ALLERLEI. Haarlemmer Halletjes. ALLERLEI. Van alle tijden. Voor alle tijden. DE ZATERDAGAVOND. Drie dagen verliepen. Klaas en Jochem wachtten vergeefs, maar Zijne Hoogheid arriveerde niet. Toen hij echter na acht dagen nog niet terug was, begon de zaak hun vreemd voor te komen. Als ze' hem maar niet gepakt hebben, dachten bei den. Nog een paar dagen verder kregen ze de zekere overtuiging dat de heer Von Hartleben ingerekend was. Als Zijn Hoog... zei Klaas, toen ze er over spraken, maar brak plotseling den zin af. Hoog, hoog? vroeg Jochem argwa nend, wat meen je daarmee? Och niets, ik versprak me, luidde het antwoord verlegen. Doch ook Jochem viel door de mand en riep driftig: Die vervloekte keizer... Verder kwam hij niet, want een hoestbui overviel hem: Keizer? wat wil je daarmee zeg ge^, Jochem, vroeg Klaas. Och, niets, ik wilde zeggen, dat die vervloekte hoest mij zoo te pakken heeft. Maar... maar... ik zou wel eens willen weten hoe mijnheer Von Hartleben het maakt. Ja, ik ook, ik ben bang... Bang? waarvoor? Wel, dat zij hem gevat hebben, flap te Klaas er uit. Gevat hebben- schreeuwde Jochem, lieve hemel en mijn vierhonderd gulden dan? Wat, vierhonderd gulden? vroeg Klaas verbaasd. Ja, die heeft ie van mij geleend, Gód bewaar me, ik mot zeshonderd gulden van hem hebben. Van onzen Duitschen vorst? riep Jochem. Wat, weet jij dat ook al? Hij heeft mij de geheele geschiedenis in diep geheim medegedeeld. En mij ook. Klaas vertelde nu van het verzegelde pakje en denzelfden dag begaven de bei de vrienden zich naar het parket van dein officier van justitie te 's-Graven- hage. De geheimziraiüge erfenis van den heer Von Hartleben bevatte niets anders dan de interessante komieke voordracht „Boerenbedrog". Bont© steentjes. Tokio, de hoofdstad van Japan, is wei de zindelijkste stad ter wereld. Er zijn daar 800 openbare hadin richtingen. welke dagelijks door 300000 menschen worden bezocht, Een Zaterdagavondpraatje. Nu de heer Roog met Mei aftreedt als Raadslid en, zich gaat vestigen in de wieg van de Edammer kaas, namelijk in het landelijk Edam, nu wordt het tijd cm eens over een opvolger te denken. Ik geloof, dat er weinig vacatures zijn, waar we het zoo gemakkelijk en tegelijk zoo moeilijk over eens zullen kunnen worden. De gemakkelijko kant is deze: dat do heer Roog in ons aller oog door niemand anders kan of mag worden vervangen, dan door een bouwkundige. Het is goed, dat er een paar architecten ,n den Raad zijn en daarom kan de heer Roog niiet worden vervangen door een dokter, een Tentenier, een fabrikant of een advocaat. Een bouwkundige moet het we zon en nieman anders! En daarmee is ook al gewezen op den model ijken karnt van de quaestie. Als uien zich moet beperken tot ééne cate gorie van personen, dan is de keus be perkt. We tellen onze architecten niet bij tientallen, hoewel allervermoedelijkst de archtlecten zeiven wel van meening zullen wezen, dat er in Haarlem wat minder architecten zouden kunnen zijn. Ik heb dat ia verschillende vakken op- Een Amerlikaansch spoortreinmachi nist. die onlangs op pensioen gesteld is. heeft gedurende zijn 42-jarigen diensttijd na elke reis het aantal door hem afgelegde mijlen opgeteekend en de uitkomst van die aanteekeningen is, dat hij in heit geheel 2.256.617Ï kilo meter heeft afgelegd. Als zijn locomotief altijd in dezelfde richting was gegaan, zou hij 56^ maal rondom de aarde zijn gèloopen. Alleen te New-York waren in 1900 47 fabrieken van schrijfmachines met een kapitaal van 8.400.431 dollars, le gen 30 niet een kapitaal van 1.421 783 dollars in 1890. In die fabrieken zijn werkzaam 4340 personen, die aan sala rissen verdienen 480.486 dollars'. In. 1900 werd voor een waarde van 2 697.54S dollars uitgevoerd, vertegen woordigende 38.9 pet. van de totale waarde der productie. Van 1897 tot 1900 vermeerderde de uitvoer met 85.6 pet. Europa is altijd1 de sterkste kooper van schrijfmachines geweest, In 1900 ontving Amerika 83.3 pet. van het totaal, waarvan Engeland alleen 4U.5 pet. betrok. Naar volgorde komen dan Duitschland, Frankrijk en België. Toen Bismarck op jeugdigen leeftijd in Frankfoi't a. Main werkzaam was en zich in het huis van den heer Saffer- held gevestigd had, verzocht hij zijn hospes een schel te laten maken, om' zijn kamerdienaar te waarschuwen wanneer hij dien noodig had. maar Safferheld wilde daar niets van woten. Den volgenden dag reedis werden de overige bewoners van het, hotel-in rep en roer gebracht door het lossen van een revolverschot. De huisheer begaf zich onmiddellijk naar von Bismarcks vertrekken en. vroeg hem wat er toch gaande was. „Hoe moet ik anders mijn kamerdie naar waarschuwen, wanneer ik hem noodig heb, als er geen bel is? ant woordde de jonge diplomaat kalm. De beroemde Poolsche tooneelspeel- ster Morljeska werd eens te Parijs op een groote partij genoodigd. De vrouw des huizes verzocht haar den aanwezi gen 'iets van hare kunst te genieten te geven. De kunstenares was daartoe gaarne bereid, maar daar niemand van het gezelschap een enkel woord Poolsch verstond besloot zij eens een proef te nemen. Zij sprak, en wat zij voordroeg moest wel zeer treffend geweest zijn, want haar stem gaf alle schakeeringen van hartstocht en gevoel te hooren. De aanwezigen waren allen diep ontroerd en eenige dames hadden zelfs tranen in de oogen. Hoe heet het gedicht eigenlijk, dat gij ons hebt voorgedragen vroeg de gastvrouw, toen de kunstenares op hield. Het was geen gedicht, antwoordde Modjeska, gemerkt: in plaats van de gezelligheid te loven en te prijzen, zou men wen- schen, dat er wat minder vakgenooten waren. Het eigenaardige daarbij is, dat men niet zichzelf, maar liefst een ander naar elders zou zien vertrekken. Na deze algemeen philosophische be schouwing keer ik terug tot de nuchtere praktijk van het leven en vraag mijzel- ven af: „Wie moet dan nu de opvolger wezen van den heer Roog?" En dan zou ik mij zeiven willen antwoorden: „vraag den heer Van der Steur". Hij is een man, die zijn vak in den grond verstaat, die wel geen lange redevoeringen houden, iraar zijn/ meen/ing onverholen zeggen zal en die door zijn omstandigheden in de zekere onafhankelijkheid verkeert, die voor een Raadslid van zoo groote beteekenls is. Ik weet niet of hij zal willen, maar dat doet er voorloopig ook niet toe. Al leen heb lk de aandacht op zijn persoon willen vexstigen en hoop, dat dit balletje rollen zal tot daar waar ik het graag zou zien, in de besturen namelijk van de k i es ver eenJ g i ngen Misschien zal het nieuwe Raadslid nog wel kunnen deelnemen aan de beslis sing over de nieuwe pensioemsvoorstel- len, die nog altijd met dezelfde kalme snelheid tot rijpheid komen. We den- Dan was het toch een fragment uit het een of andere tooneelstuk. Ook dat niet Maar wat was het dan vroeg men 'in gespannen verwachting. Ik heb in het Poolsch geteld van een tot tweehouder,ddlertig, gaf de kunstenares lachend ten antwoord. Een praatje over de Huishoud- en Industrieschool. Wat er van buiten aantrekkelijk uit ziet, blijkt dikwijls niet mee te vallen, hetzij dit de verwachting te hoog ge spannen was of omdat daarbinnen we zenlijk iets lcelijkis was, maar omge- ccerd, wat van buiten leelijk is, blijkt dikwijls van binnen mooi te zijn. Dat dacht ik, toen ik, op den Klei nen Houtweg wandelend, boven de schuttingen van den tuin van den heer Krelage, d'ie groote zwarte letters in een grijs fond duidelijk zag afsteken „KINDERBEWAARPLAATS", Dat klinkt niet mooi, het doet ons onwillekeurig denken aan een „opber gen", een „wegzetlen". Die kinderen zijn maar kinderen en belemmeren de menschen in hun gewichtige bezighe den. Ili besloot eens een kijkje te gaan nemen, niiet om aanmerkingen te gaan maken op wat ik verwachtte, maar we zenlijk uit onbevooroordeelde belang stelling. Er was mij iets in de ooren gewaaid van/ een zaal vol wiegen en jonge meisjes, die schoone luiers moestem aandoen enz. enz. ik moest daar het mijne van hebben. Vriendelijk werd ik 'in een spreekka mertje van de Huishoud- en, Industrie school ontvangen door een der leden van het bestuur. Wij wachtten op een ander lid, dat ons met nog andere da mes in de verschillende zalen zou rond leiden. Dat bleek wel noodig te zijn, want werkelijk, het aantal is niet ge ring. Eerst bekeken wij de twee keu kens, die aan weerskanten van ae gang ruim en keurig netjes zijn. In beide 1 en hierbij minder aan een bliksem- dan wel aan een boemeltrein. Intusschen heeft die bezadigde langzaamheid ook hare lichtzijde en wel deze, dat in den loop van de Jaren de zaak zoo door en door behandeld en bekeken is, dat nie mand er meer wat nieuws van zeggen kan. Zoodra het in den Raad komt, zal i et voorstel dus zoo goed als aangeno men zijn, op één punt na, den leeftijd van die politieagenten. Ik kan mij haast niet voorstellen, dat de Raad voor deze beambten denzelfden leeftijdsgrens bo- palen zal als voor de^anderen, namelijk 65 jaar. Wie kan zich en politieman van 65 jaar denken als vlug looper, vlug schrijver, man, van een krachtige vuist, en vermoeid en onvermoeibaar? Ik niet. Het eene vak is het andere niet en deze menschen slijten gauw. Er moot, naar iii van verschillende kanten gehoord heb iets bijzonder vermoeiends en af mattends liggen vooral in nachtdienst. Het doen van afgemeten ronden in den donker, in eenzaamheid en stilte, werkt - naar het schijnt veel meer op de zenuwen, dan men oppervlakkig den ken zou. Dat overigens afwisselende dag- en nachtdienst op zichzelf al ver moeiend is, weet iedereen. Het zou mij dan ook niet verwonderen, wanneer er in den Raad stommen opgingen, om, Keukens stonden twee fornuizen en een gaskachel. Alles glom on blonk men zou ér om zoo te zeggen, van den grond kunnen eten. Een stoomkoker met drie verdiepingen, werd ons getoond, bijzon der geschikt om eten warm te houden, en dan ook een kleine hooikist, d'ie ook heel goed schijnt te voldoen. Daarna betraden wij een lokaal, waarin wel twintig meisjes zaten te poetsen. Het echte beeld der Hollandsche huisvrouw. Poetsen, poetsen, tot het zoo glimt, dat het voor een spiegel niet onderdoet en dan misschien eens even gluren, of het w/itt»e mutsje wel recht staat. Wel ja, dat mag wel, hoor, jeug dige huishoudstertjes, al doe je het dan ook tersluiks, denkende aan het oude rijmpje „Wie telkens in den spiegel ziet, enz." troost je dan maar met de gedachte, dat een glimmende theepot, die je nog wel zelf zoo glim mend gemaakt hebt, geen spiegel is. Na een g'endiag-knlikje aan de onder wijzeres en hare leerlingen gingen wij weer verder en kwamen achtereenvol gens in verschillende kamers en zalen, te veel om bij allen stil te staan. Wij zagen de kamer van Mejuffrouw Gal- lenkamp, een spa-eekkamer, nog een spreekkamer, een teekenzaal met mooi bovenlicht, slaapkamers van interne leerlingen, dito's van interne leerares- sen en toen hoorden wij duidelijk kin dergeschrei. Daar naderden wij. wat vooral mijn nieuws.laten wij zeg gen mijn weetgierigheid opwekte. Och, wat eigenaardig, bij het binnen komen struikelden wij bijna dadelijk over een kleine dreumes, die direct als een nieuwsgierig muisje de kans waar nam om te zien, wat daar wel in de buitenwereld voorviel. Wij zagen er kleintjes van eenige weken, maanden en jaren oud en daartusschen do jonge meisjes, die mot aangeboren handigheid dat kleine goedje gaven, wat het toe kwam. Eenige kinderen stonden in een loopwagen, andere hobbelden In een hobbelstoeltje, weer andere lagen in wie gen en daar aan een tafel met aan weers kanten een bank zaten er eenige op den meer rijperen leeftijd van drie en vier jaren. Het was alleramusants om te zien en voor een moeder te aantrekkelijk om zich niet eens even met een paar der kinderen te bemoeien. De „heer in 't schommelstoeltje", die juist op de tafel met het witte kleed had gelegen als gevoilg van een klein meer tje op den houten vloer, zat nu voorzien van een drogen luier stil als zat hij na te denken over de zooeven begane zon de. Ik kon niet laten, dat leuke kereltje voor deze ambtenaren den leeftijdsgrens niet op 65, maar bijvoorbeeld op 60 jaar to bepalen. Als het een onderwerp was om er grap pen op te maken, zou men kunnen zeg gen, dat de mensch tegenwoordig des ■e eerder versleten moet zijn, omdat hij zoo merkwaardig vroeg begint. Ik over drijf niet wanneer ik zeg, dat bet er naar gaat lijken, of de aankomende mannen van onzentijd het staken eerder dan het wenken leeren. De couramen hebben ons i og dezer dagen de hartverheffende tij ding gebracht, dat aan de zeepfabriek net werk was neergelegd door vijf Jon gens van veertien jaar. Zegge veertien- jaar. Met hun vijven waren ze dus on geveer even oud als een agent van poli tie, die in de termen valt voor pensioen. Als de lezer mij vraagt, waarom deze jongentjes staakten, dan weet ik het riet. Heusch, ik kan het niet zeggen! Misschien begon die eeuwige muskus geur hen te vervelen. Misschien ook I in/derde hen die voortdurende aanblik van zeep, een artikel waar jongens In 't algemeen een broertje aan dood hebben. E stond in de bladen, dat zij voor een agent van politie op de vlucht zijn ge gaan, maar naar tk heb hooren zeggen :s daarvoor een heelo politiemacht uit getrokken. Hoe tilt ook wezen mag, ik DE ZATERDAGAVOND. 7 houd het goed en onthoudt het alle maal. jullie die hier in het rond staat: Wat de overheid ophangt, mag de on derdaan niet lossnijdenI De slimme boer. Barend was zoo dom niet als hij leek; Barend was een boertje dat er dom uit zag, maar dat in werkelijkheid een heel snugger en schrander manneke was. Hij woonde buiten Oldenzaal. Op een morgen zou hij over de gren zen gaan om er graan te koopen. Vader, zei zijn zoontje Kees, een lummel van elf jaar, vader laat mij mee gaan. Ik dank je wel! zei Barend. Reizen kost geld. Heb jij geld! Een retour naar Gildehaus kost tien stuivers. Ik geef geen tien stuivers voor je uit. Keesje had dit bezwaar voorzien. Maar hij was een slimme jongen, even slim als zijn vader en hij had een plan Den volgenden morgen ondernam Ba rend de reis. Hij droeg op zijn rug een zak. En in dien zak schokte en zweette een kleine boerenjongen Kees. Het was zijn eerste reis. Rustig zette Barend zich in een coupé, de zak naast zich en de reis verliep zon der avontuur De trein kwam in Gildehaus, het grens' station. Barend nam den za kop zijn rug eo liep gemoedelijk door, de douanen voor bij. Heda; Bauer, haltl riep een douane ambtenaar. Was soil das bedeuten, hieT chne Weiteres durch zu gehen? Herr OberzoRinispektor, zei de slim me boer in gebroken Duitsch, ik heb niets belastbaars bij me. Niets, waar achtig niets? Steil den Sack hln, Bauer; gelastte de ambtenaar. Zooals meneer belieft, sprak Ba rend onderdanig en hij zette den zak voorzichtig op den grond. Was hast du,da in dem Sack,hè? Och niets bijzonders, zei hij, treu rig, de boer. Ouwe scherven, ouwe glas en ouwe potscherven om in de win teravonden aardige vaasjes samen te lijmen. Lasz mal sehn! zei de ambtenaar, een stok grijpend en hij sloeg onbarm hartig op den zak los. Toen klonk daarbinnen een heldere jongensstem, die bij lederen slatg van den ambtenaar uitriep: Rinkeldekinkeldekinkel! De dood van de Doode Zee. Evenals de ijsbergen geeft de „Doo de Zee" teekenen van een aanstaande verdwijning Fen Engelsch geleerde heeft geconstateerd, dat zij sedert eeni ge eeuwen aanmerkelijk is afgenomen en dat haar eertijds groote diepte geen drie meter meer bedraagt Het water verdampt spoedig, de zout- laacii zetten zich af aan de oevers, waar zij vaste, harde rotsen doen ont staan. Dit is dus de aankondiging van een opdrooging en van de aanstaande her schepping van de Doode Zee in een woestenij Al liet goud van de wereld. Met betrekking tot geldzaken is 't volks begrip wonderlijk op een dwaalspoor, gegrond als 't schijnt op sprookjesach tige verhalen, die maar, alsof 't zoo niets is, spreken van bergen goud en zilver en kamers vol goudstukken. Voor hen, die meenen, dat al het goud in de wereld, op een hoop verzameld, een rousachtigen berg zou vormen, zal het zeker een verrassing zijn, te hooren, dat liet slechts een klein heuveltje zou wor den. Hot is heel makkelijk de cijfers te vin den, die deze conclusie rechtvaardigen. Bij het begin van het Christelijk tijdvak was er in de wereld t 1,032.000.000 aan goud. Dit is eeni schatting gebaseerd op zorgvuldige berekeningen, een schat ting, die de werkelijkheid dicht nabij komt. Maar goud, onvermengd goud, is erg zacht en slijt verbazend af; dienten gevolge is het bedrag verminderd tot t 136.800.000 op het oogenblik, dat Ame rika ontdekt werd. Toen nam de goud voorraad weer toe. Peru en Mexico ver meerderden het goudbezit der wereld, Galifornië hoopte den voorraad nog meer aan en eindelijk kwamen Austra lië, Zuld-Afrika en Alaska, Door al dien toevoer is het aanwezige goud steeds vermeerderd, en wordt het thans geschat op een waarde van f 14.400.000.000. Stel nu, dat ge hadt een kamer van 26 voet in de lengte in de breedte en in die hoog te, een kubus dus van 26 voet, dan zoudt ge daarin al het goud der wereld kuninen bergen! Natuurlijk zou het goud één aaneenge sloten massa moeten vormen, anders ging het niet, maar schijnt het deson danks niet wonderlijk en ongelooflijk.? Toch is 't een feit. Met het zilver staat net heel anders. De heele voorraad zilver uit elk hoekje van de wereld bijeengebracht, zou, zon der twijfel, een mooien berg vormen, maar al het goud der wereld, kan mak kelijk in een gewoon woonhuisgebor gen worden. Gips tegen tuberculose. Dat stof van gips een gunstige uit werking op longlijders heeft, is op de jongste jaarvergadering van de Duit- sclie „Gipsvereeniging" betoogd. Een der aldaar aanwezige gipsfa- brikaniten deelde mede. dat hij ge- du rendie vele jaren 406 arbeiders in dienst had en dat geen van hen ooit aan tuberculose had geleden.- Van een anderen kant werden voor beelden aangevoerd van arbeiders, die aan tuberculose leden, toen zij in het vak kwamen, en bij wie de voortgang dier ziekte werd gestuit. Tn het Ilarzgebergte moet de gun stige werking van gipsstof op tubercu lose een door ervaring bewezen feit zijn. Voorts wordt de goede naam, welke Wei.szenhurg, "in liet Bern er Oberland, heeft als herstellingsoord' voor long lijders. in de eerste plaats toegeschre ven aan de werking van een warme bron, welke een overvloedig gipsgehal- te bezit. Een origineel© bibliotheek. Te Miueapolis werd onlangs een bi bliotheek geopend, die zeker baars ge lijke in de wereld n'iet zal bezitten, maar welker wijze van aanleg ook door andore bibliotheken in toepassing zou kunnen worden gebracht. Carle- ton Young, een Amerikaansch mil- liardier, tot voor korten tijd eën der graankoningen. schijnt besloten te heb ben. dezen titel legen dien van „boe- kenkoning" te verwisselen. Zooveel de eerste hem opbracht, zooveel kost hom de tweede. Het spreekt natuurlijk van zelf, dat een milliardier zijn boekerij niet in richt volgens de „bekrompen wijze" onzer bibliothecarissen Young wil een verzameling van de eerste werken van alle natiën waarbij bij vooral nadruk legde op den arbeid van de hedendaagsche schrijvers. De eigenlijke originaliteit zijner biblio theek bestaat evenwel hierin, dat hij de werken van tijdgenooten door een door do auteurs zelf geschreven hand schrift liet voorzien. In deze voorrede verklaren de schrijvers welke omstan digheden hen tot het schrijven hunner boeken hebben geleid en bespreken meteen de belangrijkste recensies. Dus critiek op critiek. Oorspronkeilijk toonden de schrij vers niet veel sympathie voor hot plan, omdat zij er eenvoudig een poging in zagen om op handige wijze autogra- pluëri bijeen te krijgen. De vier ver tegenwoordigers van Young, die de wereld afreisden, hadden dus niet veel succes. Toen men evenwel zag. dat het den milliardier ernst was niet zijn streven, werd men tegemoetkomender, vooral daar hij bij de vervulling van zijn ver langen daarvoor met rijke geschen ken zijne erkentelijkheid beloonde. De gaven der weerprofetie. In een Amerikaansche stad waren twee couranten die heftig met elkander concurreerden. Elk dier bladen had aan de redactie een geleerde, die voor de weerberich ten zorgde maar die twee heeren keu den elkaar niet. Dr tene dier meteorologen, prof. lackson, merkte met groote ergernis op, dat de weervoorspellingen van zijn mededinger, Johnson, zeer dik wijls juist bleken te zijn. terwijl de zijne maar zelden uitkwamen. Hij wilde beproeven te ontdekken, hoe zijn concurrent aan zijn gegevens kwam. Tot dat cfoel liet hij zich Johnson aanwijzen en hij ontdekte wldra, dat deze dagelijks in een bepaald restau rant kwam eten. Hij wist nu te ma ken, dat hij met Johnson aan heL zelfde tafeltje kwam te zitte en weldra was hij met hem in levendig gesprek. Toen h'j eindelijk gelegenheid had om te vragen wat hem het meest in teresseerde, sprak hij A propos, ik heb gehoord, dat gij de vermaarde weerprofeet van de „Morning Post" zijt. Ik kan u niet zeggen, hoe dikwijls ik mij reed's ver wonderd hc-b over de juistheid uwer weervoorspellingen. O. dat is zeer eenvoudig, ant woordde Johnson glimlachend. Er is een oude domkop,die de weerberichten voor de „Globe" maakt. Dat blad verschijnt eenige uren vroeger dan 't onze, en nu lieb ik niets anders te doen dar. het tegenovergestelde te be weren van wat hij zijnen lezers voor spelt. Daar zijn voorspellingen meest a! onjuist zijn. heb ik het zoo bijna al- tiid aan het hechte eind. Na dien dag waren de rollen omge keerd want nu voorspelde professor Jackson altijd het tegenovergestelde van wat hij eigenlijk meende. Een cultuur van Onze-Lieve- Heers-Beesjes. In een van do laatste artikelen in de Journal de 1'Agriculture pratique, wijst de heer d'Anchald nog eens op liet. nut dat de Onze-lieve-Heers-beest- jes voor den landbouw kunnen heb ben. In d'e Vereentede Staten, evenals in alle landen der nieuwe wereld, val len heele zwermen insecten do plan tages aan; vooral de oranje- en ci- troenboomen in Californië hebben veel te lijden van de Icerya Purcliasi. Verontrust door deze rampen, zond het Amerikaansche gouvernement pro fessor Koebele naar Australië, om te trachten er e©n natuurlijken vijand van deze schadelijke insecten te vin den. Zijn naspornven werden be kroond met succes door die ontdek king van een soort van Onze-lieve- Hoers-beestjes dat. zich voedt met, de Icerya Purcliasi. Men plaatste deze diertjes in de Amerikaansche planta ges. men kweekte ze aan in een soort ■van korven, zo verspreidden zich overal m vernietigden het. schadelijk ongedierte dat de jonge hoornen dood de. Dit succes werd overal bekend en planters van koffie op Ceylon en van thee in lndië, landbouwers in Zuid- Af rika. in Egypte en in Portugal, al len wilden het nuttig insect bezitten Maar deze familie van Onze-lieve- Ileers-beestjes bevat niet minder dan 2000 soorten, waarvan er 110 in Austra. lië leven; alle soorten, behalve één groep, zijn insectenetend. De Australische entomologen kon den .naar aanleiding van de vele aan vragen, zich geheel wijden aan die cultuur van die diertjes, want d'eze hebben ieder hun voorkeur en eten niet dezelfde insecten. Zoo is er dus weer een nieuw bedrijf ontstaan; het kweeken van Onze-lieve-Heers-beestjes. (Eigen Haard). Dieren en muziek. Een der lezers van „Het Vaderland' schrijft aan dat blad: Eenige jaren geleden, wij woonden buiten, kwam daar een bekende, zeer muzikale pianiste bij ons logeeren. Gcdurnde haar verblijf werd eiken avond na het thee-uurtje de piano ge opend en „ontsloot zij voor ons het heiligdom der kunst." Op zekeren avond keek toevallig een van ons naar boven en zag daar vlak boven de piano tegen het plafond een groepje spininekoDDen. Eiken avond. kwamen de diertjes geregeld terug, en langzamerh* nd wandelde het ge zelschap uit den tuin naar binnen. Dat zij het, uurtje goed kenden, bleek den eersten avond na het vertrek van onze musicienne, want ook toen waren die toehoorderessen op het bepaalde uur present. Wij telden eir 14, die te ver geefs wachtten, op de heerlijke klan ken I ater hebben wij ze niet meer gezien, hoewel er toch van tijd tot tijd speeld wem. Het plijt meer voor den goeden smaak der aardige spinnekop- ies, dan helaas voor de uitvoeringen. Kan, iemand na het lezen dezer fei ten wel ooit meer zoo'n diertje dood trappen Een veil glieidslift. In den toren van het stadhuis van Philadelphia heeft men een nieuw stelsel toegepast om ongelukken te voorkomen, wanneer de kabel breekt, waaraan de lift wordt omhooggetrok ken. Bij dit stelsel vormt de liftko ker een gesloten buis. waarin zich de liftkamer als een zuiger op en neer beweegt. Zoodra de ketting of kabel breekt .sluiten zich automatisch eeni ge kleppen, waardoor de lucht in den koker wordt toegelaten. De liftkamer valt omlaag maar drukt bij haar val die ondergelegen lucht, die nu geen uitweg meer vindt, in toenemende ma. te samen. De samengeperste lucht werkt als een elastisch stootkussen, vertraagt den val en stuit d'ezen ein delijk geheel, zonder eenigen schok. Men heeft, om de deugdelijkheid van het stelsel te beproeven, de lift kamer van een hoogte van 122 met©r laten vallen. Op 26 meter van don grond was de snelheid nog 9 K.M. per uur; beneden was zij gelijk O gewor den. De autoriteiten wilden niet toestaan, dat do uitvinder in de liftkamer plaats nam. Maar een aantal eieren, eenige gloeilampjes en een paar ratten kwa men ongedeerd beneden. Tot zoover de Illustration", aan welk blad wii dit. bericht ontleenen. Wij vragen ons echter af, of bij een val van geringere hoogte de lucht al voldoende wordt samengeperst om een schok met noodlottig gevolg te vporkomen. te meer omdat het nau- welijks denkbaar is. dat de wanden van de liftkamer volkomen luchtdicht in den koker passen. (Eigen Haafd). Velen, die geroerd worden bij het gezicht van bittere armoede, uiten dat meer met hun zakdoek dan met hun beurs. De eenvoudige zucht naar weten is billijk en moet niet onderdrukt wor den. De moeder brengen op zachte wijze goede begrinpen in gezonde hoe veelheid aan en late dit niet over aan een vreemde. Velen besteden zooveel van hun le ven om een beter leven te verkrijgen, dat zij het leven uitgaan, zonder een goed leven te hebben gehad. Onze geheele levensloop lost zich op in twee plichten: gehoorzamen en re geer en Om beide te erkennen en te vervullen is ons onmisbaar de kracht van het geloof,, het licht van het na denken en de energie van den wil. Een schandaal verheug! vaak diege nen het meest, die er zich het mcost over geërgerd toonen. Een blinde onderzoekt bij eiken stap den grond, waarop hij staat. Dat is ook de weg van wie vorderen wil in zijn zaken. Om gelukkig ie zijn, moet men be ginnen in het geluk te gelooven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 6