mail's nachts opstonden en met mes
sen en knuppels gewapend er op uit
gingen.
De oproeping der lichtingen was
noodig op grond van den socialen en
politieken aanval. Sociaal door de
gemeentewerklieden van Amsterdam,
die dreigden met staking, stopzetten
der waterleiding gas enz., politiek door
hel manifest der spoorwegvereeniging.
en het exploiteeren van macht tot ver-
kiijging van algemeen stemrecht.
Zoo noodig zal de Regeering nog
meerderen oproepen Bravo'sgelach
onder de socialisten) geeii sirenenzang,
ook niet van den interpellaht, zal de
Regeering in slaap wiegen.
Op grond van aid. 94 der grondwet
antwoordt de minister niet op de
vraag, of militairen dienst zullen doen
op den spoorweg. Als deze lichtingen
met vrede naar huis kunnen gaan, zal
men kunnen beoordeelen of verdere
lichtingen thuis zullen worden gelaten
Het gebeurde te Heerenveen stond
in verband met overbrengen van een
brief door een treinbeambte, hetgeen
verboden is.
De Rogeering acht het onbetamelijk
uit differentie voor de Kamer, thans
de strafwetsnovelle in te trekken. De
Regeering beoogt niet anders dan de
rechten van alle ingezetenen te hand
haven en te waarborgen en net gezag
hoog te houden. (Bravo's).
De vergadering wordt te >10 uur
verdaagd) tot morgen.
Kameroverzicht.
Waar het belangrijkste van het ver
handelde in de beraadslaging der Ka
mer van gisteren reeds ter kennis van
onze lezers is gebracht, kunnen wij
ditmaal werkelijK een overzicht van
de interpellaties der heeren Mees en
Troelstra en het antwoord van Minis
ter Ivuyper geven. Immers, het vol
gen op" den voet van deze drie rede
voeringen, die den ganschen dag in
beslag namen, zou ver buiten de be
schikbare ruimte voeren.
Het was de heer Mees. die het eerst
gelegenheid kreeg zijn vragen te stel
len en die vragen liepen over de ge
beurtenissen, die achter ons liggen,
die van de laatste dagen van Januari.
Hij meende dat het zijn plicht was die
gebeurtenissen te hespreken omdat
'daaruit voor de toekomst leering kon
worden getrokken. De eerste vraag
luidde
Heeft de Regeering geen aanleiding
gehad om voorbereid te zijn op een
werkstaking, waarin ook het spoorweg-
vei Keer dreigde betrokken te worden
Nu had de Regeering verklaard, dat
zij door de staking was overvallen.
Maar had zij de staking niet kunnen
vc-orzien. De spr. meende dat dit wel
het geval was, en wel om de volgende
redenen
lo. is van bekendheid geworden dat,
op 20 Dec. een der bestuurders van de
Amsterdamsche veemen een onder
houd had met den min. van Binnenl.
Zaken. Prof. Treub deed deswege
eeltige mededeelingen in het Handels
blad. Bemiddeling werd blijkbaar ge
vraagd. Werden er toen al mededee
lingen gedaan of gegevens verstrekt,
dat de moeilijkheden in 't transport
bedrijf uitbreiding konden 'krijgen en
zich ook tot 't spoorwegverkeer konden
gaan uitstrekkenSpr. maakte den
Min. er geen verwijt van dat hij toen
geen bemiddeling aanbooddeed de
Min. dat te spoedig, er zou voor zijn
ministerieele werkzaamheden te wei
nig tijd overblijven. (Hilariteit.)
2o. op 19 Dec. verklaarde de Min.
van Waterstaat bier dat men in enkele
dagen zou zien, dat het spoorwegper
soneel niet zoo beschroomd wa3 als
men wel meende. Misschien hadden
die woorden niet de beteekenüs, die zij
achterna kregen. Maar opheldering
was noodig.
3o. de Regeering had hij geen de-
part. het flauwste gerucht van 't ge
beurde vernomen. Spr. nam d'i't als
feit aan. Doch zijn er voor 't Depar
tement van Waterstaat geen voortee
kenen van spanning waar te nemen
geweest?
Breedvoerig zette de spr. uiteen, dat
men reeds sedert 1890 de grieven van
het personeel uit de arbeids-enquête
kendedat Min. Le-ly er deels aan te
gemoet kwam, hoe inmiddels de spoor
wegorganisaties ontstonden hoe de
spanning toenam, omdat de directies
het bestaan der rganisaties negeerden.
De Reg. wist dat, Kende de grieven,
kende het bestaan der spanning. Zij
had dus niet verrast behoeven te zijn.
Dit bracht spr. nu tot de tweede vraag:
Op welk standpunt heeft de Regee
ring zich geplaatst, toen zij kennis
kreeg van het feit. dat in het spoorweg
verkeer een gedeeltelijke staking
plaais had en van het. gevaar, dat die
staking zich verder zou uitbreiden?
Teneinde die vraag te mtiveeren.
ging spr. de gebeurtenissen van 25 tot
29 Jan. na, die leidden tot de eerste
dienstweigering op den laatsten da
tum. Daarna kwamen de pourparters
van organisaties en directies die op 30
Jan. een onderhoud zouden vragen
met den Min. van Waterstaat. Op de
vraag of na de .staking alle stakers
zouden worden in dienst hersteld,
antwoordde de directie toestemmend.
op andere edschen ging zij niet in.
maar zij was bereid het bestuur der
Vereen, te erkennen en voortaan a'oot
bespreisingen te ontvangen. Op 30
Jan. had de conferentie van den Min
van Waterstaat met twee leden van de
Holl. Spoord'ireetie plaatsop dien
dag nam de staking op Holl. en Staats
spoor toe en op enkele stations keersch-
te anarchie. Dien avond kreeg het
bestuur der federatie kennis dat de
eisclien waren ingewilligd. In den
nacht van 1 Febr. werd de staking op
geheven den avond van dien dag
werd over de voorwaarden eenstem
migheid verkregen en daags daarna
was de staking geheel voorbij. Spr.
vroeg ten slotte Heelt de Regeering
ziicli voortdurend laten voorlichten en
wat is er in de gehouden conferentie
met den Min. van Wat. gebeurd
Toen kwami de heer Troelstra aan
het woord, wiens lange rede uitermate
kalm en bezadigd werd uitgesproken.
Hij begon met te wijzen op den ernst
van den toestand, ernstiger dan rn
1848. Aan de eene zijde de mobilisatie
van het leger, aan de andere de mobi
lisatie der arbeiden? tot een staking.
Van rustige gedachtenwisseling geen
spoor reactie hier, een geest van ver
zet daargeweldige agitatie als slot
som.
Dat Kon! zoo niet blijven, daarover
warén allen het eens. Gewelddaden
moesten worden voorkomen, het oeko-
nomissh leven des volks voor een
schok bewaard. Reeds nu leed de han
del. En als een staking in de trans
por ibedrijven niet was te voorkomen,
was steun uit het buitenland verze
kerd, uit Engeland zelfs een ton per
week. Er zou dus (*ti geweldige schok
Kunnen plaats hebben, bloed vloeien
wellicht. En dat moest worden voor
komen. Men moest het bestaande con
flict dus van alle bijkomstige d/higen
ontdoen, de spanning zoó snel moge
lijk beëindigen.
Hoe lxet conflict was ontstaan, zette
de spr. ook zijnerzijds uiteen hoe
wel een ander de grieven der spoor
wegmannen zou behandelen, gaf hij
toch een kort overz/icht van sommige
lage loonen en lange werktijden. Reeds
13 jaren was om verbeteringen ge
vraagd. Nu sprak men van een on
bezonnen daad van het spoorwegper
soneel. Maar waarom was de pers,
was het geheele volk doof gebleven.
Men had de grieven in den wind ge
slagen, en de directies werkten stelsel
matig de organisaties tegen, richtten
contra-organisaties op. Zoo werd de
organisatie 9terker, werden de klach
ten met meer aandrang herhaald. Men
luisterde niet. En nu was er maar
éen vonk noodlig. om het gegriefde per
soneel in vlam te zetten. Tot 9taKiug
ie doen overgaan. Die staking wais
niet het werk van enkele leiders zij
brak spontaan uit.
Er was onder den indruk daarvan
overdreven, aan alle zijden, bijv. ten
aanzien van het incident-Hugenholtz,
waarover deze zelf zou spreken (de
heeren zullen er van lusten, verzeker
de de heer H.). Er was geen politiek
in het spel. Men overdreef aan de
zijde der bourgeoisie en aan de zijde
der arbeiders, die plotseling heil gin
gen zien in een algenueene werksta
king, doch daarvan reeds teruggeko
men waren.
Na de staking was vooral de con
servatieve pers sterk gaan overdrij
ven, gaan aandringen op middelen
van geweld. Dat had noodlottig ge
werkt. de spoorwegarbeiders bevreesd
gemaakt dat hun organisatie werd
bedreigd. En daartegenover is toen
hunnerzijds gedreigd, in overijling,
met een algemeens werkstaking. Dat
was verkeerd'. Maar even verkeerd was
he,t in die daad te zien een poging tot.
intimidatie van 'dei Volksvertegen
woordiging. Niemand wilde een revo
lutie op het Haagsche Binnenhof. En
toen kwam de oproeping der miliciens
meer olie op het vuur werpen. Waar
voor waren .die 26,000 man noodig, wie
vroeg er om? Deze machtsvertooning
prikelde bet volk opnieuw. Het ge
beurde te Durgerdam keurde spr.
evenzeer af. Waarom werden de daders
niet vervolgd? Maar daarom behoefden
de miliciens niet te worden opgeroe
pen. De Re- was opgezweept door
de pers. opgezweept tot gezagsfana-
tisme. Men- had! gevraagd: Waar blijft
nu het gezag? En daarom nam spr. de
Reg. die oproeping niet zoo kwalijk.
Maar nu kon men kalmer denken.
En nu stelde spr. de vraag: wat zou
er met de soldaten gebeuren. Zou men
hen als onderkruipers dienst laten
doen? Krachtens welk recht? Durfde
men hen en het publiek aan ernstige
gevaren, gevolg van onbekendheid
•met de spoorwegen, blootstellen?
Vervolgens vroeg spr. of, nu reeds
zoo groote kosten waren gemaakt, de
herhalingsoefeningen der lichtingen
1897, 1898 en 1900 niet konden ver
vallen voor dit jaar. En ook op het
leger moest men niet te hard reke
nen, waar de onderofficieren vele
grieven hadden en hun hond ook al
niet werd erkend.
Thans komende tot de wetten, die
hij niet bespreken zou (de Voorzitter
had daarop aangedrongen) noemde de
heer Troelstra de strafw-etnovelle een
unicum, aantoonende dat men in het
buitenland' nergens zijn toevlucht tot
strafbepalingen als deze had genomen..
De weg die de Reg insloeg was niet
de beste Men moest de wetten niet
doordrijven, dan zou er ook van sta
king geen sprake wezen.
Men zei de de spoorwegarbeiders
thans te wantrouwen. Maar de maat
schappijen hebben ook wantrouwen
gewekt. Zij deden het thans door
allerlei menschen te ontslaan, stakin
gen a.ls het ware uit te lokken. Wilde
de Min. van Waterstaat helpen om de
ontslagenen (een heel lijstje) weer aan
hun brood te helpen? Na even stil ge
staan te hebben bij heit onderscheppen
van een brief aan het station te Hee-
renveen, zei-die de spr. ten slotte dat
hij zijn deel der verantwoordelijkheid
aanvaardde. Hij zou aan de zijde der
arbeiders staan als het noodig was.
Maai- hij was tot nu toe kalm geble
ven en hoopte het te kunnen blijven;
hij vroeg die Kamer om eiken strijd
overbodig te maken. En hu bezwoer
de Reg om de strafwetnovelle in na
dere overweging te nemen en daar
over te beslissen tot na het verschij
nen van het rapport der enquête-com
missie. Hij hoopte dat de Reg dat
zou willen doen dan zou rust en
orde wed'erkeeren en kon men ver
der kalm overwegen.
Wij kunnen het antwoord: van den
Minister Kuyper betrekkelijk kort we
dergeven, omdat zijn rede eigenlijk een
breeder© uiteenzetting was van de
korte redle bij de indiening der wet
ten. De Mn. stelde voorop dat 's
lands belang hem belette zoo vrij te
spreken als de Reg. wel zou wen-
schen.
De heer Mees had gevraagd of de
Regeering niet voorbereid bad kunnen
wezen en noemde drie redenen. De
Min. ging die achtereenvolgens na.
Ze waren:
lo. een van de heeren van 't Blauw
hoedenveem had. volgens prof. Treub.
een onderhoud! met een Min. en nu
vroeg m.en wat d!aar is gebeurd. De
Min. achtte 't niet goed daarover in
mededeelingen te treden en 't was ook
niet correct van dien heer Treub dat
wat hij van een ander vernam zóó ver
breidde Er heeft geen particuliere
audiëntie plaats gehad. Op een gewone
audiëntie, waai- 143 personen ver
schenen. was geen gelegenheid' de zaak
a tète reposée te bespreken; wie die
mijnheer was, wist de Min.niet; van
't Blauwhoed'enveem schijnt hij niet te
zijn geweest. De min. wist alleen dat
hij niet bemiddelend wilde optreden
in een strijd, die hij kende, tusschen
de transportarbeiders en de veemen.
De Min voelde zich niet geroepen hier
als te Enschedé op te treden; de bur
gemeester van Amsterdam was daar
voor de aangewezen man en deze heeft
ook de beweging tot een goed einde
gebracht.
De Min. wees er vervolgens op, dat
nergens in het buitenland een staking
in het transportbedrijf is gevolgd d.oor
een spoorwegstaking; men behoefde er
ook bij ons dus niet op te rekenen.
Wat de tweede vraag aanging, de
eerste officieele mededeeling die de
Rep- kreeg was op den 29en 's mid
dags. Eindelijk had overleg plaats.
De Reg. kon niet optreden, wanf, zij
had geen macht, geen personeel, de
genie kon geen dienst doen op de trei
nen. DE REGEERING HAD DAAR
NA BERAAMD WAT IIAAR TE DOEN
STOND EN KON ER NU VOOR IN
STAAN DAT BIJ EEN NIEUWE STA
KING DE DIENST GEBREKKIG EN
TEN DEELE ZOU PLAATS HEBBEN.
Over de conferentie kon de Min.
niet meer mededeelen dan in de bla
den was vermeld en tusschen partijen
was overeengekomen.
Wat de vragen van den heer Troel
stra betrof, de plaatselijke komman-
dunt te Amsterdam, vroeg troepen. Er
waren in Den Haaf 770 man, in Am
sterdam 591, terwijl men te Brussel
steeds 4000, te Antwerpen altijd 6000
man heeft. Waren wij na de oproe
ping der miliciens, noodig voor hand
having der orde. nu tot de tanden ge
wapend? Neen. want er waren geen
26000, maar 13.000 man opgeroepen,
net da helft. (Gelach). Geen sprake du3
van militair vertoon. Was er geinre
den om troepen op te roepen? De Min.
wees er op hoe personen zijn gemo
lesteerd'. Maar bovendien, men werd
gedreigd' met een plotselingen socialen
en politieken aanslag; er openbaarde
zich een strijd om die macht, om het
gezag. De Min. bewees d'at. met uitla
tingen van Oudegeest, manifesten enz.
Men moest over een groot getal men
schen kunnen beschikken en zoo noo
dig zou de Reg nog meer menschen
oproepen.
Ten aanzien van de vraag betreffen
de het. bezigen van militairen weigerde
de Min. antwoord om redenen van
Staatsbelang (art. 94 der Grondwet).
Als de lichtingen met vrede naar huis
waren, zou overwogen worden of men
ze niet meer zou oproepen voor her
halingsoefeningen. De Heerenveensche
brief was aan m geadresseerde gezon
den Op de vraag betreffende de wet
ten kon,de Reg niet antwoorden al
vorens 'kit© opmerkingen der Karper
over die wetten te kennen De Reg.
kon zich door het sirenengezang van
den heer Troelstra niet in slaap laten
wiegen; dJe Min. stemde er echter mede
in. De Reg. wilde de zwakken bescher
men. maar ook pal staan voor het ge
zag en de orde in. het Rijk.
Hedien 11 uur voortzetting.
Tot toelating van het nieuwe lid dr.
Brants is besloten
Pablieke Verkoop.
Van Rijkswege worden alle tolhuizen
van Leeuwarden af tot de Overijselsche
grenzen publiek verkocht.
DiefstaJ.
Door de politie te Maastricht is: gear
resteerd een Franschman O., verdacht
van diefstal van een zilveren kannetje
uit- de sacristy -der R. K. kerk te Heer.
Hij heeft bereids zijn misdrijf bekend en
is ter beschikkinlg der justitie gesteld.
Brand.
Te Edam is dn een houten pakhuis van
den heer G. Siewers, met den zich daar
in bevindenden voorraad kruideniers
waren en een flinke partij tabak van der
den geheel' afgebrand. Oorzaak is waar
schijnlijk broeien van de tabak; verze
kering dekt de schade.
Een liefde- drama.
In de Zandstraat te Rotterdam is Dins
dagavond een liefdesdrama afgespeeld,
dat echter waarschijnlijk zonder tragisch
slot zal eindigen.
Omstreeks kwart over tien uur wani-
d'eQden in deze straat, achter de Nieuwe
Hoogstraat gelegen, twee meisjes, de ne
gentienjarige Frederika H. met haar
vriendin Gracia R., bij wier vader in
diens huis, aan de St. Anthoni'es Bree-
straait, zij inwoont. In de Zanddwars-
straat gekomen, werden zij eensklaps
aangesproken door den voormaligen ver
loofde van Frederika H., Ko de W., die
'bij zijn pleegvader, den kastelein Leen-
dert v. d. N., in de Dijkstraat woont. Ko
bood Frederika aan, de afgebroken ver-
binidtenfiis weer aam te kmoopen. Het
mieisje weigerde echter, omdat haar ou
ders zeer tegen het engagement waren
geweest.
Een kleine woordenstrijd volgde nog,
waarna Ko. achter de Zuiderkerk geko
men, een revolver uit zijn jas haalde en
op het meisje een schot loste. Luid gil
lend: „Mijn hart, mijn hartl" stortte zij
neder. Daarna vuurde die jongeman twee
sc-hoten op zichzelf af, die beide misten:
een der kogels stuitte af op het borst
been-. Waarschijnlijk door overspanning,
zeeg hij neer, wat de menigte, die op
't hooren der schoten was toegestroomd
in den- waan bracht, dat hij dood was.
In de apotheek vam den heer H. ten
Harnisem van der Beek, St. Anthonies
Breestraat 61, werd aan de beide jonge
menschen de eerste hulp verleend, waar
na zij naar het BinmenGasthuis werden
overgebracht.
De jonge mam Icon, nadat hij het be
wustzijn teruggekregen had en verbon
den was, weder het Gasthuis verlaten.
De borstwonde van bet meisje bleek la
ter ernstiger te zijn dan eerst veronder
steld werd, hoewel niet van dien aard,
dat er reden tot bezorgdheid bestaat. De
kogel, die in de linkerborst gedrongen
was, schijnt bij 't overbrengen naar het
Gasthuis gezakt te zijn.
De eenige getuige van het misdrijf is
juffrouw Gracia R., de vriendin vain
Frederika H.zij werd Dinsdagavond ge
hoord' door een der inspecteurs van het
politiebureau in de Warmoessiraat, ter
wijl haar verklaring later door Fredie-
rika H. bevestigd werd.
Moederland en Koloniën.
De Viereeniging „Moecleriand en
Koloniën" houdt een algemeene ver
gadering op Woensdagavond- 8 uur,
in het Zuid-Hollandsch Koffiehuis <e
's-Gravenhage.
Aan de orde is de voortzetting van
de behandeling van het Koloniaal pre
gramma der V-ereeniging, ontworden
dooir dë heeren H. D. H. Bosboom,
mr. C. Th. van Deventer, R. A. van
Sandick, nir. A. Stibbe en R. Huyger-
de Raat.
In de vorige vergadering zijn slechts
kunnen worden afgedaan: A. Hoofdbe
ginsel (I. Doel, II. Opperbestuur, IU.
Koloniaal bestuur); B. Beginselen
voor de Oost-Indische Koloniën (I. Fi-
nancieele verhouding), terwijl B II,
Onderwijs, nog niet in zijn gehëe.' is
afgedaan. Daarna volgen: Godsdienst
Openbar» gezondheidszorg, Justitie
en Politie. Bestaans- en Verkeersmid
delen, Belastingen enz. enz.
Door het lid deir Vereeniging, den
heer M. A. van Heekeren, wordt voov-
voorgesteld de 2e alinea van B II al3
volgt te wijzigen:
,,Voor kinderen uit de hoogere stan
den dier inlandsche maatschappij be
hoort vpldoende gelegenheid te be
staan tot een degelijke opleiding, die,
wat dka mannelijke jeugd betreft, deze
geschikt maakt voor beroepen, amb
ten en betrekkingen. Voor de neisiey
behoort bedoelde gelegenheid te wor
den opengesteld overal en zoodra zit h
de behoefte daaraan doet gevoelen."
Voorts stelt genoemde heer voor
aan B II een nieuwe alinea toe te
wo'egen, aldus luidende:
„Met het oog op het belang eerer
meerdere verbreiding der Nederland-
schei taal in onze Koloniën, behoort
daar kennis en uitbreiding der kennis
van onze taal te worden bemrdenl
en aangemoedigd, naast en waarmo
gelijk bij het inlandsch onderwijs.
Bij B IV, alinea 3 van bet pro
gramma, bestrijding van besmette
lijke ziekten, zal de heer. P- H. van
d*'er Kemp spreken over een hespita il
voor besmettelijke ziekten te Soera-
baja.
Ook zal ter tafel worden gebracb+
cle n-ota did. 21 Febr. vaaï den Minister
van Koloniën aan de TweedP Kamer
betreffende de eereschuld.
„Het Volk'' en „de Witte."
De Heuaigsche correspondent van het
„Handelsblad" verhaalt het volgende:
betreffende een aanvraag om „Het Volk"
ter lezing te leggen in die Witte Socië
teit in den Haaig:
Reeds'geruimeoi tijd (verleden jaar of
misschien wel langer geleden) is eens
gevraagd aaiï commissarissen (of aan
een der commisarissen, dat weten wij
ni'eft recht) of onder de vele binnen, en
buitemlamdsehe bladen die -ter lezing lig
gen -en iedk een vaste plaats hebben in
de krantemkastem, beneden in de groote
co-n-versatiezaail, ook „Het Volk", niet kon
worden opgenomen, als orgaan van eene
beduidende politieke partij. Men had er
toen geen ooren naar.
Thans, in dieze dagen van woeling en
gisting, is de vraag formeel gedaan bij
schriftelijk verzoek van verscheidene Ie-
dien aan commissarissen. De beslissing
op dat verzoek is typisch- Het verzoek
istoegestaan. Maar„Het Volk"
mag niet, -als alle andere bladen, bene
den openlijk in de kranten-kast liggen in
-een loketje waaronder een geëmailleerd
plaatje zou staan met, zwart op wit, „Het
VoJk". Het is boven, te krijgen, in de
leeskamer, waar de bedJiende het onder
zijn hoede heeft. Hij moet er over wa
ken als een apotheker over zijn vergift-
kast en mag het alleen op aanvraag te
lezen geven, niet het openlijk op de ta
fel leggen.
Nu zullen wij de laatsten zijn om te
ontkennen dat het genoemde blad vergif
bevat voor vele ongeschoolde hersenen
maar dezulke vindt men toch immers
niet ondier de schedels van de Wit-te-le-
d'en.
Is dus deze regeling nogal humoris
tisch, men mag er o. i. commissarissen
niet om belachen. Zij kennen hun Pap-
penheimers ,en weten heel -goed dat het
openlijk introduceeren van „Het Volk",
benedien in de krantenkast, als gelijke
van alle -andere bladen, aan velen er
gernis zou geven. En die zijn zij ver
plicht te vermijden.
Wij herinneren ons trouwens eens in
't „Palais Royal" te Amsterdam „Recht
voor Allen" te hebben gelezen (het num
mer was ons -eigendom) tot onmiddel
lijke ergernis van een bezoeker die op
verwijtend-dreigenden kantentoon den
heer Meyer toeriep: „Hebt u dat blad
hier ook al op uw leestafel?" Ant
woord, bedarend-verontschuldigend:
„Neen, meneer, maar 't is van dien me
neer zelf'. En, ter geruststelling: ,,'t I-s
een meneer Yan 't „Handelsblad".
Waarop, anderzijds, herademend „O!"
Het „Volk"-,geval Is, zooais wij zeiden,
typisch voor den geest in d-e Witte, zoo
wel wat het aanvragen als wat de wijze
van toestaan belangt.
Be pers orer de stakingen.
In het overzicht van „De Telegraaf"
lezen wie aangaande die interpellaties
o. a.:
In die dirukkende politieke wind
stilte hebben, de interpellaties heden
nog geen opluchting -gebracht en de
eindindruk kon niet anders zijn. dan
dat die toestand nog eens nadrukkelijk
in al den ernst is bevestigd'. Tegen
over de positieve bestanddeelen der
beide interpellaties was het antwoord
van den premier afwijzend of ont
wijkend, tegenover die politieke bedoe
lingen werd ook heden nog met de
zelfde beslistheid als in de jongste re
geer ingsverklarin«' de hooghouding
van het gezag als voornaamste regee-
ringsstreven -gesteld. Van kentering of
weifeling geen sprake. De wetsont
werpen de voorzitter had het te
voren gevraagd bleven buiten de
bat en daarmee was dan ook elke fei
telijke uitwerking dier interpellaties
uitgesloten. De vraag van den heer
Tro-elstra tot d'e Regeering om de de
finitieve beslissing omtrent de ont
werpen uit te stellen tot na afloop van
de voorgenomen enquête, werd. begrij
pelijkerwijs. hangende de schriftelijke
behandeling der ontwerpen, buiten de
orde gesteld, en daarmede was die mo
gelijkheid van een eenigszins betee-
kenend resultaat verdwenen.
De overzicht-schrijver komt tot die
volgende slotsom:
Veel licht hebben de interpellaties
gisteren nog niet verschaft. De inlei
ding van het antwoord der Regeering,
dat zij met het oog op den toestand
en het staatsbelang niet alles kan zeg
gen, wat zij wel zou wenscben te zeg
gen. bracht zelfs nog meer duisternis
dan er reeds was en kan later mis
schien een geldende verontschuldi
ging blijken Een beslist oordeel over
de houding der regeering kan daarom
thans nog niet gerechtvaardigd zijn.
Intusschien is 't debat nog niet afgeloo-
pen; de replieken beloven zelfs een
warmer discussie dan gisteren; 't was
merkbaar dat alle partijen het beste
kruit voor het laatst hebben bewaard.
De overzicht-schrijver van Hot Han-
delsblad zegt omtrent de rede van dien
heer Troelstra o. a.:
De tweede interpell-ant, de heer
TroelStra. gaf niet zoozeer een toe
lichting tot eene interpellatie als weï
eene pleitrede voor zijne cliënten. Er
werd zoo van tijd tot tijd, vermoede
lijk om den honger van ..Volks'-lezers
te stillen, eens een groot woord te slik
ken gegeven- heilloos werk van de
opgeroepen miliciens, ontwaken van
een revolutionairen geest, mobilisatie
tot werkstaking enz. maar over 't
algemeen was de toon der red'e eer
fcnrecht-jvergoelijkend 'dan recht-ver-
dedigend'. Het was die vos die de passie
preekte en te recht qualificeerde mi
nister Ivuyper de rede v-an den heer
TroelStra als een .sirenenzang". Maar
dat daargelaten, mag men zich over
de kal mie- en zelfs tot zekere hoogte
onpartijdige, rede van den socialisti-
scben afgevaardigde verheugen. Zoo
voortgaande van alle zij dien. is er
kans dat men naar elkaar toewerkt
en dat binnenkort de spanning eoi de
onrust van ons land zullen worden
weggenomen.
Wanneer wij in enkele woorden den
indruk moeten weergeven, dien het
antwoord van den minister van Bin-
nenlandsche Zaken op die beide vragen
bij ons vestigde, zegt de N. R. Ct.,
dan moeten 't deae zijn dat bij de ge-
gebeurtenissen van 31 Januari de re
geering in het -algemeen te lij'daaam is
geweest. In plaats van te leiden, heeft
zij zich min of meer op sleeptouw la
ten nemen.
Het gaat niet aan. zegt diit blad ver
der o. a. nog nu meit den heer Troel-
stra te gaan uitrekenen, hoe het komt.
dat -de spanning in het land zoo groot
geworden is. Of de Nederlander, dan
wel het Volk, of Oudegeest of Domela
Nieuwenhuis of een ander de meest©
olie in het vuur geworpen heeft, daar
mede hebben wij op het o ogenblik" niet
te maken. Wij moeten met den toe
stand. zooals die zich dadelijk na 31
Januari voordeed, en met dien alleen
rekening houden; en dan stond de re
geering niet anders te doen. ja, was
het haar plicht, op -eene' herhaling van
de -gebeurtenissen van 31 Januari voor.
bereid te zijn.
Rechtzaken.
Moord te Ooltgensplaat.
De Ro'üeidam-scbe rechtbank deed
Dinsdag uitspraak in- zake den moord,
gepleegd op den boerenarbeider J. A.
Kooiman te Ooltgensplaat in dien avond
van -dien- len Kerstdag, bij een twist over
d'e verdeelimig van kireuitebrood.
De dader, C. de Vos, 21 jaar oud, werd
overeenkomstig het requisitoir van het
O. M. veroordeeld tot 4 jaar gevangenis
straf.
De rechtbank veroordeelde te Amster
dam den colporteur dei' firma Joh. de
Liefdie te Utrecht, -die terecht stond we
gens h-et in voorraad hebben van val-
sche rijksdaalders, tot 5 jaren gevange
nisstraf.
Onderwijs.
Acad. examens.
Halle a/S. Bevorderd cum laude tot
-doctor in de Staatswetenschap en in
die philösophie de heer G. G. A. Hes-
selink.
Heidelberg De heer J. Bergmans,
inspecteur bij het lager onderwijs te
Amsterdam, is cum lau-de bevorderd tot
doctor in de philosophie en letteren.
N. R. Ct.
Letteren en Kunst.
De heer Adolphe Talasso heeft van
de zangeres Yvette Cuilbert machti
ging verkregen haar roman „Les
Demi-Vieilles" voor het tooneel te be
werken. Dit stuk z-al in een der Parij-
sche schouwburgen van beteekenis
worden vertoond.
INGEZONDEN
Voor den inhoud dezer rubriek steil dt
Redactie zich niet aansprakelijk.
Van ingezonden stukkengeplaatst o]
niet geplaatst, wordt de copy
den inzender niet teruggegeven.
Zeer geachte Redactie
Hoewel eenigszins huiverig met het
oog op de vele ingezonden stuisken die
in uw veelgelezen blad voorkomen,
gevoel ik mij toch gedrongen om een
beroep te' doen op uw gastvrijheid, nu
ik mij genoodzaakt zie tot het schrij
ven van een open brief aan den redac
teur van liet sociaal-democratisch
weekblad De Wekker. Bij voorbaat
mijn dank.
"VVelEdele Heer I
Naar aanleiding van het hoofdarti
kel, voorkomende in De Wekner van
7 Maart, onder den titel „Arbeiders
vrienden", ziet ondergeteekende zich
genoodzaakt het volgende uit zijn pen
te laten vloeien aan uw adres in de
hoop, dat gij uw aandacht niet zoozeer
zult schenken aan vorm en stijl, om
dat ik iemand ben, waarover gij met
uw vrienden blijkens het artikel meer
malen uwe schouderen hebt opgehaald
en met zekere minachting hebt gezegd:
Nu ja, hij is maar een Patrimonium
man enz., en gij zijt redacteur van een
weekblad.
Duis wat het formuleeren van mijne
gedachten aangaat en het stellen daar
van op het papier ver beneden u staat.
Eerst moet Douwes onder uw straf
fende hand door en dan wordt mijn
persoon voor den stoel des gerichts ge
trokken om van u het vonnis te ont
vangen dat naar uw meening elkeen
moet treffen, die zoo handelt als gij
meent dat ik gehandeld heb. Ik ge
voel mij allerminst geroepen het voor
Douwen op te nemen, te meer daar ik
van Douwes, d'ie altijd de leider was
van de Christelijke diamantbewerkers
bij werkstakingen em zooveel malen
naast Henri Polak, trots aanvallen van
burgerlijke en Kerkelijke pers, het goed
recht van de arbeiders en hun volle
vrijhèid verdedigde, heel wat meer
verwacht dan een propagamdarede voor
de Christelijke vakbeweging en de ver
klaring dat hij om der consciëntie wil
le met een bloedend harte die aanne
ming der wetsontwerpen, zal toejui
chen.
Wie de strijdwijze van Douwes van
nabij kent, wtie kennis heeft gemaakt
met de stukken, die van zijn hand in
het orgaan van Patrimonium versche
nen, tijdens werkstakingen, zullen mij
dat grif toegeven.
En als iK lees in het orgaan van Pa-
trimonuim berichten van Huizinga,
dat onze posten, bij de werkstaking
uitgezet, goed werken, dan rijst bij mij
de vraag, zoudt gij als de wet eens
wet ils geworden, ook nog posten mo
gen uitzetten. Zeer zeker, zegt onze
redacteur in het jongste nummer van
P., ze zijn onmisbaar zoolang de ar
beiders niet over middelen beschikken
om allen, die het aangaat de noodige
inlichtingen te verschaffen. Maar de
pressie moet van zedelijken aard zijn,
bij mij rijst weder de vraag Zou dit
geen middel zijn geschikt om vrees
aan te jagen.?
Nog sterker, Huizinga schrijft in het
no. van 26 Febr. waar het manifest in
voorkomt, o.m. „Hij (de patroon) ging
naar de politie om ondërKi'uipens en
waarlijk, de politie, die er niet mede
te maken had, deed op een wijze, die
sarrend was voor de stakers, want R.
ging met de politie bij allen rond om
ze een voor een op te halen en dan
door de stad. Tumult, bleef niet uit.
een oploop van menschen, waardoor
een agent struikelde en onder de voe
ten geraakte.
Dat dedien nu niet de stakers, dat
deed die patroon voeg daarbij nog,
dat hij, toen de deur open ging, sar
rend in de hand klapte als een kwaje
jongen.
Z.oo'n patroon, (concludeert H.)
moest iemand eens over zijn knie ne
men en hem islaan op zijn vleezig ge
deelte.
Kan zulk een schrijven aangemerkt
worden als een middel geschiKt om
vrees aan te jagen?
Nu doet de heer De Jong een goed
werk als hij de arbeiders gerust wil
stellen, omtrent, die wet(zie St.-Ed.
van Dond. 2 Mrt. 2o bl.) e-n schrijft
dat den arbeiders hun wapen in geen
geval uit de hand wordt genomen, dat
is juist, maar dit wordt, vergeten, dat
door die wet d'e punt er af gebroken,
wordt.
Zonder nu te onderzoeken wat wel
de reden was, d;at mijn persoon niet
aanwezig was op Donderdagavond,
schrijft ge maan- neerGij hadt in het
Brongebouw moeten zijn, om d'e vanen
der Christelijke democratie hoog te
houden. Te uwer voldoening wil ik
hiea- veiklaren. dat ik niet sterker was
dan de politie, d/ie ook mij den toe
gang belette toen de zaal nog niet ge
vuld, noch dê vergadering geopend
was. Maar vóór gij dat neerschreeft.
liep de gal zeker over. Daar vloeit een
aaneenschakeling van alsum uit uwe
pen, en vraagt. Is dat het rampzalig
overschot van uwe democratie, enz.
En gij besluit met een woord, dat uw
verachting voor mijn persoon uit-
spreeict, ml. ditNeen. vajsche vriend.
Ik vraag u, mijnheer, is uw vriend
schap dan wel altijd welgemeend ge
weest voor zoover wij vrienden kon
den zijn.
De levensbeschouwingen, wie wij zijn
toegedaan, staan wel lijnrecht tegen
over elkander, maar dat verbiedt geen
enkel Christen, om in practische za
ken samen te werken.
Dat wordt ook door onze voorman
nen niet betwistals ik dan van een
vriend iets lees, waarvoor hij al de
violen mijner gram-schap heeft ver
diend. zooals gij die over mijn hoofd
hebt uitgestort, dan kan ik dat niet
geloovenik spoed mij naar hetn toe
en vraag hemvriendl, dat heb ik tot
mijn spijt moetenj lezen; is dit zoo'?
Dat was een vriendendaad geweest.
Dan had ik u geantwoord neen, het
bericht is niet geheel juist; de waar
heid is deze dat mijn motie is verwor
pen, dat er naar het oordeel van som
migen vertrouwen diende uitgesproken
te worden lin -het beleid van dr. Kuy
per.
Toen men mijn© motie wilde amen-
d'eeren, verklaarde ik mijn motie te
zullen intrekken ongewijzigd wenscli-
te ik haar in stemming te hebben, dit
gebeurde en zij werd verworpen.
Ik herhaal het nog eensDat was
het werk geweest van een vriend.
Dat mijn persoon niet hoog bij u
en uwe vrienden stond aangeschre
ven, moet mij wel duidelijk blijken uit
die inlinachte-nde wijze waarop mijn
persoon door u en uw vrienden werd
besproKen. Bijna allen nietwaar, zei
den wij dat zijn uw eigen woorden
Nu ja, hij is een Patrimoniumiman,
hij heeft zich niet bij ons aangesloten!
Dus omdat, mijn beginsel mij gebiedt
Patrimoniumman te zijn en geen so
ciaal-democraat, wordt verachtend de
schouder over mij opgehaald en schijnt
niemand 'iets te kunnen doen in het
belang der arbeiders of hij moeit aan
gesloten zijn bij uwe partij.
Maar omdat ik niet denk zooals gij.
omdat ik niet doe als gij mieent dat
ik moet doen, is dat voor u een reden
om mij zondieii vormen van proces
zoo te veroordeelen voor het publiek
Gij zijt een onrechtvaardig rechter,
mijnheer
Past dat iemand, die als voorlichter
van de arbeiders optreedt, aan 't hoofd
van een Wad?
Neen, uw roeping is, recht te laten
wedervaren ook aan andersdenkenden.
Ik z!ïe mij genoodzaakt te eindigen.
Alleen nog dit eene punt, waarover ik
naar mijn overtuiging niet mag zwij
gen.
Gij schrijft, dat de S.D.A.P. en die
VolKskiesvereeniging in district III
geen tegen can did a a.t tegenover mij
stelden als bewijs van vertrouwen.
Daar ben ik altijd erkentelijk voor ge
weest. ik hen mij ook niet bewust dat
vertrouwen ooit te hebben verbeurd.
Alls nu op dlit oogenblik door uw ver
dachtmakingen, die gij enkel op een
courantenbericht baseert, wat vooral
in onzen tijd van spanning zoo gevaar-