Liefde en Haat.
tgi wssmmm
DE ZATERDAGAVOND.
'7&<
Bulgaarsche^wildkoopman.
De mannen zaten op de bank tegen
den muur aan de westzijde met bun
gezichten naar de ramen aan den oost
kant. 11c trachtte te berekenen hoeveel
tijd er noodig was om van de plaats
waar gestopt wr naar het station te
komen. Misscb' a omsingelden ze nu
wel het gebouw en zou ik het volgende
o ogenblik een tikken op de deur hoo.
rem. Zou er gevochten worden? Wat
verschrikkelijke gedachte! Binnen een
paar minuten zou ik misschien dood
geschoten menschen zien liggen
zelf gedood zijn. Ik verstijfdie van
schrik. Het. bloed scheen in mijn ade
ren te stollen en als ik me niet aan
mijn stoel bad vastgehouden, was ik
zeker gevallen.
Een uur veertig! Een gerinkel van
glas werd gehoord en een zwarte wolk
van geweerloopen kwam dioor de ven
sters en werd op de roovers gericht
Toen riep een stem:
Handen op, mannen.. Ik ben de
sheriff en neem je gevangen in naaim
der wet. Eén beweging en ik laat op
je schietend
Jou kreng, zei de hoofdman, woe
dend mie aankijkend toen de bende
plotseling die handen omhoog stak.
Toen kwamen de sheriff en drie man
nen binnen, ontwapenden en boeiden
de roovers &n ik zag noc dat de op
zichter naar me keek en hoorde hem
zeggen:
Wat ben ik je veel verschuldigd,
mijn dapper meisje, en toen viel ik
in zijne armen bewusteloos.
Toen ik bij kwam la"- ik in mijn
bed in mijn kamer to Green-River met
eenitre dames rond miin bed en werd
me verteld dat de gevangenneming der
roovers al zeven dagen geleden was.
Ik had hersenkoorts gekregen door de
lievige spanning waarin ik had ver
keerd en dien heelen tijd was ik bui
ten kennis geweest Nog dagen .daar
na zweefde ik tussclien leven en dood
en de opzichter zat dikwijls aan mijn
bed, me opvroolijkende met woorden
van bemoediging en alles doende wat
hij kon om mün lijden te verminde
ren.
Toen ik eindelijk beter was moest
ik naar het gerechtshof gaan om te
getuigen en nooit zal ik vergeten de
woeste blikken die de kerels op me
wierpen toen ik vertelde hoe ik ze liad
beet gehad of het gejuich dat het
publiek voor me aanhief, ten spijt
van de pogingen d;er rechters om de
menschen tot bedaren te brengen. De
roovers werden tot langdurige gevan
genisstraf veoordeeld en na dien heb
ik nooit weer van ze gehoord.
En bedoondie 'die maatschappij u?
vroeg ik.
Nu, niet erg. Maatschappijen heb.
ben geen ziel, weetu. maar ik. heb me
toch op den opzichter ten minste ge
wroken.
Hoe dan?
En met een fijn glimlachje zeide ze:
Ik trouwde hem.
In Bulgarije.
(Bij de plaatjes).
De tegenwoordige woelingen op het
Balkan-Schiereiland hebben weder meer
dan ooit de aandacht gevestigd op het
vorstendom Bulgarije, welks regeerings-
■hoofd, vorst Ferdinand, voortdurend
heet te droomen van een onafhankelijk
Bulgarije, los van de Turksche 'suzerei-
niiteit.
In het jongst verleden hebben de Bul
garen zich onophoudelijk woelig ge
toond, niettegenstaande zij in den grond
een vreedzaam volk zijn, dat tevreden
lijkt met zijn niet schitterend lot. Als de
Bulgaar zijn land maar ongestoord kan
bebouwen en zijn vee fokken, gaat bet
hem zijns inziens goed en dan schikt hij
zich in veel, dat den plattelandsbewo
ners van de Weisteuropeesche landen
ondragelijk kou voorkomen.
Wij geven hierbij eehnge afbeeldingen
van typ en en toomeeltjes uit het leven
van de Bulgaarsche boerenbevolking.
Het jonge echtpaar.
I.
Neen. mevrouw, dat zal niet ge
beuren!
.Tayvel, mijnheer!
Je zult me gehoorzamen!
Dat zullen we zien!
Pas op, zeg ik je!
Denk je soms. dat ik bang ben
voor je bedreigingen?
Onverdraagzame vrouw!
Belachelijke man!
Goed1, laten wij van elkaar schei
den, mevrouw!
Heel goed, en liefst zoo spoedig
mogelijk, verzoek ik je! Wee mij, dJat
mijn ouders mij aan zulk: een man
hebben uitgehuwelijkt!!!
Wee mij. dat ik zoo dom geweest
ben, zulk een vrouw te kiezen!
Op het punt zijnde, het boudoir van
haar dochter binnen te treden, had
mevrouw Van Dooien reeds die hand
op den knop gelegd, toen- de met groo-
te heftigheid! gevoerde woordenwisse
ling baar terughield.
Is het mogelük? dacht zij ont
steld. Jacques en Beiene twisten met
elkaar? En' zij zijn pas zes maanden
getrouwd! Wat doet me dat een ver
driet!
Zou zij naar binnen gaan het jonge
naar midden in het twistgesprek ver
rassen. beiden het leelijke vani hun
"edrag voorhouden en een verzoening
trachten te verkrijgen?
,Neen, als levenswijze, 'ervaren
vrouw wist zij., dat het zelfs van de
z.iidie der ouders niet verstandig is,
zich in geschillen tusschen. echtgenoo-
ten ie mengen. En zoo dra hun boos
heid1 was bedaard, zouden Jacques en
Helen e waarschijnlijk zelf tot de er
kenning van hun ongelijk geraken en
elkaar om vergeving vragen. Boven
dien was het in het belang van het
jonge naar beter, het tooneeltje. waar-
fan zij toevallig getuige1 geweest
was. te ignoreeren.
En dlaar de kinderen 's avonds van
dezen dag bij hun ouder* zouden sou-
neeren. zou het gemakkelijk zijn. uit
fiuni houding, hun uiterlijk en hun
"•edragingen gevolgtrekkingen te ma
ken omtrent hun verhoudin Mocht
bet-geschil dan. nog niet bijgelegd
zijn. dan zou het altijd nog tijd ge
noeg zijn. tusschenbeiden te komien
en alles in het reine te brengen.
Op de teenen in de voorkamer te
ruggekeerd. beval mevrouw Van
Dooien de oude. trouwe dienstbode,
welke zij haar dochter had afgestaan,
niet tegen mijnheer en mevrouw te
zeggen, d'at zij hier geweest was.
Wat do moeder voorzien had, ge
beurde Toen de jongelui voor het
souper kwamen, schenen zij vroolijk
en opgeruimd als gewoonlijk en stoei
den zij met elkaar, alsof geen wolkje
hun echtelijken hemiel hpd verduis
terd.
Gelukkig, dacht de moeder ge
rustgesteld. Eind goed .al goed!' Hoe
verstandig dat ik hun niet heb laten
bemerken, dat ik getuige van dat ha
telijk tooneeltje geweest ben. dat zij
blijkbaar reeds geheel en al vergeten
hebben.
II.
Den volgenden dag moest mevrouw
Van Dooien onwillekeurig weder aan
het voorgevallene denken. Ongetwij
feld leefden die jongelui nu weer in de
beste Verstandhouding daarvoor had
de avond van gisteren voldoende be-
wiizen geleverd. Toch zou het haar
veel waard gewee&t zijn. als zn gewe-
t<--- had. hoe haar lieve kinderen thuis
niet elkaar omgingen. Het liet haar
geen rust. zij moest er meer van we
ten.
Vertaald uit het Engelsch.
11.
HOOFDSTUK IV.
Amor's 3? ij 1.
Tegen den middag van denaelfdien
dag, waarop de gebeurtenissen, zoo
even genoemd, plaats grepen, stak
kolonel Antony Maun sell in gedach
ten verdiept, het terras van Coombe
Royal over. Nauwelijks een week ge
leden was hij daar als meostqr opge
treden, gewapend met een bevelschrift
om op die goederen van den beluch
ten Malignant beslag te leggen in
naam van den Lord Protector Crom
well. Evenals de groote landgoederen
van Worcester hem al ten deel geval
len waren door het mislukken van
Waller's intrigue, evengoed als hij
Hardenliolt al in beslag genomen liad
evenzoo was Coombe Royal nu onder
zijn bereik, en Maunsell was daar
door een man van beteekenis in het
land
Hij bleef teen oogenblik staan, keek
voor zich uit. Alles scheen in rust,
maar toch achter de hooge heg, diie
langs de laan graaide, waar de pau
wen zich in de zon koesterden en
schoonmaakten, op het dichte, zachts
gras, zag hij dat de zon zich weer
kaatste* op de loop van het geweer vaii
een schildwacht en zoo nu en dan
bracht de wind hem een schor bevel
over en het rinkelen van paardenge
bitten en bet kletteren van hoeven,
terwijl de troep, die dién namiddag
vertrekken zou, om den omtrek te
doorkruisen, zich opstelde voor dien
deur, wachtende op hun leider. Recht
voor zich uit zag hij achter de lage
heuveJrij in liet Western de zoom van
liet Coombe woud en daarna begon
nen de grenzen van Hardenholt, beide
behoorden hem eon vorstelijk bezit.
En toch school er een addertje in het
gras van den kolonel. Hij trok aanzijn
zwarten knevel, en was juist van plan
zijn wandeling voort te zetten, toen
een zware voetstap zijn aandacht
trok en scherp rondkijkend, zag bij
zijn kornet naderen.
In zijn jeugd was kornet Ebenezer
Rock een schaapherder van de dalen
geweest; rnaar het geluid van de
krijgstrompet was zelfs tot daar door
gedrongen en dat was voor hein een
roepstem geweest om mee tq trekken
naar vreemde oofrden. Hij was nu een
veteraan onder de soldaten, hij had
den oorlog meegemaakt in de Neder
landen en deelgenomen aan de ver
schrikkingen van den dertigjarigen
oorlog. Hij was lang, bijna even
lang als zijn kolonel en mager als
egn lat. maar sterk als 'een leeuw.
Toen de oorlog losbarstte over zijn
eigen land, kwam. hij naar Engeland
terug, en toen, zooals hij placht te
zeggen, vielen de schellen hem van
de oogen en hij stond van aangezicht
tot aangezicht tegenover Cromwell.
Hel is onnoodig te zeggen aan welke
zijde hij zich schaarde. Zulke men
schen ais hij vormden de ruggesteun
van de nieuwe staatsinrichting. Of
schoon Rock een uitstekend soldaat
was, was hij in vele opzichten zoo
onnoozel als een kind, en in weerwil
van zijn afschrikwekkend voorkomen,
dat nog verhoogd werd door 't zwarte
verband, dat hii droeg om het gemis
van één oog. verloren te Dunbar, had
hij een eerlijk hart. Men fluisterde
dat. er een wezen was, d'at hij vreesde
niettegenstaande men hem onder de
dappersten der dapperen rekende, en
dat wezen was leen vrouw. Zeker is
het, dat de kornet zich al heel weinig
met de andere sexe bemoeide, dan
alleen om ze heel zuur aan te kijken
en als de gelegenheid zich voordeed,
haar heel duidelijk op een afstand te
houden, en het .miischen. van een
vrouwenrok was voldoende om hem
d: aftocht te doen blazen. Zoo was
de man, die op dat oogenblik zijn ko
lonel begroette on hem zijn rapport
van dien dag bracht.
Toen dat gedaan was, vroeg Maun
sell: En is er nog geen nieuws van
Harden?
Niets, behalve dat hij verborgen
ligt. maar dat zal kort duren.
En toen zwqgen beiden. Maunsell
draaide zijn knevel op en de kornet
keek recht voor zich uit met een ijs
koude uitdrukking in zijn eene oog.
Klaarblijkelijk was er iets, dat noch
de een noch de an dhr het eerst
wenschte aan te roeren; maar de
kornet, was zon onbewogen als mar
mer. toen zeh <le kolonel:
En heb je mijn bevelen volgens
de letter uitgevoerd. Kornet?
Ja, kolonel. Alle wegen worden
DE ZATERDAGAVOND.
de handien waischt; zal beter het vuil-
chemische vlekken enz. verwijderen.
II. Mosterd' wordt smakelijker en
blijft langer goed. wanneer men er
wat suiker aan toevoegt.
DE ORKAAN.
(Naai' het Russisch).
Vincent Sigismund Isnowsky, een
rijks-ingenieur in een klein Russisch
landstadje, trad op zekeren ochtend
vroeger dan gewoonlijk zijn kantoor
binnen. Hij scheen niet bijzonder
goed geluimd te zijn. want 'hij beant
woordde ternauwernood het beleefd
..goeden morgen" van zijn bureauchef,
een gewezen militair, en van de da
mes-klerk, die in een licht-rose japon
netje en mlet een koket schortje voor,
vlug de schrijfmachine hanteerde.
Is de post er nog niet, vroeg liij
kortaf.
Neen, Sigiismundbwitsch, gaf het
jonge melisjei ten a-ntwoord. Anton is
net weg, om de brieven te halen.
't Is goed, mompelde de Ingenitur,
zich tegelijkertijd met een gebaar van
vermoeidheid in den voor zijn schrijf
tafel staande leunstoel vallen latend.
Na een paar malen nadenkend met die
hand over 't voorhoofd te hebben ge
streken, begon hij gedachte ulo os tc
bladeren in een bundeltje akten, dat
Iwan Twanitsch Lobastow, de bureau-
c lief, voor hem gereed gelegd had. De
inhoud der papieren scheen hem even
wel weinig belang in te boezemen,
want elk oogenblik hield hij met le
zen op en liet liij zijn blikken over het
papier heen, over de eenzame, stille
straat glijden. Het, moest wel een zeer
onaangename zaak zijn. die den an
ders zoo ijverigen jongen man zoo
klaarblijkelijK alle lust tot wei'ken
scheen, te benemen.
Plotseling haalde hij uit den horst-
zak van zijn elegant, lichtkleurig zo
merjasje' een, verkreukelden brief te
voorschijn en nadat hij zich met, een
snellen zijdelingschen blik op zijn per
soneel overtuigd had. dat. niemand
hem gadesloeg, begon hij woord voor
woord, langzaam de onduidelijk ge
schreven regels, waarmee liet papier
als het Ware volgeklad was, te ontcij
fenen. Hoe verder hij las, hoe meer
zijn trekken zich begonnen te verduis
teren en toen hij aan 't, eind van den
hrmf was gekomen, parelden groote
zweetdruppels op zijn voorhoofd. Den
brief tooraig ineenfrommelen, hem
krampachtig in, zijn vuist tot een bal
ineenknijpen en hem daarna in den
prul Iemand werpen, was zijn eerste
werk. Het volgende oogenblik echter
bezon, hij zliclihij hukte, haalde het
tot een prop verfrommeld papier weer
uit den mand en scheurde liet lang
zaam in kleine snippertjes.
Nóg was hij hiermee bezig, toen een
dienstmeisje kwam zeggen, dat het
ontbijt gereed wais eni mevrouw zat tc
wachten.
Vincent Sigispiundowitsch stond op
en begaf zich naar de tegenover zijn
bureau gelegen eetkamer, waar zijn
vrouw en drie kjinideren, een jongen en
twee meisjes, reed's om de ontbijttafel
geschaard waren.
Galant kustte hij zijn vrouw op liet
voorhoofd, streek zijn beide dochter
tjes liefKozend over de wangen en
knikte zijn zoon een vijftienjarig
gymnasiast het sprekend evenbeeld
zijner moeder' vriendelijk toe en
nam plaats.
Ook Wanda Leonowna scheen slecht
geslapen te hebben, en, begon al dade
lijk een stortvloed van klaagliederen
aan te heffen over de hitte, die zoo
ondragelijk was, over de kinderen,
die noo'it om verbieden, wilden gevent
over de dienstboden, die brutaal en
lui en vergeetachtig waren. enz. Vader
en zoon hoorden deze telkens weder-
keerende klachten geduldig aan en
nuttigden zwijgend hun ontbijt, ter
wijl de twee dochtertjes elkander uit
verveling begonnen te plagen, hopend,
dat papa spoedig gereed zou zijn en
zij in den tuin konden gaan spelen.
Een bescheiden kloppen aan de deur
maakte een einde aan den woorden
vloed der ontevreden vrouw. Anton,
de jongste bediende van den 'ingenieur,
kwam met de morgenpost binnen. Ter
wijl Vincent Sigismundowitsch het
pakket brieven en kranten, dat Anton
bij hem neergelegd had. vluchtig door>
zag, informeerde mevrouw bij den be
diende naar alles wat er alzoo in het
stadje en in de omstreken was voor
gevallen.
Niets nieuws, Anton? vroeg zij.
Niets van belang, genadige vrouw,
was het antwoordt Alleen bij de Per-
witinsüihrug heeft een schuw gewor
den paard een kinct den vinger afge
beten.
O foei, wat vreeselijkEn noem
je dat niet»? Men is zeker toch di
rect naar een dokter gegaan met dat
arme kind? vroeg mevrouw, die voor
een oogenblik haar eigen grieven ver
getend vol belangstelling voor het lot
van anderen was. Ook de ingenieur
zag op van zijn kranten en mengde
zich thans in het gesprek.
„Er moet- wat voor dat kind gedaan
worden, Anton, zei hij spoedig. Zie
eens, dat je te weten komt. waar ze
woont, en geef haar moeder dan uit
■mijn naam: een roebel.
Best mijnheer Heeft mijnheer
ook nog iets? vroeg de bediende. Op
het ontkennend antwoord van de
vrouw des huizes en een kort „neen"
van den ingenieur, verliet lui met een
onderdanige buiging het vertrek.
Ook de ingenieur stond op en ging
weder naar het kantoor. Daar geko
De puinhoopen van de kerk te Greystones.
men wendde hij zich onmiddellijk tot
den bureauchef met de vraag„Hoe
veel geld is er nog m kas voor brug-
sonreparatie
Ongeveer 77 roebels, om u te
dienen.
Goed, schrijf dan een kwitantie
van 20 roebels voor reparatiekosten
aan de Perwetinskibrug.
Zonder iets meer te zeggen, ging de
ingenieur aan zijn schrijftafel zitten
om de zooeven ontvangen dienstbrie
ven te arrangeeren, doch niet lang
was hi j hiermee bezig of er werd ge-
Klopt en de brievenbesteller trad b in
dien en legde een brief voor hem neer.
Eén blik op het schrift deed hem on
middellijk i aden, wlie de afzender was
en met een tusschen de tanden ge
smoorde verwensching scheurde hij
driftig het couvert open. Met moeite
trachtte hij het met groote, onduide
lijke letters gesclireven schrift te ont
cijferen.
Dat is nu al de tweede maal van
daag, mompelde hij zacht, „daar zit
ik toch leelijk mee in den maag.
hoe kon ik ook zoo vergeetachtig zijn.
Overmorgen is de wissel vervallen en
ik heb nog geen maatregelen genomen.
Waar moet, ik in godsnaam het geld
vandaan halen?
Hij sprong overelind', begaf zich in
een aangrenzend vertrekje dat tot ar
chief diende, ging voor het venster
staan en Keek werktuigelijk in den
tuin, van Avaar joelende, va-oolijke
kinderstemmen tot het doordrongen.
Duizenderlei gedachten Adogen hem
met bliksemsnelheid door het hoofd,
doch geen enkele bleek geschikt, om
hem te iredden uit de netelige positie,
waarin hij verkeerde en die in hoofd
zaak te wijten was aan zijn eigen
lichtzinnigheid en aan de onbeschrijf
lijke spilzucht en roekeloosheid zijner
echtgenoote. Eindelijk, gaf hij het op,
zijn hoofd langer met dergelijke nutte-
looze overdenkingen te martelen. Hij
ging weder voor zijn schrijftafel zitten
en verdliepte zich in het lezen van een
krant.
Toen hij eenige oogenbl'ikken stilge
zeten had, legde de bureauchef die kwi
tantie van de reparatiekosten der Per-
witinskibrug voor hem neer. Hij las
„Voor het herstellen der Perwitinski-
bvug, planken,, hout, enz. twintig roe
bels."
I-Ijn, 't is goed, Iwan Iwanitsch.
klonk het, en onverschillig de kwi
tantie ter zijde schuivende ging hij
voort met het lezen van, een voor hem
naar het scheen hoogst belangrijk be
richt van, den volgenden inhoud.
„In de Slavische districten van Oos
tenrijk heeft een geweldige orkaan ge
woed, die in de geheele streek groote
verwoestingen heeft aangericht. Ook is
een brug door den storm bijna geheel
weggeslagen."
Onder andere omstandigheden zou
dit feit hem ternauwernood eenige be
langstelling hebben ingeboezemd, alle
jaren hoorde hij van orkanen die ver
woestten en waarhij soms zelfs incn-
schenlevens te betreuren waren. Maar
liet bericht van deze brug had hem op
de met goud: geborduurde jas aan en
praat over miliMoeneai, alsof het koperen
oeniten betrof.
Dat die ze li efhehberijgeze. schappen
overigens voorzien in een bestaande be-
h oef te, zou denkelijk Ael niemand dur
ven beweren. Ten minste niet in zoo
ver, dat er te Haarlem behoefte bestaat
aan meer gelegenheid tot ontspanning
Zoolang er in de vier groote lokalen die
we hier hebben, bij uitvoeringen meer
Heege dan volle stoelen staan, zoolang
heeft het nieuwe op er e tie -g ez els c h ai
Avaarvan de komst wordt aangekondigd,
geen andere reden van bestaan, dan
deze, dat de leden zeiven nut en genoe
gen zullen: vinden in de repetities eh in
de uitvoeringen.
Ik heb er niets tegen. Menschen die
zich en elkaar vermaken, zijn beter dan
kniesooren. Eén ding begrijp ik alleen
niet goed. Kr wordt in het bijzonder
meegedeeld, dat het nieuwe opereftege-
zelschap zal bestaan uit „beschaafde"
dames en heeren. Wat mag dat wel- be
duiden! Stelt men zich voor, Grleltsche
of Latijnsche operettes op te voeren? Dan
ben ik meer dan ooit benieuwd naar ide
eerste opvoering. Ik mag toch niet ver
onderstellen', dat men eir mee zeggen
wil, dat vroeger alleen onbeschaafde da
mes en lieeren. op de planken der ope
rette hebben gestaan,
Van staan gesproken. Op den Wagen
weg slaat een lelephoonpaal. Op zich
zelf niets merkwaardigs. Deze paal
torst draden. Ook niet bijzonder. Deze
dradien zullen, als het Avaaït vvel dezelf
de muziek maken als andere draden in
de .stad. Het merkwaardige van deze te-
lephoonpaal is dan ook alleen, dat ze
er niet mag blijven staan. Ze moet Aveg.
De eigenaar van den grond wil name
lijk niet hebben, dat de paal daar blijft
en nu wurdit er gezocht naar een andere
plek.
Die eigenaar zal daar wel zeer goede
redenen voor hebben. Ais ik grond aan
den Wagenweg bezat, zou ik er óók lie
ver een rozeboom op zien staan, dan
een telephoonpaal, Avat wel zoo onge
veer liet leelijkste voorwerp is, dat je
ergens kunt neerzetten en in dat op
zicht alleen Op zij gestreefd wordt door
de. telegraafpaal, die van. de telephoon
paal om zoo te zeggen de aangetrouwde
zuster kan worden genoemd. Het zou
inderdaad een zegen wezen, wanneer je
al de telephoonpalien, die op dit oogen
blik door de gemeente verspreid staan.,
bij elkaar kon neerzetten in den stads-
hoek, die nu eenmaal in den grond be
dorven is door al d,e leelijke dingen, die
er staan, .ik bedoel den hoek van den
Harmenijansweg. Bij de gevangenis, de
cholerabarak eo de vuilnisbelt zou een
woud van telephoonpalen een passend
effect maken. Daar evemvel technische
bezwaren dergelijke opstelling onmoge
lijk maken, moeten we Avel van dit ide
aal afzien, er in berusten, dat de telie-
phoompalen, door'de stad verspreid zijn
en ons het vrije uitzicht belemmeren op
den blauwen hemel, die in ons vader
land gewoonlijk grijs is en uit sympa
thie voor de Bell-Telephoon den wemsch
uiten, dat zij gauw een ander plekje op
den Wagenweg zal vinden, waar die
arme verschoppeling kan worden neer-
gcplanil.
Initusschen mag ik niet zonder ondank
haiar te wezen van een grijzen hemel
spreken. Deze week is hij dagen ach
tereen werkelijk blauw geweest. Er
komt zoetjes aan- voorjaarsgeur in dien
nog scherpen oostenwind. De zon heeft
haar wintersch» bleekheid afgelegd en
begint onis weer wat te verwarmen.
Schuchter steekt de bescheiden crocus
den kop boven deni grond om te zien of
we hem al kunnen verwachten. De knop
pen van de boomen zwellen. Schoon
maaksters maken zich op, om onze hui
zen op te maken. Huismoeders worden
onrustig en laatkomers Avorden aange
pord om huni belastingbiljet van de
plaatselijke direote belasting in te leve
ren. Allemaal teekenen van naderend
voorjaar.
Zooveel voorteekenen kunnen niet lie
gen. De lente moet in aantocht zijn.
Moge het zachte jaargetij beter zijn dan
in 1902, toen het voorjaar een vervolg
van den winter was en de zomer een
lange inzet van d'en herfst,
FIDELTO.