NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
Meestgelezen Dagblad in Haarlem en OniLcreken.
in de schaduw van den Dood,
20e laarman*
Vrijdag 6 Februari 1903
No. 6014
HAABLEItrS
Abonnementsprijs
Voor Haarlem per 3 maandenf 1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente), per 3 maandep1.30
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65
Afzonderlijke nummers0.02Va
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.37Va
de omstreken en franco per post. 0.45
Advertentiën.
Van 15 regels 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Haarlem
is de prijs der Aclvertentiën van 15 regels f 0.75, elke regel meer f 0.-15.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 30 Cent per regel.
Bureaux: Zuider Buiten spaar nc No. 6,
Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 122,
Groote Houtstraat No. 55. Telefoonnummer 724.
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur: J. C. PEEREBOOM.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
Dit blad verschijnt dagelijks, bahalve op Zon- on Feestdagen
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicitê Etrangère O. L. DAÜBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs 31bis Faubourg Montmartre.
Haa neurit* Dagblad van 6 Febr.
»>?at 0. a.
De Dreyfns zaak, Over de oor
zaken van den opstand in Marokko,
Arbeidersbeweging te Amsterdam,
Moord in de Dubbele Buurt.
Bij deze ma
ken wij be
langhebbenden bekend,
dat de Courantenom-
brenger E LÜT
sedert
niet meer
dienst is.
DE ADMINISTRATIE.
Maandag 2 Febr.
in onzen
Buitenlandsch Nieuws
België.
Te Brussel is Woensdag de jonge Van
dermeulen gebracht voor het hof van
assiezen: Vandermeulen, die een bom
gelegd heeft voor het huis van den afge
vaardigde Carton de Wiart.
Hij had van te voren schriftelijk aan
den president bekend, dat hij de bom
inderdaad gelegd had, maar dat hij niet
alleen, schuldig was. Iemand heeft me
geholpen en geraden. Als hij moed heeft,
zal hij dat voor de gezworenen komen
zeggen. Wat mij betreft, ik dacht niet
dat het zoo erg zou wezen. Ik heb me
neer Carton, bang willen maken. Als ik
geweten had wat bet was, had ik het
niet gedaan. Ik had den rug gekeerd naar
het huis, toen de ontploffing heeft plaats
gehad. De ander heeft de bom verschaft".
Voorts verklaarde Vandermeulen in
den brief noch anarchist noch socialist
te zijn.
Waarom dan een bom gelegd? werd
hem nu gevraagd.
Uit de grap, om bang te maken.
Ge ziet er niet naar uit en ge bebt
niet den naam van iemand die grapjes
maakt
In het verdere verhootr noemde hij „den
ander": Cammaerts.
Onder de instructie had Vandermeulen
ontkend dezen Cammaerts te kennen.
Cammaerts, door de justitie reeds in de
zaak gemengd, had zich verscholen ach
ter een alibi. Vandermeulen wraakte dit.
En het bleek, dat beiden zijn gekwetst
bij de troebelen van April en in het gast
huis hebben kennis gemaakt.
Het openbaar ministerie en de rechter
van instructie, als getuige gehoord, acht
ten het beiden zeker, dat Vandermeulen
medplicbtigen had gehad, want hem
ontbreekt de kennis, noodig om een ont-
ploffingsstof, als hier gebruikt is, sa
men te stellen.
Nu werd Cammaerts binnengeleid als
getuige eveneens een jonge man. Hij
werd geboord, niet onder eede. Hij
loochende medeplichtigheid 't parket
deed hem gevangen nemen.
Drie vrouwen, de minnares van Cam
maerts, een meisje van veertien jaar dat
bij hem werkte, en een herbergierster
kwamen verklaren, dat het ality geldig
was en hielden vol, in weerwil der
vreesaanjagende woorden van het open
baar ministerie.
Frankrijk.
De Dreyfus-zaalc.
Het schijnt werkelijk, dat wij in
Frankrijk een herleving van de Drey-
fus-quaestie te wachten hebben.
Voor enkele dagen zeide Jean Jaurès
te Vierzon, dat hij bij de bespreking
van de zaak Syveton 'in de Kamer me-
dedeelingen zou doen in verband niet
die Dreyfus-zaak. Dit wordt als een
feitelijke heropening van die quaestie
beschouwd.
Thans hebben tegelijkertijd de afge
vaardigden Francis de Pressensé, de
redacteur van de Aurore en de schrij
ver ^er prachtige levensschets van ko
lonel Picquart, en Gerault-Richard, de
redacteur van de Petite République,
de aanstaande heropening van deze
geruchtmakende quaestie aangekon
digd. Thans zal glashelder en duide
lijk worden aangekondied, dat Drey
fus onschuldig is, en wie de ware
schuldigen en hun beschermers en
handlangers zijn.
De linkerzijde verdiedirt zich tevens
tegen de reeds uite-esproken beschuldi
ging, dat zij thans de Dreyfus-zaak
weer wil opgraven, en daardoor op
nieuw het land in beroering brengen.
Zij wijst er op, dat de Dreyfus-zaak fei
telijk nooit van de baan is geweest,
en^clat bet juist de nationalisten wa
ren d'ie bij elke gelegenheid poogden
li aar weder ter sprake te brengen, zoo
als nog onlangs is gebleken bij de ver
klaringen van Du Paty de Clam en
anderen in de geschiedenis der Zaak-
Humbert De nationalisten pogen
daardoor telkens opnieuw die Republi
keinen verdacht te maken en daaraan
moet nu een einde komen.
Het krachtig en stoutmoedig optre
den der Dreyfus-partij maakt den fin-
druk, dat zij ditmaal over nieuwe en
zeer belangrijke gegeven® beschikken
hadden zij die niet, dan zouden zij,
vooral na het verschijnen van het boek
van Reinach, waarin de geschiedenis
der zaak zoo objectief mogelijk wordt
uiteengezet. niet pogen die opn'ieuw
ter sprake te brengen.
Voor de rechtbank der openbare
mveiling hebben zij hun pleit al lapg
gewonnen om het ook voor de rechte
banken van hun land te winnen, moe
ien zij thans verbazend sterk staan.
Dnitschland.
De Rijksdag.
In den Rijksdag heeft prins Bis
marck Woensdag zijn hooge instem
ming getuigd met de door graaf Bü-
low afgelegde verklaring dat de ver
bonden regeeringen nog gekant waren
tegen het verleenen van reds- en ver
blijfkosten of presentie-gelden aan de
leden van den Rijksdag. Bismarck
bracht in herinnering dat zijn vader
er ook altijd zoo tegen was geweest,
niet omdat hij bang was voor de soci
aal-democraten want die hadden
in den Noordduitschen constitueer en
den Rijksdag geen zitting maar
omdat hij geen parlementsleden van
beroep wilde kweeken. David Hanse-
mann had, tot bestrijding van de be
zoldiging van parlementsleden, ver
wezen naar het Engelsche parlement,
het bekwaamste ter wereld ,dat geen
vergoeding trok. In de gegeven om
standigheden zou de invoering van
vergoedingen voor de leden van den
Rijksdag neerkomen op een jaarlijksch
geschenk van 30,000 tot 50,000 mk. aan
de sociaal-democratische partijkas! Ik
wensch de verbonden regeeringen ge
luk zoo eindigde Bismarck dat
zij 36 jaar geleden de wijsheid hoog
hebben gehouden.
Barth, van de vrijzinnige vereeni-
ging, vestigde de aandacht op de be
voorrechting van de conservatieve
partij en op de gebrekkige indeeling
van de kiesdistricten. De conservatie
ve partij is veel sterker vertegenwoor
digd dan waarop zij recht heeft. De
bevolking van het Duitsche rijk is, se
dert de indeeling in kiesdistricten, toe
genomen met 18 millioen zielen, voor
namelijk in de steden en de nijver
heidscentra. In het kiesdistrict van
den conserv. Gamp heeft b.v. elk kiezer
twaalf maal zooveel kiesrecht als in
Bochum, Charlottenburg, enz. Dat is
nu het gelijke kiesrecht in het Duitsche
rijk.
Richter zeide ,in antwoord op het
geen Bismarck gezegd had1, dat deze
alles trachtte te verdedigen wat zijn
vader vroeger gedaan had. Nooit had
de oude Bismarck echter grootere fou
ten begaan in zijn binnenlandsche po
litiek dan bij de beoordeeling van de
partij-toestanden en van de daarmee
samenhangende wetten. Herbert Bis
marck had, volgens Richter, niets ver
geten van wat zijn vader voor niet-be-
zoldiging van parlementsleden had
aangevoerd, maar er ook niets bij ge
leerd. Er moest een eind' komen aan de
slechte opkomst van de leden. Als men
zegt (Richter zinspeelde op de laatste
redevoering van den Keizer): Zend de
eenvoudige werklieden uit de werk
plaats hierheen! en dan vergoeding
weigert, dan is dit bittere ironie. Dan
had! men zoo niet mogen spreken. Nu
men het echter gedaan heeft, moet
vergoeding volgen.
Een vrijspraak.
Het rijksgerechtshof te Leipzig heeft
in hoogsten aanleg een arbeider vrij
gesproken, die wegens het veroorzaken
van den dood door schuld1 tot een
maand gevangenisstraf was veroor
deeld, omdat hij zijn dochtertje dat
aan beeneter gestorven was, niet in
het izekenhuis had laten opnemen. De
man had tot zijn verontschuldiging
aangevoerd dat noch de patiënte zel
ve ,noch zijn vrouw van de overbren
ging iets hadden willen weten en dat
hij aangezien hij van den vroegen
qnorgen tot den laten avond in een ijzer
smelterij werkte, machteloos stond te
genover beider verzet.
De procureur-generaal van het
rijksgerechtshof brandmerkte het ver-
oordeelend vonnis als hoogst opmerke
lijk en ongewoon. De vorige rechter
had gezegd dat de beschuldigde had
jtnoeten inzien" dat de toestand van
zijn dochter een verpleging in het
ziekenhuis vereischte. Wilde men
echter dit beginsel algemeen toepas
sen, dan zou vermoedelijk het meeren-
deel van de ouders die zieke kinderen
hebben, in staat van beschuldiging
gesteld moeten worden. Als ieder ver
plicht zou zijn te erkennen dat ge
neeskundige behandeling noodzakelijk
was, zouden all© menschen die alleen
vertrouwen hebben in behandeling
3oor een homoëopaath of een natuur-
dokter, in dergelijke gevallen moeten
terechtstaan. Het staat echter ieder
een vrij zich al of niet geneeskundig te
laten behandelen. Het hof vereenigde
zich met deze zienswijze, hief het von
nis op en sprak de beschuldigde van
de straf en de kosten vrij.
Marokko
De oorzaken van den opstand.
Harris, de bekende correspondent van
de „Times" in Marokko, heeft in de Na
tional Review een artikel geschreven
over de oorzaken' van den opstand.
Hij verhaalt eerst van de 'nieuwigheden
van allerlei aard, die onder buitenland-
schen invloed, hoofdzakelijk uit Enge
land en, Frankrijk, aan het hof van den
jongen sultan Abd-el-AzLs werden inge
voerd, gedurende de laatste jaren. De
eene modern-Europeesche fraaiigheid
verving de andere, maar gewoonlijk lag
al dat moois eenige maanden later te
verroesten of te bederven in de bijge
bouwen van het paleis. De Sultan ech
ter omringde zich bij voorkeur met zijn
Europeesche ambtenaren, raadgevers
vleiers, en hij was zoozeer igewend ge
raakt aan de westersche gebruiken, dat
zelfs als hij te paard uitreed, onder zijn
wapperenden witten boemoes Engelsche
laarzen voor dien dag kwamen.
Harris erkent dat de overwegende En
gelsche invloed den Sultan vaak moei
lijkheden berokkende, niet alleen bij zijn
onderdanen, maar ook bij de Franschen,
Spanjaarden en Italianen aan zijn hof,
maar hij was vast overtuigd dat Enge
land hen zou bijstaan zoodra er gevaar
dreigde. „Het is opmerkelijk, voegt Har-
ris hieraan toe, dat Engeland met zijn
streven, andere natiën te hervormen,
vaak een liberalere politiek volgt dan
het zelf toepast... Zoo hebben wij in Ma
rokko een belastingregeling helpen in
voeren die wij in Indië zelf noch invoe
ren noch aanbevelenswaardig achten.
Wij doen proefnemingen met den eigen
dom van anderen, want raadgeven is
goedkooper dan zelf iets doen".
Het op Engelsch advies ingevoerde be
lastingstelsel nam wel misbruiken weg,
doch verbitterde niet alleen de ambte
naren, die er natuurlijk bij te kort kwa
men, maar zelfs het volk dat, vol wan
trouwen, in de belastingen niets anders
zag dan een nieuwe, vermomde poging
tot afpersing. Alles bijeengenomen acht
Harris deze eerste krachtige poging,
door den tegenwoordigen Sultan ge
daan, om den toestand in zijn land te
hervormen, volkomen mislukt, en het is
niet waarschijnlijk dat de proef spoedig
herhaald zal worden, na de ervaring die
Abd-el-Azis er mee opgedaan heeft. 1
Stadsnieuws.
Haarlem, 5 Febr. 1903.
Het Tarief van Onderstand.
Onze lezers weten nog, hoe in de vo
rige Raadsvergadering verzocht werd,
een advies van het Burgerlijk Armbe
stuur over eenige amendementen, die
door leden van den Raad op het tarief
van onderstand worden voorgesteld, te
laten drukken. Van de tafel van het aa-
gelijksch bestuur kwam toen tegen dat
verzoek bezwaar, maar niettemin besloot
de Raad er op in te gaan, zoodat thans
dan ook dit advies gedrukt voor ons ligt.
Het Burgerlijk Armbestuur begint met
in herinnering te brengen, dat het vol
gens de Armenwet geen gewone liefda
digheid kan zijn, maar enkel en alleen
een maatregel van politie, omdat het B.
A. alleen dan onderstand verleenen mag,
wanneer kerkelijke of particuliere in
stellingen dit niet doen en dan nog
slechts bij volstrekte onvermijdelijkheid.
Hieruit volgt, dat de bedeeling door
het B. A. niet hooger wezen moet, dan
die van genoemde instellingen, vooral
omdat deze laatsten kunnen weigeren
wanneer zij willen, terwijl het B. A., bij
gebleken volstrekte onvermijdelijkheid,
helpen moét. Ten slotte wijst het B. A.
er op, dat zijn steun niet meer mag zijn,
dan een tegemoetkoming in den onder
houd van den arme.
Komende tot de amendementen, zegt
het B. A., dat verhooging van den on
derstand in geld van de zes eerste cate-
goriën (voorsteFGroot) 1470 per jaar
meer voor dezen vorm van bedeeling
voTderen zou, terwijl in 1901 nog pas het
geld voor de oudere bedeelden belang
rijk werd verhoogd.
Wat aangaat het voorstel van ditzelfde
Raadslid om het bedrag voor verple
ging van lieden, die niet in 't Armhuis
kunnen worden opgenomen, van f 2.50
op f 4 te brengen, doet het B. A.
merken, dat deze personen alles te za-
men gerekend, thans reeds meer dan fi
ontvangen. Verhooging der kraambedee-
ling van t 1 tot t 2.50 (voorstel—Groot)
acht het B. A. niet gewenischt, omdat
ook bij kerkelijke armbesturen die
kraambedeeling f 1 bedraagt en kraam
vrouwen zoo noodig kunnen worden ge
rangschikt onder de rubriek, waarin bij
bijzondere gevallen liggingsstukken kun
nen worden uitgereikt.
De kosten voor verpleging van een ou
derloos of verlaten kind van t 2 op f 3
te brengen (voorstel—Schram) acht het
B. A. evenmin noodig. Dergelijke verple
ging in een particulier gezin komt zel
den voor en tot dusver kon die altijd in
een geschikt gezin geschieden.
Uitdeeling van brood, meer dan eens
per week (amendement—'van de Kamp
en Modoo) is volgens het B. A. onnoo-
dig, omdat het brood in den regel strekt
voor twee dagen. De bedeelden zelf acht
ten dan ook uitdeeling meermalen per
week, niet noodig.
De voorgestelde vermindering van
brood voor zieken komt ten goede aan
bet gezin, dat daardoor de dubbele hoe
veelheid ontvangt, als wanneer bet hoofd
van het gezin gezond is.
Turfbedeeling aan kraamvrouwen door
25 eieren te vervangen (amend.-v. <L
Kamp) is ongewenscht. Staat er eenmaal
in het tarief dat eieren worden verstrekt,
dan moeten die gegeven worden ook al
is daarvoor geen noodzaak en is er wel
noodzaak, dan niet meer dan 25. Ver
klaart thans de geneeskundige, dat de
kraamvrouw versterkend voedsel noodig
heeft, dan kunnen niest slechts eieren,
maar ook melk en andere versterkende
middelen worden uitgereikt.
Ten slotte doet het B. A. een beroep op
het vertrouwen van den Raad, wijst er
op dat zijn leden dikwijls buitengewone
nooden door de liefdadigheid van een
of anderen stadgenoot lenigen en verzoe
ken ten slotte, om redenen van practi-
schen aard, het tarief voortaan voor de
gemeentebegrooting, bijv. in April, vast
te stellen.
Uitstel opening. Wegens verhin
dering van den Minister van Binnen
landsche Zaken tot bijwoning der offi
cieels opening der Haarlemsche Huis
houd en Industrieschool op Zaterdag
e. k. is deze vastgesteld op Zaterdag 14
dezer ten 2-| uur en zijn de gezonden uit-
noodigingen geldig voor dien datum.
De afdeeling Haarlem en Om
streken der NederLandjsche Maatschappij
voor Tuinbouw en Plantkunde vergadert
op Donderdag 5 Februari a.s. 's avonds
ten half acht ure, in 't Gebouw „Weten
en Werken," alhier.
Agenda: 1. Ingekomen stukken. 2. Le
zing van den heer E. H. J Cuneaus over
Kasplanten voor snijbloemen-cultuur. 3.
Onderlinge tentoonstelling. 4. Vraagbus.
Stukken van den Gemeenteraad
Voorstel van B. en W. om een bedrag
van t 1SOOO beschikbaar te stellen voor
herstellingen van het orgel in de Groote
Kerk, die acht k negen maanden arbeid*
zullen vorderen.
Voorstel van B. en W. om f 2500 be
schikbaar te stéllen voor het maken van
plannen van uitbreiding der gemeente,
zooals de woningwet die voorschrijft.
Voordracht voor onderwijzeres aan
de 5de tusschenschool (vacature Mej. A.
Rob):
Mej. A. G. Kloeke, Mej. J. M. E. van
Baer, beide te Haarlem en Mej. M. C.
Hoeksema, te Hillegom.
Idem voor onderwijzer aan de 6de
tusschenschool (vacature Berrevoets): W.
C. R. Elzinga en C. Overbeek, beide te
Haarlem en D. Weeshoff, Scbagerbrug.
B. en W .dragen de ontwerp-veror-
dening op het brandblusschen voor,
waarop door den heer Modoo c.s. enkele
bekende amendementen zijn ingediend.
In hoofdzaak nemen B. en W. die over.
Naar wij vernemen moet de
burgemeester het bed houden wegens een
lichte influenza.
DecaféhoudierP. Casséewerd
Woensdag door den kantonrechter ver
oordeeld tot t 3 boete, wegen* het zon
der vergunning van B. en W. disponi-
Fe a illeton.
TJit het Engelsch
van
E. W. HORNUNG.
Beste kerel! mompelde hij met
een mengsel van schrik en verwijt,
alsof Langholm er aanspraak op
maakte de vierde dimentie ontdekt te
hebben. Het kostte den amateur de
tective niet weinig moeite niet uit te
schreeuwen, dat hij als hij wilde,
de hand op hem kon leggen. De on
gesproken woorden werden opgeslokt
en een eenvoudige herhaling kwam
er voor in de plaats.
Wat mij zelf betreft, ik zou er
een eed op kunnen doen, voegde
Langholm er bij. Het staat echter
nog te bezien, of er genoeg overtui
gend! bewijs tegen hem is in te bren
gen.
Heb je die politie ervan m kennis
Nog niet.
Zij schijnen hier iets op het
ispoor te zijn, weet je dat?
Ze kunnen van mij niests weten.
Het was onmogelijk nog langer te
twijfelen aan den ernst <van Lang
holm's geagiteerde manier van dioen.
Hij deed' zijn best, zijn aandoening
te onderdrukken, maar dat versterkte
den indruk, dat hij inderdaad iets
ontdekt had, dat hij zelf eerlijk als
de waarheid beschouwde. Onmiddel
lijk veranderden toon en houding van
zijn gastheer.
Beste vent. zei hij, vergeef mij
mijne lichtzinnigheid. Als je werke
lijk iets gevonden hebt. is het een
wonder; maar wonderen gebeuren zoo
nu en dan. Hier is dei vijver en daar
de bewaarplaats der booten achter
die rhododendrons. Hoe zou je het
vinden, als je mij het overige in de
boot vertelde? In het midden van den
vijver behoeven wij niet telkens over
onze schouders te kijken.
Een oogenblik dacht Langholm aan
het meest voor de hand liggende, en
laagste redmiddel; maar het volgend
oogenblik herinnerde hij zich niet al
leen dat hij kon zwemmen, maar ook
de onbegrijpelijke sympathie voor
dezen man die een nog gemeener
schurk in zijn hart had doen ontwa
ken. Langholm liet zich er heen lei
den, en na eenige minuten roeiden
zij middien in den vijver, Steel roei
ende. terwijl Langholm tegenover
hem zat op de roodfluweelen kussens.
Ik wilde je. zei de laatste, eerst
op die hoogte brengen van de soort
getuigenis, die ik tegen hem in kan
brengen, alvorens... alvorens een
stap verder te gaan. Ik... ik dacht, dat
het welwillender zou zijn.
Steel trok zijn dikke wenkbrauwen
even op.
Hert zou aangenamer voor u zelf
zijn, dat stem ik toe. Twee hoofden
weten meer dan een. en... natuurlijk
ben ik te overtuigen.
Maar nu was zelfs Langholm niet
vatbaar voor de sombere woordspe
ling; hij had zijn zakboekje te voor
schijn gehaald, en bladerde daarin
zenuwachtig; het product van zijn
meest slapelooze nacht in de stad.
Heb je alles opgeschreven?
Ja, hernam Langholm, zonder
zijn oogen op te slaan; ten minste ik
maakte eenige aanteekeningen be
treffende een mogelijk zoo niet een
werkelijk beschuldigende zaak tegen
den man. dien ik bedoel.
En wat is het eerste punt? vroeg
Steel, die allengs weer verviel inden-
zelfden toon, die Langholm bij de
wandeling zoo gehinderd had. doch
dien hij nu niet meer opmerkte.
Het eerste punt, zei Langholm
langzaam, is dat hij in Chelsea was,
of ten minste niet verder dan op een
mijl afstandl van het tooneiel van den
moord, in den nacht van dat misdrijf.
Zoo zullen er wel meer geweest
zijn, merkte Steel glimlachend op,
terwijl hij de roeispanen op en neer
in het water liet gaan zonder inder
daad te roeien.
Maar hij verliet zijnhij ging
omstreeks dien tijd uit! verklaarde
Langholm met dat gewicht, dat die
omstandigheid in zijn eigen oogen
had.
- Daarvoor kun je ham moeilijk
laten hangen.
Hij zal moeten bewijzen, waai*
hij toen wtas.
Ik ben bang, dat jij eerst wat
meer zal moeten bewijzen.
De aanteekeningen van Langholm
schenen ook al geen indruk ta ma
ken. Steel had een oogenblik gezwe
gen en toen hij de laatste woorden
sprak, was er een eigenaardige, nieu
we klank in zijn stem. Langholm was
te verontwaardigd om op dergelijke
kleinigheden te letten, of aandacht te
schenken aan de snel opvolgende uit
drukkingen van Steel's gelaat. En
dat was jammer voor hem.
- Het volgende punt is dat. hij on
twijfelbaar Minchin leende...
Zoooo!
Dat hij een rijk man was en is
terwijl Minchin toen stond op den
rand van een bankroet, en dat Min
chin pas zes-en-dertig uur vóór zijn
eigen dood ontdekte, dat hij in Enge
land was, toen schreef hij naar zijn
ouden vriend om geld.
En heb je werkelijk dat alles
kunnen vaststellen?
Steel hield zich heelemaal niet
meer. alsof hij roeide; zijn toon was
in den vollen zin des woords vol be
wondering. en zijn donkere oogen
schenen Langholm te willen door
zien.
Ik kan het bevestigen, was het
antwoord.
Ik zou zeggen, dat je wonderen
verricht hebt; maar je zal toch nog
wat meer moeten zien te weten te ko
men. voor ze te Scotland Yard naar
je willen luisteren. En nu wat het
motief betreft?
Daarover wou ik juist beginnen;
hqt is het laatste punt, waarover ik
je nu wil lastig vallen. Langholm
keek nog eens in zijn aanteekeningen
deed toen het zakboekje dicht en stak
het in zijn zak.
Het motief, ging hij voort, stout
moedig Steel in de oogen kijkend,
het motief is zelfverdediging! Daar
over kan geen twijfel bestaan; alles
wijst er op, dat Minchin van plan
was dezen man geld af te persen, om
ten minste zijn eigen schulden in de
City te Londen te kunnen vereffenen.
Hem geld afpersen?
Weqr veranderden stem en hou
ding en nu werd het we<l degelijk
door Charles Langholm opgemerkt.
Dat Minchin in het bezit was
van een geheim betreffende dien man
welk geheim hij besloten was tot
eigen voordleel aan te wenden, daar
aan kon niet den minsten twijfel be
staan.
Steel zat bewegingloos met de oogen
naar den bodem geslagen. Het was
absoluut onmogelijk ta raden, wat
hij dacht; zelfs toen hij ten laatste zijn
oogen opsloeg en Langholm nog een3
aankeek, de natuurlijke ondoorgron
delijkheid van dezen man was ster
ker dan ooit.
Dus nu weet ik alles! zei hij.
En zelfs zijn toon kon het gevolg
zijn van vrees of van minachting,
men kon er niets uit opmaken,
Ik wou niet graag, dat ik in dien
man zijn schoenen stond, merkte
Langholm op.
(Wordt vervolgd.)