dea- wetten. En spoedig genoeg zouden de aanwezigen kunnen zien hoe spr. over de wetten dacht. Dat bij stakingen de patroon en werkman gelijk staan ontkent spr. Want de patroons, in deze de Direc ties, zijn bij het niet nakomen der ver plichtingen, wel in staat schadever goeding te geven, hetgeen bij den werkman niet 't geval is. Om op den werkman bij contractbreuk dus iets te verhalen, kan dit alleen geschieden door hem hechtenisstraf op te leggen. Ten slotte wees spr. er nog eens op, dat de arbeidsovereenkomst etr niet zal zijn om den grooten economischen strijd uit te vechten, maar om geschil len te beslechten. Bij de tegenwoordige inrichting der Maatschappij is het echter onmoge lijk dat de patroon door de wet ver plicht wordt personeel in denst te ne men tegen een minimum vastgesteld loon. Daarvoor moet eerst de inrich ting der Maatschappij veranderd wor den. Maar daarover wenscht spreker het thans niet te hebben. Met een woord van dank van den waarnemend voorzitter aan den spr. voor zijne leerrijke rede. werd de ver gadering gesloten. Nieuwe zaak. In perceel Bree- straat 13, heeft de heer A. H. de Vaal Vrijdagavond een zaak in fijne vleesch- waren geopend. Trekt reeds van buiten de heldere win kel met zijn etalagekast, waarin tal van fijne vleeschwaren, de aandacht, ook van binnen ziet alles er frisch en netjes uit. Dat de heer De Vaal ook met zijn tijd medegaat, bewijst dat in zijn winkel een zeer practische snijmachine staat, waardoor alle vleeschwaren netjes en op alle vereischte dikten kunnen wor den gesneden. Veel succes zij den heer de Vaal in zijn nieuwe zaak toegewenscht. Sc hooi voor Bejaarden. Den lsten -Maart eindigde de school voor bejaarden weder haren gewonen wintercursus. Het onderwijs werd ge volgd door 4 vrouwelijke en 15 manne lijke leerlingen, waarvan de jongste .14, de oudste 58 jaren telde. Lezen, schrij ven, de eenvoudigste beginselen der Nederlandsche taal en rekenen waren de vakken, waarin onderricht werd ge geven. De mannen ontvingen 4 uur, de vrou wen 3 uur per week onderwijs. De com missie dezer school, eene hoogst nuttige instelling van het departement „Haar lem" van de Maatschappij tot Nut van t Algemeen, bestaat uit de heeren P. Loos. jes. F. J. Poutsma, P. Dyserinck en E. v. d. Ven, terwijl het onderwijs werd ge geven door de heeren B 3. te Kiefte, h ofd en H. van Leeuwen, eerste onder wijzer aan school D. Schouwburg. Opstanding. Hoe spijtig het ook moge zijn, het moet gezegd: „Opstan ding" naar den roman van Leo Tolstoï is een faillure, een, misgreep. Of uit den roman Überhaupt een ver toonbaar tooneelwerk te maken zou zijn is een vraag die ik natuurlijk niet gaar ne zou wenschen te beantwoorden, doch zeker is, dat de heer Henri Bataille, naar wiens Fransche bewerking het stuk vertaald is, niet op de planken vermocht te brengen wat het boek inhoudt. Zeker, we hebben heel wat phrasen ge hoord, we hebben scènes gezien van allerlei aard; koddige, droevige, senti- menteele, soms naar 't melodramatische riekend, maar dat was toch Tolstoï's Opstanding" niet, die brokstukken, die feitelijk slechts zeer los verbonden waren. Waar bleef de eenheid? Waar was het sympathieke karakter van Katucfjaj in de deiningen van eb en vloed in den op- en neergang van vallen en opstaan, struikelen en weer fcij de hand opgericht worden, diepten van ellende en verdorvenheid en daar door stil glanzend wat schoon en edel was in die ziel? We hebben niet veel meer gehad dan een opeenvolging van tooneelen die ei genlijk alleen dit met elkaar gemeen hadden, dat de personen dezelfde waren, nu eens in deze dan in gene omgeving, echter zonder samenhang, zonder dra- ir atische karakter-ontwikkeling, en met wat de intrigue betreft slechts door een slap-neerhangenden band verbonden. Ook van het karakter van Prins Néklu- ooff bleef niet veel over, evenmin als van dat van Katucha. Hij verleidt haar, komt plotseling tot het besef, wanneer zij als schuldige voor de jury komt, waarvan hij lid is, dat hij haar redden moet. bezoekt haar in de gevangenis, praat veel, redeneert honderd uit en huilt nog meer, zorgt dat zij door zijn invloed een betrekking krijgt in de apotheek der gevangenis, neemt voetstoots aan dat zij de aanlei ding zou zijn tot ongepastheden met den apotheker volgt haar naar Siberië aldoor maar pratend, filosofeerend, sentimen teel doend, zonder dat daarbij ook maar in het minst uitkomt het nobele karakter dat de schrijver van den roman van deze Prins-figuur heeft gemaakt. Juist omdat we de ups-and-downs in Ka- tucha's leven en vooral in het leven ha- rer ziel niet mee te leven krijgen, is cok de Prins zulk een onbeduidende fi guur zonder ziel en zonder diepte ge worden. die ons koud laat. Dit voor opgesteld zal men wel begrij pen, dat de spelers niet dan met I de allergrootste moeite van 't stuk nog iets terecht konden brengen. De heer Brondgeest heeft dit echter als Prins Nekludoff in het geheel niet vermogen te doen. D» niet In deze rich ting ligg- nde capaciteit zijner stemmid- delen. en de berekende maniertjes en sa lon-poses ook in de momenten waarin (dan nog de meeste passie in spel gebo- fdtön iwerd maakten, dat hij geen sym pathieke Prins Nekludoff was. Mevr. Tartaud—Klein was als Katucha niet onverdienstelijk. Wel was het spel af en toe te mat, doch er waren ook wel goede momenten aan te wijzen. Maar, zooals gezegd, de Rotterdam mers en trouwens niemand kan red den het gebrek aan samenhang, waar door dit stuk al zeer weinig vertoon baar is. V. d. B. Uit de Omstreken. ZaudToort. Aan mej. N. de Keijser is op haar ver zoek door B. en W. eervol ontslag ver leend uit hare betrekking van tijdelijk onderwijzeres bij het O. L. onderwijs alhier en zulks met ingang van 1 Maart 1903. Het land in beroering. Nog eens persstemmen. Aan het slot van een bespreking van ilp Kamerzitting van Donderdag en de daar gevallen besluiten omtrent de be handeling van de interpellaties Troel stra en Mees en van de regeeringsont- werpen in verband met de staking schrijft „Het Volk": „Laten de arbeiders zich initusschen s Tfed maken, ora alle krachten tegen dezen aanval op hun recht in 't werk te stellen. „Overal de iastertaal der „christelij- - e handlangers onzer regeeringstyran- r en weerlegd! Overal het publiek ingelicht met het word en de pen- Alles gereed gehouden, opdat op het het eerste woord van het Comité van ve~ weer een. reuzenstaking toone, dat de Nederlandsche arbeider liever ten uauei gaat, dan zich te laten vertrap pen. .,De Regeering heeft de arbeidersklas- ce den handschoen toegeworpen. „Met drieste woede ontketent zij de hartstochten, lokt zij uit tot verzet, tergt -- ij de heiligste tradities en gevoelens vsn ons volk. ..In blinde haast tracht zij de ketenen e smeden, die der vakorganisatie zul len worden aangelegd. „Thans is niet anders mogelijk dan hard om hard deze schurkenstreek dwingt tot alle wettige middelen van velzet en verweer." Het „Sociaal Weekblad", dat zich in theorie de strekking van veel wat wordt verboden tn boven aangeduid wetsont werp en van veel wat in de toelichting' wordt gezegd wel kan vereenigen, acht het tijdstip van indiening van dit ont werp zeer ongeschikt: „Maar (vragen wij ons niet zonder be zorgdheid al) is het nu een tijd om zul ke theorieën in practijk om te zetten, en (men zou 't haast zeggen) moedwillig verzet uit te lokken? Waren strafbepa lingen absoluut noodig, om den toestand te regelen en te beheerschen, ze zouden niet spoedig genoeg het „Staatsblad" kunnen bereiken. Nu wij ze overbodig achten, schijnt de indiening onis louter clie in 't vuur". Het blad ontwikkelt zijn practische be zwaren als volgt: „Verschillend zijn onze bezwaren te gen het anti-posten en het anti-stakings- ariikel. Tegen het eerste, dat hinder, overlast, vreesaanjagende middelen zul ke geheel subjectieve begrippen zijn. Be dreiging met geweld, het best herken baar van de middelen geschikt om te in- timideeren, valt reeds onder het tegen woordige artikel 284. Maar verder? Wat den één vrees aanjaagt, zal den ander belachelijk voorkomen; wat de een hin der of overlast vindt, zal den ander koud/noch warm maken. Wordt hier niet ae deur geopend voor grove willekeur? Kan niet elk onderkruiper, dien een paar stakers aanklampen om hem van zijn ongelijk te overtuigen, beweren dat hij die toespraak hinderiijk heeft ge vonden? „En nu geven wij dadelijk toe, dat Tele begrippen in ons Strafwetboek min o" meer vaag zijn; maar een zóo afhan kelijk als dit van de subjectieve opvat ting van den benadeelde zal er moeilijk zijn aan te wijzen (behalve misschien de beleediging). En daarbij vergde men niet, da tdit artikel zeer diep ingrijpt in ons volksleven. Wij gelooven( dat, zoo ergens, hier geldt het voorschrift van de onthouding in twijfelachtige zaken. Want inderdaad zeer twijfelachtig is het succes van deze strafbepaling. Als practisch bezwaar noemt het „So ciaal Weekblad" ook, dat de wet in de praktijk niet te handhaven zal zijn, en eindelijk ook de formuleering. Ds „Standaard" bestrijdt de opvatting als zouden de door de Regeering inge diende ontwerpen gelegenheidswetten genoemd kunnen worden. Het blad zegt: „Deze wetsontwerpen voorzien in een zeer dringende behoefte, die meermalen is besproken en die thans, op den be luchten Zaterdag van 31 Januari, zeer diep werd gevoeld. „Opmerkelijk is, dat juist van liberale en socialistische zijde die wetsontwer- 1 en „gelegehheidswetten" worden ge noemd. „Gevoelt men althans van liberale zij de niet, dat hier in een lacune, in een leemte moest worden voorzien; dat de r atie voor de toekomst behoorde gevrij, waard te worden voor een herhaling der dolheden, die op Zaterdag 31 Januari plaats hadden? Beseft men dan niet, dat hier de nationale belangen, die immers zoo nauw betrokken zijn bij een geregeld lubliek verkeer, op het spel staan, en nat het roeping en plicht der Overheid is om voor die belangen in de eerste plaats op te komen? „Hier is, wij heThalen, geen sprake an gelegenheidswetten; maar van wet ten, die een blijvend karakter hebben. „Wetten, die onder de heerschappij van de liberalen hadden tot stand ge bracht moeten zijn". Uit de Arbeidt'rswereld BINNENLAND. De arbitrage-comin!i.ssie ter berech ting van geschillen tussclieu de Ver- eeniging van Werkgevers op scheep vaartgebied en de Scheeps- en Bootwer- kersvereeniging „Recht en Plicht" te Amsterdam, samengesteld uit de hee ren C. A. den Tex en A. Donker, aan gewezen door de Vereen, van Werk gevers op Scheepvaartgebied te Am sterdam, de heeren A. C. Wessels en J. A. Hengsteman, aangewezen door de Vereeniging van scheeps- en boot werkers „Recht, en Plicht" te Amster dam, en mr. M. W. F. Tx-eub, hoog leeraar aan de universiteit te Amster dam, door de zooeven genoemden ge kozen als voorzitter heeft overwogen de vraag of de werklieden J. J. Jamoel. M. Deelstra. C. Draai j er, K. Groot. G. Kaag en P. Spijker moeten gerang schikt worden onder de zoogenaamde onderkruipers, volgens de omschrij ving welke van dit woord in punt 3 deir aangehaalde overeenkomst werd gegeven. Rechtzaken. De Haarlemmermeerpolder en de Bell T. M. In 1885 werd door den Staat aan de Bell Telephoon-Mü concessie verleend voor het aanleggen van een intercom munale telephoonlijn Amsterdam-Den Haag—Rotterdam; de aanleg zou ge schieden door de Bell, het Rijk zou de benoodigde palen, draden, kabels enz. verschaffen en zou na afloop der concessie de lijn van de Bell overne men tegen betaling den- kosten van aanleg. De Bell kreeg van den Haarlem- mermeerpoldier vergunning om van zijn grond te mogen gebruik maken, onder voorwaarde dat palen, draden enz. moesten worden opgeruimd, zoo dra de vergunning werd ingetrokken. Men zal zich herinneren het ge schil in 1897 tusschen de Bell en den polder over de vraag of de eerste ver gunning had om ook oen lijn te span nen door de Meer naar het Bronge bouw te Haarlem, van welk geschil het gevolg was. dat de vergunning van den'polder geheel werd ingetrok ken. de Bell gesommeerd om alles uit den polder weg te ruimen, en toen zij daaraan geen gevolg gaf, de polder zelf met de opruiming begon, tot de Staat dreigde tusschen. beide te ko men, en de polder het geraden oor-i deelde zich door don rechter tot dlie wegruiming te laten machtigen. Te dien einde daagde zij voor de Amster- damsche Rechtbank zoowel de Bell als d«n Staat, de laatste om de tegen de Bell te verkrijgen veroordeeling tot wegruiming te gehengen en te gedoo- gen. De Rechtbank veroordeelde de eer ste gedaagde tot wegruiming en mach tigde den polder desnoods zelfs die amotie te bewerkstelligen, maar zij achtte de vordering tegen dien Staat niet ontvankelii'- omdat de polder met deze in geen relatie stond! en het niet aanging zoo maar even een vor dering tegen den Staat vast te koppe len aan eene tegen de Bell. De polder ging nu tot executie van het vonnis over. zaagde de palen bij den grond af. knipte de draden door en verwijderde dit alles met isolat.o- renen isolatordragers toe. Gevolg was een actie van den Staat tegen den polder tot schadevergoe ding. omdat de polder onrechtmatig zou gehandeld hebben: lo. op grond 'dat krachtens art 4 der Telegraaf wet van 1852 de grondeigenaar de tele phoonlijn had te dulden; 2o. dat de eigendom van den Staat door den pol der was geschonden en 3o. dat de wij ze van opruimen ongeoorloofd was in zijn werk gegaan. De Staat stelde teven® dat hij krach tens de concessie in 1897 van de Bell de lijn AmsterdamRotterdam had overgenomen. De Haarlemsche rechtbank ontzegde de vorderine- zij was van oordeel dat het vonnis der Amsterdamsche recht bank den polder had gemachtigd tot de amotie. dat een telephoon niet is een telegraaf en dat voor de beweerde ruwe wijze van opruimen geen af doende feiten waren gesteld. Dit vonnis der rechtbank werd in alle opzichten vernietigd, door het Hof te Amsterdam: wèl zijn vele artikelen der Telegraaf wet niet toe te passen op de communale telephoon en is het daarom betwistbaar of die wet op die telephoon van toepassing is. maar ten aanzien der intercommunale telephoon achtte het Hof de wet van 1852 en dus ook voormeld artikel 4 toepasse lijk. De machtiging der rechtbank tot amotie. zoo oordeelde het Hof ver der. laat onverkort een eventueel recht van den Staat; diens eigendomsrecht is geschonden omdat de telephoonlijn door den polder is vernield en de machtiging der rechtbank zoodanige vernielinniet in zich sloot: ook de ruwe wijze van onraimen achtte het Hof al= niet tegengesproken bewezen. De Haarlemmermeer werd derhalve veroordeeld! tot schadevergoeding aan het Rijk. Van dit arrest kwam zij in cassatie, en werd Vrij da" voor haar gepleit bij den Hoogen Raad door mr. B. M Vlie- lander Hein en voor den Staat door mr. W. Thorbecke Het cassatiebe roep loopt over de al of niet juistheid van de drieledige beslissing van het Gerechtshof, gelijk deze hierboven is weegegeven. Conclusie O. M. over 14 dagen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 6