Licht m Schaduw. Mijn Engelschman. Een lersciiriMjke nacht. Naar liet Duitsch door FOX. I. Ik zou graag Engelsch Ieeren. Van die nieuwe dichters uit dat land vertelt men al heel merkwaardige diri sen. Die moet ik toch ook zelf lezen. Het £al zoo moeilijk niet zijn. Alleen in 't begin is het wel wat vervelend. Maar wat loopt het toch gek met alle goede plannen. Je moffeit ze al tijd weg. Eiken morgen als ik zal op staan. valt me dat in. 't geeft me een voorwendsel aan de hand. om nog wat in bed te blijven liggen na denken. Deai heelien dag vergeet ik het en 's avonds herinner ik me dan op eens, dat ik er weer niets aan heb ge- d&an. Gelukkig ontmoette ik mijn vriend Breindel. Die kwam juist van pa<=. Het is een uitstekende vent als je wat noo- dlg hebt. dat heb ik al jarenlang on-' dervonden. Hoe ik hem eigenlijk leer de kennen, weet ik zelf niet; iedereen, kent hem; hoe. weet geen mensen. En Breindel is zeer nuttig. Voor alles heeft hij h>n raad. Heb ie een zeldzaam tapijt of een oude schilderij noodif hij vindt een -eschikte. gocd- koope gelegenheid. Ga je een reis ma ken. hij verschaft je voor ©lice stad de noodige adressen. Voor alles wat je noodig hebt. waarvoor ook. kan je Je op hem verlaten. Ik vertel hem miin Engelsche be geerte. Natuurlijk heeft hij iemand disponibel Precies voor je geschikt. Hij zal je fameus liiken. Ik heb namelijk een ouden Engelschman Ik vertrek mijn mond eens. want ik had liever een jonge Engelsche. Maar je wil toch wat leeren? Hij werd kriezel' Voor despoot spelen doet 1 zoo graae en mag het in het geheel niet. dat 'e zijn plannen niet goedkeurt. Daar doe je niets dan een slechte uitspraak op. als je dan naar Londen gaat eni spreekt zooals zij het je heeft geleerd lachen ze.je overal uit. Daar hadi hij ook alweer gelijk in. En het geeft toch niets of ik al tegen spreek. Die Engelschman noemde zich cap tain Smith, maar ete--':;k heet hij anders Zijn familie hoort tot den oud sten adel van het land. Maar hij heeft zich een beetle verboemelt en heeft met ziin familie ruzie; als een zigeu ner is hij door Europa getrokken. Breindiol -roemt z'in uitspraak, zijn kennis van kunst, ziin levenservaring o 1 zal je best bevallen", meende hii. ..Hij is precies voor je geknipt". Is h:; getrouwd? Neen. Nu. dat doet er ook al niet toe Kijken kost niets, stuur hem me maar eens. II. Ik woon bij een dikke juffrouw. Ze kon jonger zijn. Ze is de weduwe van een gepensioneerden majoor. Ze snuift, houdt van lottospelen en is doodsbe nauwd voor roovers. De deur is dan Een "eweldig groot kanon, het grootste ter wereld, is in het begin dezes jaars ovc-r e dragen aan de mi litaire autoriteiten der Vereenigd'e Sta ten, om er te Sandy Hook d - gebrui kelijke proeven mee te laten doen. Het reusachtig oorlogswapen, waarvan wij hier een afbeelding geven, weegt Een groot kasbon. 150 ton en bezit een kaliber van 16 inch. Het schiet bommen af van meer dan een ton zwaait© en moet een schietwijdte van ongeveer 30 K.M. be strijken. Dit kanon moet dienen voor de kustverdediging en het voornemen bestaat, het als de proeven goed uit vallen .met een ander van dezelfde afmetingen e.n hetzelfde kaliber te plaatsen te Romer Shoal. waar bet vreemid'e schenen, die een aanval op die haven van New-York in den zin hebben, zou moeten vernietigen. Het moordtuig is gebouw-1 in het Watervliet-arsenaal in New-York. ook altijd op het nachtslot en goed gegrendeld. Wie naar mij vraagt, wordt eerst heel lang verhoord, om te weten of het niet ©en geheime moordenaar is. Ze zou graag zien. dat alleen dames m© kwamen bezoeken. Dat wilde ik ook welZij gelooft dat die niet zuo gevaarlijk zijn. Dat geloof ik niet. I Voor de rest is ze als ze niet aan moord en doodslag denkt heel gemoedelijk. I Ze zorgt goed voor je en ontziet geen moeite. Ze leest zelfs mijn werken. Trouwens ze leest verbazend veel, den p-eheelen dag. Fransch. Engelsch, al- les door elkaar. Vroeger is ze. geloot ik. gouvernante geweest De vorige week kom. ik thuis en vind haai- geheel vertwijfelend. Jk maak me er echter niet druk over. want ik ben dat al gewoon. Zo geeft me een kaartje en ee brief. Is dat werkelijk een kennis van u?" Ik maak den brief open Maar voor eerst is hii absoluut onleesbaar en heb je dan eindelijk ee regel ontcij fert dan snap j© hem niet. Ik lees het kaartje ..Captain Smith". Aha. mijn Eneelschpian! ..Die mijnheer komt toch terug, hoop ik?" Om Godswil? Z© kijkt me wan hopig aan. En nu stijgt haar angst tot woede. Neen. bü alles wat recht is maar dat "°at to ver Dan was het maar beter dat u wegging, 't Spijt me erg. waint u is een zeer solide heer, maar voor ik dat mensch weer in mijn huis laat. dan was 't maar beter dat ik verhuisde. Alles heeft zijn grenzen. Maar wat is er dan gebeurd? Het duurde een uur voor ik het langzamerhand hoorde. Eerst huilt ©n jammert ©ri weent ze met immer nieuwe verzekerin - dat de verschrik kelijke mensch niet meer in haar huis komt Slechts moeilijk begrijp ik het zoo stukje voor stukje. Later komt Rika ©n vertelt me de geheele geschie denis en dan begrijp ik alle?. Ik was juist uit en Rika deed de kamer, toen er gebeld werd. De dikke juffrouw kreeg natuu-rlR' weer een schrik of het niet ov-n aanslag was en ze luistert. Rika gaat kijken, wie is er. Een-ijzige hoer. die er nog nooit geweest was. met een spits gezicht, maar anders heel fatsoenlijk. Ze ver stond hr:v> ntet dmdr.liik. omdat hij de woorden radbraakt. Maar ten leste snapt ze toch. dat hii wat aan me schrijven wil en laat hem binnen. Hij "aal aan de tafel zitten, scharrelt een stuk napier op en schr:ft. Zij pakt haar stoffer weer en veegt rustigjes de kamer aan. Buiten luistert de. dik ke juffrouw. Z© is al beangst wat die vreemde kerel eigenlijk zoo lang uitvoert Dat schijnt haar verdacht; door de dunne wand hoort ze elk woord dat gesproken wordt. Plotse!'i>" roe-' hii Rika. ..Kom kom gij! Gij m:: helpen moet! Zegt men in 't Hollandsch, geëerde heer of geëerde mijnheer?" En 1 neemt haai den stoffer, die hem hindert, af, trekt haar naar de tafel en zin voor zin, woord voor woord moet ze den brief lezen, en ook ze<"-eu hoe een woord geschreven moet worden cm waarom. Hij gelooft het zoo grif niet Drie. viermaal laat hij 't haar zeggen en krabt zich den puntigc-n schedel als li ij 'i niet zoo gouw begrijpt, 't Liefst wil hij hot heer" zetten, men zet im mers ook ..het -meisje" •-> niet de meisje". Orde moet er zijn, waarom zou men d'an .,die heer" schrijven? Dan moet ze ten minste ©en reden aangeven maar met grillen hield hij zich niet op Ze moet niet denken dat hij koppig of eigenzinnig is; als ze hem een beetje beter heeft leeren ken nen, zal ze dat zelf toegeven maar al les moét behoorlijk verklaard worden. Dat mag men tenminste verlangen. Een taal. die niet verklaren is. is een domme taal". Daar wordt Rika hoos, maakt hem uit en neemt haar stoffer weer. Ilij loopt haar na, pakt haar heet en vleit haar en verzoekt haar niet boos te ziin; hij heeft haar immers niets gedaan. Hij is alleen erg verwonderd. Als men zich met verwondert, leert men nooit een vreem de taal. Ze moest liever blij zijn; dat is juist het beste toeken, dat men voor uitgaat. Slechts als men zich verwon dert en precies alles vraagt, bemerkt men de moeilijkheden. Daardoor mag men zich niet laten afschrikken. Inte gendeel Ze zal eons zien hoe goed het gaat En hij trekt haar weer naar de tafel, neemt weer de pen en vraagt en twijfelt en strijdt verder, met dui zend! middelen, woord voor woord. Een uur is bijna om en hij heeft nog maar drie regels. Hel geduld der dikke juffrouw in de andere kamer is uitgeput. Ze kan zich niet langer inhouden. Men komt toch niet in een vreemd huis om zich met het dienstmeisje in de taal te oefenen, 't Zal wel een voorwendsel zijn. Ilij wil met Rika eerst op een goeden voet komen en dan dan komt hij onverwachts met een dolk en een pis tool op haar af. Je kunt niet weten. Tegenwoordig zijn de menschen zoo slecht. En afgezien daarvan, komt het ook hoelemaal niet te pas. En de dikke juffrouw verzamelt al haren moed en gaat miin kamer bin nen D,;n Engelschman komt ze erg ongelegen,, In zijn gebrekkig taaltje zegt hii haar dat hij mij iets te schrijven heeft. Ze antwoordt in het Engelsch. dat zc vloeiend spreekt en zegt hem d'at liet practischer is de boodschap aan haar te geven. Maar hii laat haar niet ee-c uitspreken Oh. spreekt u Engelsch? Een beetje wat. men zoo in 't gewone leven noodig heeft. Oh. dat is jammer. Dan deugt u niet voor me. Ik spreek niet graag Engelsch omdat ik heit ken. Ik spreek liever Hollandsch. Oh. dat. is moeilijk. Maar in alle -eval, is het meisje, dat u niet verstaat Oli. het meisje is uitstekend. Zeg geen kwaad van haar. Het meisje is zeer goed. Ik ben heel tevreden. En hij gaat weer zitten, neemt de pen op eri bemoeit zich niet verder met de dikke juffrouw. Ze probeert het nog eenmaal. Maar hij laat haar niet eens aan 't woord. Met een ongeduldig gebaar legt hij tiaar 't zwilrren op. De zaak is afge daan. Ze moet hem niet meer storen. ..(iii kunnen gaan. Ik u niet noodig hebben. Gij kunnen gaan". Zij kookt van woede. Zoo'n onbe schoft mensch heeft ze nog nooit ge zien. Maar ze.zou hem de waarheid eens zeggen .zoodat hij als ze slechts zeker was dat hij geen roover was. die misschien juist ruzie zocht, 't Was toch een bedenkelijke geschie denis. Zulke lui dragen altijd ver boden wapens bij zich. Wie kan 't weten. Schetsen van DEKA, Verloochening. Hij was altijd een moederskindje ge weest een droomer van groote zacht zinnigheid, die 't liefste thuis in een ver borgen, weibeschut hoekje zat, met 'n boek vlak onder z'n gebogen hoofd. Toen kwam de tijd dat hij een vak moest kiezen een vak, ja een vak! Maar wat vcor een vak. Hij wist het warempel zelf nilet. Elk vak, elke poging dus om j hein weg te rukken uit het veilige krin getje der huiselijke intimiteit scheen hem onaangenaam, 't Liefst was hij maar schrijver geworden. schrijver van boeken. Dat leek hem wel —zoo in een wedverwarmde, mooie kamer 's win ters de gedachten neer te schrijven die hij 's zomers in 'n grooten vacanitietijd had opgevat. Maar je wordt zoo op eens maar geen schrijver althans niet van naam. En hij moest geld verdienen zoo spoedig mogelijk. Niet dat het nu bepaald noodig was— voorloopig althans niet. Pa had een goed salaris! Maar de eerzucht van moe kwam hierbij in het spel. Waarom zou haar Jongen niet even goed een of twee honderd gulden kun nen verdienen als Piet of Klaas van oom Jan. 't Resultaat was dat hij zich liet dwin gen tot een pertinente keuze hij ging bij 'n kennis van zijn vader op 'n hout handelkantoor, ergens in een wezenloo- ze provincie-stad. De eerste .maanden was hij vrij gere geld het slachtoffer van eon diepe me lancholie. Niemand begreep hem, en hij begreep niemand. Niemand kende hem en hij kende niemand, niemand bekom merde zich om hem. en hij bekommerde zich om niemand. Als hij eens dood ging dacht hij sioms in zijn diepe versla genheid' pa en moe zouden er wel ver_ driet van hebben, maar hier zou het ge heel onopgemerkt blijven. De heele we reld zou lachend haar garag gaan, zon der e enige belangstelling zijn dood ver nemen. Een enkele zou wellicht zeggen: O, zoo is die Jongen dood, die, loome, bleeke vent! Nou daar verliest de wereld ook niks aan. Maar geen dag zouden ze er over praten. En de kantoorlui och, hij had zoo heeiemaal geen aanknoopings- punten met henhij was nog zoo jcilff. In zijn eerste, kinderlijke vertrouwe lijkheid, in zijn zoeken naar hulp en steun, naar een gezicht dat hem tegen lachte, had hij zich in den beginne ge wond tot zijn hospita, een spreekgrage, dikke burgerjuffrouw. Maar die open baarde al spoedig zoo groote vertrouwo. lij.kh.eid, of te wel indringerigheid, dat hii het beter vond maar niet nader op deze kennismaking in te gaan. Uit wraak waarover zij hem strafte met koud eten, slecht opgemaakt bed etc. Zij voelde wel de wereldwijze feeks dat 't jonge schaap toch niet zou klagen. Tegen haar durfde hij het niet ze wou hem wel eens zien opspelen, tegen zijn ouders zou liij het niet doen, om zich groot te houden. Toch kwam or uitkomst, 't Moet al heel gek in de wereld loopen als er, op welke plek dan ook. geen menschen zijn die jo* sympathiek zijn. Zoo ging het hier ook Tegenover de kamers van den me- lancholieken, jongen vreemdeling, was een aardig winkeltje, een winkeltje van alles garen en band, vliegers, petro leum, snoepgoed, warm water etc. De man was er dood, en het zaakje werd overdag door moeder de vrouw ge dreven, en 's avonds door den zoon, als die van zijn werk thuis was. En dan was pt ook nog een dochtertje thuis, eon aardig vijftienjarig ding, wat ordinair en brutaal, maar met een leuk gezicht en prettige manieren. Eens op 'n avond had de jonge werkman hem gegroet, en hot meisje knikte hem toe. Zoo was de kennismaking ontstaan. Hij liet eens een sigaar opsteken, maar kreeg in ruil daarvoor een gratis kopje koffie, in het wat gedrukte en niet reukvrije, maar zeer gastvrije achterkamertje. ik neo aai ia versoimieuue vannua op-1 sneiueiu tot njpneia Komen, we uen- iu aon uaou stommen opgingen, om 1 getrokken. Hoe dit ook wezen mag, ik m. De volgende week heb ik Captain Smith gesproken, bij hem aan huls. Bii mij mag hij natuurlijk niet meer komen. Dat mag ik d© dikke juffrouw niet aandoen. Dat heb ik haar moeien beloven. Men noemt dat vrijheid en trouwt daarom niet Maar ik ben bij hem thuis. Hij maakt me open Ik noem mijn naam. Hij is zeer verheugd. Het treft goed. dat ik juist heden kom. want het is heden ..seminarium". Driemaal in de week heeft hij ..seminarium'. Hij gaat me met sroote waardigheid voor .alsof hii me in den een of an deren geheimen bond binnenleidt. Rika heeft werkete'k gelijk: Alles aan hem is puntte zijn schrale, lange, ma gere kim, zijn scherpe neus en op den kalen schedel steken een paar grijze haren als stekels uit. Op dezelfde wij ze steekt hij zijn voetstappen in den grond. We gaan door een nauwe gang vol kisten, flesschen m rommel. Hij opent de deur en ik stond voor een onge meen lief ©n vertrouwelijk schouwspel: om de tafel, waarop thee met brood en worst, zitten elf jonge meisjes, nu niet bepaald schoonheden, maar de een nc frisscher dan die andere, lachend, babbelend, plagend. Dat is zijn seminarium" Hij stelt me voor en legt 't me uit. Als hij op straat een naaistertje, winkeljufje. borduurstertje ziet. dat hem bevalt, vraagt Ite haar of ze niet graag En gelsch zou leeren. liet is toch veel be ter dat ze den avond nuttig gebruiken dan leeg te loopen. En wie weet of het niet no~ eens te pas komt Ze zitten gezellig en warm ,er valt ook wat te eten hij vertelt o-eschiedenissen. t kost niets ©n. geen een kan zich bekla gen. 't Gaat natuurlijk wat langzaam hij is ook nog niet goed .begonnen, ze moeten eerst nog een beetje aan elkaar wennen. Voorlook'- doen ze slechts zijn Hollandsch na. Dat is al iets en brengt hen dichter hij den geest van het Engelsch. Men kan niet alles op eens verlangen. Oh, zegt hij trotsch. Men moet slechts practisch zijn. Dat is zoo dom hij u, ge bent niet practisch. Gij heb ben geen goed idee. Daarom maken gij ook geen zaken. Ik ben practisch. Ik heb idee. Daarom heb ik ook reeds leerlingen. Oh. heel veel. Alleen nog geen geld, o, heel geen geld. Ik kom nu zeer vlijtig in 't ..semi narium" Geleerd heb ik niets Maar ik kan 't ten zeerste aanbevelen. Scoglio Porno Naar het Fransch door FOX. Kom, steek nog een sigaret op, zei kapitein Sucich tegen me, en pre senteerde mij zijn zilveren koker, die hij van een Hoogheid gekregen had tot aandenken omdat het dezen geluut was tijdens een overvaart naar Cataro door wind en weder verschoond te worden. Nu zijn we bij Scoglio Porno en in een paar minuten zijn we in volle zee en daar begint het te blazen hoor 1 Dan steek je een rookwerktuig in je mond. om tenminste ook wat te blazen te hebben. De Loyd-stoomboot „Wurmbrand" voer den vuurtoren van Scoglio Porno voorbij. Het was een eenzame rots, niet veel grooter dan een danszaal. Hoog stond de vuurtoren, beneden aan de door de branding bestookte riffen een ellendig hutje met een wilden vij geboom. Die maakte den geheelen planten groei van het sombere rotseiland uit. Om van hier naar het dichtstbijzijnde der Dalmatische eilanden te komen, had een roeiboot, flink geroeid, ruim drie uur werk. Wat voert die wachter toch uit in het koudere seizoen, als de Bora dikwijls wekenlang het verkeer met de andere eilanden verhindert? vroeg ik den kapiteiin. Nu, hij is geproviandeerd en blijft rustig bij zijn vuur zitten Wat een leven. Als hij geen fami- lip heeft, moert hij op den duur wel gek worden De man heeft geen familie, en ik zal je eens wat vertellen. Hij zit een zaam op zijn rots en ziet wekenlang geen levend wezen dan hoogstens een hoog in de lucht vliegende meeuw of een in de golven dartelende dolfijn. Fens om.de veertien dagen of drie we ken komt er een bark met proviand èn dan is hij weer voor een poosje be zorgd. Ook krijgt hij dan de noodige benzine voor het licht. Het vorige jaar, toen ik op een kust vaart Lissa aandeed, kwam Lorenzo Basaiti bij me aan boord. Op een zeil tocht was hij van Pelagosa, een rots eiland midden in de Adriatiische zee. naar Lissa gekomen. Wel Lorenzo, vroeg ik, hoe komt het dat jij Scoglio verlaten hebt? Ze wilden het niet anders, signor commandante, zei Lorenzo. Ze be weerden dat ik ook eens verlof moest nemen. Nou en toen heb ik ze dat pleziertje maar gedaan. Hoe lang zit j© al op die rots? Hola. zei hij, wacht eens, tot ik me bedacht heb. De slag bij Lissa was in 66, precies ze hadden loen de be leefdheid mijn linkerbeen zoo toe te takelen, dat ik voor den zeedienst niet meer deugde. Toen was ik drie jaar in Pola, ze ven jaar in Triest bij de havenwerken en nu zal het wel drieëntwintig jaar zijn precies, dat klopt, het is nu 23 jaar, dat ik op Scoglio Porno zrit en voor de lantaarn zorg. En hoe dikwijls ben je in al dien tijd op het vasteland geweest? Geen enkele maal, antwoordde Lo renzo op ecri toon, alsof dat nu wel van zelf sprak. Wat. was je drieëntwintig jaren onafgebroken op dat barre eiland? Ik had immers mijn dienst 1 En waar heb je je drie- maanden verlof doorgebracht Op Pelagosa, signor Ik keek den man eens aan, denken de dat liij uitzinnig was. Pelagosa is namelijk een eiland, waar de wind al tijd buldert en liet meest eenzame en afgelegene in de Adriatische zee. dat als de Decemberstormen woeden, we ken lang van de wereld is afgesneden. De stoombooten, die uit de Levant ko men, en van Rrindisi naar Norden gaan. zlien 's nachts een zwak lichtje dat slechts een zeemansoog kan waar nemen. aan den oostelijken horizon dat is de lantaarn van Pelagosa. Al leen dan ziet de bewoner van het eiland een zwak rookwolkje, als de boot overdag passeert, wat bijna nooit gebeurt. Het was me dus absoluut onbegrijpelijk, dat iemand, na drieën twintigjarige afzondering, zijn een zaam verblijf met een nog veel meer afgezonderd kon verruilen. En noem je dat verlof? vroeg ik. Van Scoglio Porno sa ie om je te ver strooien cn om wat op te knappen ga jc naar Pelagosa? Heb je dan in t geheel geen verlangen naar de wereld en naar de menschen? Wat heb ik niet de wereld of met de menschen uit te staan Die zijn me geheel vreemd. Ik kan van niets meer spreken, dan van de Bora Tra montane, van Libeccio en Scirocco, van de meeuwen en van mijn lantaarn. Daarom dacht ik, toen ze mij verlof gaven, dat ik 't beste zou doen als ik dat doorbracht bij mijn krijgsmakker Tomaso Brankovich. We waren sa men in den slag bij Lissa en hebben ook in Pela samen gewerkt. Daar leerde hij mijn zuster kennen, die mijn huishouden waarnam. Ze kon den goed met elkaar overweg en toen ik de plaats op Scoglio Porno kreeg, vroeg hij haar tot vrouw. Beppina wou me niet alleen laten gaan. ze meende, dat de kreupele liet niet bui ten haar stellen kon. Ik kwam daar echter tegen op en ze trouwden. Toen ging hij naar Pelagosa. Elke Kerst mis kregen we brieven van elkaar en ik stuurde haar een halsdoekje of een schort, dat ik van Lessina liet komen. Dat ging zoo voort tot voor tien jaar mijn vijgeboom en mijn schildpad wa ren mijn geheele familie. Daar was het weer eens Kerstmis, cn geen brief kwam. Ik gaf de Bora, die al weken woedde, de schuld. Dan. in Januari, kwam het bericht, dat Beppina gestorven, was. Drie we- Ken v/as J'omaso zonden* verbinding met den vasten walhij gaf wel signalen, maar niemand waagde zich in den storm naar buitern Toen groef hij bij zijn hut een graf en legde er zijn Beppina in. Vier we ken later kwam de priester uit Lissa en wijdde de aarde, waarin ze begra ven iag. Lorenzo zeide dat alles op een toon. alsof hi| dingen vertelde, die anderen hadden ondervonden. Hij blies dikke walken uit zijn neuswannertje en op merkzaam tuurde hij naar den ooste- lijken horizont, waar spoedig zijn Scog lio moest opduiken. En hoe vondt je Tomaso O, hij liad zich allang getroost hij had het immers veel beter dan ik daar heb je een stuk of zes olijfboo- men, myrthenstruiken wassen in de rotsspleten en een wijnstokje geeft schaduw. We hebben er drie maan. üen samen gezeten, naar de zee geke ken en over den zeedienst gesproken. Nu kan ik weer spreken, omdat ik in drie maanden meer gepraat heb dan in de drieëntwintig jaar ervoor; met z'n beiden gaat dat ook veel plezieriger. En dan is er de lantaarn, die is ook een levend wezen, heeft haar toestand en hare zenuwen net als een grillige vrouw. Die Tomasa kan er zelfs een wijn- en olijfoogst op na houden die mag tevreden zijn. En hij heeft ook het graf nog. Iic heb van Lissa twee distelvinken meegebracht, en. die zin gen nu 't hoogste lied in do beide cypressen, die Tomaso geplant heeft. Ziet u, kapiteiin, zoo heb ik mijn verlof doorgebracht. Hoe had ik het op de geheele wereld beter kunnen doen. Nu is het echter uit we heb ben ons laatste glas met elkaar ge dronken. Tomaso heeft echter beloofd me te komen halen, als mijn le venslantaarn leeg is gebrand. Ik zal dan naast Beppina liggen en dan zul len ook de distelvinken voor mij zin gen. Zo o heeft Lorenzo Basaiti het een'ige verlof dat hij zijn geheel© le ven gehad heeft, doorgebracht, be sloot kapitein Sucich. Ik stond naast hem op de commandobrug. Een fris- sclie bries stak op en het schip danste o;j de golven. De avond was geval len. De eilanden links waren ver dwenen. Neem dien kijker, zei de kapitein <ot me. Ziet. u daar in 't noorden dat lichtende puntje? Dat is de lantaarn van Scoglio Pomo. Lorenzo is weer op zij'n post. Op een prachtigcn Septemberavond zat de hec/r Dresd'ée. stationschef tc Verdies, op die lijn ParijsBrest voor zijn lessenaar, bezig met het invullen zijner talrijke rapporten. Zijn hoofd was zwaar en koortsig en men kon het hem aanzien dat hij al zijn krach ten inspande, teneinde niet door den slaap t© worden overmeesterd. Geen wonder, dat de chef moe en afgemat was. In gewone omstandig heden werd hij bijgestaan door een klerk, doch deze was ziek en de direc tie had ""g croen plaatsvervanger ge; zonden. Bovendien liepen er ter gelei genheid der in die streek gehouden wordende militaire manoeuvres nog een «root aantal extra-treinen Zoo had de stationschef dan reeds gedu rende zes dagen slechts een nacht rust van drie of vier uur genoten, het geen totaal onvoldoende was. Behalve de stationschef en de klerk bestond het personeel slechts uit drie wisselwachters en uit een beambte, Mahaut genaamd Deze vervulde de veelvoudige function van portier, bo de. telegrambesteller, poetser, lampe nist en wie weet wat al meer 't Was een grove, zware kerel, doch goedig en zacht als een lamiedereen hield van hem. Eensklaps verschijnt hij in de open staande kantoordeur ©n zegt: Chef. trein 40 is in 't gezicht. De stationschef zet zijn pet op en begeeft zich naar den inmiddels aan gekomen trein. Slechts één reiziger stapt er uit, voor den chef geen on bekende. Goeden avond, dokter, prachtig weer! Van dien tijd af was er weer een factor in zijn leven begonnen, die aanmerke lijk gunstigen invloed op hem had. Hij was minder gedrukt en terneergeslagen, zijn brieven ademden een vroolijker, frisscher geest. En moe vond het zoo prettig, da.t zij in, stilte de nieuwe ken nissen zegende. Maar nu moesten pa en moe hun jon gen ook eens gaan verrassen. Zij wisten hoe aangenaam hem dit wezen zoui Daarom vlug op den trein gestapt. Toen 7i" in de straat kwamen waar hij woon de, zagen ze hem al van verre. Hij zat voor het raam natuurlijk al weer met een boek voor zich! Wat 'n ont roering bij deze verrassende ontmoeting. Nu hij de oude bekende gezichten weer zag van de oude lui, nu hij moe's vrien delijke stem hoorde vragen met dat lieve timbre, nu hij de goedige trekken van pa weer zag glimlachen en zijn hand bemoedigend op z'n schouder voelde, kreeg hij het warempel zoo te kwaad, dat do zakdoek er bij te voorschijn moest gehaald worden. De moeielljk verworven rust en tevredenheid waar mee hij den avond begonnen was, werd opeens als weggeblazen. Hij voelde zich weer klein en ongelukkig, voelde zijn heimwee naar huis, zijn gezelligheid en hartelijkheid weer aangroeien. Kum, kom, jongen, bemoedigde moe wait is dat nou? Waarom ben je zoo zenuwachtig? Bevalt 't je hier dan niet? Jo moet eerst eens flink probeeren te wennen. Je bent de eenige niet die van moeders pappot weg moest. En vader voegde daar vragend aan toe- „Kom, ke rel, ben je mal. 't lijkt wel of je twintig jaar cellulair hebt. Ik dacht nog al naar den toon van Je brieven te oordeelen, dat Jé heeiemaal gewend was! Anders hadden wij ons bezoek nog wat uitge steld. Zeg hoe gaat het met je kennis sen? Gek, maar nou wou hij dat pa er maar liever niet over gesproken had. Nu de dingen weer hun normalen stand sche nen aangenomen te hebben, nu hij ze weer onder het juiste licht zag, be zwaarde hem die vriendschap met de bewoners uit heit kleine winkeltje wel wat. Pa en moe leken hem ééns zoo def- titi als vroeger. Moe was zoo'n echte dame met dien pelucheo mantel, en pa ook met, z'n hoogen zijdon hoed, en den stok met zilveren knop. Hij antwoordde daarom quasi verstrooid, alsof hij de vraag maar half gehoord had, en zijn gedachten elders verwijlden. O, Pa, goed Maar waar wonen ze eigenlijk me dunkt wo moesten ze eens gaan opzoe ken. 't Is hier toch niet tegenover in dat vieze winkeltje? Hij voelde dat hij een schaamteblos kreeg en die werd nog sterker bij zijn ontkennend antwoord neen pa, dat 's het magazijntje maar ze wonen daar boven in het huis. Maar hij had niet veel pleizier van zijn leugenachtige verklaring. Want uit het keldertje kwam geen seconde later als boodschapster van het noodlot het dochtertje gestapt, tamelijk vies en ver waaid van uitzicht. ZIJ keek naar bo ven en wenkte. Hij deed of hij het niet zag. 0 Daarop stak zij de twee voorste vin gers van haar linkerhand in den mond, e floot schel en krachtig, als voerlie den doen. Maar hij volhardde in zijn niet-hoo- ren, druk en zenuwachtig pratend met zijn ouders, om ze bezig te houden. Toen kwam het vreesol ij ke! „Honkie, schreeuwde ze, Henkie, moe der laat vragen of je van avond Je kom metje koffie niet komt drinken. Kom Je of kom je niet." Met 'n venvensching, zoo grof, dat moe er van schrikte, gnoido hij het raam dicht Iets mompelend over dat bru tale volk, waar hij altijd last van had. Maar pa glimlachte eens tegen moet goud. Dit is een schatting gebaseerd op RniTunoVnrinan K.llrai

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 8