ALLERLEI. Haarlemmer Halletjes. O Ziehier wat in een artikel in de Illustration" gezegd wordt over het férninisme in Amerika: „Alles wat de man doet, kan en mag de Amerikaansche vrouw ook doen. Studies, sport, maatschappe lijke betrekking, alfles is voor de bei de seksen iietzelfde; nog één stapje en ook het politieke leven is voor beiden gelijk. Op vei'schilllende universitei ten is een derde d'eel der studenten van het vrouwelijk geslacht. Boven dien zijn er ze'cr veel colleges voor jonge meisjes, die ten dieeie verbon den zijn aan een academie en ten d'eelei onafhankelijk. In Philadelphia bestaat er een school waar alleen vrouwen in de medische Wetenschappen opgeleid worden. De vrouwelijke studenten zijn even goed als de mannelijke en thousiast voot de sport; alleen het footbai'l-spel wordt vervangen door het basker-ball; maar het roeien, zeilen, het golfspel, tennis en de gymnastiek won ld en door haar met ijver beoefend. Te Cambridge tellen de colleges voor vrouwen meer stu denten dan diie voor manden. Het studentenleven der vnouwen wordt tot in het belachelijke nageaapt naar dat der mannen. Zelfs de dwaasheden der 'l'aatsten trachten zij ovem te ne men. Er zijn in de Vereenigde Staten meer dan 5£ millioen vrouwen, die een salaris verdienen. Ongeveer een millioen zijn ondergeschikten in landontginningen, twee millioen zijn diieingtmerisjes, 1.500.000 wierk'en in tab/rieken of manufacturen, 500.000 in verschillende soorten van beroep, 500.000 in den handel. Er zijn 350.000 kleermaaksters, 150.000 naaisters en 90.000 modistes. Er zijn vrouwelijke timmerlui, lood gieters en huisschilders. Er zijn een groot aantal vrouwelijke verslagge vers en detectives bij de politie. Het aantal dienstm'eisjes vermin dert zonder ophouden in ween Wil van de hooge loonen, het gemak, de vrij heid enz., die deze categorie van werksters wordt aangeboden. Een. groote zorg is daarom voor i'edere huisvrouw in Amerika, wier man geen millionair is, de kwestie van de dienstboden. Meestal zijn het Ier- sche vrouwen of pas aangekomen emigranten uit Europa. De negers zijn als bedienden izeer slecht, de Chineezen daarentegen uiterst goed, maar zij zijn zeer duub. Het openbaar onderwijs telt natuur- DE lijk een groot aantal vrouwen onder haar ainbtemaiieai. Haar salaris is altijd minder groot dlan dat van den man. ofschoon men overtuigd is, dat haajr opvoedkundig taltemt minstens even groot is. Openbare zoowel als particuliere administratieve betrekkingen houden ook zeer veel vrouwen bezig. Dat is uitmuntend. Hoe meter zij zich mees ter maken van de betrekkingen, die een zittend leven vereischen, des te meer moeten de mannen zich tot meer actievte betrekkingen in de bui tenlucht bepalen. Is dat nu wenlkvoor een sterken jongen man, om achter een loketje gezeten papiertjes vol te krabbelen of om in een magazijn spelden en garen en. band te verkoo- pen; die betrekkingen komen de vrouw toe, die zelf vood haar kost moet zorgen. De plaats van den man is in de fabriek, op de veldien, in de mijnen, in het laboratorium, in één woord in het gewoel van de wereld, waar zijn kracht h'em te stade komt. Langen tijd heb ik dien leer in Frank rijk gepreekt, tot ik ze in Amerika heb zien ingevoerd. Te Utica (Indiana) werden de straten door de mannelijke bevolking niet goed onderhouden. Een comité van vrouwen werd samengesteld en de rollen werden verdeeld en na eenigen tijd werden de straten weer voor liet verkeer geschikt. In Chicago staak ten jonge telegrafisten en telegrambe stellers het werk dadelijk was er een leger meisjes klaar om hun plaat sen te vervangen en de telegrammen rond' te bezorgen. Reeds sinds 20 jaar bestaat de raad van administratie_van de Eerste Na tionale Bank van Huntingdon groo- tendeels uit vrouwen. Over het gewenschte van vrouwe lijke inmenging in de politiek zijn ook iin Amerika d'e gemoederen nog verdeeld. In Wyoming. Utak, Idaho, en. Colorado hebben de vrouwen even veel stemrecht als dia mannen. In Kansas mogen zij alleen bij gemeen telijke verkiezingen haar stem uit brengen. Tn Amei-ika is de vrouw al konlin- gin en meesteres. Als die arme man nen nu ook nog de denkbeeldige troost van hun politieke privileges moeten verliezen, wat blijft er dan van over Huishoudelijke Wenken. I. Om roode tafelkleeden hun fris- sche kleur te laten behouden, moet men wat borax in het water doen, als zij gewasischen worden en dan ze drogen 'in de schaduw. II. Doe nooit een deksel op de pan, waarin ge visch wilt koken. Daardoor wordt de visch week. De oudste boom. De oudste boom, op de wereld be kend, vindt men op het eiland Cos. Het is de plataan, waaronder Hippo crates zijne leerlingen ond.emweies. IIij telt niet rnind'er dan 2500 jaar. Zijn stam heeft eene dikte va.n 10 meter omtrek. De twee dikste takken zijn met. steenen ondersteund. On danks zijn eerbiedwaardige' oudheid krijgt deze beuitEugewone plataan elke lente nieuwe bladeren. Eon reizend tandarts uit 1793. In de .Coburger Wöchentliche An- zeiger" van 27 Januari 1798, komt een advertentie voor van den volgen den inhoud Met toestemming van de hoogere macht, beveelt, de tandarts Salomon Seligmann. uit Hildburghausen. die vele attesten van hooggeplaatste en personen ulit den minderen stand be zit. zijn diensten beleefd aan. Rijke lui helpt hij heel goedkoop en armen gratis. 1. Hij trekt vlug en heel han dig bedorven tanden en wortelen van kiezen. 2. Hij poetst en reinigt de tanden met kleine instrumenten, tot pleizier van iedereen. 3. Hij is in 't bezit van een ..arcanum" (geheim ge neesmiddel), dat alle pijnen binnen 0 dagen doet verdwijnen. 4. Hij heeft een welriekend tandpoeder, 'dat de tanden goed zuivert en den mond. frisch houdt. 5. Hij brandt holle tanden uit en vult ze, zonder pijn, met een goed houdend cement, waar door jnen ze „honderden" jaren kan gebruiken. 6. Bij hem is een tanden- tinctuur verkrijgbaar, welke 't tand- vleesch steviger doet worden. 7. Hij snijdt eksteaoogen en likdoorns en le geert in den. „Groenen Boom". Zij. die zijn hulp noodig hebben, worden verzocht zoo spoedig moge lijk hom hiervan in kennis te stellen, daar hij slechts korten tijd hier blijft, ft ij verklaart iedereen naar genoegen te zullen bedienen. Vergiften. Niet alle vergiften werken op alle individuen op dezelfde wijze. Wij weten dat het vergift der slangen den egel biet schaadt, dat een duif een hoeveelheid opium kan vex-dragen. die verschillende menschen kan doo- den, Zoo weten wij ook, dat de atropi ne, heit vergift der dolle kers, op het kind) velal minder uitwerking heeft dan op volwassen menschen en zoo weten we ook omgekeerd, dat de al cohol op het kind oen nog veel scha delijker invloed heeft dan op de vol wassenen. De schadelijke invloed van den al cohol op het kind toont zich bijzon der merkbaar daarin, dat kinderen, die vroegtijdig sterke dranken krij gen, opvallend klein blijven. Professor Demme vond onder 27 er felijk niet belaste kinderen, die in 't oogvallend klein gebleven waren. 19, bij welke vroegtijdig en regelmatig gebruik van sterke dranken aange toond was. Drie van deze kinderen, begonnen weer flink to groeien, toen de alco hol hun onttrokken werd. Al denadee len, die 't voorgezette gebruik van alcohol in groote hoeveelheden aan volwassenen veroorzaakt, kunnen bij kinderen reeds de gevolgen van kleine porties zijn. Zoo wijst dir. Bar op den dood van een vierjarig knaapje, die op het ge bruik van twee eetlepels lichte jene ver volgde. Verder iis bevonden, dat kinderen, die sterke dranken^ gebruiken, veel vaker ziek zijn dan de geheel-onthou ders. en dat de eei'sten. indien zij ziek worden, veel langer en zwaarder ziek zijn dan de laatste en vaker aan de ziekte sterven. Oudheidkenners. In Orleans woonde een houtsnijder, Caillot, die er zijn werk van maakte, antiieke meubels te imiteeren. De man was algemeen bekend en had het druk. Een zijner leerlingen bezocht eens het museum Cluny in Parijs, en was niet weinig verwondlerd, toen hij plot seling een meubelstuk zag, waarvan hij zeken- wist, dat zijn patroon de vervaardiger was. Het was een prach tige antieke koorstoel. Hij deelde 't aan Caillot mede, die eerlijk genoeg wa,s om dadelijk den conservator van het antiqufiteitenmuseum in kennis te stellen met. de vergissing. De com missie voor Schoone Kunsten, die den koop gesloten had, vergaderde, on derzocht en verklaarde dien stoel voor eclit antiek. Om zoo'n stoel te maken had nxen, volgens de commissie, gereedschap pen noodig, die nietjneer bestonden. „Pardon, zeide Calillot, ik heb ze toch heusclx en gebruik ze van 's mor gens vroeg tot 's avonds laat. Maal laat ik eens twee schroeven los ma ken en. dan zult u op een verborgen plaats ergens in het hout gesneden, mijn naam cn het jaartal vinden." Aldus geschiedde. Caillot had gelijk en de commissie stond met stomheid geslagen. Caillot had' dien stoel voor 600 francs aan een antiquiteitenhandelaar ver kocht, die hem voor 9000 francs ver kocht aan het museum Cluny. Toen de valschheid aan h!at licht kwam, nam de handelaar den stoel terug voor 9000 francs en verkocht hem drie dagen laten aan een Amerikaan voor. 11.500 francs. Neetbonw van de papagaai in vrijheid i i Europa. M. W. F. Rawsly deelt in den Zoo logist van Januari het een en ander mede over de merkwaardige en eenige waarnemingen, een papegaai betref fende. die in vrijheid een nest bouw de. op een Engelsch buitengoed. Het was een Zuid-Amerikaansche papegaai, groen van kleur met een grijze kop en borst Deze papegaai, die waarschijnlijk uit de kooi ont snapt was. werd in, Augustus 1899 op Een Zaterdagavondpraatje. In verschillende scholen is een, ken nisgeving opgehangen van Burgemees ter'en Wethouders, dat een begin ge maakt zal worden met de wederaan- plant van bloemen en gewassen, die in onzen Hout en plantsoenen lang zamerhand grootendeels waren uitge roeid en dat het streng verboden is. die uit te trekken Een publicatie, die tegelijkertijd) zacht en streng is, vrien delijk betoogend en dreigend gelastend. In de herinnering, dat or vroeger ge wassen waren, klinkt iets als een vriendelijke bê: och. denkt er eens aan, dat zulke gewassen het land schap zoo verfraaien tot ons aller ge noegen,," en in het verbod om de nieu we gewassen uit te rukken klinkt het dreigement: pas op of ik zal ]e Preiies als in sommige parken waar aaul den eenem kant de mededeeling staat. dat het park in de hoede van t publiek wordt aanbevolen en aan den anderen wordit gewezen op de straf fen die den onverlaat zullen treffen, die' bloemen steelt of planten bescha digt. In elk geval kan deze publicatie aan de jeugd geen kwaad. Al ben ik zelf vader van schoolgaande kinderen, toch kan ik wel verdragen, dat in zul ke dingen B. en W. zoo'n beetje toe ziende voogd) over mijn jongens spe len. Oqze architect over den Hout en de plantsoenen, de heer Springer, speelt immers wel de voogd over ons ouderen! Meent u van niet? Let dan eens op do talrijke hekjes, omheiningen, de vele afschuttingen met prikkeldraad, die wo tegenwoordig in onzen nieuwen plantsoenaanleg aantreffen. Sommigen hebben al beweerd^ dat. dit alles een bijzondere smaak is van den beer Springer, maar dat is niet waar. Hij zou niets liever doen, dan al die din gen weglaten, maar... belaas, dat gaat niet. Wij Haarlemmers dat wil zeg gen niet u en ik. lezer, maar andere Haarlemmers, moeten op 't stuk van eerbied voor openbare plantsoenen nog worden opgevoed. We zijn er nog lang niet knap genoeg in. Al die hekjes en afscheidingen vertegenwoordigen als 't ware den heer Springer zelf, die ons aldus op honderd plaatsen toe roept: „dit is een bloemperk, pluk ze niet dit is een grasveld, loop er niet over!" Ik kan het niet beter ver gelijken dan bij een kind, dat leert loopen en nog niet weet dat het van de kachel moet afblijven. Eerst zet de moeder er een hekje omheen, eerst als het kind eer bied heeft gekregen voor de kachel, wordt het hekje weggenomen. Vinden wij Haarlemmers dus al die hekjes en dingen van den heer Springer leelijk, dan hebben we maar één ding te doen om ze weg te krijgen en dat is: zorgen dat wij zelf niets aan de plantsoenen beschadigen en dat we anderen daar van afhouden Dan zal ook de moeder (in dit geval de heer Springer) wel gauw het hekje wegnemen. Er wa9 wol een parkvoogd in Haarlem noodig. Honderden onder ons waren vrijwel verwilderd. De Haarlemmerhout was een vrijgevoch ten boel. iets moois op 't gebied van plantengroei was al lang verdwenen, iedereen drong maar door 't kreupel hout alsof dat zoo hoorde of maakte, als hem dat zoo uitkwam een nieuw nad dwars over het mooiste grasveld heen. Dat waren niet alleen domme menschen, maar ook wel ontwikkel den. hoewel ze zooals bleek in deze richting toch dom waren. Het was eigenlijk precies alsof we met ons al len een groot huis bezaten en ieder gooide op zijn beurt er eens een ruit van stuk. Eén enkele kapotte glasruit zou weinig hinderen, maar ais ze alle maal kapot zijn is een huis onbewoon baar. En dien kant rine het uit met den Hout. Ieder onzer deed er wat kwaad aan, deze plukte een bloem of een tweede rukte een plantje uit, een derde vertrapte het gras. Als dat nóg een poosje zoo geduurd had, dan zou de ellende niet meer to overzien en niet meer te herstellen zijn geweest. Daarom zou ik tot de heer Springer willen zeggen: .Waarde voogd, oefen uw gezag vredig uit, voed ons op met hekjes en met prikkeldraad, omdat het niet anders kan. Maar zoodra, o zoodra we mondig zijn geworden, doe dan deze hekjes en amgen van ons weg. want ze zijn nuttis- maar ook leelijk". Ik zou als het kon ook wel eens een voogd willen zoeken voor twee bij zondere soorten van Haarlemmers, namelijk voor de slagersknechts en voor de melkboeren. Deze twee soorten van medemenscben houden er hoe drommel komen ze er aan de mee ning op na dat de openbare straat en kel en alleen voor hun plezier in 't le ven geroepen is.Dit nu is niet juist. De straat in Haarlem is wel allermise- rabelst slecht, maar de bedoeling is toch ook. dat voetgangers er gebruik van zullen maken Waar dit een feit is (ik heb het in 't archief nagekekem) Verdrietig, maar toch lachende, trachtten dc meisjes weer op de been te komen, en daar likt portier; hij den val was opengevlogen, zag Yeng- li'i volstrekt niet in, waarom ze het aanbrengen der noodige reparaties niet buiten konden afwachten. En toen ze juist bezig was met ver wijtingen aan het adres van haar broeder te richten, die, volgens haar, al lang een andere droischke had! moeten koopen, wilde het toeval, dat d'e rijke eigenaar der plantage, Hoe- an-loe-pa op een ezel aan kwam rij den. Zestig jaren ongeveer, maar flink en krachtig als de jongste zijner zo nen, zag hij er met zijn witten baard en glad, humoristisch gezicht vol strekt niet vreesaanjagend uit, maar Ilanli, die hem het eerst ontdiekte, slaakte een gil en wilde vluchten in haar enge droschke-kooi. De resolute Yeng-lü echter trolc haar vriendin te rug en keek den aankomenden recht in 't gezicht. Deze lachte, dat zijn lange staart er van schudde. Zij beviel hem, die kleine Yeng-lu, en terwijl hij haar heschouwd'e, kwam het hem in de gedachten, hoe dwaas het toch was, dat die zeden niet e/ens aan den schoonvader veroor loofden, zijn schoondochter zelf uit te zoeken. Net had hij door den makelaar voor zijn jongen zoon een vrouw laten zoelcen. Had hij die kleine daar maar eer gekendZij maakte den indruk, naast schoonheid en lieftalligheid ook een levend'igen geest te bezitten, en een vrouw met zulke eigenschappen zou zoo goed hebben gepast voor zijn lieven Ifoean-hei, dat groote, droome- rige kind, dat door zijn letterkundige loopbaan steeds meer aan de reeële wereld werd ontrukt. Terwijl hem dat alles door 't hoofd ging, liep hij naar den knecht, die alleen niet heel vlot met het rad klaar kon komen. Onder het helpen, nam hij de gelegenheid te baat, den naam van den eigenaar der drosclike ge waar te wordenZoo IEn DE wie waren dan wel die beide me'isjes? Toen do oude heer ook dit had ver nomen. besteeg hij zijn ezel weer en verwijderde zich met stommen groet. En kwam het door het avondrood, of was het 't vriendelijke wezen van den man Yeng-lü meende te zien, dat hij haar bij zijn heengaan nog even toelachte. De planter was natuurlijk ternau wernood uit liet gezicht verdwenen, of de meisjes bestormden den koetsier met vragen, wie hij was en waarnaar hij liad geïnformeerd. Het laatste kon de stoere paardeknecht wel zeggen, maar van liet eerste wist hij niets. En toen de meisjes weer in den hotsenden wagen zaten, vroeg Yeng-lü met een hangen zucht aan Ilanli„Wat denk jij ervan, zou hij het geweest zijn?" Deze haalde de schouders op en, haar oogen zeiden we moeten maar afwachten. Maar Yeng-lü wilde van geen geduldig wachten weten. Met elk uur zag zij haar ongeluk nader en. nader komlen. Overdag liep ze als een veroordeelde rond, het, eten smaakte haar niet en haar gracieus maar gevuld figuurtje vermagerde op bedroevende wijze, 's Nachts werd '<e door vreeselijke diroomen gekweld. Vooral éen voorstelling, die haar ook in wakenden toestand' vervolgde, keer de in den droom telkens terug. Ze zag zichzelf, niet of zonder haar speelgenoot Ilanli," haars broeders huis ontvluchten. Ze had hier vaak over gedacht, maar als ze in haar droomen de vreeselijke gevolgen, er van zag, was zij ontzet van angst. Nu viel ze buiten de poort der stad in handen van een rooverbende, dan weer werd ze door de politie opgepakt en door den mandarijn veroordeeld,, met een schild, waarop haar misdaad vermeld stond, om den hals. vóórhaar eigen huisdeur te staan. Maar toen ze daar zoo stond, bittere tranen stortend, en door de geheele buurt bespot, kwam een slanke, jonge man met vriendelijk uiterlijk, op haar af en bevrijdde haar, en hij voerde haar met zich... Waarheen?... Ja, als Yeng-lü dat nu maar had geweten! Maar zoover ging dc wijsheid van den droomgod nu toch niet. Onderwijl hadden do aanstaande schoonouders de huwelijksgeschenken al gestuurd en Yeng-lüJhad de beide scepters uit ebbenhout met de mooie uit speksteen gesneden platen,, langen tijd aandachtig hekeken. Maar toen de haartooi, blauw glanzend als een ijsvogel, werd binnen gebracht, barst te zij in tranen uit en was niet tot bedaren tc brengen. De gedachte, dat ze met een ouden man zou moeten trouwen, wilde zich, trots alle moeite, die zich Hanli gaf, niet laten verdrijven. Inderdaad had de oude Hoean-loe-pa haar broe der niet lang geleden persoonlijk op gezocht. En zoo naderde de huwelijksdag meer en meer. Alle geschenken der wereld konden Yeng-lü niet troosten. Tevergeefs ismeekte haar broeder haar zich met haar uitzet bezig te houden. Onverschillig keek ze naar de kasten en kisten, de commodes en de met zij overtrokken stoelen, en haar an ders zoo geduldige broeder werd voor 't eerst ernstig boos op zijn zuster. Toen Ilanli op den trouwdag haar vriendin kleedde, verging ze van me delijden vol vertwijfeling keek het bruidje ne/er op haar mooi gewaad, op de bonte linten, die van den gordel naar beneden hingen en wier gouden schelletjes zoo lieflijk klonken. En de paarlen. die op gouden spiralen, het bruidsmutsje sierden, sidderden mee bij Yeng-lü's smart. Je zult ziien, snikte zij, dat mijn moeder mij tot zich roept in 't graf, nog eer ik het bruidsvertrek zal heb ben betreden Hanli schudde tot eenig antwoord met het hoofd, en liet gauw nog een rauw ei in koud water loopen. En ziedaarHet geel bleef behouden, terwijl het wit vroolijke kringen in het water beschreef dusgeluk voor de jonggehuwden Daarna bracht de eeredame den langen, rood zijden sluier, en toien Yeng-lü, in dien sluier gehuld, met de oude Chineesche in de draagkoets zat, 7 scheen alles als een schouwspel haar voorbij te glijden, dat zij met droeve, onverschillige blikken volgde. De koets werd1 bij de schoonouders in de deftigste kamer gedragen. Daar hielp de moeder zelf haar bij 't uit stijgen, men waschta en blankette haar opnieuw en stak haar het blauwe isicraad in 't haar. Ia het bruidsvertrek ging het zeer plechtig toe. Overal waren bloemen gestrooid en geurige, roode waskaar sen gaven helder licht. Nu gaf de eeredame haar een beker in de hand. die, dat kon ze voelen, door een koord met, een anderen beker verbonden was. dien de bruidegom in de hand hield. Yeng-lü dronk, en nadat de be kers waren omgewisseld, dronk ze nog eens. Ze hield daarbij niet op te weenen en door den dichten rooden sluier konden haar door tranen, verduisterde oogen niet onderscheiden, Wien het lot haar tot echtgenoot had beschoren. Op eenis voelde ze het licht om zich heen wordenmet moeite sperde ze haar zwarte oogen wijd open en, of schoon 't geheel met de zeden in strijd was, gaf ze een luiden gil. Voor haar stond een jonge, slanke man. met het vriendelijke gezicht van hem, die haar in haar droom van het schild met het smadelijk opschrift had be vrijd. En toen den daarop volgenden mor gen ook haar schoon/vader haar zijn gelukwensch bracht, zag zij lachend en gelukkig in het humoristische ge zicht van den ouden Hoean-loe-pa, die haar in de wangen kneep „Wel, dochtertje, wanneer zullen we er een.s weer met de droschke op uit, hè Yeng-lü maakte met schalkschen lach een buiging en zei Zoodra mijn lieve man dat be veelt. Toen zag de oude Hoean zijn eigen vrouw aan en daarbij begon hij nog meer te lachen hij wist wel het beste, hoe het met dat „bevelen" bij den huisheer gesteld was. 40 D E D IA M A N T. dat zij niet kon oplossen. Waarom „zelfs van hen, over wie wij ons het meest bezorgd maken?" Over wien, maakte zij zich het meest bezorgd? Over Ray of over Philip? En hierover peinzend, zonder het met zichzelf eens te kunnen worden, sliep zij rustig in. inmiddels was mevrouw Clayton haar man gaan raadplegen. „Wij moeten eerst dien Weare gesproken hebben, voor wij iets verder kunnen doen," zeide hij, na aandachtig naar liet verhaal, dat zijn vrouw I 'm.'^ed, te hebben geluisterd. „Maar ik geloof, dat ik heel goed weet, wat er gebeurd is, want ik hoorde zooeven toevallig twee mannen in de veranda over den broer van je vriendin smeken." „En wat vertelden zij?" vroeg mevrouw haastig. „Het feit dat men hem ten laste legt en dat hier natuurlijk nogal vaak zal overkomen,, is dat hij in het onrechtmatig bezit van diamant is bevonden. En te oordeelen naar een paar woorden, die ik uit het gesprek van de beide mannen opving, zou het me niet verwonderen, als er schurkerij achter stak, waarvan die Wolstoni het slachtoffer is geworden. Maar liet schijnt bijna ongelooflijk." „Wat zeiden die mannen dan?" „O, ze zeiden dat hij in de val was geloopen, natuurlijk: maar dat schijnt de manier te zijn waarop hier al dergelijke gevallen aan het licht worden gebracht. Er moet echter 'nog meer achter zitten; een der mannen zei lachend: „De lui die steeman in iemands zak steken, weten ook wel waar zij ze vinden moeten." De ander lachte, en toen stonden ze op om een borrel te gaan drinken." „Maar dat is verschrikkelijk!" riep mevrouw Clayton uit. Een kwartier later bevond de heer Clayton zich in Oxford- Hotel om te trachten Edward "Weare te spreken te krijgen. Al spoedig bemerkte hij, dat de lieden van het hotel onwillig wa ren, hem van dienst te zijn;"veeleer schenen zij geneigd hem te bemoeilijken. Weare had nachtdienst, heette het, en. zou nn waarschijnlijk slapen, en het was een vaste gewoonte dat men kostgangers, die overdag hun rust moesten, nemen, niet stoorde. Dit werd met den meesten nadruk verzekerd door de jonge vrouw die Nelly tn woord had gestaan, en die, toen de lieer Clayton het voorerf kwam oprijden, in een ernstig gesprek was gewikkeld met een langen, donker uitziend en jongeman, aan den ingang van het hotel. Het bezwaar werd DE DIAMANT. 37 „Stil, kind,' 'zeide mevrouw Clayton, zich dieper over haar heenbuigend en haar liefkozend de hand op het hoofd leg gend, „blijf nu rustig bigden en maak je over niets bezorjd. Wat er ook zijn moge, we zullen ons best doen het voor je in orde te brengen." Nelly schudde flauw het hoofd. „O Ray, Ray!" fluisterde zij nauw hoorbaar. Het werktuigelijk uitspreken van dien naam gaf haar plot seling de herinnering terug aan de oorzaak van het smartelijk gevoel in haar binnenste. Zij was uit Engeland gekomen met het plan haar broeder te verrassen, in de vurige hoop, hem tot hulp en steun te kunnen zijn in het verre land waar het leven zoo moeilijk en zwaar was. Op de plaats waar zij gemeend had hem te zullen vinden was men haar met die af schuwelijke mededeeling op het lijf gevallenZou hij dood zijn? vroeg zij zich af, en had men de waarheid voor haar verborgen gehouden? Dat w"s het eerste punt waaromtrent zij zekerheid moest verkrijgen. „Je hebt hem niet gevonden?" vroeg mevrouw Clayton, toen zij zag, dat het jonge meisje geheel was bijgekomen,. Nelly schudde het hoofd', „Maar hij is toch gezond, nietwaar?" Nelly richtte zich halverwege op. „Gezond?" herhaalde zij, „ik v, ai, het niet, misschien wel; maar is het soms niet duizendmaal beter dood te zijn?" En haar oogen schitterden door haar tranen heen. „Weet u wat zij mij daar ginds vertelden?" ging zij heftig voort. „Dat Ray, mijn eigen goeie lieveling, in de (gevangenis zit in afwachting van zijn vannis! O God, 't is niet te gelooven! 't Is al te afschuwelijk! Wat zal ik doen, wat zal ik doen! En handenwringend richtte zij zich verder op in het bed. Mevrouw Clayton begreep terstond het tragische in den toe stand van het jonge meisje, en was in stilte dankbaar, dat zij Nellie had overgehaald om haar reas naar Camberton uit te stellen tot zij zelf bij de hand kon zijn om haar, zoo noodig, van dienst te wezen. De wanhopige droefheid van het jonge meisje, dat zij nog kort tevoren opgeruimd en vroolijk had gezien, ontroerde haar sterk; zij trachtte echter zichzelf mees ter ite blijven. „Kun je me iets omtrent het gebeurde meededen?" NeMy schudde opnieuw; het hoofd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 6