleepten nu de kist verder en kwamen aan hot kantoor ven invoerrechten, warn dat O inbreekt in geen enkel. land -- Wat heb je daar? vroeg de dou ane-ambtenaar. Een dollen hond antwoordden zij. e.n werkelijk kwam uit de kist het gehuil van een hond. Maak dat je wegkomtriep de ambtenaar, en zij gingen verder. Het was reeds helder dag. toen z? in 's keizers paleis aankwamen. Dat den koning de tijd in de k'ist zeer lang was gevallen, spreekt vanzelf, en dat hij blij was, toen voor den derden keer de kist werd neergezet, evenzeer. -Wat brengt ge me daar? hooide hij een bekende stam vragen. Een ezel, zooalis er geen tweede is. antwoordden de dieven, en de koning in de kist schreeuwde gehoorzaam Ia, ia. ia 1 liet deksel werd opengeslagen en daar stond de keizer met al zijn raads- heeren. en zij hielden zich den buik vast, toen zij den koning in nachtge waad in de kist zagen liggen en be lc-efd vroeg de keizer hem Hoe gaat het er mee De jongen werd grootvizier en be wees zijn keizer onschatbare diensten, liij kreeg vele nakomelingen, die hem allen, zeer geleken. Wilt gij eén van hen loeren kennen, zoo gaat dan, waai de keizers en koningen wonen. Daar zijn ze te vinden. Brieven uit Berlijn (Van onzen Correspondent). Gorki's Nachtasyl (Scenen aus den Tiefen dies Lebens) in het Kleines Theater (Schalt und Rauch). Berlijn, 29 Jan. 1903. Landgenooten, die gedurendó een verblijf in Berlijn vlijtig de verschil lende! schouwburgen bezochten, zul len de overtuiging mee naar huis hebben genomen, dat eigenlijk in alle Berlijnsche theaters goed gespeeld wordt, zoowel in het ernstige als in het vroolijke genre, zoowel in Ber liner-. Lessing-, Deutsche©-, Thalia-, Metropol-, Ne nes Theater en andere, waar blijspelen, revues, framsche kluchten ein Duitsche Possen worden opgevoerd. Overal uitstekend samen spel en op elk terrein krachten van dear eersten rang. Meit groot genot zal men terugdenken aan een voorstelling van Fuhrmann Henschel of ..Die Ver- sunlcene Glocke" of ,,Die Weber" in het Deutsches Theater, dat lange ja ren algemeen als die beste schouw burg van Berlijn, ja zelfs van Duitisch- land werd genoemd. Niets is bestendig 'van duur. Al geeft het Deutsches Theater ook nu nog superieur spel te genieten, de |é,e(renaam van eersten 'schouwburg is sinds eenigen tijd! overgegaan op het intieme Kleines Theater (Schall Rauch). Unter den Linden, waar een keurbende van tooneelisten een ensemblespel te genieten geeft., waar van men zich in Holland moeilijk een voorstelling kan maken. Voor dit en semble hebben verschillende Berlijn sche schouwburgen een ..aderlating" ondergaan en hunne beste krachten moeten afstaan, liet Deutsches Thea ter: Max Reinhardt, Ilans Wassmann den geniaten Emanuel Reicher, Les sing Theater: Rosa Bertens, Gertrude Eysoladt, Eduard v. Winterstein en anderen, louter elite-kunstenaars. Sinds eenige dagen beheerscht het nieuwe stuk van den Russischen dVa- malurg Gorki, dat. juist een week geleden door dit gezelschap voor het eerst werd opgevoerd, alle gesprekken in liet. litteraire Berlijn. Me.n weet niet wat liet meest te roemen, het werk van den dichter of het spel: der kunstenaars. Noch Hauptrniann's nieuwste stuk: ..Der arme Hteinrich". noch Maeterlinck's Mori na Vann a werden door die Ber lijnsche critiek zoo eenparig gunstig ontvangen als Gorki's „Nachtasyl", dat door de meest gevierde critici op één lijn wordt gesteld met het beste 3 Dokter Nicolaujs stond op. Beste mijnheer Bachmann, Liesje zal er niet van dood gaan, mettertijd zullen de pijnen ook minder- worden, maar den voet vhij gebruiken als ieder ander meisje van achttien jaar, dat zal /e. zonder Teplitz nooit meer kunnen. Bachmann zuchtte diep Hij bracht den vrieadellijken, ouden heer tot aari de deur, maar de opmonterende woor den, die deze nog tot hem Sprak, kon den de zorgen toen niet van zijn ge zicht verdrijven. Toen ging hij haastig in de zijka mer, waar zijn dochter in een deken gewikkeld in een leuningstoel aan het venster zat. Hoe is 'l er vandaag mee, Liesje Bezorgd keek de vader in het bleeke suialie gezichtje. Goed vadertje, goed. Ik heb van daag veel minder pijn. Kijk niet zoo treurig, vadertje, Ik heb wel gehoord, wat dc dokter u gezegd heeft; maar wees toch niet bezorgd, als u het geld niet bijelkaar krijgt. Zoo ben ik ook tevreden en gelukkig hij heeft toch gezegd, dat de pijnen mlinder worden, mettertijd, en meer kan ik niet ver langen. Mijn arm kind! Mij n zonnestraal tje Ik zal alles doen om je weer ge zond te zien. Mij gaf haar een kus op 't voorhoofd ca haastte zich naar zijn bureau. Op weg daarheen brak hij zich het hoofd, hoe hij de tweehonderd mark voor Te- plitz hij elkaar zod sparen. Zijn beidie zoons waren hei huis uit en daar Lies je het, huishouden nüet alleen kon be otieren, moest ze een meid houden zond at hij, als liij zuinig was, het kleine bedrag van 25 miark in de maand kon overleggen. Al het tot nu toe ge spaarde was door de ziekte van zijn vrouw, later door ha-ar dood en de be grafeuis verdwenende rest van het uoodappeltje had Liesje's ziekte opge teerd. Hoe nu aan tweehonderd mark te komen, zonder schuld te maken De peinzende man streek met zijne handen door zijn haar. Nu was net Februari fin Juli was het de beste lijd voor Teplitz had dokter Nikolaus gezegd dus had hij vier maanden tijd. Dertig mark in de maand dat was 'echter het uiterste waartoe hij gaan kon, en dan moest er niets bui tengewoons gebeuren vier maal der tig mark, dat was honderd twintig mark. Dan ontbraken nog steeds 80 mark. Bachmann pelinsde verder en het zweet brak hem uit, zoodat hij zijn overjas opentrok, ofschoon de Fe bruariwind snijdend blies. Tachtig markAls hij eens heele- maal niet meer rookte hij kon dan zeggen, dat de dokter het hem: verbo den had. Ja, dat ging, en dan zijn biertje, eiken avond, dat kon hij ook missen. Het was wel zijn eenig genot, maar wat deed hij niet voor zijn Lies je, voor zijn arm kind, dat nu reeds maanden, door derheumatiiek gekweld, de hevigste pijnen leed en altijd gedul dig bleef, altijd tevreden wasbier en sigaren bedroegen zeker in de week voordeel heeft of kon hebben bij den dood van Mr. Minchin? Abel overwoog zijn antwoord. Laat mij liever zeggen, verklaar de hij ten slotle, dat. zijn leven hem veel last kon bezorgen! -Je bedoelt als Mr, Minchin was blijven leven? Ja dat komt. op hetzelfde neer, niet waar? Is Mrs. Steel hierbij niet betrok ken? vroeg Langholm na op zijn beurt even gezwegen te hebben. Lieve Hemel, neen! Zij was toen llOg niet geboren of niemand dachl nog aan haar, toen wij alle drie ka meraads waren bij bet ontginnen van woeste gronden in Australië. Alle drie! Steel, Minchin en ik, knikte Abel bij zijn gloeiende pijpje. En waren jelui kameraden! Ja, dat waren wij en dat waren wij ook weer niet; dat is het juist, zei Abel nijdig. Het zou voor zekeren gierigaard nu beter geweest zijn, als wij toen met elkaar op dezelfde voet omgegaan waren. Maar dat was nooit hef, geval. Ik was opzichter op het oude landgoed naar omstandighe- den niet zoo'n kwaad baantje en 2 mark, dat was ongeveer 30 mark. Dan moest er nog 50 mark zijn. Maar daar was zijn bureau zuchtend knoopte de bezorgde man zijn jas toe, nu voelde liij eerst hoe koud het, was. Sc-cretarils mijnheer Bach mann riep plotseling een stem ach ter hem. Maar u loopt, of u haast liadtWacht alsjeblieft eventjes! Baehrhann draaide zich om en her kende den gerechtsraaü Trapp, met wien hij nu en dan door zijn ambt in aanraking kwam. Mijnheel- Bachmann, weet u soms niet toevallig iemand, die wat voor mij overschrijven kan, hm eigenlijk is het een manuscript weet u, ieder heeft zoo zijn stokpaardje, zoowat schrijverij is nu, in vertrouwen gc zegel het mijne. Ik heb echter geen tijd tot overschrijven. Het moet iemand zijn. die stilzwijgend'is, waiit ik houd er nie' van, dat het bekend wordt. Bachmann liad aJ bij zichzelf beslo ten dat hij zelf dat werkje- op zich zou nemen; het was hem als koninklijk secretaris echter moeilijk dit le zeg gen en zoo zeide hij, dat hij zich zou bedenken. Vioolijker dan sinds lang ging hij heden naar huis. Je zult weer geheel gezond worden Liesje, zei hij opgewekt. Je gaat naar Teplitzik zal er wel wat op vinden, om h©t' mogelijk te maken. De dagen verliepen, en werden tot weken, deze tot maanden. Bachmann liad door spaarzaamheid en menig uur van nachtelijken arbeid zijn doel bereikt. Het was don 30&n Juni en goed verborgen in zijn schrijftafel la gen tweehonderd mark m fonkelnieu we. bankbiljetten. Liesje zou binnen eenige dagen vertrekken. Met van vieugde sneller kloppend haait ging Bachmann den volgenden morgen naar zijn bureau. Dat Liesje werkelijk spoedig weer frisch en vergenoegd zon liondloopen, hij kon nauwelijks geloo- veu, dat het waa.r was. Heden was het een warme dag van arbeid voor onzen secretaris, de eerste van de maand en tegelijk van trimes ter, dan vervielen veel pensioenen en dan ging menig hnefje van honderd mark door Bachmann's handen. Moede en op begon hij laat in den middag, toen de gewone bureauuren voorbij waren, zijn kas op te maken. Blad voor blad van het kasboek werd opgeteld, alies in de beste orde. Na tuurlijk, want Bachmann was reeds twintig jaar aan de koninklijke mili taire kas aangesteld en bekeind voor zijn uiterste zorg en nauwkeurigheid. Maar. wat, was dat? Hier man keerden honderd mark. Wat, honderd mark Neen, dat was totaal onmoge lijk zeker was hij moe en had hij zich verrekend. Dus nog ©ens van voren af aaneerste blad, tweede blad, der de blad Neen, maar dat was nu toch totaal onm-ogelijk Nu ontbraken ei- al tweehonderd mark 1 Tweehon derd mark! De hand van den armen man beefde toen hij de getallenreek sen weer en weer narekende het Minchin opzichter op de tegenwoordi ge plaats. Maar Steel was de mees- Ier, vervloekt ja, of Steel de meester was! Maar als de plaats aan hem be hoorde? vroeg Langholm. Ik veronder stel, dat het een landgoed was? voegde hij er bij .terwijl een gloeiende von kenregen het pijpje verliet. Nu of het een landgoed was? zei de ex-opzichter. Zelfs omstreeks de grootste en de beste uit die gezegende streken, geloof me! Zelfs omstreeks de halve lengte van uw gezegend oude landje in 't vierkant! O. ja. hij was volkomen in zijn recht; hij kocht het voor een appel en een ei na het slech te jaar. nu vijftien jaar geleden, en verkocht het ten slotte voor twee en een halve tón, nadat hij er eens een fortuin door gewonnen had door de schapen alleen al. En wat werd ik er beter van? vroeg Abel woedend. Wat was mijn aandeel? Een armzalige cheque, juist zoo een. als hij mij laatst gaf, en geen cent meer! Ik weet. niet, hoe veel dat was, merkte Langhnltm orj; maar als je geen deelgenoot, was, dan hadt j® ook geen recht op de winsten? Aha! daarover wou ik u spreken, was zoo, er mankeerden twee honderd mark. Bachmann liet zich 'in zijn stoel val len en wischte zich het angstzweet van het voorhoofd. „Liesje Teplitz 1" was het eenige wat hij steeds mompelde. Hij had heden zooveel papieren geld door zijn handen laten gaan, en moest niet gemerkt hebben, dat twee papier- ij eis aan elkaar- gekleefd zaten. An ders was het niet te verklaren. Maar dat dit hem, den ouden practicus, nu moest overkomen Eén hoop bleef hem nog, het waren toch allen fatsoen lijke lui, wiien geld was uitbetaald, en zeker zou het geld hem morgen wor den teruggebracht Hiermede troostte hem ook zijn chejf, wien hij kennis moest geven van het tekort. Natuurlijk had onze arme Bachmann een zeer slechte nacht en honderdmaal noemde hij zich een ezel een stomme ling. omdat liem dit nu, juist nu de genezing van zijn kind op het spel stond, moest overkomen. Eindelijk was het tijd om naar het bereau te gaan. inwendig sidderend, slechts niet moeite zich goed houdend, zat onze secretaris aan zijn schrijfta fel. Elk oogenblik kon, neen moest de verlossing uit deze angst komen. Als iemand in de kamer kwam, sprong hij op als geèlectriseerd. Maar al zijn hopen bleef vergeefs. Daar, om elf uur kwam een dame aan de uitbe- taaltafel en keek Bachman scherp aan door haar bril. Wel mijnheer de secretaris, hebt u gisteren geen onaangename ontdek king gedaan? De aangesprokene kreeg een kleur, boog, en zeide Ja, een zeer onaange name, ik mankeerde geld uit mijn kas. Hoeveel? vroeg de dame op kor ten, zakentoon. Tweehonderd mark. Tweehonderd? dat is veel. Ik ontdekte gisteren bij mijn thuiskomst dat u me honderd mark te veel hadt gegeven, maar ik kon onmogelijk den langen weg naar hier nog eens ma ken, u hebt u zeker erg beangst ge maakt Erg. mevrouw, zuchtte Bachmann een weinig verlichtik kan u niet ge noeg bedanken. U weet niet, wat zoo'n papiertje voor mij beteekent. Nu krijg !ik moed, dat ook het tweede biljet te recht komt. Dat willen we tenminste hopen het zijn toch allen nette menschen, die hier hun geld komen halen, De dame sprak weer op haai- echte zakentoon. Zeker, zekem mevrouw, haastte zich Bachmann te antwoorden. Maar, ziet u, ziet u. in zoo'n geval heb ik toch liever met dames te doen, die tel len zorgvuldig hun geld na, voordat ze het opbergen. De heeren hebber, meestal nog meer biljetten bij zich. staken de pas ontvangen e daarbij zon der ze na te tellen en dan kan de een of ander een honderdmarkbiljet te veel bij zich hebben, zonder dat, hij het weet. Nu. ik hoop het niet voor u ik hoop. dat gij het geld terug krijgt. zei Abel, plotseling veranderend van toon en van humeur; daarvoor ben ik hier om u dat te vertellen, als je het werkelijk wenscht te weten! Een rare geschiedenis, luister! Eens op een avond ging ik er heen met een blau wen bochel zooals ieder anderen zwer veling, en de volgende week was ik opzichter op een goede plaats, en mijn eigen baas Op dezelfde wijze ging ik laatst op een morgen naar zijn grooi buitengoed hier en u kont het ge volg! Het was een cheque met drie cijfers. Ik ben niet van plan er meer van to zeggen. Het had er een van vier cijfer? moeten zijn. Maar waar om denkt. u. dat hij die cheque gaf? Niet. uit lietaadigheddi, wees daar maar zeker van! Ik geef u te raden waarom. Het raadsel was misschien gemak kelijker op te lossen door een ervaren novellenschrijvetr dan door den ge middelden practischen. mensch. Dat soort, raadsel? had Langholm eenige jaren geleden in zijn boeken uitge werkt. Ik veronderstel dat er een geheim bestaat, zei hij, terwijl hij zijn stok vaster in de hand nam, plotseling af keerig van het levende type, dat, tot, Vriendelijk knikte de dame en ging. Builen ontmoette ze een bekende, wien zij het geval met den secretaris mededeelde. WatBachmann Heeft Bach mann die domheid uitgehaald riep dokter Nükolaus. Het spijt, me voor den armen kerel, hij kon 't geld nu hee. lomaal niet missen. J-Iet eene woord haalde het andere uit, en spoedig wist freule von Weng de geheel© geschiedenis met Liesje. T'.plitz en de tweehonderd mark. De dame scheen een beter hart te hebben, dan haar uiterlijk zou doen vermoeden want ze verzocht den dokter, haar van 't verdere verloop der zaak op de hoog te :c willen houden. Ongelukkig bevestigde zich Bach mann's veinóeden het geld kwam n! et terug. Alle onderzoek bleef te vergeefs en of de arme vader zich al in vertwijfeling de haren uit het hoofd t.rok de honderd mark werden niet teruggebracht en Liesjes reis moeist verschoven worden. In stilte, als va der liet niet zag, veegde het arme kind een traan weg ze had al zoo vasj op genezing gehoopt. Fenitfe dagen later trad 's morgens freule von Weng hij dokter Nikolaus ui diens kamer. Ik kom bij u dokter, voor clie zaak van secretaris Bach mann. Het arme kind moet geholpen worden, het ïnag niet lijden door de achteloosheid van anderen. Ik ben zelf niet rijk. anders had ik Bachmann dadelijk die honderd mark gegeven. Ik kon er slechts vijfentwintig wegleggen, maar heb echter van vrienden de rest bekomen. Hier heb u de honderd mark. en e-eef ze hem, maar zóo nu, u zult wel zorgen, dat hij het. niet voelt 's Avonds werden in de eenvoudige woonkamer van Bachmann tranen van dakbaarheid en vreugde geschreid. Verzuchting van een bedelaar: Dat de eene rijk is en de andere arm daar heb ik niets op tegen; doch dat ik steeds de andere moet zijn. dat vind ik ellendig. Koetsier (tot zijn heer). Ik zal u den dienst moeten opzeggen, mijnheer. Heer. Dat spiit mij. Kees. En wat reden heb je daarvoor? Koetsier. Ja, ziet u, telkens als ik met u uitrijd, hoor ik de lui zeggen: daar rijdt die schelm weer heen, en ik weet niet, wie er mee bedoeld wordt. Mooie aanbeveling. Oude dokter (tot een jeugdig colle ga.) Neen, ik raad u sterk aan, om naar X-huizen te gaan. Ik ben daar zelf verscheiden jaren werkzaam geweest prachtige practijk daar en on der ons gezegd een voortreffelijk ongezonde ligging. Kleine jongen. Heeft u al iets ge vangen? Hengelaar. Wel neen jongen! Ik zit hier pas zes uur. nu toe alleen maar in zijn verbeel ding had bestaan. O! U heeft het geraden, fluisterde het sujet, Het is duidelijk genoeg.' en dat is het. wat die zaak betreft, altijd ge weest, zei Langholm koel. En je kent dus zijn geheim? Ja. dat dóe ik. mijnheer. En kende Mr. Minchin het ook? Ja. Je hebt het hem natuurlijk ver teld? De minachting, die uit die woorden sprak, was zelfs voor John William Abel te veel, ten minste hij scheen nondig te vinden zijne toestemming laten vergezeld gaan van een soort ■excuus. Ik vertelde het. hem. zei hij. want ik voelde, dat ik het aan hem ver plicht was Mr. Minchin was een goed vriend van mij; en we kregen geen van heiden genoeg voor hetgeen wij deden. Dat voelde ik; hij wou ze'f zijn fortuin maken ten koste van ons. en hi.i zelf alleen maar dat heb ik al verteld. Een beetje geduld met mij, mijnheer. (Wordtver vo lgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 7