mail's nachts opstonden en met mes sen en knuppels gewapend er op uit gingen. De oproeping der lichtingen was noodig op grond van den socialen en politieken aanval. Sociaal door de gemeentewerklieden van Amsterdam, die dreigden met staking, stopzetten der waterleiding gas enz., politiek door hel manifest der spoorwegvereeniging. en het exploiteeren van macht tot ver- kiijging van algemeen stemrecht. Zoo noodig zal de Regeering nog meerderen oproepen Bravo'sgelach onder de socialisten) geeii sirenenzang, ook niet van den interpellaht, zal de Regeering in slaap wiegen. Op grond van aid. 94 der grondwet antwoordt de minister niet op de vraag, of militairen dienst zullen doen op den spoorweg. Als deze lichtingen met vrede naar huis kunnen gaan, zal men kunnen beoordeelen of verdere lichtingen thuis zullen worden gelaten Het gebeurde te Heerenveen stond in verband met overbrengen van een brief door een treinbeambte, hetgeen verboden is. De Rogeering acht het onbetamelijk uit differentie voor de Kamer, thans de strafwetsnovelle in te trekken. De Regeering beoogt niet anders dan de rechten van alle ingezetenen te hand haven en te waarborgen en net gezag hoog te houden. (Bravo's). De vergadering wordt te >10 uur verdaagd) tot morgen. Kameroverzicht. Waar het belangrijkste van het ver handelde in de beraadslaging der Ka mer van gisteren reeds ter kennis van onze lezers is gebracht, kunnen wij ditmaal werkelijK een overzicht van de interpellaties der heeren Mees en Troelstra en het antwoord van Minis ter Ivuyper geven. Immers, het vol gen op" den voet van deze drie rede voeringen, die den ganschen dag in beslag namen, zou ver buiten de be schikbare ruimte voeren. Het was de heer Mees. die het eerst gelegenheid kreeg zijn vragen te stel len en die vragen liepen over de ge beurtenissen, die achter ons liggen, die van de laatste dagen van Januari. Hij meende dat het zijn plicht was die gebeurtenissen te hespreken omdat 'daaruit voor de toekomst leering kon worden getrokken. De eerste vraag luidde Heeft de Regeering geen aanleiding gehad om voorbereid te zijn op een werkstaking, waarin ook het spoorweg- vei Keer dreigde betrokken te worden Nu had de Regeering verklaard, dat zij door de staking was overvallen. Maar had zij de staking niet kunnen vc-orzien. De spr. meende dat dit wel het geval was, en wel om de volgende redenen lo. is van bekendheid geworden dat, op 20 Dec. een der bestuurders van de Amsterdamsche veemen een onder houd had met den min. van Binnenl. Zaken. Prof. Treub deed deswege eeltige mededeelingen in het Handels blad. Bemiddeling werd blijkbaar ge vraagd. Werden er toen al mededee lingen gedaan of gegevens verstrekt, dat de moeilijkheden in 't transport bedrijf uitbreiding konden 'krijgen en zich ook tot 't spoorwegverkeer konden gaan uitstrekkenSpr. maakte den Min. er geen verwijt van dat hij toen geen bemiddeling aanbooddeed de Min. dat te spoedig, er zou voor zijn ministerieele werkzaamheden te wei nig tijd overblijven. (Hilariteit.) 2o. op 19 Dec. verklaarde de Min. van Waterstaat bier dat men in enkele dagen zou zien, dat het spoorwegper soneel niet zoo beschroomd wa3 als men wel meende. Misschien hadden die woorden niet de beteekenüs, die zij achterna kregen. Maar opheldering was noodig. 3o. de Regeering had hij geen de- part. het flauwste gerucht van 't ge beurde vernomen. Spr. nam d'i't als feit aan. Doch zijn er voor 't Depar tement van Waterstaat geen voortee kenen van spanning waar te nemen geweest? Breedvoerig zette de spr. uiteen, dat men reeds sedert 1890 de grieven van het personeel uit de arbeids-enquête kendedat Min. Le-ly er deels aan te gemoet kwam, hoe inmiddels de spoor wegorganisaties ontstonden hoe de spanning toenam, omdat de directies het bestaan der rganisaties negeerden. De Reg. wist dat, Kende de grieven, kende het bestaan der spanning. Zij had dus niet verrast behoeven te zijn. Dit bracht spr. nu tot de tweede vraag: Op welk standpunt heeft de Regee ring zich geplaatst, toen zij kennis kreeg van het feit. dat in het spoorweg verkeer een gedeeltelijke staking plaais had en van het. gevaar, dat die staking zich verder zou uitbreiden? Teneinde die vraag te mtiveeren. ging spr. de gebeurtenissen van 25 tot 29 Jan. na, die leidden tot de eerste dienstweigering op den laatsten da tum. Daarna kwamen de pourparters van organisaties en directies die op 30 Jan. een onderhoud zouden vragen met den Min. van Waterstaat. Op de vraag of na de .staking alle stakers zouden worden in dienst hersteld, antwoordde de directie toestemmend. op andere edschen ging zij niet in. maar zij was bereid het bestuur der Vereen, te erkennen en voortaan a'oot bespreisingen te ontvangen. Op 30 Jan. had de conferentie van den Min van Waterstaat met twee leden van de Holl. Spoord'ireetie plaatsop dien dag nam de staking op Holl. en Staats spoor toe en op enkele stations keersch- te anarchie. Dien avond kreeg het bestuur der federatie kennis dat de eisclien waren ingewilligd. In den nacht van 1 Febr. werd de staking op geheven den avond van dien dag werd over de voorwaarden eenstem migheid verkregen en daags daarna was de staking geheel voorbij. Spr. vroeg ten slotte Heelt de Regeering ziicli voortdurend laten voorlichten en wat is er in de gehouden conferentie met den Min. van Wat. gebeurd Toen kwami de heer Troelstra aan het woord, wiens lange rede uitermate kalm en bezadigd werd uitgesproken. Hij begon met te wijzen op den ernst van den toestand, ernstiger dan rn 1848. Aan de eene zijde de mobilisatie van het leger, aan de andere de mobi lisatie der arbeiden? tot een staking. Van rustige gedachtenwisseling geen spoor reactie hier, een geest van ver zet daargeweldige agitatie als slot som. Dat Kon! zoo niet blijven, daarover warén allen het eens. Gewelddaden moesten worden voorkomen, het oeko- nomissh leven des volks voor een schok bewaard. Reeds nu leed de han del. En als een staking in de trans por ibedrijven niet was te voorkomen, was steun uit het buitenland verze kerd, uit Engeland zelfs een ton per week. Er zou dus (*ti geweldige schok Kunnen plaats hebben, bloed vloeien wellicht. En dat moest worden voor komen. Men moest het bestaande con flict dus van alle bijkomstige d/higen ontdoen, de spanning zoó snel moge lijk beëindigen. Hoe lxet conflict was ontstaan, zette de spr. ook zijnerzijds uiteen hoe wel een ander de grieven der spoor wegmannen zou behandelen, gaf hij toch een kort overz/icht van sommige lage loonen en lange werktijden. Reeds 13 jaren was om verbeteringen ge vraagd. Nu sprak men van een on bezonnen daad van het spoorwegper soneel. Maar waarom was de pers, was het geheele volk doof gebleven. Men had de grieven in den wind ge slagen, en de directies werkten stelsel matig de organisaties tegen, richtten contra-organisaties op. Zoo werd de organisatie 9terker, werden de klach ten met meer aandrang herhaald. Men luisterde niet. En nu was er maar éen vonk noodlig. om het gegriefde per soneel in vlam te zetten. Tot 9taKiug ie doen overgaan. Die staking wais niet het werk van enkele leiders zij brak spontaan uit. Er was onder den indruk daarvan overdreven, aan alle zijden, bijv. ten aanzien van het incident-Hugenholtz, waarover deze zelf zou spreken (de heeren zullen er van lusten, verzeker de de heer H.). Er was geen politiek in het spel. Men overdreef aan de zijde der bourgeoisie en aan de zijde der arbeiders, die plotseling heil gin gen zien in een algenueene werksta king, doch daarvan reeds teruggeko men waren. Na de staking was vooral de con servatieve pers sterk gaan overdrij ven, gaan aandringen op middelen van geweld. Dat had noodlottig ge werkt. de spoorwegarbeiders bevreesd gemaakt dat hun organisatie werd bedreigd. En daartegenover is toen hunnerzijds gedreigd, in overijling, met een algemeens werkstaking. Dat was verkeerd'. Maar even verkeerd was he,t in die daad te zien een poging tot. intimidatie van 'dei Volksvertegen woordiging. Niemand wilde een revo lutie op het Haagsche Binnenhof. En toen kwam de oproeping der miliciens meer olie op het vuur werpen. Waar voor waren .die 26,000 man noodig, wie vroeg er om? Deze machtsvertooning prikelde bet volk opnieuw. Het ge beurde te Durgerdam keurde spr. evenzeer af. Waarom werden de daders niet vervolgd? Maar daarom behoefden de miliciens niet te worden opgeroe pen. De Re- was opgezweept door de pers. opgezweept tot gezagsfana- tisme. Men- had! gevraagd: Waar blijft nu het gezag? En daarom nam spr. de Reg. die oproeping niet zoo kwalijk. Maar nu kon men kalmer denken. En nu stelde spr. de vraag: wat zou er met de soldaten gebeuren. Zou men hen als onderkruipers dienst laten doen? Krachtens welk recht? Durfde men hen en het publiek aan ernstige gevaren, gevolg van onbekendheid •met de spoorwegen, blootstellen? Vervolgens vroeg spr. of, nu reeds zoo groote kosten waren gemaakt, de herhalingsoefeningen der lichtingen 1897, 1898 en 1900 niet konden ver vallen voor dit jaar. En ook op het leger moest men niet te hard reke nen, waar de onderofficieren vele grieven hadden en hun hond ook al niet werd erkend. Thans komende tot de wetten, die hij niet bespreken zou (de Voorzitter had daarop aangedrongen) noemde de heer Troelstra de strafw-etnovelle een unicum, aantoonende dat men in het buitenland' nergens zijn toevlucht tot strafbepalingen als deze had genomen.. De weg die de Reg insloeg was niet de beste Men moest de wetten niet doordrijven, dan zou er ook van sta king geen sprake wezen. Men zei de de spoorwegarbeiders thans te wantrouwen. Maar de maat schappijen hebben ook wantrouwen gewekt. Zij deden het thans door allerlei menschen te ontslaan, stakin gen a.ls het ware uit te lokken. Wilde de Min. van Waterstaat helpen om de ontslagenen (een heel lijstje) weer aan hun brood te helpen? Na even stil ge staan te hebben bij heit onderscheppen van een brief aan het station te Hee- renveen, zei-die de spr. ten slotte dat hij zijn deel der verantwoordelijkheid aanvaardde. Hij zou aan de zijde der arbeiders staan als het noodig was. Maai- hij was tot nu toe kalm geble ven en hoopte het te kunnen blijven; hij vroeg die Kamer om eiken strijd overbodig te maken. En hu bezwoer de Reg om de strafwetnovelle in na dere overweging te nemen en daar over te beslissen tot na het verschij nen van het rapport der enquête-com missie. Hij hoopte dat de Reg dat zou willen doen dan zou rust en orde wed'erkeeren en kon men ver der kalm overwegen. Wij kunnen het antwoord: van den Minister Kuyper betrekkelijk kort we dergeven, omdat zijn rede eigenlijk een breeder© uiteenzetting was van de korte redle bij de indiening der wet ten. De Mn. stelde voorop dat 's lands belang hem belette zoo vrij te spreken als de Reg. wel zou wen- schen. De heer Mees had gevraagd of de Regeering niet voorbereid bad kunnen wezen en noemde drie redenen. De Min. ging die achtereenvolgens na. Ze waren: lo. een van de heeren van 't Blauw hoedenveem had. volgens prof. Treub. een onderhoud! met een Min. en nu vroeg m.en wat d!aar is gebeurd. De Min. achtte 't niet goed daarover in mededeelingen te treden en 't was ook niet correct van dien heer Treub dat wat hij van een ander vernam zóó ver breidde Er heeft geen particuliere audiëntie plaats gehad. Op een gewone audiëntie, waai- 143 personen ver schenen. was geen gelegenheid' de zaak a tète reposée te bespreken; wie die mijnheer was, wist de Min.niet; van 't Blauwhoed'enveem schijnt hij niet te zijn geweest. De min. wist alleen dat hij niet bemiddelend wilde optreden in een strijd, die hij kende, tusschen de transportarbeiders en de veemen. De Min voelde zich niet geroepen hier als te Enschedé op te treden; de bur gemeester van Amsterdam was daar voor de aangewezen man en deze heeft ook de beweging tot een goed einde gebracht. De Min. wees er vervolgens op, dat nergens in het buitenland een staking in het transportbedrijf is gevolgd d.oor een spoorwegstaking; men behoefde er ook bij ons dus niet op te rekenen. Wat de tweede vraag aanging, de eerste officieele mededeeling die de Rep- kreeg was op den 29en 's mid dags. Eindelijk had overleg plaats. De Reg. kon niet optreden, wanf, zij had geen macht, geen personeel, de genie kon geen dienst doen op de trei nen. DE REGEERING HAD DAAR NA BERAAMD WAT IIAAR TE DOEN STOND EN KON ER NU VOOR IN STAAN DAT BIJ EEN NIEUWE STA KING DE DIENST GEBREKKIG EN TEN DEELE ZOU PLAATS HEBBEN. Over de conferentie kon de Min. niet meer mededeelen dan in de bla den was vermeld en tusschen partijen was overeengekomen. Wat de vragen van den heer Troel stra betrof, de plaatselijke komman- dunt te Amsterdam, vroeg troepen. Er waren in Den Haaf 770 man, in Am sterdam 591, terwijl men te Brussel steeds 4000, te Antwerpen altijd 6000 man heeft. Waren wij na de oproe ping der miliciens, noodig voor hand having der orde. nu tot de tanden ge wapend? Neen. want er waren geen 26000, maar 13.000 man opgeroepen, net da helft. (Gelach). Geen sprake du3 van militair vertoon. Was er geinre den om troepen op te roepen? De Min. wees er op hoe personen zijn gemo lesteerd'. Maar bovendien, men werd gedreigd' met een plotselingen socialen en politieken aanslag; er openbaarde zich een strijd om die macht, om het gezag. De Min. bewees d'at. met uitla tingen van Oudegeest, manifesten enz. Men moest over een groot getal men schen kunnen beschikken en zoo noo dig zou de Reg nog meer menschen oproepen. Ten aanzien van de vraag betreffen de het. bezigen van militairen weigerde de Min. antwoord om redenen van Staatsbelang (art. 94 der Grondwet). Als de lichtingen met vrede naar huis waren, zou overwogen worden of men ze niet meer zou oproepen voor her halingsoefeningen. De Heerenveensche brief was aan m geadresseerde gezon den Op de vraag betreffende de wet ten kon,de Reg niet antwoorden al vorens 'kit© opmerkingen der Karper over die wetten te kennen De Reg. kon zich door het sirenengezang van den heer Troelstra niet in slaap laten wiegen; dJe Min. stemde er echter mede in. De Reg. wilde de zwakken bescher men. maar ook pal staan voor het ge zag en de orde in. het Rijk. Hedien 11 uur voortzetting. Tot toelating van het nieuwe lid dr. Brants is besloten Pablieke Verkoop. Van Rijkswege worden alle tolhuizen van Leeuwarden af tot de Overijselsche grenzen publiek verkocht. DiefstaJ. Door de politie te Maastricht is: gear resteerd een Franschman O., verdacht van diefstal van een zilveren kannetje uit- de sacristy -der R. K. kerk te Heer. Hij heeft bereids zijn misdrijf bekend en is ter beschikkinlg der justitie gesteld. Brand. Te Edam is dn een houten pakhuis van den heer G. Siewers, met den zich daar in bevindenden voorraad kruideniers waren en een flinke partij tabak van der den geheel' afgebrand. Oorzaak is waar schijnlijk broeien van de tabak; verze kering dekt de schade. Een liefde- drama. In de Zandstraat te Rotterdam is Dins dagavond een liefdesdrama afgespeeld, dat echter waarschijnlijk zonder tragisch slot zal eindigen. Omstreeks kwart over tien uur wani- d'eQden in deze straat, achter de Nieuwe Hoogstraat gelegen, twee meisjes, de ne gentienjarige Frederika H. met haar vriendin Gracia R., bij wier vader in diens huis, aan de St. Anthoni'es Bree- straait, zij inwoont. In de Zanddwars- straat gekomen, werden zij eensklaps aangesproken door den voormaligen ver loofde van Frederika H., Ko de W., die 'bij zijn pleegvader, den kastelein Leen- dert v. d. N., in de Dijkstraat woont. Ko bood Frederika aan, de afgebroken ver- binidtenfiis weer aam te kmoopen. Het mieisje weigerde echter, omdat haar ou ders zeer tegen het engagement waren geweest. Een kleine woordenstrijd volgde nog, waarna Ko. achter de Zuiderkerk geko men, een revolver uit zijn jas haalde en op het meisje een schot loste. Luid gil lend: „Mijn hart, mijn hartl" stortte zij neder. Daarna vuurde die jongeman twee sc-hoten op zichzelf af, die beide misten: een der kogels stuitte af op het borst been-. Waarschijnlijk door overspanning, zeeg hij neer, wat de menigte, die op 't hooren der schoten was toegestroomd in den- waan bracht, dat hij dood was. In de apotheek vam den heer H. ten Harnisem van der Beek, St. Anthonies Breestraat 61, werd aan de beide jonge menschen de eerste hulp verleend, waar na zij naar het BinmenGasthuis werden overgebracht. De jonge mam Icon, nadat hij het be wustzijn teruggekregen had en verbon den was, weder het Gasthuis verlaten. De borstwonde van bet meisje bleek la ter ernstiger te zijn dan eerst veronder steld werd, hoewel niet van dien aard, dat er reden tot bezorgdheid bestaat. De kogel, die in de linkerborst gedrongen was, schijnt bij 't overbrengen naar het Gasthuis gezakt te zijn. De eenige getuige van het misdrijf is juffrouw Gracia R., de vriendin vain Frederika H.zij werd Dinsdagavond ge hoord' door een der inspecteurs van het politiebureau in de Warmoessiraat, ter wijl haar verklaring later door Fredie- rika H. bevestigd werd. Moederland en Koloniën. De Viereeniging „Moecleriand en Koloniën" houdt een algemeene ver gadering op Woensdagavond- 8 uur, in het Zuid-Hollandsch Koffiehuis <e 's-Gravenhage. Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van het Koloniaal pre gramma der V-ereeniging, ontworden dooir dë heeren H. D. H. Bosboom, mr. C. Th. van Deventer, R. A. van Sandick, nir. A. Stibbe en R. Huyger- de Raat. In de vorige vergadering zijn slechts kunnen worden afgedaan: A. Hoofdbe ginsel (I. Doel, II. Opperbestuur, IU. Koloniaal bestuur); B. Beginselen voor de Oost-Indische Koloniën (I. Fi- nancieele verhouding), terwijl B II, Onderwijs, nog niet in zijn gehëe.' is afgedaan. Daarna volgen: Godsdienst Openbar» gezondheidszorg, Justitie en Politie. Bestaans- en Verkeersmid delen, Belastingen enz. enz. Door het lid deir Vereeniging, den heer M. A. van Heekeren, wordt voov- voorgesteld de 2e alinea van B II al3 volgt te wijzigen: ,,Voor kinderen uit de hoogere stan den dier inlandsche maatschappij be hoort vpldoende gelegenheid te be staan tot een degelijke opleiding, die, wat dka mannelijke jeugd betreft, deze geschikt maakt voor beroepen, amb ten en betrekkingen. Voor de neisiey behoort bedoelde gelegenheid te wor den opengesteld overal en zoodra zit h de behoefte daaraan doet gevoelen." Voorts stelt genoemde heer voor aan B II een nieuwe alinea toe te wo'egen, aldus luidende: „Met het oog op het belang eerer meerdere verbreiding der Nederland- schei taal in onze Koloniën, behoort daar kennis en uitbreiding der kennis van onze taal te worden bemrdenl en aangemoedigd, naast en waarmo gelijk bij het inlandsch onderwijs. Bij B IV, alinea 3 van bet pro gramma, bestrijding van besmette lijke ziekten, zal de heer. P- H. van d*'er Kemp spreken over een hespita il voor besmettelijke ziekten te Soera- baja. Ook zal ter tafel worden gebracb+ cle n-ota did. 21 Febr. vaaï den Minister van Koloniën aan de TweedP Kamer betreffende de eereschuld. „Het Volk'' en „de Witte." De Heuaigsche correspondent van het „Handelsblad" verhaalt het volgende: betreffende een aanvraag om „Het Volk" ter lezing te leggen in die Witte Socië teit in den Haaig: Reeds'geruimeoi tijd (verleden jaar of misschien wel langer geleden) is eens gevraagd aaiï commissarissen (of aan een der commisarissen, dat weten wij ni'eft recht) of onder de vele binnen, en buitemlamdsehe bladen die -ter lezing lig gen -en iedk een vaste plaats hebben in de krantemkastem, beneden in de groote co-n-versatiezaail, ook „Het Volk", niet kon worden opgenomen, als orgaan van eene beduidende politieke partij. Men had er toen geen ooren naar. Thans, in dieze dagen van woeling en gisting, is de vraag formeel gedaan bij schriftelijk verzoek van verscheidene Ie- dien aan commissarissen. De beslissing op dat verzoek is typisch- Het verzoek istoegestaan. Maar„Het Volk" mag niet, -als alle andere bladen, bene den openlijk in de kranten-kast liggen in -een loketje waaronder een geëmailleerd plaatje zou staan met, zwart op wit, „Het VoJk". Het is boven, te krijgen, in de leeskamer, waar de bedJiende het onder zijn hoede heeft. Hij moet er over wa ken als een apotheker over zijn vergift- kast en mag het alleen op aanvraag te lezen geven, niet het openlijk op de ta fel leggen. Nu zullen wij de laatsten zijn om te ontkennen dat het genoemde blad vergif bevat voor vele ongeschoolde hersenen maar dezulke vindt men toch immers niet ondier de schedels van de Wit-te-le- d'en. Is dus deze regeling nogal humoris tisch, men mag er o. i. commissarissen niet om belachen. Zij kennen hun Pap- penheimers ,en weten heel -goed dat het openlijk introduceeren van „Het Volk", benedien in de krantenkast, als gelijke van alle -andere bladen, aan velen er gernis zou geven. En die zijn zij ver plicht te vermijden. Wij herinneren ons trouwens eens in 't „Palais Royal" te Amsterdam „Recht voor Allen" te hebben gelezen (het num mer was ons -eigendom) tot onmiddel lijke ergernis van een bezoeker die op verwijtend-dreigenden kantentoon den heer Meyer toeriep: „Hebt u dat blad hier ook al op uw leestafel?" Ant woord, bedarend-verontschuldigend: „Neen, meneer, maar 't is van dien me neer zelf'. En, ter geruststelling: ,,'t I-s een meneer Yan 't „Handelsblad". Waarop, anderzijds, herademend „O!" Het „Volk"-,geval Is, zooais wij zeiden, typisch voor den geest in d-e Witte, zoo wel wat het aanvragen als wat de wijze van toestaan belangt. Be pers orer de stakingen. In het overzicht van „De Telegraaf" lezen wie aangaande die interpellaties o. a.: In die dirukkende politieke wind stilte hebben, de interpellaties heden nog geen opluchting -gebracht en de eindindruk kon niet anders zijn. dan dat die toestand nog eens nadrukkelijk in al den ernst is bevestigd'. Tegen over de positieve bestanddeelen der beide interpellaties was het antwoord van den premier afwijzend of ont wijkend, tegenover die politieke bedoe lingen werd ook heden nog met de zelfde beslistheid als in de jongste re geer ingsverklarin«' de hooghouding van het gezag als voornaamste regee- ringsstreven -gesteld. Van kentering of weifeling geen sprake. De wetsont werpen de voorzitter had het te voren gevraagd bleven buiten de bat en daarmee was dan ook elke fei telijke uitwerking dier interpellaties uitgesloten. De vraag van den heer Tro-elstra tot d'e Regeering om de de finitieve beslissing omtrent de ont werpen uit te stellen tot na afloop van de voorgenomen enquête, werd. begrij pelijkerwijs. hangende de schriftelijke behandeling der ontwerpen, buiten de orde gesteld, en daarmede was die mo gelijkheid van een eenigszins betee- kenend resultaat verdwenen. De overzicht-schrijver komt tot die volgende slotsom: Veel licht hebben de interpellaties gisteren nog niet verschaft. De inlei ding van het antwoord der Regeering, dat zij met het oog op den toestand en het staatsbelang niet alles kan zeg gen, wat zij wel zou wenscben te zeg gen. bracht zelfs nog meer duisternis dan er reeds was en kan later mis schien een geldende verontschuldi ging blijken Een beslist oordeel over de houding der regeering kan daarom thans nog niet gerechtvaardigd zijn. Intusschien is 't debat nog niet afgeloo- pen; de replieken beloven zelfs een warmer discussie dan gisteren; 't was merkbaar dat alle partijen het beste kruit voor het laatst hebben bewaard. De overzicht-schrijver van Hot Han- delsblad zegt omtrent de rede van dien heer Troelstra o. a.: De tweede interpell-ant, de heer TroelStra. gaf niet zoozeer een toe lichting tot eene interpellatie als weï eene pleitrede voor zijne cliënten. Er werd zoo van tijd tot tijd, vermoede lijk om den honger van ..Volks'-lezers te stillen, eens een groot woord te slik ken gegeven- heilloos werk van de opgeroepen miliciens, ontwaken van een revolutionairen geest, mobilisatie tot werkstaking enz. maar over 't algemeen was de toon der red'e eer fcnrecht-jvergoelijkend 'dan recht-ver- dedigend'. Het was die vos die de passie preekte en te recht qualificeerde mi nister Ivuyper de rede v-an den heer TroelStra als een .sirenenzang". Maar dat daargelaten, mag men zich over de kal mie- en zelfs tot zekere hoogte onpartijdige, rede van den socialisti- scben afgevaardigde verheugen. Zoo voortgaande van alle zij dien. is er kans dat men naar elkaar toewerkt en dat binnenkort de spanning eoi de onrust van ons land zullen worden weggenomen. Wanneer wij in enkele woorden den indruk moeten weergeven, dien het antwoord van den minister van Bin- nenlandsche Zaken op die beide vragen bij ons vestigde, zegt de N. R. Ct., dan moeten 't deae zijn dat bij de ge- gebeurtenissen van 31 Januari de re geering in het -algemeen te lij'daaam is geweest. In plaats van te leiden, heeft zij zich min of meer op sleeptouw la ten nemen. Het gaat niet aan. zegt diit blad ver der o. a. nog nu meit den heer Troel- stra te gaan uitrekenen, hoe het komt. dat -de spanning in het land zoo groot geworden is. Of de Nederlander, dan wel het Volk, of Oudegeest of Domela Nieuwenhuis of een ander de meest© olie in het vuur geworpen heeft, daar mede hebben wij op het o ogenblik" niet te maken. Wij moeten met den toe stand. zooals die zich dadelijk na 31 Januari voordeed, en met dien alleen rekening houden; en dan stond de re geering niet anders te doen. ja, was het haar plicht, op -eene' herhaling van de -gebeurtenissen van 31 Januari voor. bereid te zijn. Rechtzaken. Moord te Ooltgensplaat. De Ro'üeidam-scbe rechtbank deed Dinsdag uitspraak in- zake den moord, gepleegd op den boerenarbeider J. A. Kooiman te Ooltgensplaat in dien avond van -dien- len Kerstdag, bij een twist over d'e verdeelimig van kireuitebrood. De dader, C. de Vos, 21 jaar oud, werd overeenkomstig het requisitoir van het O. M. veroordeeld tot 4 jaar gevangenis straf. De rechtbank veroordeelde te Amster dam den colporteur dei' firma Joh. de Liefdie te Utrecht, -die terecht stond we gens h-et in voorraad hebben van val- sche rijksdaalders, tot 5 jaren gevange nisstraf. Onderwijs. Acad. examens. Halle a/S. Bevorderd cum laude tot -doctor in de Staatswetenschap en in die philösophie de heer G. G. A. Hes- selink. Heidelberg De heer J. Bergmans, inspecteur bij het lager onderwijs te Amsterdam, is cum lau-de bevorderd tot doctor in de philosophie en letteren. N. R. Ct. Letteren en Kunst. De heer Adolphe Talasso heeft van de zangeres Yvette Cuilbert machti ging verkregen haar roman „Les Demi-Vieilles" voor het tooneel te be werken. Dit stuk z-al in een der Parij- sche schouwburgen van beteekenis worden vertoond. INGEZONDEN Voor den inhoud dezer rubriek steil dt Redactie zich niet aansprakelijk. Van ingezonden stukkengeplaatst o] niet geplaatst, wordt de copy den inzender niet teruggegeven. Zeer geachte Redactie Hoewel eenigszins huiverig met het oog op de vele ingezonden stuisken die in uw veelgelezen blad voorkomen, gevoel ik mij toch gedrongen om een beroep te' doen op uw gastvrijheid, nu ik mij genoodzaakt zie tot het schrij ven van een open brief aan den redac teur van liet sociaal-democratisch weekblad De Wekker. Bij voorbaat mijn dank. "VVelEdele Heer I Naar aanleiding van het hoofdarti kel, voorkomende in De Wekner van 7 Maart, onder den titel „Arbeiders vrienden", ziet ondergeteekende zich genoodzaakt het volgende uit zijn pen te laten vloeien aan uw adres in de hoop, dat gij uw aandacht niet zoozeer zult schenken aan vorm en stijl, om dat ik iemand ben, waarover gij met uw vrienden blijkens het artikel meer malen uwe schouderen hebt opgehaald en met zekere minachting hebt gezegd: Nu ja, hij is maar een Patrimonium man enz., en gij zijt redacteur van een weekblad. Duis wat het formuleeren van mijne gedachten aangaat en het stellen daar van op het papier ver beneden u staat. Eerst moet Douwes onder uw straf fende hand door en dan wordt mijn persoon voor den stoel des gerichts ge trokken om van u het vonnis te ont vangen dat naar uw meening elkeen moet treffen, die zoo handelt als gij meent dat ik gehandeld heb. Ik ge voel mij allerminst geroepen het voor Douwen op te nemen, te meer daar ik van Douwes, d'ie altijd de leider was van de Christelijke diamantbewerkers bij werkstakingen em zooveel malen naast Henri Polak, trots aanvallen van burgerlijke en Kerkelijke pers, het goed recht van de arbeiders en hun volle vrijhèid verdedigde, heel wat meer verwacht dan een propagamdarede voor de Christelijke vakbeweging en de ver klaring dat hij om der consciëntie wil le met een bloedend harte die aanne ming der wetsontwerpen, zal toejui chen. Wie de strijdwijze van Douwes van nabij kent, wtie kennis heeft gemaakt met de stukken, die van zijn hand in het orgaan van Patrimonium versche nen, tijdens werkstakingen, zullen mij dat grif toegeven. En als iK lees in het orgaan van Pa- trimonuim berichten van Huizinga, dat onze posten, bij de werkstaking uitgezet, goed werken, dan rijst bij mij de vraag, zoudt gij als de wet eens wet ils geworden, ook nog posten mo gen uitzetten. Zeer zeker, zegt onze redacteur in het jongste nummer van P., ze zijn onmisbaar zoolang de ar beiders niet over middelen beschikken om allen, die het aangaat de noodige inlichtingen te verschaffen. Maar de pressie moet van zedelijken aard zijn, bij mij rijst weder de vraag Zou dit geen middel zijn geschikt om vrees aan te jagen.? Nog sterker, Huizinga schrijft in het no. van 26 Febr. waar het manifest in voorkomt, o.m. „Hij (de patroon) ging naar de politie om ondërKi'uipens en waarlijk, de politie, die er niet mede te maken had, deed op een wijze, die sarrend was voor de stakers, want R. ging met de politie bij allen rond om ze een voor een op te halen en dan door de stad. Tumult, bleef niet uit. een oploop van menschen, waardoor een agent struikelde en onder de voe ten geraakte. Dat dedien nu niet de stakers, dat deed die patroon voeg daarbij nog, dat hij, toen de deur open ging, sar rend in de hand klapte als een kwaje jongen. Z.oo'n patroon, (concludeert H.) moest iemand eens over zijn knie ne men en hem islaan op zijn vleezig ge deelte. Kan zulk een schrijven aangemerkt worden als een middel geschiKt om vrees aan te jagen? Nu doet de heer De Jong een goed werk als hij de arbeiders gerust wil stellen, omtrent, die wet(zie St.-Ed. van Dond. 2 Mrt. 2o bl.) e-n schrijft dat den arbeiders hun wapen in geen geval uit de hand wordt genomen, dat is juist, maar dit wordt, vergeten, dat door die wet d'e punt er af gebroken, wordt. Zonder nu te onderzoeken wat wel de reden was, d;at mijn persoon niet aanwezig was op Donderdagavond, schrijft ge maan- neerGij hadt in het Brongebouw moeten zijn, om d'e vanen der Christelijke democratie hoog te houden. Te uwer voldoening wil ik hiea- veiklaren. dat ik niet sterker was dan de politie, d/ie ook mij den toe gang belette toen de zaal nog niet ge vuld, noch dê vergadering geopend was. Maar vóór gij dat neerschreeft. liep de gal zeker over. Daar vloeit een aaneenschakeling van alsum uit uwe pen, en vraagt. Is dat het rampzalig overschot van uwe democratie, enz. En gij besluit met een woord, dat uw verachting voor mijn persoon uit- spreeict, ml. ditNeen. vajsche vriend. Ik vraag u, mijnheer, is uw vriend schap dan wel altijd welgemeend ge weest voor zoover wij vrienden kon den zijn. De levensbeschouwingen, wie wij zijn toegedaan, staan wel lijnrecht tegen over elkander, maar dat verbiedt geen enkel Christen, om in practische za ken samen te werken. Dat wordt ook door onze voorman nen niet betwistals ik dan van een vriend iets lees, waarvoor hij al de violen mijner gram-schap heeft ver diend. zooals gij die over mijn hoofd hebt uitgestort, dan kan ik dat niet geloovenik spoed mij naar hetn toe en vraag hemvriendl, dat heb ik tot mijn spijt moetenj lezen; is dit zoo'? Dat was een vriendendaad geweest. Dan had ik u geantwoord neen, het bericht is niet geheel juist; de waar heid is deze dat mijn motie is verwor pen, dat er naar het oordeel van som migen vertrouwen diende uitgesproken te worden lin -het beleid van dr. Kuy per. Toen men mijn© motie wilde amen- d'eeren, verklaarde ik mijn motie te zullen intrekken ongewijzigd wenscli- te ik haar in stemming te hebben, dit gebeurde en zij werd verworpen. Ik herhaal het nog eensDat was het werk geweest van een vriend. Dat mijn persoon niet hoog bij u en uwe vrienden stond aangeschre ven, moet mij wel duidelijk blijken uit die inlinachte-nde wijze waarop mijn persoon door u en uw vrienden werd besproKen. Bijna allen nietwaar, zei den wij dat zijn uw eigen woorden Nu ja, hij is een Patrimoniumiman, hij heeft zich niet bij ons aangesloten! Dus omdat, mijn beginsel mij gebiedt Patrimoniumman te zijn en geen so ciaal-democraat, wordt verachtend de schouder over mij opgehaald en schijnt niemand 'iets te kunnen doen in het belang der arbeiders of hij moeit aan gesloten zijn bij uwe partij. Maar omdat ik niet denk zooals gij. omdat ik niet doe als gij mieent dat ik moet doen, is dat voor u een reden om mij zondieii vormen van proces zoo te veroordeelen voor het publiek Gij zijt een onrechtvaardig rechter, mijnheer Past dat iemand, die als voorlichter van de arbeiders optreedt, aan 't hoofd van een Wad? Neen, uw roeping is, recht te laten wedervaren ook aan andersdenkenden. Ik z!ïe mij genoodzaakt te eindigen. Alleen nog dit eene punt, waarover ik naar mijn overtuiging niet mag zwij gen. Gij schrijft, dat de S.D.A.P. en die VolKskiesvereeniging in district III geen tegen can did a a.t tegenover mij stelden als bewijs van vertrouwen. Daar ben ik altijd erkentelijk voor ge weest. ik hen mij ook niet bewust dat vertrouwen ooit te hebben verbeurd. Alls nu op dlit oogenblik door uw ver dachtmakingen, die gij enkel op een courantenbericht baseert, wat vooral in onzen tijd van spanning zoo gevaar-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 2