Licht en Schaduw. Brief uit Engeland. In de leeuwenkooi. DE ZATERDAGAVOND. 't Spijt mij, mijnheer, maar daar zal wel een half uurtje mee heengaan Dat is te laat. Wacht even er is misschien een middel Zoo meteen komt eir een losse machine door naar Lang- port. Die kan ik laten stoppen. Vindt u dat goed? Ik heb geen enkelen wag gon dus u moet op de locomotief. itstekend, Barcklay. Al had je een rijtuig, dan zou ik niet eens den tijd willen verliezen, noodig om het aan te haken. Er werd geseind om de naderende machine te doen stoppein. Kom mee, Lascelles. riep de ko lonel; ik heb je nodigte Langport. We beklommten die locomotief en toen de machinist hoorde wat ons doel was, bracht hij het ding in volle vaart. Stampend, springend over de rails, stoven wij door het land. Kunnen wij den trein van 3.40 voorbijkomen, op het zijspoor? vroeg de kolonel, zijn horloge in de hand. Jawel meneer, als de signalen ons niet tegenhouden. Inderdaad was er geen beeltsel, en wij raakten veilig en wel te Langport een minuut of vijf vóór den trein. Zie zoo, Lascelles, zei de kolonel nu op het perron en goed uitgekeken. Als ze eens aan de andere zijde uit den trein stappen! O, daar staan mannetjes klaar; dan zijn ze er dadlelijk bij. De trein rolde binnen. De portieren gingen open; de menschen stapten uit en vulden het perron. Ik keek scherp uit. Wel, Lascelles, zijn ze er? Ik vrees van niet, kolonel. Ze moeten uitgestapt zijn, aan een tus- schcnstation. Kijk eens goed. kerel. Ik ziedaar nog een man en een vrouw aan het eind van het perron. Ja, maar dat is een jonge man en een oude vrouw. Die lijken niets op een mooi meisje en haar vader. Duivels, dan hebben wij dien rit gehad voor niemendal, bromde de ko lonel op onheilspelleinden toon. Ik vrees het ook. Het paar waarvan sprake was, kwam nader en liep, na emige aarze ling in de richting van den uitgang. Op dit oogenblik keerden, door ik weet niet welk toeval mijne gedach telij terug naar het moment, toen ik Gladys Purleigh «in mijne airmen hield. Ik lachte onwillekeurig bij de her innering aan dei dwaasheid, welke ik had begaan. Wat is ar? vroeg de kolonel. Niets, kolonel. Toen werd het mij opeens duidelijk dat mijne geslachten teruggekeerd waren naar dat oogenblik van korten triomf, door een sterken geur, djie naar mij toekwam bij het voorbij gaan der laatste reizigers, 't Was het zelfde parfum, dat mij uit de haren van juffrouw Purleigh was toege stroomd. 't Is het parfum, riep ik onwille keurig. Welk parfum, vroeg mijn reisge noot. Heeft u 't niet opgemerkt, zoo'n sterken, doordringenden geur? Neen, zei kolonel Miles, kortaf, ontevreden over zijn teleurstelling. Ik ben geen kenner van odeurtjes, maar 't ruikt hier wel vreemd. Ik zou zweren, dat het een par fum is, dat juffrouw Purleigh altijd gebruikt, hernam ik, en opeens werd het licht voor mijne oogen. Dat moet juffrouw Purleigh zijn! riep ik, op den •jongen man wijzend. Lascelles, ik hoop, dat je mij geen mal figuur wilt laten maken, denk je dat ze in den trein van kiee- ren verwisseld hebben en zij als man gekleed is? Dat moet zoo zijn. Vlug, kolonel, of ze ontsnapt. De kolonel haastte zich niet. Hij keek naar den uitgang van het stati on, en vroeg: Ben je er zeker van? 't Kan niet anders, zei ik volhar dend. t Is de moeite waard lief eens te probeeren. hoorde ik hem fluisteren. Juist toen de jonge man het hek naderde, hief hij de hand op. Een der kaartjes-controlciurs veiteperde den weg. Ik geloof, dat je gelijk hebt, Las celles. Dan is de oude vrouw een medeplichtige. Iieb je gezien dat hij haar een pakje gaf? Doch dit had zoo vlug en handig plaats gehad, dat het aan mijn aan dacht ontsnapt was. Ondanks hun protest werden beide De Optocht. personen in verzekerde bewaring ge nomen en bij het fouillee'ren bleek, dat de ju woelen in het bezit waren van den vader. Deze laatste iemand die vroeger in de. groote wereld ver keerd had bad den coup. verzon nen en voorbereid. Door oude reTa- ticis had liij weten te bewerken, dat zijn dochter een uitnoodiiging kreeg voor Brandon Manor, om zich daar meester te maken van de diamanten. Het meisje wachtte* een gunstige ge legenheid af, terwijl haair vader in middels verblijf hield in een hotel dicht hij heit station, oogenschijnlijk enkel om (e visschen in den waterrij ken omtrek. Het plannetje zou geheel gelukt zijn. als ik niet die botsing pc|r fiets met Gladys had gehad. Daardoor werd het vertrek vertraagd en had in middels de ontdekking plaais. Ze hadden aan het station, in de garderobe, bagage staan, welke de ingrediënten bevatte voor een weder- zijdschc vermomming, die hun zou gelukt zijn. als het eigenaardige par fum niet mijn aandacht had getrok ken. Zij: Mama zegt dat je niet naar rede wilt luisteren. Hij: Goede hemel, noemt ze dat ,.rede"? Kferklcozen optocht. (Bij de platen). D.i heëindiigiinig vam den oorlog in Z. Af rika heeft het aamtal werkloozen in het V.reenii.xl Koninkrijk en in hef bij zon der te Londen geweldig doen toenemen. De vele reservisten, die repatrieerden, kwamen het werkloozenilegeT verster ken en de Britsche hoofdstad bergt thans duizenden mannen in hun beste Jaren, die graag werken willen, maar geen ar beid kunnen vinden. Natuurlijk is ten gevolge van een en ander de nood hoog gestegen en de particuliere liefdadigheids steun i<ö veel te zwak, om iets noemens waard te doen. De werkloozen houden in de straten collectes en de sociaal-de mocratische leiders organise eren dis triotsgewijze optochten van werkloozen. om te manifesteeren tegen het uitblijven van hulp vaui overheidswege. Zulke optochten, die tot dusver onbe rispelijk ordelijk verliepen, worden go ëscorteerd door bereden politieagenten. Vaandels met het opschrift „unem ployed" (werkloos) worden in den stoet meegevoerd. ■Schetsen van DKKA. De branddeur. Dat kwam ervan, verzekerde juffrouw van der Putten zichzelf en ieder die het hooren wildie. Dat kwam van de groot heidswaanzin haars mans. Toen ze de zaken aan kant deden mochten ze niet in hel Bonte straatje blijven wonen, waar ze hun kapitaaltje cent voor cent van de buren gewonnen hadden. Nee. pa wou in de nieuwe buurt wonen, op zoo'n modern bovenhuis. Modern, bah! 't was waf. De huizen schenen wel1 door te zakken van zwakkigheid laatst was er nog 'n menheer met balkon en al naar beneden gevallen. En nou spookte 't! De meid had het schreiend en gillend volgehouden, en de schoonmaakster bevestigde het weer op 'n andere avond zwaar lamentee rend. Zo hadden In de keuken gezeten met de deur open omdat 't warm was. Opeens hadden zij geluid gehoord op de trap, en voor ze nog tien konden tellen zweefde er een zwarte figuur naar om laag, en verdween in de appartementen van de benedenbewoners, d. i. huisheer, vrouw en een ongehuwde dochter. Maar mijnheer van der Putten wou er niks van weten. Hij vermoedde dat dit spook niets anders was dan een door de vrouwen te hulp geroepen schrikbeeld om hem weer naar het Bonte straatje te brengen. En dat vertikte hij lekker. Hier kende niemand hem niemand wist hoe hij de centjes bijeen had geschraapt hij woonde in een modern huisen... was zelf ook te modern om zich door ouderwetsche bakersprookjes schrik j.e doen aanjagen. De gebeurtenissen schenen zijn twijfel te bevestigen. Want toen de meid hem eens 's avonds weer uit zijn after-dinner overpeinz ngen wekte, met de gewon- spook-aankOTwliging en huilend van me delijden meed,cede dat de jongste doch ter van beneden alleen thuis was, en 't zeker zou besterven vond de ter hulp snel'ende lieer van der Putten in plaats van een allerhonauwdste, half doode jonge rnaagd, een vroolijk lachend meis je, dat de spot dreef met zijn spookge- sch'adonis, en hem eigenlijk vier kant in zijn gezicht uitlachte. Hij was woest en woedend, rende weer naar boven, kreeg daar een halve be is >ej te van kortademigheid en drift, en bulderde zijn vrouwelijke huisgenooten toe, dat hij nooit of te nimmer meer een woord over die flauwe aardigheden wil de hoorei). Flauwe aardigheden- hij had mooi praten. Hèm scheen het spook zorgvul- digte vermijden. Misschien was het bang voor zijn zware mannelijke stem. Maar zijn vrouw die het dusver alleen van hooren zeggen geloofde, kwam nog geen week later ruggelings de kamer invallen die zij geen seconde le voren verlaten had. Dat kon geen comedie-spel zijn ennogmaals maakte de heer Van der Put"en zich op om een onderzoek in te stel], n naar de akelige verschijning nu in de bovenverdieping. De heer Van der Puiten was niks min der dan een lield. Maar hij had een hardnekkige, stijfhoofdige natuur hij wou er nu eenmaal niet aan gelooven. Daarom trok hij zonder eenlge angst en zonder de minste voorbehoedmidde len naar zolder, 't Zou wat wezen! Maar toen hij boven kwam had hij er toch spijt van. Want in het andere gedeelte van den zolder scheen wei iemand te gen de kachel aan te loopen toen werd alles stil! Donker en stil. Hier en daar een vaag silhouet van oud-roestige, half vergane, d kbestoven voorwerpen. Stilte toen kraakte er weer iets. Wat hliksem een dief kan het niet wezen dan had hij al lang wat gestolen. Maar wal dan? Dus toch een Wie i s d a a r?, brulde de heer van der Putten opeens met holle stem en zoo akelig en plotseling klonk dat, dat hij er ze'f van schrikte, en/ zijn vrouw bened n direct in een tweeden zenuw toeval overging Wi e is daar Geen antwoord! Slechts even steunde de kachel, als lachte dat meubel om ijzeren saterlach. Dat was van der Putten te veel! Met zwaar stampende, doch. zeer korte pas s-u, igiiig liij in de richting vanwaar het geluid kwamToen rees daar plot seling ie.is overeind ie.ts kwam naar DE ZATERDAGAVOND. 5 Collecteerer. 3 Auleursrechtverzckerd overeenk. Wet van 28 Juli 1881, ötbl. 124. ENGELSCHE BLUF. Borrowash (Derbyshire). 5 Februari 1903. Men heeft op onzen aardbol heel wat soorten van blufbluf op rijk domop kunstop onverschil ligheid of domheid zelfsOp rijk dom echter wel het meest, en deze laatste heeft zelfs weer zijne onder dedenburgerlijke en aristocrati sche bluf. Munt Amerika uit door het eerste, waar dikke geldmannen met „pork-"... tegenwoordig ook al met ,,trust"-ge- zichten hun bluf vinden in het uit huwelijken van dochters, aan wie ze ieder zooveel millioen dollars meege venin Engeland heeft de aristo cratische bluf oen hoog standpunt be reikt. Iemand die hot maar eenigszins doen kan, rijdt met de „coach", een zwaar geel geschilderd rijtuig, iets van den vorm van de oude reis koetsen, getrokken door vier paar den. Maar dat is nog alles niet. Men moet ze hier door de dorpen hebben zien rennenom de bluf er goed van te voelen. Paarden liefst witschuim op den bekVeilig in de kussens zit de eigenaar en probeert zijn Daily News te lezen ,twee lakeien achter optwee koetsiersen een neger. Als hij geen neger kan krijgen, is hij ongelukkig, en hij maakt er een, maar een échteonvervalschte vol bloed of een zwartgeverfde blanke een neger moet er op. In zijn hand een bugle", een soort van jachthoren kondigt hij door fan fares de komst vain zijn heer aan. Toon ik ze voor het eerst zag dacht ik ineens in den ouden tijd te ruggezet te zijnmijn fiets herin nerde mij echter weer aan de twin tigste eeuw. In razende vaart stuiven ze voort, die koetsen, de horen schaltalles wijkt, zelfs automobielen voelen voor déze gevaarten eerbieden houden voorzichtig links (hier wijkt men niet rechts).... In enkele oogenblikken zijn ze uit het gezicht verdwenen en rennen voort over dei golvende landwegen, heuvel op... heuvel af... de fanfares klinken nog lang na... telkens flau wer. Toch zijn deze koetsen nog niet de' grootste bluf... ook automobielen doen j hun werk... en men kan prachtige exemplaren waarnemen. Automobielen gebouwd als landau ers... als cabs... ook gebouwd als reis koetsen met twee chauffeurs... alleen de neger ontbreekt, hij is er wel op geprobeerd, maar te ouderwetsch be vonden. De hoogste bluf zijn echter de kas- teelen van den adelde renpaard en... en de jachthonden. Als trotsche burchten verheffen ze hun torentjes hoven de eeuwenoude eiken en beuken, die ze omringen. Liefst gebouwd op eenen heuvel, om een uitzicht over de omliggende dalen te hebben, schijnen ze de hoogste fac toren van weelde Daar ik den rentmeester van El- vaston-Castle ken, vroeg ik hem ver leden week of er geen mogelijkheid was, het kasteel van binnen eens te zien. Hij beweerde dat dè,t hem on mogelijk was, maar wanneer ik lust had' kon hij mij wel het park rondlei den. Natuurlijk nam ik zijn aanbod met graagte aan en Zondag 1.1. evon voor kerktijd klopte ik aan zijn deur. (Bellen gebruikt men hier niet.) Eerst bracht hij mij voor de „Col- den Gate", een vier meter hoog kunst- smeewerk-hek, alles verguld... van daar den naam „Gouden poort". Aan het einde van een lange beu kenlaan kon men het kasteel door het hout. zien schemeren. Wij wandelden de laan op... Lord Harrington en familie was ter kerke... een in modernen stijl gebouwd kerkje, waar ook alle bewoners van het dorpje Elvaston Zondags heengaan. Wij naderden het kasteel en telkens werd er méér van zichtbaar. Wat lag het daar gebiedend tus- schen de omliggende bijgebouwen. On danks het vriezende weer spoten de fonteinen, kristallen zuilen vormen de, waarin do zon hel schitterde. Een weinig sneeuw, 's nachts ge vallen verhoogde het schoon© van den aanblik, misschien kwam het mij daarom zoo wondermooi voor De winterzon wierp zijne stralen, scherp wit op het grijze met zandsteen ingezette gebouw, de witte daken en transen vormden blankzilveren drie en vierhoeken... twee eeuwenoude eiken droomden doodstil in hunnen rijptooi... ze schenen met glanssterren bezaaid... uit de kerk dreven psalm tonen aan... Wij wandelden verder, tusschen de stallen door... mijn geleider toonde mij de „kennels", waar de jachthon den verblijf houdenen de be graafplaats van de gestorven renpaar- den. Ook die honden vormden e?n weel de... het waren er ongeveer tachtig, hooge breedgebouwde beesten met witte lijven en bruingevlekte koppen, gewoonlijk gebruikt voor de vossen jacht... hier nu in vollen gang. Een eindje het bosch in, bij een vijver, lagen nog de overblijfselen van het oude slot... enkele brokstukken maar... van de ophaalbrug... van de slotkapel... van een oude muur... een overblijfsel van Engelands oudheid en glorieeen herinnering aan zijn macht aan zijne twisten. Hier hadden vroeger de zwaargewa pende Rondkoppen, 's konings Cava liers slag geleverd... hier was het bloed van den Engelschen adel met dat van den burgerman saam gevloeid, ook tot hier had Cromwell's ijzeren vuist zijn macht doen voelen... hadden zijne mannen den adel doen bukken. En de oude eiken in het rond ston den daar nog altijd als zwijgende ge tuigen uit dien tijd... hunne dikke knoestige stammen barstten van ouder dom. D© wind1 schudde de takken en een regen van rijp daalde neer op de ruï ne... waaraan de tand des tij<Js lang zaam voortknaagde. De rentmeester bracht mij nog even in de stallen... bij do renpaarden... vertelde mij er het een on ander van, die en die zouden mooi uitkomen dit jaar, en die zwart zou meedoen met de Derby-rennen. Maar het liep tegen twaalven, de kerk zou gauw uitgaan ...de Lord zag liever geen vreemden in het park... en wij wandelden terug. Toen ik weer op den „Nottingham road" kwam, dacht ik over al die pracht na... het w&s bluf, dat was ze ker... maar het deed zich tóch niet zoo voelen ,het was geen Amerikaansche bluf... neen ,die zuivere echte En- eelsch-aristocratische bluf, er was niet dat stootende in. Een laatste weeldeartikel ook nog zijn de stoom- en zeiljachten, waarmee 'Engelschman onze Zeeuwscho eilanden en Marken of Urk bezoekt... waarmee hij de Middellandsche zee kusten langs vaart... zelfs soms naar China of Japan stoomt. Dan voelt do Engelschman zich „quite happy", zit in een Indischen stoel op dek... rookt een sigaret In i.f wandelt met zijn dochters door Mar ken... speelt in Monte-Carlo... koopt antikiteiten in China... en fotografeert alles wat los of vast is. In Engeland terug vertelt hij er van aan zijne kennissen en toont ze kiek jes van visschersvrouwen en kinderen. „Zoo gaan de menschen in Holland gekleed" of verhaalt lachend hoe hij in Monte-Carlo honderd pond verloor. Ja, een Engelschman bluft wel maar hij doet het zooveel mogelijk aristocratisch! HENRI VAN WERMESKERKEN. Ferdinand Ferd, zooals zijn me destudenten hem kortweg noemden had' weer eens geen geld. Dat komt bij een student wel meer voor. Maar nooit had hij het zoo drukkend onder vonden als ditmaal. In de eerste plaats wilde oom Ernst, die zijn voogd was. niets meer afschuiven, omdat hij hem maandelijks toch al een aardig zak geld gaf, „waarmee Ferd maar moest zien rond te komen", had hij op don laatsten eerste van de maand gezegd en dat was pas een week geleden. En in de tweede plaats was aanstaanden Woensdag de mooie- Marie jarig, met wie hij al lang in stilte liep, eon wie hij reeds menigen kus had ontroofd. Hij kon nu om dat lamme geld toch geen mal figuur maken. En ten slotte had' de kastelein hem verder crediet opgezegd. Een student het kroegcre- diet ontnemen is zoo goed als een visch van water te berooven. Een uur lang had Ferd op zijn kast gezeten en er te vergeefs over ge peinsd, hoe hij aan geld zou komen. Daarop had hij bij drie collega's even eens te vergeefs leen-visites gemaakt- En nu slenterde hij uit zijn humeur door de straten. Op het zoogenaamde Noorderplein van de kleine univer siteitsstad bleef hij staan. Daar was een menagerie opgeslagen. Een groote lange tent, versierd met kakelbonte aanplakbiljetten, die het optreden van voren en deed den heer van der Putten retlreeren. Iets kwam nóg meer naderbij, en juist wilde die verschrikte man gena de roepen, toen 'n ander het reeds voor hem deed, en een jongmensch met stof fige kleeran, wilde oogen, en ter bergen gerezen haren voor hem op de knieën viel. Dat gaf van der Putten opeens allen moed terug. Hij greep den indringer bij de schouders, slingerde hem heftig heen en weer dit laatste zondier speciaal doiel om bruMe halsstarrig: „Mee naar de politie, mee naar de politie politie, politie!!!!" O, meneer, meneer, maak me niet on gelukkig. Naar de politie, schurk! Meneer ik ben een heel fatsoenlijk mensch ik woon hier drie huizen van af im hetzelfde blok. Mee naar de politie, indringer dat je bent Je zou een mensch dood laten schrikken. O meneer, genade, genade. M'n ouders zouen sterven van schande en verdriet, en ik ook. Breng me niet aan den galg. Ik moest beneden wezen op visite et u ...- Man, je bent gek of nog erger. Wat vertel je me nu. Ja, eigenlijk niet op visite ziet u of eigen-',ijk wel op visite maar heime lijk1 Juist ja, om wat te kapen, hé! Meneer te kapen waar ziet u mo voor .aan? Dat zal de politie je wel duidelijk ma ken. Maar breng me dan ten minste eerst naar beneden, meneer. Ja; dat zal wel moeten, dacht je dat alle menschen, en de politie ook, over de daken wandelde, net als jij. Maar dat heb ik niet gedaan meneer. Ik woon hier drie huizen van afen ik kwam door de branddeuren. En wat kwam je doen I'En dat kan ik u niet zeggen, meneer! O zoo, jongmensch, begin je alweer praatjes te krijgen. Nou dot kan Je nog wel eens opbreken, beneden. Vooruit de IWap af. De heer van der Putten liet zijn ge vangene voorgaan. Groot afgrijzen onder zijn vrouwelijke huisgenooten hu wat zag zoo'n misdadiger er uit. Wat was die van der Putten kalm Hij vroeg nog cm 'n hoed voor 't tochten. Zie zoo nu gingen zo verder naai de benedenverdieping. Daar aangeklopt! Ja, binnen. Er was niemand thuis niemand dan de dochter. O juffrouw, wou van dc-r Putten zeg gen, neem ine niet kwalijk dat ik met dezen man hier kom, maar ik dacht dat uw vader thuis was, en deze dief be roept zich op mijnheerenz. en®. Maar hij had diaar igcen tijd voor. Want twee gillen weerklonken, vier armen werden in verwarrende strengeling om elkaar heen gewonden, een dubbel stel lippen kusten elkaar O Fi Hen, Hen FJ, Fi Hen, Hen Fi, enzoovoort, gedurende het twaalf de deel van een uur. Toen kwam van der Putten din van avond van de eene verbazing in de an- re viel weer aan 't woord. In zeer welgekozen woorden, woorden die van groote gegriefdheid getuigden, verweet hij dent jongelieden hun onbeta melijk gedrag aan haar als jonge da me aan hem als fatsoenlijke dief! Maar dat hoefde hij niet lang te doen! Want de jonge dame bleek minder op haar mondje gevallen dan haar bruide gom. Zij beschreef den heer van der Put ten in zeer duidelijke bewoordingen, zijn overgroote overbodigheid hier ter plaatse. Deze wond zich op, raasde en tierde, en weigerde afstand te doen van zijn gevangene. Totdat de huisheer thuis kwam. En toen kwam re onitknooptng zeer spoedig. Waait hij en zijn vrouw schenen heele- maal niks ongeoorloofds te vinden in den door Hen genomen weg om daar mede heimelijk en veilig het hart van zijn meisje te bereiken. Onder pressie van mevrouw werd hij meteen definitief tot aanstaand schoonzoon geprocla meerd. En of de heer van der Putten maar wou weg wezen! Zoo kreeg zijn vrouw toch haar zin, want in ne laatste ntet-onvriendelijke, maar wat barsche ultnoodigtng, was te vens verhuizing begrepen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 8