.Rubriek voor Barnes.
Brieven uit Eugeiand
Haarlemmer Halletjes.
2
Ja, dat trappenklimmen. is niet
prettig mevrouw, u zou het gemak
kelijker kunnen hebben.
En verder? Gelukkig, een steen
viel mij van. het hart. Hij was de
moordenaar niet.
Ik moet maken dat ik naar huis
kom. Wilt u de groeten 'aan uw man
doen
Ja zeker, dank u. Tot ziens,
sprak nu weer de stem mijner vrouw.
Nu hoorde men gedruisch in de
keuken heen en we,er loopen plot
seling geklop aan de deur.
Binnen, roept mijn vrouw.
Een geheel vreemde stem zegt:
Goeden morgen. U is toch al
leen thuis Men vroeg het mij op
de trap.
Ja, ik hen alleen thuis.
Waar moet ik het vleesch neer
zetten?
Zet het daar maar op die tafel.
Daarop een vreeselijke, doordrin
gende schreeuw. Een doffe val
volkomen stilte.
De fonograaf was een vreeselijke
aanklager gewordende slagers
knecht Pitt, die met een ontslagen
meid van ons verloofd was, was de
moordenaar.
Een dichte menschenimenigte ver
drong zich aan de 'ingangen van het
gerechtsgebouw te Newyork. De zit
ting van het Hof der gezworenen be
gon,. Do zaal was geheel gevuld en
alle blikken richtten zich naar de
deur, waardoor de moordenaar moest
binnenkomen.
Eindelijk kwamen de gezworenen
binnen. Ook de beulaagde werd bin
nengeleid en door het publiek met
gemompel ontvangen.. Hij was een
hoogopgeschoten, pootige kerel, van
omstreeks 20 jaar, met. vuurrood haar
en het gelaat vol zomersproeten.
Toen Pitt gevraagd werd, of hij
schuld bekende, antwoordde hij met
een krachtig „neen".
Toen daarop echter de fonograaf
begon te werken, waarvan hij het be
staan biet vermoedde, begonnen zijn
knieën te knikken koud zweet parel
de op zijn voorhoofd en met wijdge
opende oogen staarde hij naar het
onheilbrengende toestel. En toen
de vreeselijke schreeuw weerklonk,
die luguber door de groote zaal schal
de. rezen zijn haren te berge. Als
ter verdediging strekte hij de handen
uit naar de fonograaf en met den uit
roep Ja, ik ben de moordenaar
zakte hij bewusteloos ineen.
Pitt werd ter dood veroordeeld en
door middel van electriciteit geëxe
cuteerd.
Weet U wat ik zoo dikwijls denk?
Ik zou mij eens eventjes, heel even
tjes willen voelen, zooals een doorsnee
huisvrouw uit den gemiddelden stand
DB ZATER
zich voelde, laat mij zeggen, dertig
jaar geieden.
Eerst wil ik met U afspreken, hoe
ik mij zoo'n huisvrouw voorstel,
's Morgens opstaande, daarna boter
hammen smerende, dan scharrelende
in de huishouding en daarna naaien
de. breiende of iets dergelijks doende
en zoo dag in dag uit en jaar in jaar
uit. Iets wat maar eenigsz'ins bui
ten keuken, kinderkamer of huiska
mer lag. werd zorgvuldig door den
man van haar verwijderd gehouden.
Nu geef ik toe, dat er uitzonderingen
waren, maar die zijn er immeris al
tijd.
Als ik aan het huismoedertje denk.
waarvan ik U zooeven trachtte het
portret te geven, dan moet ik bewon
deren, bewonderen en nog eens be
wonderen. Zoo'n eentonig leven, om
daarbij de opgewektheid te bewaren,
dat noem ik een kunst. En toch heb
ia nooit gehoord, dat in dien tijd de
vrouwen minder in hun schik waren
dan tegenwoordig Nu weet ik er
wel éen reden voor en die is. dat in
dien tijd het huishouden, zelf meer
handigheid en toewijding vereischte
dan tegenwoordig. Ieder jaar kwam
de inmaak en de slacht terug en elke
week had zij stapels linnengoed te
strijken. Tegenwoordig wordt die
drukte niet meer aangehaald, het to
alles geheel in orde in de winkels te
krijgen en daarvoor wil men de druk
te niet hebben en het gevaar niet loo-
penu dat er misschien iets bederft.
De gemaaide kleeren (in de winkel
étalages stellen het resultaat van (je
handige vingers der huisvrouw in de
schaduw en daarom legt zij zich er
bij neer onder het motto „Werken
zonder nut is geen werken." Het ge
volg van dit alles is, dat wij huis
vrouwen van tegenwoordig liever an
der werk opzoeten, waarbij wij nog
niet vervangen kunnen wordeu. Daar
is bijvoorbeeld het oog houden op 't
werk van onze kinderen. Geen ge
makkelijke taak maar zeker een heel
nuttig werk. Ik dent hierbij aan
een - doorsnèe-kind, dat nu ja, wel
werken Wil maar toch liefst zoo min
mogelijk. Zoo'n kind moet dagelijks
aan zijn, werk herinnerd worden, de
lessen overhoord, maar, en nu komt
het moeilijkste, vooral niet bij zijn
werk geholpen wordendat is fataal
en voor een zorgzame moeder toch
zoo moeilijk op te volgen.
Dan komt het dagelijks lezen van
tijdschriften en couranten, waardoor
zij op de hoogte blijft van de vragen
van den dag en waardoor zij in staat
is haar man te volgen in zijn gesprek
ken en zich een eigen idee kan vor
men, dat misschien dikwijls wel te
idealistisch is, maar daarom ook beT
streden mag worden.
Dan komt het zich inwerken in de
belangen, die haar man dagelijks be
zig houden.
Eindelijk het tot afwisseling genie
ten van de natuur onder een babbel-
A G A V O N D.
Kopje niet, maar onder een opgewekt
algemeen gesprek; misschien nog wei
eens een fietstochtje, om dat genot
nog intenser te maken.
Ziet u, zoo kan de huisvrouw van
tegenwoordig zich nuttig maken en
zelf een afwisselend, opgewekt leveii
leiden. Zoo voelt zij zich mensch,
ook al mag zij in 't. openbaar nog
geen woordje meespreken.
En nu zou ik zoo graag zoo'n huis
vrouw van tegenwoordig neen niet
even, maar een paar weken in den
ouden, tijd terugwenschen. Ik geloof,
zij ging zich ongesteld voelenneen,
wij kunnen dat niet meer en omge-
gekeerd. zij zouden dat leventje van
ons voor geen geld ter wereld nage
aapt, of liever vóorgëaapt hebben.
Eigenaardig dat verlangen om eens
te beleven, wat anderen vóór ons be
leefd hebben. Heeft U dat ook zoo
vaak, lezeres Als ik een menuet zie
dansen, bekruipt mij een onbedwing
baar verlangen naar de echte draag
sters en dragers van gepoederde prui
ken als ik op de ruine van Bredero-
de sta, wensch ik de ophaalbrug over
de slotgracht met bijbehoorenden rid
der en schildknaap. Maar dat alles
helpt geen ziertjehet blijft zooals
het is en uit.
„Maar me lieve mensch, zei een
vriendin van mij, „wil je een ouder
wetteche huisvrouw zijn? Niets ge
makkelijker dan dat; je begint aan
de schoonmaak. En ja, zij had het
gevonden. De door het mannelijk
geslacht zoo diep verachte schoon
maak Ik heb mij er in gedompeld,
weg alle tijdschriftein, weg wande
lingen, weg couranten, kinderhuis
werk, fietstochten, weg weg Kas
ten kastpapier, gordijnen, zeilen
franjes, kleedjes. Zij vervolgen mij
van 's morgeus tot _'s avonds, tot in
mijn droornen. Totdat... totdat de
schoonmaak voorbij is. dan ben ik
voldaan en tevreden, innig tevreden,
dat 'ik geen dertig jaar vroeger ge
leefd heb
Huishoudelijke Wenkea
I. Is u op den zolder en ligt uw
schroevendraaier beneden en zijn
uw been en vermoeid en moet er een
schroefje noodzakelijk losgemaakt
worden, neem dan in plaats daarvan
een versleten dubbeltje en u is klaar.
II. Verkeert U in precies dezelfde
omstandigheden en moet er een band
door een breede zoom getrokken wor
den, neem dan een haarspeld uit uw
haar en weer is alles 'in orde.
(Van onzen Correspondent).
Boilrowash. (Derbyshire),
22 Maart 1903.
KERKDIENST.
't Was koning James I, die in het
jaar 1005 den grondslag legde tot
de tegenwoordige Engelsche kerk.
Te dién tijde bestond; de strijd
tusschen dv: „Puritans", de ^Episco
palians' en de Katholieken.
In 1004 bleek voor de eerste maal
's kouings begunstiging cler „Episco
palian.-". Langzamerhand kreeg dan
.ook deze partij de macht in handen
en begonnen de andere uit te sterven.
Twisten onderdie overwinnende
partijgenooten veroorzaakten de
scheiding in „Chapel' en „Church"
en zoo nu en dan zitten deze kerkge
nootschappen elkander nog in het
haar. De laatste is echter verreweg
de machtigste, als gepr o cl am eerde
Staatskerk, welke ook de koning toe-
leidt.
Vooral dankt deze zijn groote
macht daaraan, doordat het vele
katholieke gebruiken behield, welke
die „CbapeT'-partij wenschite te
schrappen.
Zoo heeft ook het innerlijke voor
komen eerier Engelsche kerk veel van
onze Roomsche kerkgebouwicm, voor
al wat versiering, bouwtrant, koor,
altaar en dienst betreft. Ook het niet
gdscheiden zitten der Mei da seksen
pn avonddienst is hieruit overgehou
den.
't Is Zondagmorgen... twieede lente
dag IJlblauw de hemel... met kleine
.schapewolkjes... De. zon strooit gou
den lichitt in teling uit over de be
dauwde velden... een zacht lente
windje fluistert om onze ooren van
hel gekomen voorjaar. De teeuw'rik
stijgt jubelend omhoog zacht kwee-
Ion de spreeuwen in de nog kale
boomtakken. En van ginds uit het
dorpstorentje, luiden de klokken
den Zondag in... de eerste dienst.
Niet het bom-bam-bom-bam der
Hotlandsche kerkklokken, dat velé
n i o t-kerkgangers wanhopig doet.
vragen „houdt die vervelende bengel
nou nog al niet op"... neen, zacht
liefelijk glijden de aangeslagen jubel-
accoorden in vroolijken morgenroep
over de goud-glinsterende heuvelen,
over de beken.
't Is een klokkenspel van golvend
en dialende toongeluiden... zonder
melodie... maar met iets intens-
weeks, als smeekende accoorden... of
opeens weer als heilig Halleluja-ju
belen.
Even nog het bosch door... een
klein omwegje. Het statig-stemmige
bosch, waar de waterval nu bruisend
i'uischt. straks loeit en brult, waar
het klokgelui fijner en hooger trilt,
on de takken een heraelschon tempel
vormen... het schijnt ons toe te droo
rnen, te fluisteren. „Gij gaat naar
een kerk nu, die niet dei uwe is, maar
het is geen afvalligheid, want er is
maai één God, die gij aanbidden
kunt, overal, zoo in katholieke als
protestantsche. kerk, die gij aanbidt
nu reeds, onwillekeurig, hier in mijn
tempel, in dé pracht der lenteweelde,
in de schoonheid der natuur
Een Zaterdagavondpraatje.
Nauwelijks heeft de Bacheeniging
haar laatste concert gegeven of de
zomer is gekomen. Althans het war
me vookjaar. Grappenmakers zou
den kunnen zeggen, dat de zomer t ij-
dens het Backconcert al begonnen
is, omdat het in de zaal zoo verba
zend warrn was. Hoe langer hoe tal
rijker wordt het publiek op deze con-
ceiten. Beneden was er geen enkele
plaats meer en boven waren er nog
wel, maar daar was hot, overeenkom
stig een der eerste natuurwetten die
aan de warmte heeft voorgeschreven
dat zij omhoog stijgt) nog warmer.
Zal ar zoodoende nog een tijd komen,
dat aelfs de groote zaal van de Ver-
eaniging voor Bach nog te klein is?
Dan zullen er in de zaal galerijen
moeten worden gemaakt.
Zooverl is het ejvenwel nog niet.
Ook nog niet zoover, dat de concer
ten wat korter worden. Ik denk, dat
over een halve eeuw, misschien nog
wel eerder, de programma's van te
genwoordig voor ouderwetsch zullen
worden uitgekreten. Is het hooren
van muziek, van zware muziek voor
al, twee en een half uur lang, niet
veel te veel? Ik wil voor niemand on
derdoen in liefde voor deze schoonste
van alle kunsten, maar ik vind' toch
een symphonic en een vioolconcert,
die samen een uur m veertig minu
ten duren, wel wat drukkend. Je
krijgt er zoo'n raar gevoel van boven
je oogen. Dan de pauze, dan nog
weer twee, nummers muziek en een
paa.r kleine nummertjes viool. En dat
alles notabene in den laten avond,
wanneer de menschen hun dagwerk
achter den rug heibben en vermoeid
zijn geworden.
Als ik het voor 't zeggen had, dan
liet ik muziekuitvoeringen geven
's morgens te acht. uur en die nooit
langer dan een uur mochten duren.
Ja zelfs, al-' de menschen maar wat
vroeger konden opstaan, 's morgans
tic, zeven uur. Te acht uur afgelo
pen. In een aangename stemming
gaat ieder aan zijn dagtaak. En men
zon er nog wal anders aan kunnen
toevoegen. Deze concerten vallen vol
komen huiten liet be:'eik van don on
bemiddelde. M engelberg's orkest, bet
[hoogste wat hier op instrumentaal
•gebied bestaat, hoort een werkman
nooit. Nu zou ik wenschen, dat van
's morgens half negen tot lialftien
(wanneer de leden van Bach dus
weg zijn) de zoal' beschikbaar wordt
gest eld voor niet-betalend en en het
orkest en de solisten óf hetzelfde pro
gramma, óf andere stukken gaven.
Half elf is 't geëindigd. Dei executan
ten hebben niet langer gespeeld dan
nu, maar veel meer menschen heb
ben ervan geprofiteerd.
Dit idee is om te lachen. Ik help
zelf meelachctn. Groote grut, verbeeld
je, nee maar stel je voor: 's morgens
te 7 uur op oen concert. Hoe laat.
moeten we dan wel op? En dat in den
winter.
't Is om te gieren, 't Is waar, maar
het is evengoed om te gieren, dat we
meegewerkt '^avonds naar de cori
certzaal gaan om klassieke muziek te
hooren en. de ooren nog vol klan
ken en accoorden. naar bed gaan om
te slapen. Ik durf zeggen, dat dit
menigeen rtiet lukken zal.
Mal idee, die morgenconcerten,
maar dat ze komen, daar ben ik ze
ker van. Misschien niet eerder dan
op het oogenblik, waarop alle men
schen zullen leven naar de regelen
der natuur, eonivoudig, sober en eens
gezind, het moment, waarop geen af
gunst meer wezen zal. armoede piet
meer bestaat en misdadigers een on
bekende menschenisoort. zullen zijn
geworden. Iedereen voelt, dat dit
nnrr Wel een poosjr op zich zal laten
wachten. Intusschen is het, aantal
boeven afnemende, tenminste het aan
tal dat vrij rondloopt. Op een enkele
na zijn alle Haarlemsche dieven en
inbrekers achter de tralies. Een voor
een, soms ook wel twee aan twee,
zijn ze voor den rechterstoel van Mr.
de Clercq van Weel verschenen. Wan
neer deze rechter nu, daar hij presi
dent geworden is, de strafkamer ver
ruilt met het voorzitterschap in de
civiele zaken, dan kan hij zeggen,
dut hij zijn tijd nuttig besteed heeft.
Voor de strafzittingen heeft Mr. van
Weel bijzondere geschiktheid getoond.
De kunst om tegenover den. beklaagde
volkomen onpartijdig te blijven, een
kunst, die zoo moeilijK is omdat de
rechter de processtukken heeft gele
zen en daaruit noodwendig een. in
druk moet hebben opgedaan, die
Kiinsi.verstond Mr. de Clercq van
Weel bijzonder goed. Ik weet dan
ook zeker, dat advocaten, die zich op
strafzaken toelegden, het zeer zullen
betreuren wanneer hij die laat.varen.
Naai- het schijnt legt zich de
menschheid tegenwoordig meer spe
ciaal op kleine misdrijven toe. Althans
do kant onrechter heeft a.s. Woens
dag niet minder dian 144 zaakjes te
berechten, net een gros
Een van de gevaarlijkste boeven uit
Haarlem, zoo niet. de gevaarlijkste.
Frans Rosier, heeft nu definitief zijn
twaalf jaar gekregen voor de afdrei
ging hij Mej. van Dregt en bovendien
nog terecht gestaan voor een kippen
diefstal. Een onnoozel zaakje, zal
Dl ZATERDAGAVOND.
7
den, mijnheer Krariz, zeide de dame,
hem haar gelaat toewendend.
Magdalenariep Heinz vroolijk
verrast uit, Welk een gelukkig toe
val 1
Ja. ik ben het, bevestigde het
mooie meisje, schelms lachende, en
het verheugt me zeer, u 'een dienst te
kunnen bewijzen. Mijn zwager zeide
me in de haast, dat de „vreemde heer"
den trein gemist, maar dringende za
ken te Grunau had als verstandig
meisje zag ik er niets in om u naar
uwe bestemming te brengen.
Het was me liever, als u me over
al bracht, behalve in Grunau, zei hij
met een diepen zucht.
Doch laten we Grunau eens even
rusten, zegt u me liever eens. Juf
frouw Clara, hoe het u is gegaan al
dien tijd 's Is lang geleden, dat we
elkaar gezien hebben.
Vijf maanden en zes dagen, ant
woordde zij snel. Hoe maakt Arthur
het? Wat 'is hij nu aan 't schilderen
Die snuiter heeft me vandaag in
dit gevalletje gebracht. Hij wilde ab
soluut, dat ik naar GrunauMaar
't is toch goed, dat ik gegaan ben.
anders had ik u niet gezien. Er lag
zulice oprechte warmte in zijn woor
den, dat het jonge meisje hevig bloos
de. Om haar verlegenheid te verber
gen, babbelde ze levendiger dan ge
woonlijk en klapte werkelijk uit de
school.
Als u belooft niets te vertellen,
zal ik u eens een geheim verteilen.
Mijn zwager heeft u verteld, dat ik
een bezoek op het slot Karstein ga
brengen. Geen woord van aan. Ilc
rijd voor een zeer delicate zaak naar
Grunau. Denk eens, men wil mijne
vriendin met alle geweld doen trou
wen. Zij moet een zoogenaamde
goede partij doen. Vandaag komt de
bestemde. Elsje vreest, dat ze aan
ai het gepraat van haar familie geen
weerstand zal Kunnen bieden en
nu moet mijn blik haar helpen kloek
moedig te blijven. U moet namelijk
weten, dat ze haar hart reeds wegge
schonken heeft en ik wil niet dat het
haar gaat als mij zij zal niet eerst
oen keten „moeten laten springen
Heinz had in adiemlooze spanning
haar in hooge opgewondenheid uit
gebrachte woorden aangehoord. Clara
iiad in haar ijver eigenlijk meer ver
raden dan ze wilde, nu hield ze ver
schrikt op.
Juffrouw Clara, hoe moet ik uw
woorden opnemen Is het mogelijk
Bent u niet meer verloofd Bent, u
werkelijk vrij stamelde hij. Vergeten
was Grunau, vergeten was het doel
van zijn reis. Hij zag slechts het
meisje, dat hij voor immer verloren
gewaand had, ditmaal wilde hij de ge
legenheid niet ongebruikt laten voor
bijgaan.
En waarom heeft u uwe verlo
ving verbroken?
Ze had zelf alle beheersching ver
loren, zoodat 't haar niet eens inviel
hoé onbescheiiden zijn vragen waren.
Door zijn opwinding waren haar de
schellen van de oogen gevallen en zij
was wijs genoeg niet door valsche
preutschheid haar levensgeluk te ver
woesten.
Zeer eenvoudig. Ik beminde eer
ik me verloofde, doch hij, dien ik mijn
dwaas hart had geschonken, zweeg.
Mijn familie drong bij me aan om de
„goede partij", die me vroeg, niet ;>f
te slaan, en zoo verloofde ik me dan
met eeai man, die me onverschillig
was, en 'ik dacht: „als duizend© an
deren'het op dezelfde wijze doen en
er geluKkig bij worden, kan ik het ook
wel wagen. Ik vergiste me, ilc bon
nu eenmaal niet zooals die anderen.
Neen, dat is u God zij dank niet,
zei Heinz plechtig. Na een pauze
waagde hij de vraag
En bemint gij clien anderen nog
Kondt ge hem vergeten
Gespannen wachtte hij op haar
antwoord. Het kwam bij dezen be
scheiden. mensch in 't geheel niet op.
dat hij zelf die ander wel eens zou
kunnen zijn.
Nóóitstamelde het meisje, wie
het bloed naar 't hoofd steeg. Ze was
nog niet geheel zeker van haar zaak.
Clara, Magdalena, wie is de ge
lukkige.?
Wie kan 't anders zijn dan gij
lispelde ze zichzelf nauwelijks meer
meester.
Holderdebolder anders mocht
hem weder eens de geschikte gelegen
hoid ontsnappen stak Heinz zijn
declaratie af en dat hij werd aange
nomen, behoevien we niet meer '0
zeggen.
Opeens stond het rijtuig stil.
We zijn in Grunau, zei Clara,
waar moet iK je n.u eigenlijk heen
brengen
Mij, och, en hij lachte eens, och.
ik moest naar een juffrouw Schmidt
als bestemde. Arthur heeft die hcele
geschiedenis bedisseld. Nu is het
echter niet meer noodig, hè
Wou je naar Professor Schmidt?
.Tij bent dus dc goede partij voor Els
je? Heil toeval heeft toch wel leuke
capriolen. Wat zullen we nu be
ginnen
- Naar de Schmidts gaan en de
waarheid verkondigen, zeide Heinz
vastbesloten.
En zoo gebeurde het. Elsje was
heel niet boos dat haar vriendin haai
de goede partij voor den neus had
weggekaapt en Wender kreeg gelijk
Heinz kwam als verloofde uit Grunau
terug.
Onbeschaamder kerel dan dien
Peperman heb ik nog nooit gezien.
Zoo, en wat heeft hij dan ge
daan?
Verbeeld je: eergisteren, vroeg
hij mie 2000 gulden ter leen om zijn
zaak te vergrooten, en na lang zeu
ren heb ik ze hem geleend; gisteren
koopt hij er een automobiel voor en
vanochtend heeft hij me daarmee
onderstboven gereden.
VERSTROOID.
Professor (die van zijn uitgever de
drukproeven van een zijner werken
ontvangt):
Dien onzin heb ik al ergens ge
lezen.
Keukenprinses (verontwaardigd)
En hoe durft u nog vragen of ik goed
kan koken, na de zeven en dertig
getuigschriften die ik u heb laten
zien.
EEN OPTIMIST.
Voorbijganger (die door een rij
wiel overreden wordt). De hemel
zij dank dat het geen automobiel is.
Mevrouw .wier man onlangs ge
storven is. tot haar modiste). Met
de rekening van hot rouwkostuum
moet u nog even geduld hebben,
beste juffrouw! Wij zijn oo het
oogenblik nog to treurig.
KAZERNEBLOEMPJES.
Sergeant. Zeg 'i'eis, Meijer,
ik ben lid van de vereenignig tot
bescherming van dieren, maar jij
zult het nog zoover brengen, dat ik
er uit ga.
Dezelfde. Kerel, bij den parade-
marsch moet je zoo kranig stappen,
dat de tegenvoeters bij het wieLrijden
hun evenwicht verliezen.
IN DE KAZERNE.
Sergeant: Als ik „sta" comman
deer, hoef je niet aan je neus te krab
ben! Versta je! Wacht daarmee maar,
tot je weer burger beat.
12 DE DIAMANT
TWEEDE HOOFDSTUK.
Te Camber ton.
„Effpdiun/tur opes irritamenla malorum".
Die zin wilde Philip Winter maar niet. uit het hoofd, toen
hij op eien Septembermiddag in de brandende zon op een leege
paraffiniekiist zat.
De zin was hem in de gedachten gekomen te midden van al
lerlei 'Schoolherln nering enen nu hij er eenmaal was, wilde
,hij niet weg; telkens als Philip aan, iets anders poogde te den
ken, keerde hij terug en scheen het alsof hij een diepere -
•'teekenis kreeg. Destijds had hij don zin beschouwd als een
(voorbeeld van een dommen Latijnschen taalregel, nu nam hij
het karakter aan van een diepe filosofische waarheid.
Er was reden genoeg voor hem, om zich den zin te herinne
ren. Zelfs de omstandigheden waarin hij verkeerde waren or
mede in overeenstemming. Eiken ochtend stonid hij om vijf
luur op, in do doordringende, drogo kou, op dat uur eigen aan
/het klimaat van een land, dat vier vijf duizend voet boven
de oppervlakte der zee is gelegen. Om zes uur toog hij naar
zijn werk. Ware het slechts werk geweest! Immers alleen spot.
tenderwijs kon men den naam van werk geven aan de bezigheid
die mem hem had opgedragen' en die hierin bestond, dat hij
twaalf uur achtereen op een stoel of bank moest zitten, van
's morgens zes tot 's avonds zes, 's morgens vroeg in de kou,
's middags in de felle hitte, bij regen en zonneschijn, bij onweer
en storm, niets uitvoerend en met' streng verbod een boek of
een krant bij zich lo hebben, stipt acht gevende op diio ellen
dige negers als zij voorbijkwamen, en de klonten kiezelzand
omwoelden, met argusblikken hen beloerend en bewakend,
dat geen hunner, door een plotselinge beweging van hand of
voet, zich een van do diamanten zou toeëigenen, behoorend
aan den grooten mr. Magnus.
Vier pond sterling per week voor die twee-en-zeventig uur
werk, zulk werk! Twee-en-zeventig uur? Eigenlijk waren bet
er vier-en-achtig, want er lagen altijd veertien uren tusschen
zijn opstaan om vijf uur iin den morgen en den tijd dat hij,
uitgeput van vermoeienis en hunkerend om naar bed te gaan,
's avonds zijn kamer weer bereikte. En bij dit alles het be-
DEDIAMANT 9
Mevrouw Wolston kwam nader en ginig naast haar dochter
zitten. Er was een wonderlijke gelijkenis tusschen haar bei
den: dezelfde donkere oogen, dezelfde gratie van vormen, de-
zelfde uitdrukking van kracht en gezondheid, die moeder en
dochter t t een levend bewijs maakten voor de voortreffelijkheid
van het klimaat in Devonshire.
Vriendelijk Nellie's hand in de hare nemende, zeide mevrouw
Wolston:
„Er is een brief gekomen."
Nellie sloeg snel den blik op.
„Wat!"-riep zij uit, „een brief, en niet voor mij? Wanneer is
hij gekomen? Van wien? Wat staat er in?"
„Hij is een half uur geleden gekomen", antwoordde mevrouw
Wolston. „Hij is van van Phiilip, en heeft betrekking op
Ray".
Iets in den toon van haar moeders stem vervulde Nellie plot.
seling met vrees.
„Wat is het'.''' riep zij uit. „Wat is er gebeurd? Wat heeft
Ilay gedaan?"
„Ik begrijp het niet", gaf mevrouw Wolston met een lichte
trilling in haar stem ten antwoord, „en", voegde zij er op vaster
toon bij, „ik geloof het niet! Maar hier, kind, lees zelf".
't Was een lange brief, geschreven met de duidelijke, zorg
vuldige hand van Philip Winter. Hij gaf te kennen dat ei
tusschen Ray en hem een zekere verwijdering was ontstaan.
Na achttien maanden in hetzelfde pension te hebben gewoond,
waren zij om de een of andere reden, welke de schrijver niet
liegroep, van elkander gegaan; dat wil zeggen, Philip was ge
bleven waar hij was, terwijl Ray naar een hotel was getrokken
dat druk bezocht werd door employé's van de groote diaman/t-
mijnniaatschappij die over Camberton den staf voerde. Het
feit zou op zichzelf niet veel te beteekenen hebben, als er niet
twee dingen bij kwamen, die Philip ongerust maakten. Ten
eerste had Ray geheimzinnige en, naar hij vreesde, onvoorzich
tige dingen gezegd, en daarna had hij plotseling zijn ontslag
van de directie gekregen,
„Gij weet," zoo ging Philip voort, „dat niemand die in Por
ters dienst is, er ooit zeker van kan zijn, dat hij den volgenden
dag nóg in zijn dienst zal wezen. Porters geeft nooit aan
iemand eenige rekenschap van wat hij doet; hij beslist zus of
zoo, en daarmede uit; de redenen waarom hij dit of dat doet,