DE ZATERDAGAVOND.
Gratis Bijvoegsel van Haarlem's Dagblad
Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud,
Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken.
DE WRAAK.
8
DE ZATERDAGAVOND.
De „Petiit Bleu" vermeldt bij het por
tret van de slaapster van Thénelles het
volgende
Het is werkelijk even zonderling als
pijnlijk, het geval van die vrouw, van
Thénelles in Aisne, die sedert twintig
jaar is verdoofd, in een slaap, die zelfs
de voornaamste geneesheeren doet ver
wonderd staan.
Marguerite Boyenval, de slaapster,
van, Thénelles, heeft in die twintig ja
ren slechts éen beweging gemaakt
eens dat ze was aangetast door een ab
ces in den arm, heeft de geneesheer
zijn toevlucht moeten nemen tot het
ontleedmesdoor het contact van het
staal, toen dit in het vleesch drong,
heeft Marguerite een instinctmatige
verweringsbeweging gemaakt. Zij is
echter terstond weer in haar verdoo
ving geraakt.
Men moet haar kunstmatig voeden.
Hare ouders zijn arme lui, die een klein
huisje bewonen van ongeveer 5 gulden
per maand en die hard, moeten werken,
om in hun dagelijksch onderhoud te
voorzien.
Het spreekwoord, Volgens hetwelk
de fortuin al slapende komt, is dus hier
niet van toepassing.
Wanneer het in aanbouw zijnde pa
leis te Posen gereed 'is, zal Keizer Wil
helm eigenaar zijn van 53 paleizen,
kasteelem en jachtsloteneen dos
voor elke week.
Daarvan zijn eir 3 te Berlijn en niet
minder dan 13 te Potsdam of in den
omtrek dier stad en 3 in het district
Kassei.
Een Amerikaansch juwelier heeft de
zer dagen een nieuwigheid op het ge
bied der wekker-uurwerken voltooid,
een klok, die niet grooter ils dan een
hazelnoot. Langen tijd had de man
over de uitvoering nagedacht, nu voor
spelt echter zijn werk een ware om
wenteling in de vervaardiging van zul
ke uurwerken. Men heeft, zooals men
weet. uurwerken, die door vrouwen en
(afgezien van spoorweg- en andere be
ambten, voor wie het van groot voor
deel is) door menig nufje in den arm
band gedragen worden dit bracht den
juwelier op zijn idéé. Hij besloot zulk
een klein uurwerk te vervaardigen dat
het aan den vinger gestoken kon wor
den. Natuurlijk kon zulk een nietig
mechanisme niet meteen een wekker-
hel bevatten. Daarom moet hij de be
rekking van, hetzelfde doel langs an
deren weg zoeken. Toen kwam hij op
de gedachte de bel door een fijne naald
te vervangen en na verschillende proef
nemingen gelukte het hem volkomen,
de naald als wekker te gebruiken. Wie
dus op een bepaald tijdstip gewekt wil
worden, die behoeft slechts het ring
vormige iun*werk aan zijn vinger te
steken, dit op het verlangde uur te stel
len en op de minuut af steekt hem dan
de naald zacht, maar voldoende om te
ontwaken, in don vinger.
De luchtschipper J. M. Bacon ver
haalt. dat de stilte op de groote hoog
ten die hij met zijn ballon bereikt heeft,
buitengewoon was; want op aarde
komt het gehoor eigenlijk nooit geheel
tot rust."
Telkens evenwol, zegt Bacon, wan
neer wij uit groote hoogten neerdaal
den. bereikten ons de bekende gelui
van do aarde in een zeer bepaalde,
merkwaard'ge volgorde.
Onder de verschillende geluiden werd
het schelle gefluit van locomotieven 't
eerst hoorbaar, daarna kwam het ge-
kraai van voer ons nog onzichtbare ha
nen, het geblaf van honden, en eerst
daarna de geluiden, welke van de men-
schen uitgingen, en wel het eerst het
geschreeuw van kinderen.
Een Amerikaansch station.
Tusschen het gemeentebestuur van
New-York en de New-York Central' Rail
road Company worden onderhandelin
gen gevoerd over een geweldig omvang
rijke uitbreiding van het station en het
stationsemplacememit aan heit eindpunt
van dien New-York Central Railroad. Na
tuurlijk is het vervoer van passagiers en
goederen naar een wereldstad ails New-
YoTk ontzaglijk en het aantaü treinen,
die dagelijks het eindstation bereiken,
is zeer groot. Desniettegenstaande is er.
nog altijd behoefte aan meer treinen,
aan grooter rangeer-terrein, aan ruimer
opslagplaats van goederen. Het plan is
nu een en ander te verkrijgen door ver-1
ruiming van het stations-emplacement.
Dit zou moeten, geschieden ten koste
van de straten in de omgeving van het I
station, die dan zouden worden onttrok-1
ken aan haar bestemming van openbare
verkeerswegen. Dit is echter onmogelijk1
en de vindingrijke Amerikaansche inge
nleurs hebben er reeds iets op gevon
den om grooter ruimte voor het spoor
straten te behouden. Deze laatste zullen
wegverkeer te verkrijgen en tevens de
daartoe wordten verhoogd en gelegd op
viaducten, waaronder dan, zooals de
plaat laat zien, treinen kunnen ci-rcu-
leeren.
Vorder verbaasde ons vooral het ont
breken van de echo, terwijl wij daar
entegen duidelijk de terugkaatsing van
onze stemmen door de aarde waarna
men, wanneer wij haar dicht genaderd
waren.
Nog merkwaardiger is de ontploffing
van een scliietkatoenpafroon. Voor
zoover ik weet. was het de eerste maal.
dat op groote hoogte een proef werd
genomen met een van de moderne ont
plofbare stoffen.
Wij hadden ons reeds op een ver
schrikkelijke knal voorbereid, wanneer
de slechts 48 meter beneden ons han
gende patroon zou ontploffen.
Men kan zich dus voorstellen hoe
verbaasd wij waren, toen bij het slui
ten van den electrischen stroom, die
de patroon moest aansteken, slechts
een zwakke knal volgde, ongeveer als
*die van een pistoolschot.
Wij spraken daarop over het nutte-
looze van ons schot, dait als signaal be
doeld was. Maar spoedig zou het ons
anders geleerd worden want het ge
luid van de ontploffing werd' door de
aarde met zijn volle kracht terugge
kaatst, volkomen gelijk aan een ech
ten donderslag, die, van nabij zijnde en
verwijderde voorwerpen terugklinkend.
zelfs het lange rollen van den donder
nabootste.
Reiziger (tot dames). Kent u de
Dardanellen, mevrouw?
Dame. O, ja, mijnheer. We heb-
ben gisteren nog met ze gedineerd I
Heer. Mijn dochter zal spoedig in
't huwelijk treden.
Vriend. Zoo, kan je dan nog een
familie erbij onderhouden?
Dokter (een kind inentende). Nu
zullen wij een vogeltje op je arm tee
kenen. Kijk, hier is die kop en het
lijf. Nu zullen wij de staart teekenen.
Kleine Jan. Och dokter, maakt u
er maar geen langen staart aan!
Te veel.
Galant (tot de dochter van een ban
kier, wier vader in de aangrenzende
kamer bezig is geld te tellen). Om 's
Hemels wil, juffrouw, zeg aan uw va
der, dat hij ophoudt geld te tellen. Ik
heb u focli al reeds tot waanzinnig
worden lief!
Een massa ziekten eindigen met
„itis".
Be patiënt mag blij zijn als zij
niet met iets anders eindigen.
Onderwijzeres. Anna, wat ver
staat men onder een afdak?
Anna. Alles, juffrouw, wanneer
men ten miinste iiiet doof is.
Natuurvoortbrengselen.
Man. Wij moeten spaarzamer zijn
met het gebruik van steenkolen.
Vrouw (oud-leerlinge der Hoogere
Burgerschool). Er zijn onnoemelijk
veel millioen mudden steenkool onder
de oppervlakte der aarde-
Man. En één of twee groote trusts
daarboven.
Annonce.
Een tenor, die ook klarinet blaast,
en een weinig kappen kan. wordt als
kassier aan een kleinen schouwburg
gevraagd.
Eerste student. Nu Gerrit, hoe
vindt je je nieuwe woning?
Tweede dito( aangeschoten. Die
vind ik heelemaal niet.
Dame (wenkt een agent om even
binnen te komen).
Agent. Wat is er, mevrouw? Een
ongeluk?
Dame. Dat niet, maar ik wou
wel, dat u even aan de keukenmeid
gingt zeggen ,dat ze het eten niet moet
laten aanbranden. Ik zei het gister
zelf, maar ik durf het niet weer te
doen.
Niets nieuws.
In Amerika, zoo meldt men als een
groote bijzonderheid, moet een aap
zijn, die ping-pong kan spelen.
't Is ook wat! In Engeland1 zijn
er duizenden en duizenden.
De weerprofeet in verlegenheid.
Ik zou nu wel een heel strengen
winter kunnen voorspellen; maar ik
heb nog geen geld voor den nieuwen
bonten mantel, dien mijne vrouw dan
zal willen hebben.
Een aardige drukfout.
Goud bezit altijd nog al aantrek
kingskracht. Maar het was toch een
vrijwel overbodige zetfout in een blad,
dat dezer dagen meldde dat Joe Cham
berlain zich tot de goudmagn(e)ten
in plaats van goud-magn(a)ten) van
Zuid-Afrika aangetrokken gevoelde.
Hoe gelukkig zou men kunnen zijn
met al het geluk, dat in de wereld
verloren gaat!
Rechter. tot een beklaagde, die
uit, eene keuken een stuk gebraad ge
stolen heeft). Hoe kon je wegen6
zulk een ellendig stuk vleesch je zoo
in 't ongeluk storten, beklaagde?
Getuige (keukenmeid). Neem mij
niet kwalijk, het gebraad was voor
treffelijk, edelachtbare!
Een parvenu.
Bankier (tot een vriend). O, ik
ken den strijd om 't bestaan goed. Ik
had een tijd dat ik ook maar roillio-
nair was!
Mo. 129
Zaterdag 21 Februari
1903
Uit het Russisch
door ANTON TSCHECHOW.
Lew Sjawwitsch Turmanow, een
braaf burgermanneke, dat éen klein
vermogen en een kalen schedel bezat,
was een bij een virend van hem op
eene vroolijke partij. Na het leggen
van een kaartje, waarbij hij leelijk
verloor, schoot hem eensklaps te bin
nen, dat hij in lang geen borreltje
gedronken had. Hij stond op en ba
lanceerde tusschen de speeltafeltjes
door naar het salon, waar de jonge
lieden dansten. Hier klopte hij met
een vaderlijken glimlach een jeugdi-
gen, hrandhoutmageren apotheker op
deai schouder en verdween toen door
eene kleine deur, die naar de buffet-
kamer voerde. Daar stonden op eene
ronde tafel flesschen en karaffen met
snaps. Op het buffet zag hij ook een
reeds aangesneden haring, die, met
peterselie en ajuin bestrooid, hem ver
lokkelijk toelachte.
Lew Sjawwitsch schonk zich een
glaasje vol, maakte met de hand een
gebaar alsof hij eene redevoering wil
de houden, dronk den snaps uit en
vertrok zijn gezicht tot een pijnlijke
grimas. Vervolgens pikte hij met de
vork in een mootje haring en
Doch op dit oogenhlik hoorde hij
van achter het beschot iets, wat hem
de ooren spitsen deed.
Goed, goed, zelde vroolijk eene
vrouwenstem, wanneer zal het dan
wezen?
Oogenblikkelijk herkende Lew
Sjawwitsch het orgaan van zijne doch
ter. Maar met wien praatte zij daar?
Wanneer gij maar wilt-, mijn
schat, antwoordde een diepe, wellui
dende basstem. Maar vandaag gaat
het niet goed meer en morgen ben
ik den heelien dag op het bureau ge
bonden
Dat is Dogtjarjow, dacht Tur
manow, die in deze bas terstond de
stem herkende van een zijner vrien
den.
Wel, wel. Geen dag kan zij le
ven zonder een romantisch avontuur.
Ja, morgen ben ik den ganschen
dag bezet, hernam de basstem. Als ge
wilt, schrijf mij dan morgen een paar
regels dat zal mij erg veel pleizier
doen. Maar wij moeten het met onze
correspondentie slim aanleggen. Wij
moeten er iets op verzinnen. Over de
post, dat. is te gevaarlijk. Als ik u
over de post schreef, dan zou uw ka
meel van een vader dien brief kunnen
onderscheppen; en schrijft gij mij, dan
ontvangt mijn vader den brief in mij
ne afwezigheid en maakt hem zeker
open.
Ja hoe leggen we 't dan aan?
Wij moeten er iets op uitvinden.
Met de dienstboden kan men ook
niets zenden, want uw brombeer van
een vader ziet natuurlijk ook de meid
en den knecht op de vingers. Wat
doet hij op 't oogenhlik? Zit hij te
kaarten?
Natuurlijk. En natuurlijk ver
liest hij weer, die ezelskop!
De mobilisatie in Turkije.
Do sultan (tot een kolonel, die bevel heeft ontvangen, in verband met de Macodonische beroeringen, naar de Bul-
gaarsche grens op te trekken): Hoe is de stemming onder uw soldaten, kolonel?
Kolonel- Uitstekend, sire... precies leeuwen, die sedert een half jaar niets te eten gehad hebben.
Nu, ongeluk in het spel, geluk in
de liefde, lachte Degtjarjow. Maar
nu heb ik er al iets op verzonnen.
Morgen om zes uur, als ik uit het
bureau kom, ga ik door het stads
park, waar ik den inspecteur moet
spreken. Doe dus uw best, mijn engel,
om nog vóór zes'uur niet later
een briefje te leggen in de marmeren
vaas, die links van het prieel van wil
den wijngaard staat. Weet ge 't wel?
Ja, ja, ik weet het.
Dat is poëtisch, geheimzinnig en
nieuw. En noch uw dikzak van een
vader, noch de mijne snappen daar
iets van. Goed begrepen?
Best. Ik zal er voor zorgen.
Lew Sjawwitsch dronk nog een
snapje en keerde naar -de speeltafel
terug. De ontdekking, die hij daar
even gedaan had, liet hem tamelijk
koel. De tijd dat hij zich kwaad ge
maakt op zijn dochter, opgespeeld,
geraasd en zelfs geranseld had och,
die tijd lag al lang achter hem. Al
lang had hij zich in het onvermijde
lijke geschikt.
Zijn dochter hield nu eenmaal van
zoo'n paar liefdesavontuurtjes.
Maar wat hem wel degelijk ergerde,
dat waren de uitdrukkingen, die hij
als voor zijn persoon bestemd had
moeten aanhooren, als kameel, dik
zak, ezelskop, enz. Die hadden zijn
eigenliefde diep gekrenkt.
Wat een ongelooflijke valschaard
en fielt, die Degtjarjow! dacht hij,
terwijl hij zijne kaarten opnam. Als
hij mij op straat tegenkomt, dan stelt
hij zich aan als mijn trouwste vriend,
lacht on klopt mij op den schouder. En
nu zie eens aan, wat hij mij voor
poetsen bakt! In mijn gezicht noemt
hij mij vriend en achter mijn rug
dikzak en kameel.
Iloe meer hij in den loop van den
avond nog bij het spel verloor, des te
zwaarder begon hij de hem aangedane
beleediging te voelen.
Melkmuil! dacht hij, driftig de
kaarten schuddend valsche lum
mel! ik wil mij liefst niet met u inla
ten, anders zou ik u toch de tanden
en de klauwen van den brombeer eens
laten voelen!
Onder het avondeten moest hij zich
nog laten welgevallen, dat Degtjarjow,
dio Judas, allerlei belangstellende vra
gen tot hem richtte, of hij veel ver
loren had, waarom hij zoo stil was,
en zoo al meer.
Naar huis teruggekeerd, voelde Lew
Sjawwitsch zich zoo kregel en onbe
vredigd .alsof hij in plaats van eene
malsche kalfsborst een ouden over
schoen opgegeten had. Nog zou hij het
misschien te hoven gekomen en ver
geten zijn, indien niet het gebabbel
van zijne dochter hem voortdurend
de woorden kameel, ezelskop en dik
zak tc binnen geroepen had.
Ranselen moest ik den schavuit!
dacht hij. Hem openlijk aan de kaak
stellen! Hem ruïneeren!
Wat kon hij doen? Degtjarjow door
een paar gehuurde mannen laten af
rossen? Hem doodschieten in een
duel? Hem bekladden bij zijne supe
rieuren? Of als hij eens den brief
van zijn dochter eerder uit do vaas
nam en in die plaats daarvan iets vuils
legde eene dood'e rat bijvoorbeeld?
Of een oude pantoffel? Of een spot
vers? Dat zou ook niet kwaad we
zen.
Lang liep hij in zijne slaapkamer
op en neer, brandend op allerlei
wraakplannen. Eensklaps bleef hij
staan en sloeg zich tegen het voor
hoofd.
Daar heb ik het! Bravo! riep hij
uit, stralend van voldoening. Dat zal
fameus worden! Fameus!
Hij zette zich aan de tafel en
schreef, na lang peinzen, terwijl hij
zijn schrift verdraaide en zooveel mo
gelijk spelfouten maakte, het vol
gende:
Aan den winkelier Dulin.
Mijnheer!
,,Als vanavond op den 12en Sep
tember vóór 6 uur niet tweehonderd
roebels gelegd zijn in de vaas in het
stadspark, links van het prieel van
den wijngaard, wordt ge doodgesla
gen en uw fantasiewinkel vliegt in
de lucht".
Nadat hij dezen brief had opge
steld, sprong Lew Sjawwitsch vol
verrukking van zijnen stoel.
Prachtig, uitstekend, voortreffe
lijk! mompelde hij, zich de handen
wrijvend. Eene betere wraak had zelfs
de drommel niet kunnen uitdenken. Na
tuurlijk slaat dien laffen winkelier de
schrik om het hart en loopt hij op
oen draf naar de politie. Deze zal
zich tegen zes uur achter het geboomte
verscholen houdien en den vlegel aan
houden, zoodra hij komt om den brief
uit de vaas te halen.-Wie er op zijn
neus zal zien! Daar zal hij pleizier
van beleven! Tot dat de zaak opgehel
derd wordt, zal hij achter de tralies
zitten »n klappertanden. Bravo!
Lew Sjawwitsch plakte op den
brief een postzegel en bracht hem
zelf op d« post. Hij sluimerde in met
een zalig glimlachje en sliep zoo zoet
als hij in lang niet geslapen had. En
toen hij 's morgens ontwaakte en zich
zijn slimmen streek herinnerde, be
gon hij vroolijk te giegelen.
Op weg naar zijn bureau lachte hij
voortdurend, zich vergenoegend over
den schrik van Degtjarjow, wanneer
deze in de val was geloopen.
Tegen zes uur kon hij het niet meer
uithouden en liep het park in, om zich
met eigen oogen in den wanhopiger)
toestand van zijn vriend te verlusti
gen
Aha! dacht hijr toen hij daar
reedg een agent van politie tegen
kwam.
Hij ging tot aan het prieel, verborg