ALLERLEI.
Haarlemmer Halletjes.
O
Ziehier wat in een artikel in de
Illustration" gezegd wordt over het
férninisme in Amerika:
„Alles wat de man doet, kan en
mag de Amerikaansche vrouw ook
doen. Studies, sport, maatschappe
lijke betrekking, alfles is voor de bei
de seksen iietzelfde; nog één stapje en
ook het politieke leven is voor beiden
gelijk. Op vei'schilllende universitei
ten is een derde d'eel der studenten
van het vrouwelijk geslacht. Boven
dien zijn er ze'cr veel colleges voor
jonge meisjes, die ten dieeie verbon
den zijn aan een academie en ten
d'eelei onafhankelijk.
In Philadelphia bestaat er een
school waar alleen vrouwen in de
medische Wetenschappen opgeleid
worden. De vrouwelijke studenten
zijn even goed als de mannelijke en
thousiast voot de sport; alleen het
footbai'l-spel wordt vervangen door
het basker-ball; maar het roeien,
zeilen, het golfspel, tennis en de
gymnastiek won ld en door haar met
ijver beoefend. Te Cambridge tellen
de colleges voor vrouwen meer stu
denten dan diie voor manden. Het
studentenleven der vnouwen wordt tot
in het belachelijke nageaapt naar dat
der mannen. Zelfs de dwaasheden
der 'l'aatsten trachten zij ovem te ne
men.
Er zijn in de Vereenigde Staten
meer dan 5£ millioen vrouwen, die
een salaris verdienen. Ongeveer een
millioen zijn ondergeschikten in
landontginningen, twee millioen zijn
diieingtmerisjes, 1.500.000 wierk'en in
tab/rieken of manufacturen, 500.000
in verschillende soorten van beroep,
500.000 in den handel.
Er zijn 350.000 kleermaaksters,
150.000 naaisters en 90.000 modistes.
Er zijn vrouwelijke timmerlui, lood
gieters en huisschilders. Er zijn een
groot aantal vrouwelijke verslagge
vers en detectives bij de politie.
Het aantal dienstm'eisjes vermin
dert zonder ophouden in ween Wil van
de hooge loonen, het gemak, de vrij
heid enz., die deze categorie van
werksters wordt aangeboden. Een.
groote zorg is daarom voor i'edere
huisvrouw in Amerika, wier man
geen millionair is, de kwestie van
de dienstboden. Meestal zijn het Ier-
sche vrouwen of pas aangekomen
emigranten uit Europa. De negers
zijn als bedienden izeer slecht, de
Chineezen daarentegen uiterst goed,
maar zij zijn zeer duub.
Het openbaar onderwijs telt natuur-
DE
lijk een groot aantal vrouwen onder
haar ainbtemaiieai. Haar salaris is
altijd minder groot dlan dat van den
man. ofschoon men overtuigd is, dat
haajr opvoedkundig taltemt minstens
even groot is.
Openbare zoowel als particuliere
administratieve betrekkingen houden
ook zeer veel vrouwen bezig. Dat is
uitmuntend. Hoe meter zij zich mees
ter maken van de betrekkingen, die
een zittend leven vereischen, des te
meer moeten de mannen zich tot
meer actievte betrekkingen in de bui
tenlucht bepalen. Is dat nu wenlkvoor
een sterken jongen man, om achter
een loketje gezeten papiertjes vol te
krabbelen of om in een magazijn
spelden en garen en. band te verkoo-
pen; die betrekkingen komen de
vrouw toe, die zelf vood haar kost
moet zorgen. De plaats van den man
is in de fabriek, op de veldien, in de
mijnen, in het laboratorium, in één
woord in het gewoel van de wereld,
waar zijn kracht h'em te stade komt.
Langen tijd heb ik dien leer in Frank
rijk gepreekt, tot ik ze in Amerika
heb zien ingevoerd.
Te Utica (Indiana) werden de straten
door de mannelijke bevolking niet
goed onderhouden. Een comité van
vrouwen werd samengesteld en de
rollen werden verdeeld en na eenigen
tijd werden de straten weer voor liet
verkeer geschikt. In Chicago staak
ten jonge telegrafisten en telegrambe
stellers het werk dadelijk was er
een leger meisjes klaar om hun plaat
sen te vervangen en de telegrammen
rond' te bezorgen.
Reeds sinds 20 jaar bestaat de raad
van administratie_van de Eerste Na
tionale Bank van Huntingdon groo-
tendeels uit vrouwen.
Over het gewenschte van vrouwe
lijke inmenging in de politiek zijn
ook iin Amerika d'e gemoederen nog
verdeeld. In Wyoming. Utak, Idaho,
en. Colorado hebben de vrouwen even
veel stemrecht als dia mannen. In
Kansas mogen zij alleen bij gemeen
telijke verkiezingen haar stem uit
brengen.
Tn Amei-ika is de vrouw al konlin-
gin en meesteres. Als die arme man
nen nu ook nog de denkbeeldige troost
van hun politieke privileges moeten
verliezen, wat blijft er dan van over
Huishoudelijke Wenken.
I. Om roode tafelkleeden hun fris-
sche kleur te laten behouden, moet
men wat borax in het water doen, als
zij gewasischen worden en dan ze
drogen 'in de schaduw.
II. Doe nooit een deksel op de pan,
waarin ge visch wilt koken. Daardoor
wordt de visch week.
De oudste boom.
De oudste boom, op de wereld be
kend, vindt men op het eiland Cos.
Het is de plataan, waaronder Hippo
crates zijne leerlingen ond.emweies.
IIij telt niet rnind'er dan 2500 jaar.
Zijn stam heeft eene dikte va.n 10
meter omtrek. De twee dikste takken
zijn met. steenen ondersteund. On
danks zijn eerbiedwaardige' oudheid
krijgt deze beuitEugewone plataan
elke lente nieuwe bladeren.
Eon reizend tandarts uit 1793.
In de .Coburger Wöchentliche An-
zeiger" van 27 Januari 1798, komt
een advertentie voor van den volgen
den inhoud
Met toestemming van de hoogere
macht, beveelt, de tandarts Salomon
Seligmann. uit Hildburghausen. die
vele attesten van hooggeplaatste en
personen ulit den minderen stand be
zit. zijn diensten beleefd aan. Rijke
lui helpt hij heel goedkoop en armen
gratis. 1. Hij trekt vlug en heel han
dig bedorven tanden en wortelen van
kiezen. 2. Hij poetst en reinigt de
tanden met kleine instrumenten, tot
pleizier van iedereen. 3. Hij is in 't
bezit van een ..arcanum" (geheim ge
neesmiddel), dat alle pijnen binnen 0
dagen doet verdwijnen. 4. Hij heeft
een welriekend tandpoeder, 'dat de
tanden goed zuivert en den mond.
frisch houdt. 5. Hij brandt holle
tanden uit en vult ze, zonder pijn,
met een goed houdend cement, waar
door jnen ze „honderden" jaren kan
gebruiken. 6. Bij hem is een tanden-
tinctuur verkrijgbaar, welke 't tand-
vleesch steviger doet worden. 7. Hij
snijdt eksteaoogen en likdoorns en le
geert in den. „Groenen Boom".
Zij. die zijn hulp noodig hebben,
worden verzocht zoo spoedig moge
lijk hom hiervan in kennis te stellen,
daar hij slechts korten tijd hier blijft,
ft ij verklaart iedereen naar genoegen
te zullen bedienen.
Vergiften.
Niet alle vergiften werken op alle
individuen op dezelfde wijze. Wij
weten dat het vergift der slangen den
egel biet schaadt, dat een duif een
hoeveelheid opium kan vex-dragen.
die verschillende menschen kan doo-
den,
Zoo weten wij ook, dat de atropi
ne, heit vergift der dolle kers, op het
kind) velal minder uitwerking heeft
dan op volwassen menschen en zoo
weten we ook omgekeerd, dat de al
cohol op het kind oen nog veel scha
delijker invloed heeft dan op de vol
wassenen.
De schadelijke invloed van den al
cohol op het kind toont zich bijzon
der merkbaar daarin, dat kinderen,
die vroegtijdig sterke dranken krij
gen, opvallend klein blijven.
Professor Demme vond onder 27 er
felijk niet belaste kinderen, die in 't
oogvallend klein gebleven waren. 19,
bij welke vroegtijdig en regelmatig
gebruik van sterke dranken aange
toond was.
Drie van deze kinderen, begonnen
weer flink to groeien, toen de alco
hol hun onttrokken werd. Al denadee
len, die 't voorgezette gebruik van
alcohol in groote hoeveelheden aan
volwassenen veroorzaakt, kunnen bij
kinderen reeds de gevolgen van kleine
porties zijn.
Zoo wijst dir. Bar op den dood van
een vierjarig knaapje, die op het ge
bruik van twee eetlepels lichte jene
ver volgde.
Verder iis bevonden, dat kinderen,
die sterke dranken^ gebruiken, veel
vaker ziek zijn dan de geheel-onthou
ders. en dat de eei'sten. indien zij ziek
worden, veel langer en zwaarder ziek
zijn dan de laatste en vaker aan de
ziekte sterven.
Oudheidkenners.
In Orleans woonde een houtsnijder,
Caillot, die er zijn werk van maakte,
antiieke meubels te imiteeren.
De man was algemeen bekend en
had het druk.
Een zijner leerlingen bezocht eens
het museum Cluny in Parijs, en was
niet weinig verwondlerd, toen hij plot
seling een meubelstuk zag, waarvan
hij zeken- wist, dat zijn patroon de
vervaardiger was. Het was een prach
tige antieke koorstoel. Hij deelde 't
aan Caillot mede, die eerlijk genoeg
wa,s om dadelijk den conservator van
het antiqufiteitenmuseum in kennis te
stellen met. de vergissing. De com
missie voor Schoone Kunsten, die den
koop gesloten had, vergaderde, on
derzocht en verklaarde dien stoel
voor eclit antiek.
Om zoo'n stoel te maken had nxen,
volgens de commissie, gereedschap
pen noodig, die nietjneer bestonden.
„Pardon, zeide Calillot, ik heb ze
toch heusclx en gebruik ze van 's mor
gens vroeg tot 's avonds laat. Maal
laat ik eens twee schroeven los ma
ken en. dan zult u op een verborgen
plaats ergens in het hout gesneden,
mijn naam cn het jaartal vinden."
Aldus geschiedde. Caillot had gelijk
en de commissie stond met stomheid
geslagen.
Caillot had' dien stoel voor 600 francs
aan een antiquiteitenhandelaar ver
kocht, die hem voor 9000 francs ver
kocht aan het museum Cluny. Toen
de valschheid aan h!at licht kwam,
nam de handelaar den stoel terug
voor 9000 francs en verkocht hem drie
dagen laten aan een Amerikaan
voor. 11.500 francs.
Neetbonw van de papagaai in
vrijheid i i Europa.
M. W. F. Rawsly deelt in den Zoo
logist van Januari het een en ander
mede over de merkwaardige en eenige
waarnemingen, een papegaai betref
fende. die in vrijheid een nest bouw
de. op een Engelsch buitengoed.
Het was een Zuid-Amerikaansche
papegaai, groen van kleur met een
grijze kop en borst Deze papegaai,
die waarschijnlijk uit de kooi ont
snapt was. werd in, Augustus 1899 op
Een Zaterdagavondpraatje.
In verschillende scholen is een, ken
nisgeving opgehangen van Burgemees
ter'en Wethouders, dat een begin ge
maakt zal worden met de wederaan-
plant van bloemen en gewassen, die
in onzen Hout en plantsoenen lang
zamerhand grootendeels waren uitge
roeid en dat het streng verboden is.
die uit te trekken Een publicatie, die
tegelijkertijd) zacht en streng is, vrien
delijk betoogend en dreigend gelastend.
In de herinnering, dat or vroeger ge
wassen waren, klinkt iets als een
vriendelijke bê: och. denkt er eens
aan, dat zulke gewassen het land
schap zoo verfraaien tot ons aller ge
noegen,," en in het verbod om de nieu
we gewassen uit te rukken klinkt het
dreigement: pas op of ik zal ]e
Preiies als in sommige parken waar
aaul den eenem kant de mededeeling
staat. dat het park in de hoede van t
publiek wordt aanbevolen en aan den
anderen wordit gewezen op de straf
fen die den onverlaat zullen treffen,
die' bloemen steelt of planten bescha
digt.
In elk geval kan deze publicatie aan
de jeugd geen kwaad. Al ben ik zelf
vader van schoolgaande kinderen,
toch kan ik wel verdragen, dat in zul
ke dingen B. en W. zoo'n beetje toe
ziende voogd) over mijn jongens spe
len. Oqze architect over den Hout en
de plantsoenen, de heer Springer,
speelt immers wel de voogd over ons
ouderen!
Meent u van niet? Let dan eens op do
talrijke hekjes, omheiningen, de vele
afschuttingen met prikkeldraad, die
wo tegenwoordig in onzen nieuwen
plantsoenaanleg aantreffen. Sommigen
hebben al beweerd^ dat. dit alles een
bijzondere smaak is van den beer
Springer, maar dat is niet waar. Hij
zou niets liever doen, dan al die din
gen weglaten, maar... belaas, dat gaat
niet. Wij Haarlemmers dat wil zeg
gen niet u en ik. lezer, maar andere
Haarlemmers, moeten op 't stuk van
eerbied voor openbare plantsoenen
nog worden opgevoed. We zijn er nog
lang niet knap genoeg in. Al die hekjes
en afscheidingen vertegenwoordigen
als 't ware den heer Springer zelf, die
ons aldus op honderd plaatsen toe
roept: „dit is een bloemperk, pluk ze
niet dit is een grasveld, loop er
niet over!" Ik kan het niet beter ver
gelijken dan bij een kind, dat leert
loopen en nog niet weet dat het
van de kachel moet afblijven.
Eerst zet de moeder er een
hekje omheen, eerst als het kind eer
bied heeft gekregen voor de kachel,
wordt het hekje weggenomen. Vinden
wij Haarlemmers dus al die hekjes en
dingen van den heer Springer leelijk,
dan hebben we maar één ding te doen
om ze weg te krijgen en dat is: zorgen
dat wij zelf niets aan de plantsoenen
beschadigen en dat we anderen daar
van afhouden Dan zal ook de moeder
(in dit geval de heer Springer) wel
gauw het hekje wegnemen.
Er wa9 wol een parkvoogd in
Haarlem noodig. Honderden onder
ons waren vrijwel verwilderd. De
Haarlemmerhout was een vrijgevoch
ten boel. iets moois op 't gebied van
plantengroei was al lang verdwenen,
iedereen drong maar door 't kreupel
hout alsof dat zoo hoorde of maakte,
als hem dat zoo uitkwam een nieuw
nad dwars over het mooiste grasveld
heen. Dat waren niet alleen domme
menschen, maar ook wel ontwikkel
den. hoewel ze zooals bleek in deze
richting toch dom waren. Het was
eigenlijk precies alsof we met ons al
len een groot huis bezaten en ieder
gooide op zijn beurt er eens een ruit
van stuk. Eén enkele kapotte glasruit
zou weinig hinderen, maar ais ze alle
maal kapot zijn is een huis onbewoon
baar. En dien kant rine het uit met
den Hout. Ieder onzer deed er wat
kwaad aan, deze plukte een bloem of
een tweede rukte een plantje uit, een
derde vertrapte het gras. Als dat nóg
een poosje zoo geduurd had, dan zou
de ellende niet meer to overzien en
niet meer te herstellen zijn geweest.
Daarom zou ik tot de heer Springer
willen zeggen: .Waarde voogd, oefen
uw gezag vredig uit, voed ons op met
hekjes en met prikkeldraad, omdat
het niet anders kan. Maar zoodra, o
zoodra we mondig zijn geworden, doe
dan deze hekjes en amgen van ons
weg. want ze zijn nuttis- maar ook
leelijk".
Ik zou als het kon ook wel eens
een voogd willen zoeken voor twee bij
zondere soorten van Haarlemmers,
namelijk voor de slagersknechts en
voor de melkboeren. Deze twee soorten
van medemenscben houden er hoe
drommel komen ze er aan de mee
ning op na dat de openbare straat en
kel en alleen voor hun plezier in 't le
ven geroepen is.Dit nu is niet juist.
De straat in Haarlem is wel allermise-
rabelst slecht, maar de bedoeling is
toch ook. dat voetgangers er gebruik
van zullen maken Waar dit een feit
is (ik heb het in 't archief nagekekem)
Verdrietig, maar toch lachende,
trachtten dc meisjes weer op de been
te komen, en daar likt portier; hij
den val was opengevlogen, zag Yeng-
li'i volstrekt niet in, waarom ze het
aanbrengen der noodige reparaties
niet buiten konden afwachten.
En toen ze juist bezig was met ver
wijtingen aan het adres van haar
broeder te richten, die, volgens haar,
al lang een andere droischke had!
moeten koopen, wilde het toeval, dat
d'e rijke eigenaar der plantage, Hoe-
an-loe-pa op een ezel aan kwam rij
den.
Zestig jaren ongeveer, maar flink
en krachtig als de jongste zijner zo
nen, zag hij er met zijn witten baard
en glad, humoristisch gezicht vol
strekt niet vreesaanjagend uit, maar
Ilanli, die hem het eerst ontdiekte,
slaakte een gil en wilde vluchten in
haar enge droschke-kooi. De resolute
Yeng-lü echter trolc haar vriendin te
rug en keek den aankomenden recht
in 't gezicht. Deze lachte, dat zijn
lange staart er van schudde.
Zij beviel hem, die kleine Yeng-lu,
en terwijl hij haar heschouwd'e,
kwam het hem in de gedachten, hoe
dwaas het toch was, dat die zeden niet
e/ens aan den schoonvader veroor
loofden, zijn schoondochter zelf uit
te zoeken. Net had hij door den
makelaar voor zijn jongen zoon een
vrouw laten zoelcen.
Had hij die kleine daar maar eer
gekendZij maakte den indruk,
naast schoonheid en lieftalligheid ook
een levend'igen geest te bezitten, en
een vrouw met zulke eigenschappen
zou zoo goed hebben gepast voor zijn
lieven Ifoean-hei, dat groote, droome-
rige kind, dat door zijn letterkundige
loopbaan steeds meer aan de reeële
wereld werd ontrukt.
Terwijl hem dat alles door 't hoofd
ging, liep hij naar den knecht, die
alleen niet heel vlot met het rad klaar
kon komen. Onder het helpen, nam
hij de gelegenheid te baat, den naam
van den eigenaar der drosclike ge
waar te wordenZoo IEn
DE
wie waren dan wel die beide me'isjes?
Toen do oude heer ook dit had ver
nomen. besteeg hij zijn ezel weer en
verwijderde zich met stommen groet.
En kwam het door het avondrood, of
was het 't vriendelijke wezen van den
man Yeng-lü meende te zien, dat
hij haar bij zijn heengaan nog even
toelachte.
De planter was natuurlijk ternau
wernood uit liet gezicht verdwenen, of
de meisjes bestormden den koetsier
met vragen, wie hij was en waarnaar
hij liad geïnformeerd. Het laatste kon
de stoere paardeknecht wel zeggen,
maar van liet eerste wist hij niets. En
toen de meisjes weer in den hotsenden
wagen zaten, vroeg Yeng-lü met een
hangen zucht aan Ilanli„Wat denk
jij ervan, zou hij het geweest zijn?"
Deze haalde de schouders op en,
haar oogen zeiden we moeten maar
afwachten. Maar Yeng-lü wilde van
geen geduldig wachten weten.
Met elk uur zag zij haar ongeluk
nader en. nader komlen. Overdag liep
ze als een veroordeelde rond, het, eten
smaakte haar niet en haar gracieus
maar gevuld figuurtje vermagerde op
bedroevende wijze, 's Nachts werd '<e
door vreeselijke diroomen gekweld.
Vooral éen voorstelling, die haar ook
in wakenden toestand' vervolgde, keer
de in den droom telkens terug. Ze
zag zichzelf, niet of zonder haar
speelgenoot Ilanli," haars broeders
huis ontvluchten. Ze had hier vaak
over gedacht, maar als ze in haar
droomen de vreeselijke gevolgen, er
van zag, was zij ontzet van angst.
Nu viel ze buiten de poort der stad
in handen van een rooverbende, dan
weer werd ze door de politie opgepakt
en door den mandarijn veroordeeld,,
met een schild, waarop haar misdaad
vermeld stond, om den hals. vóórhaar
eigen huisdeur te staan. Maar toen
ze daar zoo stond, bittere tranen
stortend, en door de geheele buurt
bespot, kwam een slanke, jonge man
met vriendelijk uiterlijk, op haar af
en bevrijdde haar, en hij voerde haar
met zich... Waarheen?... Ja, als
Yeng-lü dat nu maar had geweten!
Maar zoover ging dc wijsheid van den
droomgod nu toch niet.
Onderwijl hadden do aanstaande
schoonouders de huwelijksgeschenken
al gestuurd en Yeng-lüJhad de beide
scepters uit ebbenhout met de mooie
uit speksteen gesneden platen,, langen
tijd aandachtig hekeken. Maar toen
de haartooi, blauw glanzend als een
ijsvogel, werd binnen gebracht, barst
te zij in tranen uit en was niet tot
bedaren tc brengen.
De gedachte, dat ze met een ouden
man zou moeten trouwen, wilde zich,
trots alle moeite, die zich Hanli gaf,
niet laten verdrijven. Inderdaad
had de oude Hoean-loe-pa haar broe
der niet lang geleden persoonlijk op
gezocht.
En zoo naderde de huwelijksdag
meer en meer. Alle geschenken der
wereld konden Yeng-lü niet troosten.
Tevergeefs ismeekte haar broeder haar
zich met haar uitzet bezig te houden.
Onverschillig keek ze naar de kasten
en kisten, de commodes en de met
zij overtrokken stoelen, en haar an
ders zoo geduldige broeder werd voor
't eerst ernstig boos op zijn zuster.
Toen Ilanli op den trouwdag haar
vriendin kleedde, verging ze van me
delijden vol vertwijfeling keek het
bruidje ne/er op haar mooi gewaad, op
de bonte linten, die van den gordel
naar beneden hingen en wier gouden
schelletjes zoo lieflijk klonken. En de
paarlen. die op gouden spiralen, het
bruidsmutsje sierden, sidderden mee
bij Yeng-lü's smart.
Je zult ziien, snikte zij, dat mijn
moeder mij tot zich roept in 't graf,
nog eer ik het bruidsvertrek zal heb
ben betreden
Hanli schudde tot eenig antwoord
met het hoofd, en liet gauw nog een
rauw ei in koud water loopen. En
ziedaarHet geel bleef behouden,
terwijl het wit vroolijke kringen in
het water beschreef dusgeluk
voor de jonggehuwden
Daarna bracht de eeredame den
langen, rood zijden sluier, en toien
Yeng-lü, in dien sluier gehuld, met de
oude Chineesche in de draagkoets zat,
7
scheen alles als een schouwspel haar
voorbij te glijden, dat zij met droeve,
onverschillige blikken volgde.
De koets werd1 bij de schoonouders
in de deftigste kamer gedragen. Daar
hielp de moeder zelf haar bij 't uit
stijgen, men waschta en blankette
haar opnieuw en stak haar het blauwe
isicraad in 't haar.
Ia het bruidsvertrek ging het zeer
plechtig toe. Overal waren bloemen
gestrooid en geurige, roode waskaar
sen gaven helder licht. Nu gaf de
eeredame haar een beker in de hand.
die, dat kon ze voelen, door een koord
met, een anderen beker verbonden
was. dien de bruidegom in de hand
hield. Yeng-lü dronk, en nadat de be
kers waren omgewisseld, dronk ze
nog eens.
Ze hield daarbij niet op te weenen
en door den dichten rooden sluier
konden haar door tranen, verduisterde
oogen niet onderscheiden, Wien het
lot haar tot echtgenoot had beschoren.
Op eenis voelde ze het licht om zich
heen wordenmet moeite sperde ze
haar zwarte oogen wijd open en, of
schoon 't geheel met de zeden in strijd
was, gaf ze een luiden gil. Voor haar
stond een jonge, slanke man. met het
vriendelijke gezicht van hem, die
haar in haar droom van het schild
met het smadelijk opschrift had be
vrijd.
En toen den daarop volgenden mor
gen ook haar schoon/vader haar zijn
gelukwensch bracht, zag zij lachend
en gelukkig in het humoristische ge
zicht van den ouden Hoean-loe-pa,
die haar in de wangen kneep
„Wel, dochtertje, wanneer zullen
we er een.s weer met de droschke op
uit, hè
Yeng-lü maakte met schalkschen
lach een buiging en zei
Zoodra mijn lieve man dat be
veelt.
Toen zag de oude Hoean zijn eigen
vrouw aan en daarbij begon hij nog
meer te lachen hij wist wel het beste,
hoe het met dat „bevelen" bij den
huisheer gesteld was.
40 D E D IA M A N T.
dat zij niet kon oplossen. Waarom „zelfs van hen, over wie
wij ons het meest bezorgd maken?" Over wien, maakte zij zich
het meest bezorgd? Over Ray of over Philip? En hierover
peinzend, zonder het met zichzelf eens te kunnen worden,
sliep zij rustig in.
inmiddels was mevrouw Clayton haar man gaan raadplegen.
„Wij moeten eerst dien Weare gesproken hebben, voor wij
iets verder kunnen doen," zeide hij, na aandachtig naar liet
verhaal, dat zijn vrouw I 'm.'^ed, te hebben geluisterd. „Maar
ik geloof, dat ik heel goed weet, wat er gebeurd is, want ik
hoorde zooeven toevallig twee mannen in de veranda over
den broer van je vriendin smeken."
„En wat vertelden zij?" vroeg mevrouw haastig.
„Het feit dat men hem ten laste legt en dat hier natuurlijk
nogal vaak zal overkomen,, is dat hij in het onrechtmatig bezit
van diamant is bevonden. En te oordeelen naar een paar
woorden, die ik uit het gesprek van de beide mannen opving,
zou het me niet verwonderen, als er schurkerij achter stak,
waarvan die Wolstoni het slachtoffer is geworden. Maar liet
schijnt bijna ongelooflijk."
„Wat zeiden die mannen dan?"
„O, ze zeiden dat hij in de val was geloopen, natuurlijk:
maar dat schijnt de manier te zijn waarop hier al dergelijke
gevallen aan het licht worden gebracht. Er moet echter 'nog
meer achter zitten; een der mannen zei lachend: „De lui die
steeman in iemands zak steken, weten ook wel waar zij ze
vinden moeten." De ander lachte, en toen stonden ze op om
een borrel te gaan drinken."
„Maar dat is verschrikkelijk!" riep mevrouw Clayton uit.
Een kwartier later bevond de heer Clayton zich in Oxford-
Hotel om te trachten Edward "Weare te spreken te krijgen. Al
spoedig bemerkte hij, dat de lieden van het hotel onwillig wa
ren, hem van dienst te zijn;"veeleer schenen zij geneigd hem
te bemoeilijken. Weare had nachtdienst, heette het, en. zou
nn waarschijnlijk slapen, en het was een vaste gewoonte dat
men kostgangers, die overdag hun rust moesten, nemen, niet
stoorde. Dit werd met den meesten nadruk verzekerd door
de jonge vrouw die Nelly tn woord had gestaan, en die, toen
de lieer Clayton het voorerf kwam oprijden, in een ernstig
gesprek was gewikkeld met een langen, donker uitziend en
jongeman, aan den ingang van het hotel. Het bezwaar werd
DE DIAMANT. 37
„Stil, kind,' 'zeide mevrouw Clayton, zich dieper over haar
heenbuigend en haar liefkozend de hand op het hoofd leg
gend, „blijf nu rustig bigden en maak je over niets bezorjd.
Wat er ook zijn moge, we zullen ons best doen het voor je in
orde te brengen."
Nelly schudde flauw het hoofd.
„O Ray, Ray!" fluisterde zij nauw hoorbaar.
Het werktuigelijk uitspreken van dien naam gaf haar plot
seling de herinnering terug aan de oorzaak van het smartelijk
gevoel in haar binnenste. Zij was uit Engeland gekomen
met het plan haar broeder te verrassen, in de vurige hoop,
hem tot hulp en steun te kunnen zijn in het verre land waar
het leven zoo moeilijk en zwaar was. Op de plaats waar zij
gemeend had hem te zullen vinden was men haar met die af
schuwelijke mededeeling op het lijf gevallenZou hij dood
zijn? vroeg zij zich af, en had men de waarheid voor haar
verborgen gehouden? Dat w"s het eerste punt waaromtrent zij
zekerheid moest verkrijgen.
„Je hebt hem niet gevonden?" vroeg mevrouw Clayton, toen
zij zag, dat het jonge meisje geheel was bijgekomen,.
Nelly schudde het hoofd',
„Maar hij is toch gezond, nietwaar?"
Nelly richtte zich halverwege op.
„Gezond?" herhaalde zij, „ik v, ai, het niet, misschien wel;
maar is het soms niet duizendmaal beter dood te zijn?"
En haar oogen schitterden door haar tranen heen.
„Weet u wat zij mij daar ginds vertelden?" ging zij heftig
voort. „Dat Ray, mijn eigen goeie lieveling, in de (gevangenis
zit in afwachting van zijn vannis! O God, 't is niet te gelooven!
't Is al te afschuwelijk! Wat zal ik doen, wat zal ik doen!
En handenwringend richtte zij zich verder op in het bed.
Mevrouw Clayton begreep terstond het tragische in den toe
stand van het jonge meisje, en was in stilte dankbaar, dat zij
Nellie had overgehaald om haar reas naar Camberton uit te
stellen tot zij zelf bij de hand kon zijn om haar, zoo noodig,
van dienst te wezen. De wanhopige droefheid van het jonge
meisje, dat zij nog kort tevoren opgeruimd en vroolijk had
gezien, ontroerde haar sterk; zij trachtte echter zichzelf mees
ter ite blijven.
„Kun je me iets omtrent het gebeurde meededen?"
NeMy schudde opnieuw; het hoofd.