Licht en Schaduw.
DE STROOZAK.
4
DE ZATERDAGAVOND.
vendigheid vertelde, hoe alles gebeurd
was.
Ik heb die geschiedenis sinds dien
lijd dikwijls verteld aan mijn eigen
blonden iongen, wiens blauwe oogen
droomerig 'in bet vuur staren, terwijl
wij opletten, of de kastanjes al zwar
ter en goed worden. Hij vlijt zich dan
tegen mij aan en bedeltToe, nog een
maal de geschiedenis van Tonino. En
weemoedig lachend kus ik de blonde
lokken van rnijn kind, en denk d'aarbij
Aan een arme vrouw, die minder ge
lukkig is dan ik en aan baar eens
zoo vriendelijken kastanje jongen.
Het was in den oogsttijd, groot en
klein was druk in de weer de glan
zende briune vruchten binnen te bren
gen. Tonino was de vlijtigste. Niets
maakte hem moe. hij kon immers zoo
goed klimmen en goed tegen de zon.
Toen waren vreemdelingen in het doip
gekomendie hadden een wonder
schoon dochtertje, met haar als goud.
en een hulid zoo zacht als een perzik
bloesem. Het heette, dat het meisje
ziek was, en hier moest rust nemen,
eer men verder naar het zuiden ging.
Tonino kon maar niet begrijpen, dat
ze werkelijk een menschenkind was
het scheen hem als ware een engel uit
het paradijs gedaald. lederen wensch
las hij het lijdende jonge wezentje
can de lippen, haalde voor haar bloe
men en vruchten, en 's avonds, als de
maan met zilveren glans over het Lin
da! straalde, de witte steenen toover-
achtiig belichtend, als het donkere kas-
tanjeioof, door een koeltje bewogen,
droomerig flufeterd'e. als ver, heel in
de verte, de Medesirno rookte, dan nam
hij zijn mandoline, en zong de zieke
in slaan.
Felicia heette ze, maar Fee" noem
den haar vader en moeder haar.
De dorpsschoolmeester schudde zeer
wijs het hocfd, toen Tonino hem vroeg,
welke heilige dien naam gedragen
had Geene, dat stond vast. Fee be-
teekende Fata, tooveres, en was op
en top heidensch-. Dat de hemel ech
ter niet met zich liet spotten, was hier
weder bewezen.
Het hart dreigde Tonino te barsten,
zoo wee, zoo wee deed het hem Mijn
heer Carelli ging door voor een auto
riteit, maar deze maal twijfelde de
knaap aan de woorden van den grijs
aard. Misschien vergiste d'ie zich ook
eens. Dat de Fedischi's heidenen wa
ren, geloofde de Italiaan nooit ofte
nimmerze gingen immers alle Zon
dagen naar de kerk, net als de andere
bewoners van San Giacomo en eens
had Fee immers aan Tonino gevraagd,
om haar naar den Campo Santo te
brengen, wat hij ook gedaan had. En
lang bad het meisje toen op een om
gevallen steen gezeten, op het vrien
delijke dorpskerkhof, de handen ge
vouwen, en de oogen vol verlangen ge
richt op 't gouden licht der ondergaan
de zon.
Neen, ze was een Christen, meester
Carelli mocht zeggen, wat hij wilde.
Maar het meisje werd altijd bleeker
en immer1 vermoeider. Nu ging ze al
niet eens meerulit, maar liet zich door
Tonino op zijn sterke armen dragen
In de eerste van de drie ijsperiodes,
welke deze winter tot nu toe heeft
gebracht, in November van het vorig
jaar, was het ijs op de uitgestrekte,
onderwatergeloope-n vlakten langs den
I-Iavel, waarvan de Spree, het stroom
pje, waaraan Berlijn ligt, een bijrivier
is,, 45 en meer centimeters dik ge
worden. Er was een drukte van geweld
op de eindelooze banen, niet alleen
overdag, maar ook 's avonds, bij heer
lijken maneschijn.
Schaatsenrijders, ijsschuitjes en vis-
schers bewogen zich op het glimmende
ijs en zelfs zag men wandelaars, toe
gerust met ijssporen en ijsstokken, die
van de gelegenheid gebruik maakten,
,om/ ontdekkingstochten te onderne
men in de anders 'moeielijk toeganke-
Hengelaars op het ijs.
lijke deelen van het waterrijke oever
landschap.
Met groote netten vischten de vis-
sjchers onder het ijs. Van bijt tot
bijt haalden zij met laage staken de
touwen van het net naar voren, tot
eindelijjk de windassen, ieder door
vijf man bediend, aan den gang kon
den gezet worden en met urenlangen,
moeielijken arbeid het net onder het
ijs doortrokken. Vijf tot zes duizend
kilogram visch zijn in gunstige geval
len aldus in de groote netten gevan
gen, altijd 's nachts.
Maar naast de beroepsvisschers, die
ook het kleine net niet versmaadden,
verschenen eveneens 's nachts talrijke
liefhebbers, hengelaars, om groote ga
ten, den schrik der schaatsenrij
ders in het ijs te hakken en daarna
te hengelen, meestal met gunstig re
sultaat. De arme, onder het dikke ijs
ingesloten visschen, zwommen van
alle kanten naar zulk een gat, om
versche lucht te happen en werden
zoodoende gemakkelijk een prooi van
den hengelaar.
De hengelaars kwamen volledig toe
gerust in ijsschuitjes. Niet alleen visch-
gerei maar ook kleine ijzeren kachels
en kook toestellen brachten zij mee en
onder het visschen werd op het ijs
koffie gezet en groc toebereid en in
groote hoeveelheden verzwolgen. Dik
wijls werden pasgevangen visschen ge
kookt en genoten.
in de verwarmende zon. Eens zag ze
den postwagen den weg afkomen. Er
bovenop zaten twee Engelsche dames
en ieder had een bouquetje alpenrozen.
Oh alpenrozen vroeger pluk
te ik die zelf, zeide Felicia half luid,
en twee tranen rolden over haar blee-
ke wangen.
'isNachts was Tonino verdwenen,
niemand kon ook maar gissen, waar
hij gebleven zou zijn in dien donkeren
nacht, terwijl de sirocco woedde.
Tegen den avond van den derden
dag. toen het kerkklokje droevig luidde
over den dood van een afgestreden, lie
felijk menschenkind, droegen vier
mannen een baar van Isolato naar San
Giacomo. Op die baar lag Tonino's ont
zield. jong lichaam. De knaap moest
bij het bloemenplukken op de pashoog
te gevallen ziin, want in zijn verstijfde
vingeren hield hij nog steeds een rui
ker bloeiende alpenrozen geklemd.
Thans slapen het Italiaantje en het
Diutsche meisje reeds teng naast el
kaar op het kleine kerkhof van San
Giacomo.
Oude, op zichzelf staande menschen,
die een bescheiden en teruggetrokken
leven leiden, worden in de fantasie
van achterdochtige, hebzuchtige fa
milieleden en kennissen gewoonlijk
gedoodverfd als schraapzuchtige indi
viduen, te gierig zelfs om voor eigen
gebruik het allemoodigste te nemen
van den verborgen schat, die, hetzij in
een oude kous, achter een steen in
den muur of onder de kachelplaat
voor de oogen van al de nieuwsgieri
gen onzichtbaar is.
Van alle voorwerpen echter, die zich
in de verbeelding der massa eigenden
tot geheime bewaarplaats van schat
ten, mocht sinds onheugelijke tijden
de stroozak zich in de bijzondere po
pulariteit verblijden.
De oude Krelis hield er zulk een
stroozak op na.
Alle familieleden en dat waren
er niet weinig in het dorp verkeer
den in de heilige overtuiging, dat het
kleine, dorre, verschrompelde man
netje met de sluwe oogjes en het door
trapte lachje om den mond,... alleen
daarom met een zoo spottende kalmte
Schetsen van DE KA.
Van drie reiziger
Eigenlijk had ik hier boven willen zet
ten van de «taking maar dat onder
werp wordt in de kranten al zóó druk
besproken dat ik vreesde m'n lezers een
beetje te vervelen.
Een leuke oude heer heeft mij het ver
haal der drie reizigers verteld, en ik zal
trachten het weer (ie geven.
Het lokaaltje naar Arem dan boe
melde tevreden over de avond-heide, 't
Was koud en guur weer, en de drie
eonige reizigers waren dicht bij elkaar
geschoven in de coupé derde klasse, ver
langend door een gezellig praatje het
lange eind reizen te vergeten. D. w. z.
twee van hen. De eene was een oude
lieer, mijn oude heer, die een jarige zus
ter In Arem ging verrassen. De tweede
was een jong schildersgezel, een onbe
zorgde, vrije Jongen, met flapperend
zwarte strakdas en democratische denk-
beelden. De derde een ietwat mager,
melancholiek en dichterlijk onderwijzer,
pas onlangs in Arem benoemd en zich
naar zijn woon- .en standplaats bege
vende.
't Was in den tijd der stakingen. De
atakings-manie was ais een besmettelij
ke ziekte over het land gevaren, en
maakte overal slachtoffers actieve of
passievelWas het wonder dat ditmaal en
bij uitzondering het praatje nu eens niet
liep over het weer van vandaag, van
gisteren, van eergisteren en een jaar ge
leden, maar over de stakingen.
De eigenlijke woordvoerder was de
schildersgezel. Hij was blijkbaar trotsch
op dezen socialen tijd, alsof ze door
hèm zoo gebakken was. Dat was eerst
je ware zag mijnheer wel dat de macht
zoo langzamerhand verplaatst werd naar
de groote massa, waar ze thuis behoor
de. En maar heel kort zou het duren,
misschien vandaag, misschien over een
jaar, dat de bezittende klasse de kracht
van den ontwaakten leeuw zou voelen.
De oude heer knikte kalmpjes, en
bracht nu en don een „alste pas,
waarop zijn jeugdige reisgenoot dan met
veel vuur op antwoordde: De derde mak
ker, de voorganger der jeugd, zat stil en
somber onder dat sociale gesnap naar
buiten te kijken, waar nu en dan wat
regen viel. En hij trachtte zich voor te
stellen, hoe hij op zijn standplaats met
de mooie natuur daar omheen, bijv. Zon
dagsmorgens over de zonnige hei zou
dwalen.
Opeens scheen het dat de trein zijn
vaart minderde en van schijn werd
het al spoedig werkelijkheid. Ja waar
achtig! Wat zou dat zijn, Zeker een on
veilig sein. Vervelend, dat scheelde al
weer een paar minuten.
Het zou méér schelen, want toen de
trein geheel en ai gestopt was, bij het
kleine, spaarzaam verlichte halte-station,
kwam de conducteur meedeelen dat men
hier wel kon uitstappen de trein ging
niet verder.
Wat zal me nou gebeuren? schreeuwde
de gezel, heb ik daarvoor een. kaartje
naar Arem genomen? Moeten we soms
vannacht hier blijven slapen? Waarop
de conducteur kalmpjes en droog ant
woordde: „De heeren kunnen doen wat
ze willen, maar de trein gaat niet ver
der. Er is een staking voor Arem uitge
broken, en we mogen, niet verder rij
den.
Maar man riep de schoolmees
ter nu ook bevend uit dat is toch onge
hoord! Weetgij lieden wel dat dit plicht
verzuim is. Ik zal er dat beloof ik u
mijn beklag over doen bij de spoorweg
directie.
Goeden avond, antwoordde de con
ducteur ik woon hier toevallig. Als u
wilt kunlt u nog meerijden tot het ran
geerterrein dan gaan de machinist en
de stoker er ook van af.
Wat schoot er oveT te doen? Al het ra
zen van den Jeugdigen democraat, al het
weeklagen van den mageren school
meester hielp niet, men steeg uit, en be
sloot op den lakonieken raad van den
ouden heer, rond te zien of men niet op
een andere manier te Arem kon komen?
Edoch een trekschuit bestond er niet,
aangezien de hei igeen kanaal noch wa
ter bevatte, de luxe van een, laat staan
drie fietsen, was even onbekend, en het
eenlge vervoermiddel was de stakende
trein, want de omliggende, rijtulg-bezlt-
DE ZATERDAGAVOND.
5
op het doen der menschen neerzag,
omdat hij den ,,aap" binnen had.
Het op familie-bijeenkomsten uitge
broede geheim van Krelis' schat ging
ten slotte zoo lang rond tot zijn rijk
dom vaste overtuiging werd bij alle
dorpsbewoners.
Liet do oude man zich al eens ont
vallen: Als ik moppen bad, ging ik
nog eens een paar dagen naar Amster
dam, waar ik vroeger altijd zoo'n pret
gehad heb, dan stootte men elkander
aan en lachte veelbeteekenend.
Op een Zondagnamiddag, terwijl
de meeste dorpsbewoners in de kerk
waren, bevonden zich bij de burge
meestersvrouw twee dames op visite,
die, evenals de gastvrouw, door ban
den des bloeds aan Krelis verbonden
waren.
De koffie en de taartjes waren zoo-
als men die slechts bij de meest in
vloedrijke vrouw van het dorp mocht
verwachten. Aan stof tot praten ont
brak het ook niet, want in dorp en
stad is voor vindingrijke en mededeel
zame zielen altijd nieuws genoeg om
er een stillen Zondagnamiddag geheel
mede te vullen.
Ten slotte echter, nadat iedereen
zoowat de revue gepasseerd had, kwa
men de dames op hun lievelingsthe-
ma:den geheimzinnigen stroozak van
den ouden neef. Teder had een nieu
we bijdrage, dat het precies zoo was
als men altijd gezegd had en hoe la
ger de koffiespiegel in de kan daalde,
hoe langer zich de avondschaduwen
over den tuin verspreidden, des te
grondiger drong men in de bijzonder
heden van het onderwerp dooi'.
Het gaat toch niet langer zoo, be
sliste eindelijk de burgemeestersvrouw
dictatoriaal.
Stel je eens voor, dat men zijn
geld stal, opperde d© andere nicht,
hij sluit zijn huisje nooit af.
Een onzekere blik vloog van de een
naar de ander en de derde nicht, gaf
uiting aan het bij do drie dames te
gelijk opkomend plan: Hij is zeker
ook naar de kerk, we zouden ons
eens kunnen overtuigen.
En nu werd het een fluisteren, mom
pelen, voorstellen, tegenwerpen,
waarschuwen en wederkeerig elkaar
aanvuren, tot vijf minuten later de da
mes de een na de ander, het vertrek
verlieten om oogenschijnlijk een
luchtje te scheppen.
Na een behoedzaam verkennen
van den omtrek ontmoetten zij elkaar
weer voor het afgelegen huisje van
Krelis. Nog eon schuw rondkijken en
het drietal sloop naar binnen
In het vertrek tikte do hangklok
eentonig en klagen, overigens was bet
stil. Daarna hoorde men niets anders
dan het geklap van een schaar en het
knisteren van weerbarstig zakkenlin-
nen. De drie vrouwen hurkten over
haar werk gebogen, opgewonden, met
lende boeren woonden zóó ver weg, dat
je evengoed Je beenen kon opnemen, en
naar Arem loopen.
Waartoe dan ook eindelijk besloten
werd. De schildersgezel zou de gids zijn,
maar bij was een buitengewoon ontevre
den gids. Hij meende dat alle kuilen en
alle steenen juist op zijn weg lagen. Nu
eens gleed' hij uit op het gladde heide
kruid, dan weer slingerde er zich een
booze bremstruik op zijn beenen, zoo
dat hij vreesde in een hazenstrik te zijn
geraakt. En de vermoeienis nam door
al deze dingen, waarvan ook de twee an
deren ruimschoots hun deel kregen,al
maar toe. De schoolmeester die zich
zelf beloofd bad goed uit te kijken, om
althans een fraai opstel over de nachte
lijke heide te kunnen schrijven, gaf deze
gedachten al spoedig op, omdat hij let
terlijk niets zag, en zich reeds eenmaal
bijna den nek had gebroken over een
eenzaam denmeboompje.
Bovendien plegen in de meeste ver
halen van deze nachtelijke tochten maan
of sterren liefelijk te schijnen. Ditmaal
bleven ze echter zeer onbeleefd weg, en
maakten den nacht daardoor nog zwar
roode hoofden en woeiaen en woelden
in het oude stroo....
Opeens verscheen buiten voor het
venster een gelaat, dat door de reet
van het dichtgeschoven gordijntje
keek; wie de trekken van den spion
in hun levendig spel had kunnen gade
slaan, zou een schrander, boosaardig
lachje hebben ontwaard.
Eindelijk werd in het huisje een
verwoed mopperen gehoord; een snel,
met slecht geweten volvoerd oprui
men en samenlappen, en wegwis-
schen van de sporen der diaad, dan
onbevredigd, beschaamd wegsluipen...
De oude Krelis had sedert, lang niet
zoo goed geslapen als dien nacht. Was
het versch opgeschudde stroo er de
oorzaak van of had hij een verma
kelijke komedie in 't vooruitzicht
wie weet?
Den volgenden dag zette hij in elk
geval een zeer bedroefd gezicht, toen
hij zich bij burgemeester liet aandie
nen en om een vertrouwelijk onder
houd verzocht.
Na afloop er van kwam de burger
vader zeer ontdaan in de keuken.
Een mooie historie, vertelde hij zijn
echtvriendin en trouwe raadsvrouw
onder het. zegel van geheimhouding.
Krelis was zooeven bij hem geweest,
heelemaal in de war, wanhopig. Gis
teren waren hem al zijn spaarduitjes,
zes honderd1 gulden, uit zijn stroozak
ontstolen en nu wist hij geen raad.
Ieder wist, dat Krelis geld in zijn
stroozak had en een schande voor
het dorp zou het zijn, als de justitie
er in gemoeid moest worden.
De burgemeestersche, voor het
haardvuur gebogen, was nu eens
bleek, dan weer rood geworden.
Hoe dan ook, zei ze benépen, was 't
toch geraden maar niet zoo onmiddel
lijk gevolg te geven aan de zaak: het
moest nog eens rijpelijk overwogen
worden, vooral mocht er niets van
uitlekken.
Zoodra haar man weg was, liet de
dame door de stalmeid haar beide nich
ten en medeplichtigen voor een drin
gende bijeenkomst in de mooie kamer
roepen.
Wat daar voorviel, is niemand ooit
te weten gekomen, maar men had alles
saam kunnen vatten in het oordeel der
vrouwen over Krelis. dat hij de meest
geslepen schurk was die er rondliep.
Wat te doen?
Als de dames niet voor dieveggen
wilden doorgaan, moest er gehandeld
worden. Want hem logenstraffen durf
den zij niet, daar zijzelf de legende
van den verborgen schat het ijverigst
hadden rondgebazuind.
't Werd dus zaak, alle geheime
fondsen bij elkaar te schrapen en
daarna sloop de burgemeestersvrouw
in eigen persoon .toen zij Krelis naar
dame doro de stalmeid haar beide nich-
nen.
ter dan zwart.
De oude heer was de tevredenste van
allen, al zei hij 't zelf. In één ding zag
hij zich echter bedrogen. Jaren geleden
was hij ook van deze zijde de stad ge
naderd, en hij herinnerde zich zeer dui
delijk van af het gehucht reeds een licht
schijnsel te hebben gezien boven Arem,
veroorzaakt door het igaslicht, in straten,
winkels en huizen: Maar geen licht was
te bekennen. Je had evengoed met geslo
ten oogen kunnen loopen.
Ten slotte waren ze de wanhoop nabij.
De gezel braakte de vreeselijkste ver-
wenschingen uit tegen de stakers ze
hadden hem toch wel even kunnen waar
schuwen! De schoolmeester had oor-,
hoofd- enz. suizingen hij was duize
lig van het donker, en besloot bij zich-
zelve maar liever ongemerkt op deze
nachtelijke heide te sterven. Tegen dat
„ongemerkt" verzette zich echter zijn
vleeschelijk, ondichterlijk-ik, en juist
wilde hij daarom in onomwonden taal
zijn naargeestig voornemen aan zijn ge
zellen meed'eelen, toen de oude heer on
danks een steek in zijn rug en de zorg
over zijn ongeruste zuster, plotseling
De burgemeester lachte fideel, toen
hij zijn vrouw den volgenden morgen
mededeelde, dat Krelis weer bij hem
geweest v/as om te vertellen, dat hij
zijn geld teruggevonden had. Blijk
baar was bet wat verschoven in d'en
stroozak.
Een paar weken later aanvaardde
Krelis de lang voorgenomen reis naar
de hoofdstad.
Kijk, kijk, zeiden de menschen,
't is dan toch waar van dien schat.
Hij heeft gelijk, zei de burge
meester tot zijn vrouw, beter dat hij
het geld verbrast, dan dat het hem
ontstolen wordt.
Zij en baar medeplichtigen hielden
haar oordeel voor zich, maar toen de
oude, leuke Krelis aan zijn drie nich
ten ieder een mooie prentbriefkaart
zond met hartelijke groeten, toen
sprongen de dames van woede bijna
uit hare poezele huidjes.
De heer J. L. de Villiers was voor den
oorlog staatls-ingeniour van wegen in
Transvaal. Hij maakte den oorlog
mee als militair ingenieur. Bij de be
legering van Ladysmiith liad hij d'e
leiding bij de afdamming van de klip
rivier. Later werd hij gebrufikt om
Fngelsche treinen te vernielen. Den
?0sten April 1901 werd hij te Pieters
burg gevangen genomen. Daarop zond
men hem: als krijgsgevangene naar Tri-
chinopoli in Britsch-Indië. Daarvan
daan is hij ontsnapt en over Nederland
is hij onlange- te Kaapstad aangeko
men. Zoodra hij een pas krijgt, gaat
bij zich in Transvaal als ingenieur
vestigen Hij heeft aan ..Ons Land"
verteld, hoe die ontvluchting in zijn
werk is gecaan.
Ik had mij over de behandeling door
de Kngelschen niet te beklagen. Men
bracht mij naar het gevangenkamp te
Trïchïnopol'i in Britsch-Indië. Het
kamp was 450 yards breeds en niét
prikkeldraad afgemaakt. In het kamp
was éen uitgang, In drie rijen van drie
stonden er negen hutten voor de man
schappen. Dan was er nog een groo-
tere hut voor de officieren, waaronder
ook ik gerekend werd.
Naast die hut was een klein koelie
winkeltje waar een paar koelies pi
sangs, sigaren en allerlei snuisterijen
verkochten. Deze koelies kwamen des
morgen? in hei, kamp en gingen er des
avonds weer uit. Hunne koopwaar
werd iederen morgen en iederen avond
gebracht en gebaald door een inlandsch
karr.etje, overdekt met een huif en ge
vlochten riet.
Ik had het al lang veel te warmen
te vervelend gevonden in het kamp en
peinsde op plannen om er uit te ko
uitriep: „Wat bidaar staat een huis
daar staan meer huizen —I Een on
derzoek werd ingesteld, en waarachtig
het was zoo. Dan maar aangeklopt: tik-
tik deed de oude heer met zijn wandel
stok op de deur, schop-schop trapte de
schoolmeester, bom-bom daverde des
ververs vuist. Boven verscheen een licht
men hoorde stemmen een vrouw
vroeg angstig iets, een man bromde daar
wat tegen in. Toen ging het luik open,
en vroeg een ruwe kerel: „Wat mot
dat
Waarde vriend, begon de schoolmees
ter met P-enige zalving, waarde vriend,
wij zün door de werkstaking
Dan heb je hier wat voor je moeite,
klonk het meteen terug, en een hoeveel
heid vocht wat het was kon in het
duister niet uitgemaakt worden werd
naar heneden gestort. Toen sloag het
luik dicht, en zweeg alles weder.
Moedeloos werd de tocht voortgezet,
maar de schoolmeester scheen door het
ongewone bad eenigszins opgewekt, al
thans spoedig deelde hij zijn half ver
dronken reismakkers mede, dat zij In een
straat liepenl Een straat is immers, de
men. Na mij overtuigd te hebben,
dat de koelies, als zij 's avonds het
kamp verlieten, niet onderzocht wer
den, maakte ik 't plan om als koelie
gekleed achter het karretje te ontsnap
pen.
Maar hoe moest ik aan een koelie-
kostuum komen? De in het kamp
aanwezige inlanders mochten natuur
lijk niets van mijn plan weten, daar
zij het anders zouden hebben verraden.
Maar ik wist raad. Op oen goe
den dag riep ik onzen bediende, een
ïnlandschen jongen, bij me en zei
jongen, je ziet er te vies uit naar mijn
zin, hier heb je geld, je haalt in hei
doip twee nlièuwe baatjes. Ook gaf ik
hem geld om goed te koopen vooreen
.turban" en vooreen lendendoek. Toen
de jongen de twee kostuums gebracht
had. zei *k Ziezoo, nu moogt ge er
éen van aantrekken, en het andere zal
ik voor je bewaren. De jongen was
natuurlijk „uit" in zijn nieuwe pakje,
en ik was" niet minder in m'n schik
mot hot mijne'.
Nu moest ik nog een horloge zien te
krijgen, want daar ik met den trein
wilde vertrekken, was hel voor mij
van groot belang den tijd te w.eten.
Het gelukte mij er een te koopen van
een Engelsch soldaat, ik heb het nog,
(De Villiers liet zijn vriend een kope
ren knolletje zien). De groote moei
lijkheid was nu nog, dat ik voor mijn
vertrek de presentielijst (roll-call) nog
moest teekenen, dan was ik zeker, dat
men mij tot den volgenden morgen 7
uur. wanneer er weer een lijst moest
worden ge teek-end, niet zou zoeken
Ik had een spoorboekje weten mach
tig te worden en daarin gezien, dat
ik met den trein kon gaan tot Villupu-
ram, een plaatsje dat 17 Eng. mijlen
van de Fransche nederzetting Pondi-
eherry verwijderd is.
Als jk niet zorgde den volgenden
morgen om 7 of 8 uur over de grens
(c zi jn, zou ik weer door de Engelsche
politie gevat wordlen. De trein vertrekt
om 9 minuten over ach: en komt den
volgenden morgen te 16 minuten over
drie te Villupuram aan. Ik had bere
kend, dat ik in 6 uur van Villupuram
mar de grens van de Fransche neder
zetting kon wandelen.
Al deze gegevens had ik uit een oud
reisboek, dat wij in het kamp hadden,
dat zorgvuldig geborgen gehouden
werd en in geheim van hand tot hand
■ring. Het reisboek was ons met an
dere lectuur uit Holland toegezonden.
De afstand van het kamp naar het sta
tion was een half uur loopen. Zoo
kwam dan de avond van den lOden
Maart. Twee maanden had ik hard
gewerkt om alles voor mijn vlucht ie
bereiden. Aan twee mijner kamera
den had ik mijn geheim verteld, zij
zouden mij aankleeden en beschilde
ren.
Nadat ik de roll-call" geteekend
had, terwijl dc overige mannen nog in
rijen in hot kamp stonden, begaf ik
mij in de tent waar ik in den korist
mogelijken tijd in een koelie herscha
pen werd.
Ik kreeg een baatje aan, den turban
doorgang tusschen twee huizenrijen
Maar dan zijn wij in stad!
't Zal Arem zijn
't Was Arem!, gelijk zij ondervonden
toen ze op het politiebureau voor het
eerst weer licht te zien kregen? Een agent
verzocht hen zeer argwanend gestemd
in deze troebele tijden mee te gaan
naar 't bureau. En hier volgde dank
zij het eenigszins doorweekt, maar tocl\
notg. eerwaardig uiterlijk van den ouden
heer de noodiige verklaring.
Maar hoe kwam het dan, dat zij Arem
niet herkend! hadden zult gij vragen.
Geachte lezer op het politiebureau
brandde slechts een waskaarts!Want ook
de gasbewerkers van Arem hadden go-
staakt