Liefde en Haat. tgi wssmmm DE ZATERDAGAVOND. '7&< Bulgaarsche^wildkoopman. De mannen zaten op de bank tegen den muur aan de westzijde met bun gezichten naar de ramen aan den oost kant. 11c trachtte te berekenen hoeveel tijd er noodig was om van de plaats waar gestopt wr naar het station te komen. Misscb' a omsingelden ze nu wel het gebouw en zou ik het volgende o ogenblik een tikken op de deur hoo. rem. Zou er gevochten worden? Wat verschrikkelijke gedachte! Binnen een paar minuten zou ik misschien dood geschoten menschen zien liggen zelf gedood zijn. Ik verstijfdie van schrik. Het. bloed scheen in mijn ade ren te stollen en als ik me niet aan mijn stoel bad vastgehouden, was ik zeker gevallen. Een uur veertig! Een gerinkel van glas werd gehoord en een zwarte wolk van geweerloopen kwam dioor de ven sters en werd op de roovers gericht Toen riep een stem: Handen op, mannen.. Ik ben de sheriff en neem je gevangen in naaim der wet. Eén beweging en ik laat op je schietend Jou kreng, zei de hoofdman, woe dend mie aankijkend toen de bende plotseling die handen omhoog stak. Toen kwamen de sheriff en drie man nen binnen, ontwapenden en boeiden de roovers &n ik zag noc dat de op zichter naar me keek en hoorde hem zeggen: Wat ben ik je veel verschuldigd, mijn dapper meisje, en toen viel ik in zijne armen bewusteloos. Toen ik bij kwam la"- ik in mijn bed in mijn kamer to Green-River met eenitre dames rond miin bed en werd me verteld dat de gevangenneming der roovers al zeven dagen geleden was. Ik had hersenkoorts gekregen door de lievige spanning waarin ik had ver keerd en dien heelen tijd was ik bui ten kennis geweest Nog dagen .daar na zweefde ik tussclien leven en dood en de opzichter zat dikwijls aan mijn bed, me opvroolijkende met woorden van bemoediging en alles doende wat hij kon om mün lijden te verminde ren. Toen ik eindelijk beter was moest ik naar het gerechtshof gaan om te getuigen en nooit zal ik vergeten de woeste blikken die de kerels op me wierpen toen ik vertelde hoe ik ze liad beet gehad of het gejuich dat het publiek voor me aanhief, ten spijt van de pogingen d;er rechters om de menschen tot bedaren te brengen. De roovers werden tot langdurige gevan genisstraf veoordeeld en na dien heb ik nooit weer van ze gehoord. En bedoondie 'die maatschappij u? vroeg ik. Nu, niet erg. Maatschappijen heb. ben geen ziel, weetu. maar ik. heb me toch op den opzichter ten minste ge wroken. Hoe dan? En met een fijn glimlachje zeide ze: Ik trouwde hem. In Bulgarije. (Bij de plaatjes). De tegenwoordige woelingen op het Balkan-Schiereiland hebben weder meer dan ooit de aandacht gevestigd op het vorstendom Bulgarije, welks regeerings- ■hoofd, vorst Ferdinand, voortdurend heet te droomen van een onafhankelijk Bulgarije, los van de Turksche 'suzerei- niiteit. In het jongst verleden hebben de Bul garen zich onophoudelijk woelig ge toond, niettegenstaande zij in den grond een vreedzaam volk zijn, dat tevreden lijkt met zijn niet schitterend lot. Als de Bulgaar zijn land maar ongestoord kan bebouwen en zijn vee fokken, gaat bet hem zijns inziens goed en dan schikt hij zich in veel, dat den plattelandsbewo ners van de Weisteuropeesche landen ondragelijk kou voorkomen. Wij geven hierbij eehnge afbeeldingen van typ en en toomeeltjes uit het leven van de Bulgaarsche boerenbevolking. Het jonge echtpaar. I. Neen. mevrouw, dat zal niet ge beuren! .Tayvel, mijnheer! Je zult me gehoorzamen! Dat zullen we zien! Pas op, zeg ik je! Denk je soms. dat ik bang ben voor je bedreigingen? Onverdraagzame vrouw! Belachelijke man! Goed1, laten wij van elkaar schei den, mevrouw! Heel goed, en liefst zoo spoedig mogelijk, verzoek ik je! Wee mij, dJat mijn ouders mij aan zulk: een man hebben uitgehuwelijkt!!! Wee mij. dat ik zoo dom geweest ben, zulk een vrouw te kiezen! Op het punt zijnde, het boudoir van haar dochter binnen te treden, had mevrouw Van Dooien reeds die hand op den knop gelegd, toen- de met groo- te heftigheid! gevoerde woordenwisse ling baar terughield. Is het mogelük? dacht zij ont steld. Jacques en Beiene twisten met elkaar? En' zij zijn pas zes maanden getrouwd! Wat doet me dat een ver driet! Zou zij naar binnen gaan het jonge naar midden in het twistgesprek ver rassen. beiden het leelijke vani hun "edrag voorhouden en een verzoening trachten te verkrijgen? ,Neen, als levenswijze, 'ervaren vrouw wist zij., dat het zelfs van de z.iidie der ouders niet verstandig is, zich in geschillen tusschen. echtgenoo- ten ie mengen. En zoo dra hun boos heid1 was bedaard, zouden Jacques en Helen e waarschijnlijk zelf tot de er kenning van hun ongelijk geraken en elkaar om vergeving vragen. Boven dien was het in het belang van het jonge naar beter, het tooneeltje. waar- fan zij toevallig getuige1 geweest was. te ignoreeren. En dlaar de kinderen 's avonds van dezen dag bij hun ouder* zouden sou- neeren. zou het gemakkelijk zijn. uit fiuni houding, hun uiterlijk en hun "•edragingen gevolgtrekkingen te ma ken omtrent hun verhoudin Mocht bet-geschil dan. nog niet bijgelegd zijn. dan zou het altijd nog tijd ge noeg zijn. tusschenbeiden te komien en alles in het reine te brengen. Op de teenen in de voorkamer te ruggekeerd. beval mevrouw Van Dooien de oude. trouwe dienstbode, welke zij haar dochter had afgestaan, niet tegen mijnheer en mevrouw te zeggen, d'at zij hier geweest was. Wat do moeder voorzien had, ge beurde Toen de jongelui voor het souper kwamen, schenen zij vroolijk en opgeruimd als gewoonlijk en stoei den zij met elkaar, alsof geen wolkje hun echtelijken hemiel hpd verduis terd. Gelukkig, dacht de moeder ge rustgesteld. Eind goed .al goed!' Hoe verstandig dat ik hun niet heb laten bemerken, dat ik getuige van dat ha telijk tooneeltje geweest ben. dat zij blijkbaar reeds geheel en al vergeten hebben. II. Den volgenden dag moest mevrouw Van Dooien onwillekeurig weder aan het voorgevallene denken. Ongetwij feld leefden die jongelui nu weer in de beste Verstandhouding daarvoor had de avond van gisteren voldoende be- wiizen geleverd. Toch zou het haar veel waard gewee&t zijn. als zn gewe- t<--- had. hoe haar lieve kinderen thuis niet elkaar omgingen. Het liet haar geen rust. zij moest er meer van we ten. Vertaald uit het Engelsch. 11. HOOFDSTUK IV. Amor's 3? ij 1. Tegen den middag van denaelfdien dag, waarop de gebeurtenissen, zoo even genoemd, plaats grepen, stak kolonel Antony Maun sell in gedach ten verdiept, het terras van Coombe Royal over. Nauwelijks een week ge leden was hij daar als meostqr opge treden, gewapend met een bevelschrift om op die goederen van den beluch ten Malignant beslag te leggen in naam van den Lord Protector Crom well. Evenals de groote landgoederen van Worcester hem al ten deel geval len waren door het mislukken van Waller's intrigue, evengoed als hij Hardenliolt al in beslag genomen liad evenzoo was Coombe Royal nu onder zijn bereik, en Maunsell was daar door een man van beteekenis in het land Hij bleef teen oogenblik staan, keek voor zich uit. Alles scheen in rust, maar toch achter de hooge heg, diie langs de laan graaide, waar de pau wen zich in de zon koesterden en schoonmaakten, op het dichte, zachts gras, zag hij dat de zon zich weer kaatste* op de loop van het geweer vaii een schildwacht en zoo nu en dan bracht de wind hem een schor bevel over en het rinkelen van paardenge bitten en bet kletteren van hoeven, terwijl de troep, die dién namiddag vertrekken zou, om den omtrek te doorkruisen, zich opstelde voor dien deur, wachtende op hun leider. Recht voor zich uit zag hij achter de lage heuveJrij in liet Western de zoom van liet Coombe woud en daarna begon nen de grenzen van Hardenholt, beide behoorden hem eon vorstelijk bezit. En toch school er een addertje in het gras van den kolonel. Hij trok aanzijn zwarten knevel, en was juist van plan zijn wandeling voort te zetten, toen een zware voetstap zijn aandacht trok en scherp rondkijkend, zag bij zijn kornet naderen. In zijn jeugd was kornet Ebenezer Rock een schaapherder van de dalen geweest; rnaar het geluid van de krijgstrompet was zelfs tot daar door gedrongen en dat was voor hein een roepstem geweest om mee tq trekken naar vreemde oofrden. Hij was nu een veteraan onder de soldaten, hij had den oorlog meegemaakt in de Neder landen en deelgenomen aan de ver schrikkingen van den dertigjarigen oorlog. Hij was lang, bijna even lang als zijn kolonel en mager als egn lat. maar sterk als 'een leeuw. Toen de oorlog losbarstte over zijn eigen land, kwam. hij naar Engeland terug, en toen, zooals hij placht te zeggen, vielen de schellen hem van de oogen en hij stond van aangezicht tot aangezicht tegenover Cromwell. Hel is onnoodig te zeggen aan welke zijde hij zich schaarde. Zulke men schen ais hij vormden de ruggesteun van de nieuwe staatsinrichting. Of schoon Rock een uitstekend soldaat was, was hij in vele opzichten zoo onnoozel als een kind, en in weerwil van zijn afschrikwekkend voorkomen, dat nog verhoogd werd door 't zwarte verband, dat hii droeg om het gemis van één oog. verloren te Dunbar, had hij een eerlijk hart. Men fluisterde dat. er een wezen was, d'at hij vreesde niettegenstaande men hem onder de dappersten der dapperen rekende, en dat wezen was leen vrouw. Zeker is het, dat de kornet zich al heel weinig met de andere sexe bemoeide, dan alleen om ze heel zuur aan te kijken en als de gelegenheid zich voordeed, haar heel duidelijk op een afstand te houden, en het .miischen. van een vrouwenrok was voldoende om hem d: aftocht te doen blazen. Zoo was de man, die op dat oogenblik zijn ko lonel begroette on hem zijn rapport van dien dag bracht. Toen dat gedaan was, vroeg Maun sell: En is er nog geen nieuws van Harden? Niets, behalve dat hij verborgen ligt. maar dat zal kort duren. En toen zwqgen beiden. Maunsell draaide zijn knevel op en de kornet keek recht voor zich uit met een ijs koude uitdrukking in zijn eene oog. Klaarblijkelijk was er iets, dat noch de een noch de an dhr het eerst wenschte aan te roeren; maar de kornet, was zon onbewogen als mar mer. toen zeh <le kolonel: En heb je mijn bevelen volgens de letter uitgevoerd. Kornet? Ja, kolonel. Alle wegen worden DE ZATERDAGAVOND. de handien waischt; zal beter het vuil- chemische vlekken enz. verwijderen. II. Mosterd' wordt smakelijker en blijft langer goed. wanneer men er wat suiker aan toevoegt. DE ORKAAN. (Naai' het Russisch). Vincent Sigismund Isnowsky, een rijks-ingenieur in een klein Russisch landstadje, trad op zekeren ochtend vroeger dan gewoonlijk zijn kantoor binnen. Hij scheen niet bijzonder goed geluimd te zijn. want 'hij beant woordde ternauwernood het beleefd ..goeden morgen" van zijn bureauchef, een gewezen militair, en van de da mes-klerk, die in een licht-rose japon netje en mlet een koket schortje voor, vlug de schrijfmachine hanteerde. Is de post er nog niet, vroeg liij kortaf. Neen, Sigiismundbwitsch, gaf het jonge melisjei ten a-ntwoord. Anton is net weg, om de brieven te halen. 't Is goed, mompelde de Ingenitur, zich tegelijkertijd met een gebaar van vermoeidheid in den voor zijn schrijf tafel staande leunstoel vallen latend. Na een paar malen nadenkend met die hand over 't voorhoofd te hebben ge streken, begon hij gedachte ulo os tc bladeren in een bundeltje akten, dat Iwan Twanitsch Lobastow, de bureau- c lief, voor hem gereed gelegd had. De inhoud der papieren scheen hem even wel weinig belang in te boezemen, want elk oogenblik hield hij met le zen op en liet liij zijn blikken over het papier heen, over de eenzame, stille straat glijden. Het, moest wel een zeer onaangename zaak zijn. die den an ders zoo ijverigen jongen man zoo klaarblijkelijK alle lust tot wei'ken scheen, te benemen. Plotseling haalde hij uit den horst- zak van zijn elegant, lichtkleurig zo merjasje' een, verkreukelden brief te voorschijn en nadat hij zich met, een snellen zijdelingschen blik op zijn per soneel overtuigd had. dat. niemand hem gadesloeg, begon hij woord voor woord, langzaam de onduidelijk ge schreven regels, waarmee liet papier als het Ware volgeklad was, te ontcij fenen. Hoe verder hij las, hoe meer zijn trekken zich begonnen te verduis teren en toen hij aan 't, eind van den hrmf was gekomen, parelden groote zweetdruppels op zijn voorhoofd. Den brief tooraig ineenfrommelen, hem krampachtig in, zijn vuist tot een bal ineenknijpen en hem daarna in den prul Iemand werpen, was zijn eerste werk. Het volgende oogenblik echter bezon, hij zliclihij hukte, haalde het tot een prop verfrommeld papier weer uit den mand en scheurde liet lang zaam in kleine snippertjes. Nóg was hij hiermee bezig, toen een dienstmeisje kwam zeggen, dat het ontbijt gereed wais eni mevrouw zat tc wachten. Vincent Sigispiundowitsch stond op en begaf zich naar de tegenover zijn bureau gelegen eetkamer, waar zijn vrouw en drie kjinideren, een jongen en twee meisjes, reed's om de ontbijttafel geschaard waren. Galant kustte hij zijn vrouw op liet voorhoofd, streek zijn beide dochter tjes liefKozend over de wangen en knikte zijn zoon een vijftienjarig gymnasiast het sprekend evenbeeld zijner moeder' vriendelijk toe en nam plaats. Ook Wanda Leonowna scheen slecht geslapen te hebben, en, begon al dade lijk een stortvloed van klaagliederen aan te heffen over de hitte, die zoo ondragelijk was, over de kinderen, die noo'it om verbieden, wilden gevent over de dienstboden, die brutaal en lui en vergeetachtig waren. enz. Vader en zoon hoorden deze telkens weder- keerende klachten geduldig aan en nuttigden zwijgend hun ontbijt, ter wijl de twee dochtertjes elkander uit verveling begonnen te plagen, hopend, dat papa spoedig gereed zou zijn en zij in den tuin konden gaan spelen. Een bescheiden kloppen aan de deur maakte een einde aan den woorden vloed der ontevreden vrouw. Anton, de jongste bediende van den 'ingenieur, kwam met de morgenpost binnen. Ter wijl Vincent Sigismundowitsch het pakket brieven en kranten, dat Anton bij hem neergelegd had. vluchtig door> zag, informeerde mevrouw bij den be diende naar alles wat er alzoo in het stadje en in de omstreken was voor gevallen. Niets nieuws, Anton? vroeg zij. Niets van belang, genadige vrouw, was het antwoordt Alleen bij de Per- witinsüihrug heeft een schuw gewor den paard een kinct den vinger afge beten. O foei, wat vreeselijkEn noem je dat niet»? Men is zeker toch di rect naar een dokter gegaan met dat arme kind? vroeg mevrouw, die voor een oogenblik haar eigen grieven ver getend vol belangstelling voor het lot van anderen was. Ook de ingenieur zag op van zijn kranten en mengde zich thans in het gesprek. „Er moet- wat voor dat kind gedaan worden, Anton, zei hij spoedig. Zie eens, dat je te weten komt. waar ze woont, en geef haar moeder dan uit ■mijn naam: een roebel. Best mijnheer Heeft mijnheer ook nog iets? vroeg de bediende. Op het ontkennend antwoord van de vrouw des huizes en een kort „neen" van den ingenieur, verliet lui met een onderdanige buiging het vertrek. Ook de ingenieur stond op en ging weder naar het kantoor. Daar geko De puinhoopen van de kerk te Greystones. men wendde hij zich onmiddellijk tot den bureauchef met de vraag„Hoe veel geld is er nog m kas voor brug- sonreparatie Ongeveer 77 roebels, om u te dienen. Goed, schrijf dan een kwitantie van 20 roebels voor reparatiekosten aan de Perwetinskibrug. Zonder iets meer te zeggen, ging de ingenieur aan zijn schrijftafel zitten om de zooeven ontvangen dienstbrie ven te arrangeeren, doch niet lang was hi j hiermee bezig of er werd ge- Klopt en de brievenbesteller trad b in dien en legde een brief voor hem neer. Eén blik op het schrift deed hem on middellijk i aden, wlie de afzender was en met een tusschen de tanden ge smoorde verwensching scheurde hij driftig het couvert open. Met moeite trachtte hij het met groote, onduide lijke letters gesclireven schrift te ont cijferen. Dat is nu al de tweede maal van daag, mompelde hij zacht, „daar zit ik toch leelijk mee in den maag. hoe kon ik ook zoo vergeetachtig zijn. Overmorgen is de wissel vervallen en ik heb nog geen maatregelen genomen. Waar moet, ik in godsnaam het geld vandaan halen? Hij sprong overelind', begaf zich in een aangrenzend vertrekje dat tot ar chief diende, ging voor het venster staan en Keek werktuigelijk in den tuin, van Avaar joelende, va-oolijke kinderstemmen tot het doordrongen. Duizenderlei gedachten Adogen hem met bliksemsnelheid door het hoofd, doch geen enkele bleek geschikt, om hem te iredden uit de netelige positie, waarin hij verkeerde en die in hoofd zaak te wijten was aan zijn eigen lichtzinnigheid en aan de onbeschrijf lijke spilzucht en roekeloosheid zijner echtgenoote. Eindelijk, gaf hij het op, zijn hoofd langer met dergelijke nutte- looze overdenkingen te martelen. Hij ging weder voor zijn schrijftafel zitten en verdliepte zich in het lezen van een krant. Toen hij eenige oogenbl'ikken stilge zeten had, legde de bureauchef die kwi tantie van de reparatiekosten der Per- witinskibrug voor hem neer. Hij las „Voor het herstellen der Perwitinski- bvug, planken,, hout, enz. twintig roe bels." I-Ijn, 't is goed, Iwan Iwanitsch. klonk het, en onverschillig de kwi tantie ter zijde schuivende ging hij voort met het lezen van, een voor hem naar het scheen hoogst belangrijk be richt van, den volgenden inhoud. „In de Slavische districten van Oos tenrijk heeft een geweldige orkaan ge woed, die in de geheele streek groote verwoestingen heeft aangericht. Ook is een brug door den storm bijna geheel weggeslagen." Onder andere omstandigheden zou dit feit hem ternauwernood eenige be langstelling hebben ingeboezemd, alle jaren hoorde hij van orkanen die ver woestten en waarhij soms zelfs incn- schenlevens te betreuren waren. Maar liet bericht van deze brug had hem op de met goud: geborduurde jas aan en praat over miliMoeneai, alsof het koperen oeniten betrof. Dat die ze li efhehberijgeze. schappen overigens voorzien in een bestaande be- h oef te, zou denkelijk Ael niemand dur ven beweren. Ten minste niet in zoo ver, dat er te Haarlem behoefte bestaat aan meer gelegenheid tot ontspanning Zoolang er in de vier groote lokalen die we hier hebben, bij uitvoeringen meer Heege dan volle stoelen staan, zoolang heeft het nieuwe op er e tie -g ez els c h ai Avaarvan de komst wordt aangekondigd, geen andere reden van bestaan, dan deze, dat de leden zeiven nut en genoe gen zullen: vinden in de repetities eh in de uitvoeringen. Ik heb er niets tegen. Menschen die zich en elkaar vermaken, zijn beter dan kniesooren. Eén ding begrijp ik alleen niet goed. Kr wordt in het bijzonder meegedeeld, dat het nieuwe opereftege- zelschap zal bestaan uit „beschaafde" dames en heeren. Wat mag dat wel- be duiden! Stelt men zich voor, Grleltsche of Latijnsche operettes op te voeren? Dan ben ik meer dan ooit benieuwd naar ide eerste opvoering. Ik mag toch niet ver onderstellen', dat men eir mee zeggen wil, dat vroeger alleen onbeschaafde da mes en lieeren. op de planken der ope rette hebben gestaan, Van staan gesproken. Op den Wagen weg slaat een lelephoonpaal. Op zich zelf niets merkwaardigs. Deze paal torst draden. Ook niet bijzonder. Deze dradien zullen, als het Avaaït vvel dezelf de muziek maken als andere draden in de .stad. Het merkwaardige van deze te- lephoonpaal is dan ook alleen, dat ze er niet mag blijven staan. Ze moet Aveg. De eigenaar van den grond wil name lijk niet hebben, dat de paal daar blijft en nu wurdit er gezocht naar een andere plek. Die eigenaar zal daar wel zeer goede redenen voor hebben. Ais ik grond aan den Wagenweg bezat, zou ik er óók lie ver een rozeboom op zien staan, dan een telephoonpaal, Avat wel zoo onge veer liet leelijkste voorwerp is, dat je ergens kunt neerzetten en in dat op zicht alleen Op zij gestreefd wordt door de. telegraafpaal, die van. de telephoon paal om zoo te zeggen de aangetrouwde zuster kan worden genoemd. Het zou inderdaad een zegen wezen, wanneer je al de telephoonpalien, die op dit oogen blik door de gemeente verspreid staan., bij elkaar kon neerzetten in den stads- hoek, die nu eenmaal in den grond be dorven is door al d,e leelijke dingen, die er staan, .ik bedoel den hoek van den Harmenijansweg. Bij de gevangenis, de cholerabarak eo de vuilnisbelt zou een woud van telephoonpalen een passend effect maken. Daar evemvel technische bezwaren dergelijke opstelling onmoge lijk maken, moeten we Avel van dit ide aal afzien, er in berusten, dat de telie- phoompalen, door'de stad verspreid zijn en ons het vrije uitzicht belemmeren op den blauwen hemel, die in ons vader land gewoonlijk grijs is en uit sympa thie voor de Bell-Telephoon den wemsch uiten, dat zij gauw een ander plekje op den Wagenweg zal vinden, waar die arme verschoppeling kan worden neer- gcplanil. Initusschen mag ik niet zonder ondank haiar te wezen van een grijzen hemel spreken. Deze week is hij dagen ach tereen werkelijk blauw geweest. Er komt zoetjes aan- voorjaarsgeur in dien nog scherpen oostenwind. De zon heeft haar wintersch» bleekheid afgelegd en begint onis weer wat te verwarmen. Schuchter steekt de bescheiden crocus den kop boven deni grond om te zien of we hem al kunnen verwachten. De knop pen van de boomen zwellen. Schoon maaksters maken zich op, om onze hui zen op te maken. Huismoeders worden onrustig en laatkomers Avorden aange pord om huni belastingbiljet van de plaatselijke direote belasting in te leve ren. Allemaal teekenen van naderend voorjaar. Zooveel voorteekenen kunnen niet lie gen. De lente moet in aantocht zijn. Moge het zachte jaargetij beter zijn dan in 1902, toen het voorjaar een vervolg van den winter was en de zomer een lange inzet van d'en herfst, FIDELTO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 7