DE ZATERDAGAVOND,
Gratis Bijvoegsel van Haarlem s Dagblad
Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud.
Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken.
De gele poos.
8
Dl ZATERDAGAVOND.
NOG BETER.
Verliefde vrijer (tjot broertje van
zijn aangebedene), Zeg, Karei, kan
jij niet een lok van je zusters haar
machtig worden?
Karei Neen, maar ik wül je wel
zeggen, waar ze 't bergt.
RARA AVIS.
Onderwijzer. Wie heeft er wel
eens een vogel zonder veeren gezien
Leerling. Ik meester, 'n kip 1
Onderwijzer. Een kip zonder vee-
ren. Waar dan
Leerling. In de keuken.
EEN SPOTZIEK LEERLING.
Wijnhandelaar (woedend). Ik
jaag je op staanden voet de deur uit.
als je het nog eens durft wagen op
het etiket van de goedkoope „Grune-
berger" te schrijven „uitwendig" en
een doodshoofd er boven te teekenen
OUD EN NIEUW.
Man (Wanhopig na vele moderne
kookproeven). Hè, vrouw, wat zou
't toch heerlijk wezen, als je me op
dat moderne fornuis eens 'n ouder-
wetschen biefstuk bakte.
Dame des huizes. Je was erg stil
aan het diner, en je dame ook. Hadt
je iets samen?
Ja, mevrouw, we hadden eenver-
schrikkelijken honger samen.
VERSPROKEN.
Heer (tot den, nieuwen huisknecht).
En als mevrouw je iets beveelt,
dan moet je even snel gehoorzamen
al 9 ik.
Oom. Nu zal ik je eens een klei
ne les in de beleefdheid geven. Zeg
eens, waarom draai ik bv. een dame
zoo weinig mogelijk mijn rug toe
Hans. Omdat ze uw kaai hoofd
niet zal zien, oompje 1
EEN REALIST.
Ernst. Die jonge bankiersweduwe
is toch een gedistingeerde vrouw. Ze
heeft zoo 'n zeker iets
Louis. Hoeveel?
Wie heeft bij jullie den huissleu
tel, Frans?
Mama 1
En de sleutel van de kas?
Mama ook.
Heeft je papa dan heelemaal geen
sleutel?
Jawel, z'n horlogesleutel.
LIEFHEBBERIJTOONEEL.
Regisseur. Er hebben vandaag
vijf werkende leden voor hun lidmaat
schap bedankt, en we willen immers
„Jozef en zijne broeders" spelen. Da
mes hebben we genoeg I
President: Welnu zet dan „Jo
zef en zijne zusters" op 't programma.
Huisknecht. Is 't waar, Lize, diat
je mevrouw den dienst hebt opgezegd?
Lize. Ja, de behandeling staat
me niet aan.
Huisknecht. Hoe is 't mogelijk? Ik
word hier behandeld alsof ik tot d'e
familie' behoor; mevrouw zegt
bijna even dikwijls stommerik
tegen mij. als tegen haar manl
Directeur van de gevangenis. 't
Is onze gewoonte, de gevangenen het
beroep te laten uitoefenen, dat zij in
de maatschappij deden. Wat is jouw
beroep? Kleermaker, timmerman,
schoenmaker of
Gevangene. Ik ben handelsreizi
ger, mijnheer.
Een tegenvaller.
Een heer heeft bezoek van een
vriend voor wien hij met zijn hooge
kennissen wil pralen, daarom vraagt
hij den binnentredenden bediende.
Johan, is jonkheer Burcht tot Graven-
stein ook hier geweest?
Johans antwoord luidt. Neen,
mijnheer, hier is niemand anders ge
weest als namens uw kleermaker de
deurwaarder Hartsteen; morgen komt
hij terug.
Een gewezen rechter van instructie,
wethouder geworden, sprak bij een
huwelijksplechtigheid tot de bruid.
Mejuffrouw R., u wenscht door het
huwelijk verbonden te worden met
den heer P.?
Ja, mijnheer!
Zich keerendé tot, den bruidegom
vroeg de wethouder. En wat heeft
de gevangene tot zijn verontschuldi
ging in te brengen.
Wraak.
Vader. Nu, hoe U 't gegaan bij 't
examen?
Student. Uitmuntend pa! Ver
beeld u, de professor die mij exami
neerde. was dezelfde, die 't engage
ment met onze Marie heeft laten af
gaanen nu heb ik hem op al wat
hij vroeg, met 'n verachtelijk stilzwij
gen geantwoord!
De bron van alle ziekten.
Dokter. Ik raad u aan geen on
gekookte melk meer te drinken. Zij is
de bron van alle ziekten.
Patiënt. O zoo! nu weet ik hoe ik
aan die eksteroogen kom.
Damesduel.
Heb je 't gehoord? Twee dames
studenten hebben geduelleerd!
Wat zeg je! En is 't ernstig afge-
loopen?
—Ja; de eene heeft de andere een
gat in haar nieuwe hoed geschoten.
Somber voorgevoel.
Dichter (de rookwolkjes uit den
schoorsteen van het redactiebuireau
naturende). Zouden dat reeds mijn
lentegedichten zijn!?
Gauw klaar.
Heer (die pas een kamer betrokken
heeft, tot hospita). Juffrouw, 't re
gent hier door!
Hospita O ja. De andere he eren,
-die hier gewoond hebben, gingen bij
regenachtig weer altijd naar 't café.
Mooi gezegd.
Eenige arbeiders waren bezig een
ouden muur te repareeren.
Wat doe jelui daar? vraagde een
nieuwsgierig voorbiivanger.
Wij plojnbeeren den tand des
tijds.
Nood.
Een passagier, die een reis mee
maak! e met een klein zeilschip, zag
op 'n keer de noodvlag hijschen.
Hevig ontsteld riep hij den kapitein
toe.We ziin toch niet in gevaar?
Veel ergerl zei de oude zeerob;
rum is op! Ginds komt een stoomboot
aan; misschien wil die ons helpen.
Een rechter, die onlangs voor het
eerst presideerde had zich voorgeno
men. dien dag zeer attent te zijn.
Het eerst kwam voor een man, die
zonder jachtakte een patrijs had ge
schoten.
Heb je gezien, dat beklaagde het
dier schoot? vroeg hij den veldwach
ter.
Ja, Edelachtbare.
Heb je gezien, dat hij het dier
in den zak stak?
Ja, Edelachtbare.
Zag je. dat de pooten van het
dier uit den zak staken?
Ja, Edelachtbare.
Waren het de voor- of de achter-
pooten?
Deze patrijs had maar twee poo
ten, Edelachtbare luidde het droge
antwoord, dat algemeene vroolijkheid
verwekte.
VAKTAAL.
Een jonge koopman komt bij een
huwelijksmakelaar en informeert
naar dia partijen die disponibel zijn.
Maar zeg eens, voegt hij er bij,
niets van een vorig seizoen, hoor!
1° DE DIAMANT
bestaan voor hèm alleen. Iemand kan maanden lang aan het
werk zijn en overtuigd zijn, dat hij zijn werk goed doet. Als
hij dan op zekeren morgen naar het betaalkantoor gaat, dan
wordt hem, in plaats van de gebruikelijke blauwe enveloppe
met zijn weekloon, een Igele in de hand gestopt, de kennisge
ving bevattende, dat zijn diensten niet meer worden verlangd.
Het is geen gebruik in zoo'n geval vragen te stellen; men weet
dat het toch niet zou baten en men evengoed met het hoofd
togen den muur zou kunnen loopen. Ieder man wordt gespion-
neerd door zijn buurman en de een of andere onvoorzichtige
opmerking die hij zich laat ontvallen, wordt overgebracht aan
den afdeelingschef en door dezen aan het hoofd van het depar
tement, en zoo krijgt die man zijn ontslag, zonder dat hij weet
waarom. Gij 'weet, dat Ray er uitgooit wat hem voor den
mond komt, en als hij zich tegenover anderen op dezelfde wijze
heeft uitgelaten als tegenover mij, dan kan ik me begrijpen,
dat hij als gevaarlijk wordt beschouwd. Hij sprak er van, diat
hij zekere dingen aan het licht wilde brengen. Nu is er hier
genoeg, dat licht noodig heeft, maar d'e man, die het tracht te
ontsteken loopt gevaren, waarvan men zch in Engeland
geen begrip kan vormen. Ray zegt, dat men zich over hem
niet bezorgd behoeft te maken, maar ik ben toch niet gerust,
want hij schenkt mij niet zijn volle vertrouwen zooals vroe
ger. En dan hindert het me, dat hij in dat Oxford-hotel is.
Ik kan. niet precies zeggen waarom, maar ik acht het geen ge
schikt verblijf voor hem".
Nellie las den brief eenige malen over. In het eerst kwam
er een licht gevoel van wrevel tegen den schrijver bij haar op.
Waarom kon hij de verkeerdheden van haar broer niet vóór
zich houden, in plaats van ze naar Engeland over te brieven?
Rij nader inzien echter, begreep zij, dat zij allerminst het recht
had, er Philip een verwijt van te maken, dat hij haar moeder
en haar deelgenooten maakte van zijn ongerustheid, en nu
schoot het haar ook te binnen, dat dit al de derde mail was, die
geen brief van Ray had gebracht. Zij gevoelde dat Philips
brief geschreven was in het besef van zekere verantwoordelijk
heid; hij had zich, na lang aarzelen, verplicht geacht te schrij
ven. De vrees die haar terstond had bekropen, toen haar moe
der meedeelde, dat er een brief van Philip was over Ray, keerde
met hernieuwde kracht terug. Het was een vaag gevoel, maar
zij kon het niet van zich afzetten. Philip was ouder en zooveel
DE DIAMANT
bedachtzamer dan haar broer, en als hij zich ongerust maakte,
dan zou er ook wel reden voor zijn.
„Wat dunkt je van den brief, Nellie?" vroeg haar moeder.
Nellie aarzelde een oogenblik vóór zij antwoordde. Plotse
ling wais er een plan bij haar opgekomen en zij overwoog, of
het, met het oog op dat plan, niet verstandiger zou zijn, haar
vrees ©enigermate te verbergen dan haar geheel te laten blijken.
„Ik geloof", zeide zij, „dat Ray iemand noodig heeft, die
voor hem zorgt".
„Maar Philip is er toch!" riep mevrouw Wolstou uit.
„Jawel", antwoordde Nellie, „maar er is blijkbaar een ver
koeling tusschen hen ontstaan."
„Maar wie is er dan, die voor hem kan zorgen!"
„U en ik, moeder, zouden, er zijn aJLs we samen konden gaan,
imaar dat kan nu eenmaal niet, omdat vader zoo hulpbehoevend
is en u zoo noodig heeft. Daarom blijft er niets anders over
>dan dat ik alleen ga".
„Jij alleen gaan, kind, naar dat verre land! Onmogelijk!"
„Kom, moeder, u behoeft niet bang te zijn, dat iemand me
er zal opeten", antwoordde Nellie kalm, ofschoon met een
eenigszins verhoogde kleur. „U weet, dat ik heel goed alleen
kan reizen en voor me zelf zorgen. Goddank ben ik niet zoo'n
kostschoolnuf j el"
„En wat zou je vader er wel van zeggen?" opperde mevrouw
Wolston aarzelend.
„Mijn lief best vadertje! we zullen hem zeggen, dat ik met
Vrienden meega. En dat is niet maar een leugentje om best
wil, want ik ben er zeker van, dat ik wel een paar vriendelijke
menschen op reis zal ontmoeten. U weet", voegde zij er halt
lachend bij, „dat vriendelijke menschen zich altijd tot mij aan
getrokken gevoelen. En dan kunnen we alles te weten komen,
•en misschien brerug ik Ray wel mee terug."
„En Philip?" vroeg haar moeder, terwijl zij haar hand lipf-
•'koozend over Nellie's wang streek.
Een diepe blos steeg het jonge meisje naar het hoofd, terwijl
zij zwijgend haar gelaat tegen haar moeders schouder veTborg.
„Philip", zeide zij eindelijk, „Philip is zoo goed en trouw ai
■eerlijk als iemand ter wereld, en als Ray mij noodig heeft
en ik voel meer en meer dat dat zoo is dan zult u niet
meneer Winter als een soort boeman gebruiken om me te
weerhouden naar hem toe te gaan".
No. 134.
Zaterdag 28 Maart
1903
John Rondy en ik waren studie
vrienden en altijd samen, hadlden bij
na dezelfde sportpasötes enéen-
zelfden smaak wat betreft het schoo-
ne geslacht. Toen we samen dans
lessen volgden, leerden wij de schoo-
ne, blonde dochter van den koopman
Fundon kennen. Wij werden op haar
verliefd als op commando. Ik had
echter meer geluk bij haar dan Rondy
en zoodoende werd zij mijn vrouw.
Op zekeren dag maakten wij een
zeiltochtje, waartoe ook mijn vriend
was uitgenoodigd. Door onvoorzich
tigheid viel hij in het water. Mijn
vrouw, een voortreffelijke zwiemster,
redde hem het leven. Bij de liefde
kwam na dien ook nog de dankbaar
heid en zoo kwam het dat hij mijn
vrouw dikwijls kllieine attenties be
wees, haar zeldzame, mooie bloemen
zond en als hij haar toevallig op de
straat ontmoette, haar ook naar huis
vergezelde. Dat. was in het bijzonder
dan het geval, als mijn vrouw, zwaar
beladen miet ingekochte voorwerpen,
uit de stad kwam. Dan hielp hij
haar ook wel het een en ander dra
gen.
Ik was leeraar aan de ambachts
school in een voorstad van Newyork.
waar ik les gaf in d'e electriciteit en
aanverwante vakken. Daar ik een
groot vereerder van den beroemden
Ediison ben, is het verklaarbaar, dat
ik In al zijn uitvindingen zeer veel be
lang stelde. Ik schafte mij zelfs voor
mijn particulier gebruik eenige van
zijn sensatiemakende nieuwigheden
aan, waaronder zich ook de fonograaf
bevond, met welks mechanisme ik me
dikwijls tot laait in den nacht bezig
hield-
Op zekeren dag keerde ik tegen 1
uur in den namiddag van school naar
huis terug maar vond de deur van
.mijn woning gesloten. Mijn schel
len^ bleef vergeefs. Ik zond om een
ismid en. liet de deur openen. Toen
ik mijn woning binnenkwam, zag ik
een verschrikkelijk tooneel. Mijne
vrouw lag in de keuken op den vloer
met afgesneden hals. Aan haar borst
bevond zich een mooie gele roos.
Het duurde geruimen tijd, eer ik
van mijn ontsteltenis eenigszins be
komen was. Daarop zond ik om de
politie.
Kort daarna verschenen twee heeren
die zich als detectives voorstelden en
kennis namen van het gebeurde. Af
en toe doden zij mij vragen, onder
meer, of ik iemand van de misdaad
verdacht. Tk antwoordde op deze
vraag ontkennend.
Wisten we maar. zei de eene de
tective, of ze die gele roos zelf gekocht
of ze ten geschenke ontvangen had.
Dat zou misschien een aanwijzing
kunnen zijn, om den dader op het
spoor te lcomen. U zult begrijpen,
mijnheer Hampden, ging hij voort,
zich tot mij wendend, wat ik daar
mee bedoel, want er is. zooals uzelf
zegt, niet het minste uit uw woning
gesloten. Wij moeten daarom de
aanleiding tot de daad elders zoeken.
Ik begrijp u, antwoordde ik. Wati
den gever van de roos aangaat, kan
ik u dien met tamelijke zekerheid
noemen.
Ik vertelde nu de reeds bekende ge,
schiedenis van mijn vriend Rondy,
doch verklaarde beslist, dat ik hem
niet tot zulk een afschuwelijke mis-
Waor on achter «Ie coulissen.
Het ware van den toestand in bet
binnenste van het Balkanschiereiland
wordt niet naar buiten bekend. De
dagbladcorrespondenten, zijn geheel
aangewezen op die mededeelin ?en
van de officieele Turken en wat de
Turksche waarheid is, weert ied:r.
Zoodoende krijgt men in de bladen
geruststellende v'eiMaringen over
den toestand, die naar soms Verluidt
door uit Macedonië komende oogge
tuigen, beslist in strijd zijn meit de
werkelijke gebeurtenissen.
Aardig hekelt Caran d'Ache dit
goochelen met de waarheid ,n de
twfee platen, diei hierbij zijn afge
drukt. Een dagbladcorrespondent is
bij den sultan op onderzoek, infor
meert naar den toestand en de
„Grootmoordfenaar". zooals Gladsto
ne- hern eens. heeft genoemd, ver im
kert:
Nog eens, mijnheer de corres
pondent, ik verzeker u, er gebiiir.
bier niets van ernstigen aard. Het is
maar' kindterspel. Hoort u dat v»oo-
lijk gejuich! Dat zijn mijn gen'U"-
men, die „Bulgaartje zoeken" sp>len.
daad in staat achtte. Toch meenden
de detectives dat het hun plicht was
in d'ie richting een onderzoek in te
stellen. Zij gingen heen..
Den volgenden dag werd ik door
den rechter van instructie gehoord,
doch ik kon. hem niet meer vertellen
dan ik den detectives reeds had ge
daan.
Na mij werd Rondy binnenge
bracht. Hij «wam rechtop binnen,
als iemand die zich niets te verwijten
heeft, tusschen twee gendarmes. In
een knoopsgat van zijn zwarte jas
prijkte een. mooie, gele roos.
De rechter deed hem allerlei vra
gen en vroeg hem eindelijk, of hij
mijn vrouw op straat ontmoet en haar
een gele roos gegeven had. Rondy
antwoordde toestemmend, waarop de
rechter hem uitlegde, dat in verband
met de gel© roos verdenking op hem
gevallen was en noodigde hem uit te
zeggen, wat hij van den moord wist.
of te bekennen, dat hij de moorde
naar zelf was.
Mijn vriend betuigde met tranen in
de oogen zijn onschuld-
De vrouw van mijn vriend, zei
hij., heeft mij hert leven gered, en. eer
ik zou kunnen besluiten tot zulk een
verschrikkelijke daad. zou ik liever
zelf sterven.
Het hielp hem echter niet. Men
bracht hem naar de gevangenis terug
en. ik kon heengaan.
Acht dagen waren sedert den moord
verloopende begrafenis was achter
den rug en ik begon weer aan mijn
beroepsbezigheden te denken.
Het was al laat in den nacht. Ik
had verscheidene proeven met toe
stellen van Edison genomen en wilde
nu nog even mijn fonograaf, die in
de woonkamer naast de keuken stond,
hooren. Hert toestel had sedert den
dag van den moord niet gewernt.
De plaat stond open en kon dus het
geringste geluid opnemen. Ik raakte
de veer aan om de fonograaf te laten
werken. Doch wat was dat!? Stil
De stem van mijn vrouw Duidelijk
sprak haar klankrijke, rustige stem
Ziezoo, we zijn er.
Er liep een rilling over mijn rug.
en verschrikt keek ik onwillekeurig
om, Ik luisterde met Ingehouden
adem. De fonograaf ging voert. He
mel De stem van Rondy. Zou hij
tochonmogelijk